Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 jul 2021
In deze brief informeren wij u over de voortgang van de kwaliteitsverbetering van het onderwijs in Caribisch Nederland. Bij de aanbieding van de Tweede Onderwijsagenda voor Caribisch Nederland «Samen werken aan de volgende stap»1 (hierna: onderwijsagenda) voor de periode 2017–2020 is toegezegd u jaarlijks te informeren over de voortgang. Met deze brief geven wij gevolg aan deze toezegging. De onderwijsagenda voor Caribisch Nederland is geëvalueerd. In deze brief gaan wij in op de bevindingen en ook op het vervolg. Tevens informeren wij u over de uitkomsten van de evaluatie van de Wet studiefinanciering BES (WSF BES) en berichten wij u over de ontwikkelingen die gaande zijn met betrekking tot cultuur en media in Caribisch Nederland en de samenwerking op de terreinen onderwijs, cultuur en wetenschap in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Vooraf
De afgelopen jaren is door de besturen, directeuren en leraren van de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland hard gewerkt aan de verdere verbeteringen van de kwaliteit van het onderwijs conform de afspraken die in de onderwijsagenda zijn gemaakt, blijkt uit de evaluatie. De conclusie is dat er belangrijke stappen zijn gezet en de nodige vooruitgang is geboekt. Alle onderwijsinstellingen hebben in 2019 de basiskwaliteit bereikt, al is sindsdien één school weer onder dat niveau gezakt. Gezien de omstandigheden van Caribisch Nederland is dit een prestatie van formaat. Ook is op Saba en Sint Eustatius door de vo-scholen gewerkt aan een omslag van het Nederlandse stelsel naar dat van de Caribbean Examinations Council (CXC) en die omslag is nu volledig gerealiseerd. Dat is voor de scholen een forse operatie geweest. Tegelijkertijd moet er ook nog veel gebeuren. De kwaliteit van het onderwijs is weliswaar de afgelopen jaren verbeterd, maar blijft bij sommige scholen kwetsbaar. Ook de coronapandemie heeft invloed op het onderwijs op de eilanden. Scholen hebben een aantal keren moeten sluiten. Op dit moment hebben we een minder actueel zicht op de ontwikkelingen en nog geen zicht op de eventuele leerachterstanden door Corona. De opgelopen leervertragingen zullen aangepakt moeten en kunnen worden. Ook in Caribisch Nederland zullen de scholen gebruik kunnen maken van het Nationaal Programma Onderwijs. Wij zullen de scholen en andere bij het onderwijs betrokken instellingen in Caribisch Nederland ook de komende jaren blijven ondersteunen, zodat het onderwijs verder kan worden verbeterd. We zullen daartoe afspraken maken met alle betrokken partijen, waarbij de maatregelen uit het Nationaal Programma Onderwijs en andere maatregelen ter verdere ontwikkeling van het onderwijs zoveel mogelijk worden geïntegreerd.
Bezoek Minister Slob aan Caribisch Nederland
In januari 2020, voordat de coronapandemie uitbrak, heeft Minister Slob een bezoek gebracht aan de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Hij heeft verschillende onderwijsinstellingen, een kinderopvanginstelling en een bibliotheek bezocht en met schoolbesturen en gedeputeerden van onderwijs gesproken. In de klassen heeft hij met de leerlingen en studenten gesproken over hoe zij het op school hebben, hoe het studenten vergaat op hun stageplek en tegen welke problemen zij aanlopen. Ook zijn onderwijszorg, taal en onderwijshuisvesting aan de orde geweest. Hij heeft het enthousiasme en de inzet van allen die bij het onderwijs betrokken zijn kunnen zien.
Invloed corona op het onderwijs in Caribisch Nederland
Vervolgens heeft in maart 2020 het coronavirus ook haar intrede gedaan op de eilanden. Sinds die tijd hebben de scholen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, net als in Europees Nederland, te maken met de gevolgen van het virus. Op alle eilanden zijn de scholen door de lokale autoriteiten in de eerste periode een aantal weken gesloten geweest.
De scholen op Sint Eustatius zijn vanwege een toename in besmettingen in september en oktober 2020 opnieuw een aantal weken dicht geweest en recent van 18 maart tot 12 april 2021 hebben op Bonaire de scholen vanwege een lockdown hun deuren weer moeten sluiten. De scholen hebben zo goed als mogelijk geprobeerd om tijdens de schoolsluitingen door te gaan met het geven van onderwijs door middel van afstandsonderwijs aan de leerlingen. Na een beginperiode waarin overwegend met «papieren» huiswerkpakketten werd gewerkt, hebben de meeste scholen sterk ingezet op het leren werken met digitale programma’s en tools voor het lesgeven op afstand. Dit is zonder meer een bijzondere prestatie te noemen van de scholen, vooral gegeven de zeer korte tijd waarin de leraren en de schoolleidingen zich de benodigde digitale kennis eigen moesten maken. In onze brief van vorig jaar hebben wij u reeds gemeld dat de scholen via coöperatie SIVON door OCW zijn ondersteund met ruim 1000 apparaten voor hybride- en afstandsonderwijs2. De scholen hebben dit jaar nog eens 400 apparaten aangevraagd. Deze laptops en tablets leveren op de scholen een bijdrage aan het digitale onderwijs op afstand.
Maatregelen i.v.m. corona in Caribisch Nederland
De scholen in Caribisch Nederland zijn meegenomen in de verschillende maatregelen die voor het onderwijs in Europees Nederland gelden. Zo hebben zij bijvoorbeeld financiële middelen kunnen aanvragen voor de regelingen inhaal- en ondersteuningsprogramma’s, extra hulp in de klas en nazorg en begeleiding van jongeren uit het middelbaar beroepsonderwijs. Ook worden de scholen volwaardig meegenomen in het Nationaal Programma Onderwijs, zodat eventuele vertragingen opgelopen door de coronacrisis kunnen worden aangepakt.3 Hierbij zal goed bekeken worden of alle maatregelen die voor Europees Nederland van toepassing worden ook op Bonaire, Sint Eustatius en Saba toepasbaar zijn vanwege de lokale context, schaal of geografische ligging. In beginsel kunnen de scholen en andere te betrekken instellingen gebruik maken van de voorzieningen die in Europees Nederland worden aangeboden. Onze medewerkers zijn in gesprek met de onderwijsstakeholders op de eilanden om samen met hen te komen tot onderbouwde interventies.
Stand van zaken onderwijs
De afgelopen jaren is vooruitgang geboekt op veel verschillende facetten van het onderwijs zoals de bestuurskracht, professionalisering van leerkrachten, het opzetten van de zorgstructuur voor leerlingen en het taalonderwijs. Specifiek als het gaat om de behaalde leerresultaten is het minder makkelijk om een eenduidige conclusie te trekken. Dit komt enerzijds omdat de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) haar toezicht afgelopen jaar grotendeels op afstand moest vervullen, omdat het de scholen nog ontbreekt aan genormeerde toetsen om de leergroei eenduidig in kaart te brengen en omdat de verwachting is dat de COVID-maatregelen, net als in Europees Nederland, een negatief effect hebben op de leergroei van leerlingen. Om die reden zijn wij blij dat al deze onderdelen actief worden opgepakt: de inspectie beoogt aan het eind van dit jaar haar toezicht weer fysiek te kunnen vervullen, de ontwikkeling van genormeerde toetsen voor Nederlands als Vreemde Taal (NVT), Engels en Papiaments is eind 2020 gestart en de scholen ontvangen in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs gelden om eventuele achterstanden in te lopen.
Wij hebben in 2020 de onderwijsagenda voor Caribisch Nederland geëvalueerd. Deze is begin 2021 afgerond door een externe onderzoeker. Voor deze evaluatie zijn alle bij de uitvoering van de onderwijsagenda betrokken partijen geïnterviewd. Verder zijn diverse rapporten geanalyseerd.
De evaluatie, die is bijgevoegd in bijlage 1 bij deze brief4, geeft een algemeen beeld. De doelstellingen in de onderwijsagenda die gezamenlijk met de onderwijsinstellingen tot stand zijn gekomen, zijn ambitieus geweest. Het uitgangspunt was dat gedurende de looptijd van de onderwijsagenda de onderwijsinstellingen steeds zelfstandiger zouden worden en zelf hun taken zouden kunnen uitvoeren. In de onderwijsagenda is daarom vanaf de start de regie meer bij de onderwijsinstellingen gelegd, die zo de ruimte kregen om hun verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteitsverbetering.
In de onderwijsagenda is een zestal prioriteiten gedefinieerd waar tijdens de looptijd van de onderwijsagenda op ingezet is. Hieronder wordt per prioriteit aangeven wat bereikt is en welke stappen zijn gezet:
Over het algemeen is deze doelstelling behaald. Om de scholen te ondersteunen bij het versterken van de bestuurskracht en het verbeteren van de onderwijskwaliteit zijn de afgelopen jaren bestuurscoaches ingezet. Dit heeft er mede toe geleid dat alle onderwijsinstellingen in 2019 de basiskwaliteit hebben behaald. Bij enkele scholen is de onderwijskwaliteit en bestuurskracht fragiel en zeer kwetsbaar. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft aangegeven dat vooral op Saba en Sint Eustatius sommige schoolbesturen in het primair onderwijs niet in staat zijn gebleken om de code Goed Bestuur in de praktijk goed na te leven en dat de kwaliteitszorg van het bestuur onderontwikkeld is. Nog niet op alle scholen is sprake van versterking van de bestuurskracht. Op de Bovenwinden zijn factoren als het grote verloop van zowel leerkrachten als bestuursleden en de relatieve vrijblijvendheid van de bestuursfuncties hier mede debet aan. In 2020 is één basisschool de basiskwaliteit helaas kwijtgeraakt. De school heeft een herstelopdracht van de inspectie ontvangen. Zie hiervoor paragraaf 4 over het toezicht door de inspectie en de stand van zaken met betrekking tot de voortgang van de kwaliteit van het onderwijs in Caribisch Nederland.
De instroom van onderwijspersoneel is een aandachtspunt. De afgelopen jaren hebben met name in het primair onderwijs schoolleiders noodgedwongen zelf les moeten geven. Op Sint Eustatius en Saba in het bijzonder heeft het personeelstekort en de termijn van de IND-aanvraagprocedure voor tewerkstellingsvergunningen de uitvoering beïnvloed. Dit probleem is voor Saba inmiddels opgelost. Aan een vergelijkbare oplossing voor Sint Eustatius wordt gewerkt.
Vrijwel alle schoolbesturen hebben voldoende grip op hun financiën. De beheersing van de eigen financiën en de verantwoording in de jaarrekeningen is in de afgelopen jaren verbeterd maar verdient nog steeds aandacht. De schoolbesturen hebben de afgelopen jaren trainingen ontvangen van de bestuurscoaches op het gebied van financieel beheer. Daarnaast hebben zij ondersteuning kunnen vragen aan de bestuurscoaches bij financiële zaken, zoals het maken van begrotingen en het aanvragen en inzetten van subsidies. Het tijdig afleggen van de financiële verantwoording via de jaarrekening blijft voor een aantal schoolbesturen en de bij het onderwijs betrokken instellingen een uitdaging. De jaarstukken worden, ook na rappelleren, nog niet door alle schoolbesturen tijdig bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) aangeleverd. In sommige gevallen heeft dit de afgelopen jaren geleid tot tijdelijke opschorting van de bekostiging en een enkele maal tot kortdurende inhouding van een deel van de bekostiging.
Op taalonderwijs zijn belangrijke stappen gezet, maar er moet nog wel veel gebeuren. Bijna alle scholen melden dat zij veel tijd en energie in deze prioriteit hebben gestoken, met wisselende resultaten. Er is nog gebrek aan gedeelde visie/beleid voor het taalbeleid op de scholen. Ook is er nog geen sprake van vakoverstijgend taalbeleid. De taalontwikkeling van leerlingen wordt nog niet getoetst met methode-onafhankelijke toetsen die een objectief niveau aangeven. Leraren zijn vaak nog niet goed in staat om de juiste conclusies te trekken voor hun onderwijsdifferentiatie. Op veel scholen in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs is extra aandacht voor didactische bijscholing en ondersteuning van leraren met betrekking tot het analyseren van de toetsresultaten en het op grond hiervan afstemmen van het onderwijs. Aan de ontwikkeling van toetsen wordt gewerkt.
Ondanks de enorme verbeterslag in de onderwijszorg, is er nog niet voor elke leerling een passend onderwijszorgaanbod. Uit zowel de eilandelijke onderwijszorgplannen als uit de bredere onderwijszorgevaluatie5, blijkt dat grote stappen zijn gezet in de onderwijszorg. Alle Expertisecentra Onderwijszorg (EOZ’s) hebben basiskwaliteit behaald. Daardoor is nu beter in beeld waar nog verdere verbeteringen nodig zijn. De EOZ’s zijn zichtbaarder geworden op de scholen en ondersteunen de scholen in het bieden van onderwijszorg. Veel scholen geven aan behoefte te hebben aan meer training van personeel op het gebied van zorgleerlingen en extra ondersteuning binnen de school (bijvoorbeeld leraren met expertise op zorggebied). Voor leerlingen met een zwaardere zorgbehoefte is er nog onvoldoende passend onderwijsaanbod. Hiervoor wordt door projectleiders een verkenning gedaan naar de inrichting van specialistische voorzieningen in Caribisch Nederland.
Op de Bovenwindse eilanden is veel energie gestoken in het omvormen van het onderwijssysteem naar CXC6. Alle SKJ-uitvoeringsorganisaties hebben basiskwaliteit behaald. Er zijn verschillende initiatieven en verbeteringen doorgevoerd als het gaat om de aansluiting op vervolgopleiding/arbeidsmarkt. Er is voor de aansluiting en doorstroom van Caribische studenten nog verdere ruimte voor verbetering (o.a. taalbeheersing met oog op vervolgopleiding in Europees Nederland, stageplekken, banen en begeleiding op de eilanden zelf), zoals het rapport7 van de Nationale ombudsman en andere onderzoeken laten zien. Wij zullen in een volgende brief nader ingaan op deze rapporten en onze inzet.
Een algehele conclusie over deze prioriteit is niet mogelijk, omdat het behaalde resultaat heel sterk verschilt per randvoorwaarde. Zo zijn voor de huisvesting nog niet alle projecten uitgevoerd. Wel zijn zes scholen afgerond, waarvan drie op Bonaire en drie op Sint Eustatius, en zijn daarnaast drie projecten gereed gemaakt om aanbesteed te worden. Ook bevindt zich nog een aantal projecten in de ontwerpfase. Er zijn afspraken gemaakt over het opstellen van beheer- en onderhoudsplannen door de openbare lichamen, maar deze doelstelling is nog niet gehaald. Op het terrein van de arbeidsvoorwaarden zijn stappen gezet. Er zijn arbeidsvoorwaardenovereenkomsten getekend, maar een onderwijs-cao is nog niet tot stand gekomen. Ook is een handboek rechtspositie opgesteld en zijn voorbereidingen getroffen voor de uitbreiding van de medezeggenschap. De scholen noemen de (integrale) samenwerking tussen ministeries als iets dat verbeterd kan worden.
Ook zijn door de onderzoeker een aantal aanbevelingen gedaan voor het vervolg, zoals onder andere over de vorm van nieuwe afspraken die bij voorkeur specifieker, per eiland, per sector, of zelfs per instelling worden vastgelegd. Daarbij is het ook van belang om helder met elkaar af te spreken wie waarvoor verantwoordelijk is en welke ondersteuning (hoe en wanneer) geboden wordt.
Wij concluderen uit de evaluatie dat de onderwijsinstellingen belangrijke stappen hebben gezet, dat er vooruitgang is en tegelijkertijd dat er ook nog veel moet gebeuren. De bereikte onderwijskwaliteit en bestuurskracht blijven kwetsbaar bij sommige onderwijsinstellingen. Daarom zullen wij de uitkomsten van deze evaluatie gebruiken om de komende maanden regelmatig met de onderwijsinstellingen te spreken om gezamenlijk afspraken te maken voor de periode tot en met 2026 om hen te ondersteunen om het onderwijs verder te blijven verbeteren. Daarbij zullen wij waar mogelijk rekening houden met differentiatie per eiland en maatwerk.
Hieronder lichten wij nader toe welke activiteiten op de verschillende prioriteiten hebben plaatsgevonden in 2020 en begin 2021.
Continuïteit en kwaliteit van schoolbesturen
Sinds 2012 zijn door de PO-Raad bestuurscoaches ter beschikking gesteld om de schoolleiders, de besturen van scholen en expertisecentra onderwijszorg (EOZ’s) in Caribisch Nederland te ondersteunen. OCW heeft deze ondersteuning gefinancierd. De coaching van de bestuurscoaches heeft geleid tot een aanzienlijke verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en heeft er mede toe geleid dat alle scholen basiskwaliteit hebben behaald. De PO-Raad ziet geen blijvende rol voor zichzelf in dit type ondersteuning. De ondersteuning door de bestuurscoaches in zijn huidige vorm eindigt schooljaar 2020/2021.
Ondersteuning van de scholen en EOZ’s blijft de komende jaren nodig, omdat de bestuurskracht nog niet op orde is, toegang tot expertise mist en de bereikte basiskwaliteit bij sommige scholen kwetsbaar is of er niet langer sprake van basiskwaliteit is. Daarom heeft OCW besloten tot het opzetten van een duurzame en zelfstandige ondersteuningsstructuur in Caribisch Nederland, waarbij de onderwijsinstellingen ondersteuning kunnen vragen op onderwijskundig gebied, financiën en personele zaken op de eilanden, en die – zolang de scholen en EOZ’s niet zelf volledig materieel autonoom kunnen zijn – hen ondersteunt bij hun taken waar nodig, zodat dit effectief en efficiënt gebeurt. De PO-Raad heeft op verzoek van OCW een plan met de bevindingen van de scholen gemaakt. OCW zal samen met de onderwijsinstellingen zorgen voor de inrichting van deze ondersteuningsstructuur en zal voor de begeleiding een kwartiermaker aanstellen.
Samen Opleiden leraren Benedenwindse eilanden
Tijdens het Vierlandenoverleg in februari 2019 (Bijlage bij Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 212) is besloten om een samenwerkingsverband Samen Opleiden & Professionaliseren op de Benedenwindse eilanden (Aruba, Bonaire en Curaçao) te stimuleren. In september 2020 is het samenwerkingsverband, genaamd Kibrahacha, gestart. Het samenwerkingsverband bestaat momenteel uit lerarenopleidingen en scholen in het primair onderwijs. Deze samenwerking moet leiden tot een betere aansluiting van theorie en praktijk en meer kennisuitwisseling. Het betreft zowel uitwisseling van kennis op de eilanden als uitwisseling tussen de eilanden. Naast het opleiden van aankomende leraren is aandacht voor de ontwikkeling, verdere professionalisering van zittende leraren en de rol die onderwijsonderzoek kan spelen en het versterken van de gezamenlijke kwaliteitscultuur binnen het samenwerkingsverband.
Studenten die zich aanmelden voor een lerarenopleiding worden via het samenwerkingsverband voor een groot deel op de werkplek opgeleid. Daartoe zijn op Aruba, Bonaire en Curaçao nu negen deelnemende scholen. Kwaliteitsbeoordeling van het samenwerkingsverband vindt plaats door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Komend jaar staat een verdere uitrol van het concept binnen het primair onderwijs gepland in dit gebied, zodat meer studenten op een opleidingsschool geplaatst kunnen worden. Ook is het de ambitie om de eerste opleidingsscholen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs te starten.
Professionaliseren leraren Saba en Sint Eustatius
Voor Saba en Sint Eustatius wordt gewerkt aan het mogelijk maken van een initiële lerarenopleiding voor aankomende leraren, en een opleidingstraject educational needs in het kader van doorgaande professionele ontwikkeling van zittende leraren.
Bekostiging
De huidige bekostiging voor het voortgezet onderwijs (vo) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in Caribisch Nederland is complex. In tegenstelling tot Europees Nederland heeft de bekostiging in Caribisch Nederland betrekking op zowel het vo-deel als het mbo-deel. Hier wordt de vo-bekostigingsmethodiek ook voor het mbo toegepast.
Het wetstraject van de vereenvoudiging bekostiging in Europees Nederland heeft ook betrekking op de bekostiging van scholen in Caribisch Nederland. Bij het ontwikkelen van de vereenvoudigde bekostiging voor Caribisch Nederland is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van dezelfde systematiek en principes als in Europees Nederland. Echter, de lokale omstandigheden hebben geleid tot aanpassingen in het bekostigingsmodel. Daarom zijn er onder andere extra’s toegevoegd voor lichte zorgondersteuning door een procentuele opslag van 40% voor alle leerlingen te berekenen, wordt er rekening gehouden met het hogere prijspeil en examenkosten op de Bovenwinden, en is er een toeslag voor het kleinschalige onderwijs op de Bovenwinden. Deze vereenvoudigde bekostiging zorgt ervoor dat de scholen in Caribisch Nederland er op vooruit gaan.
De wet vereenvoudiging bekostiging treedt naar verwachting op 1 oktober 2021 in werking, en wordt dan vanaf 1 januari 2022 van kracht voor de bekostiging.
De bekostiging van het primair onderwijs (po) in Caribisch Nederland is op grond van de recente herijking van de bekostiging (in 2020 afgerond) al eenvoudiger dan in Europees Nederland. Met de wetswijziging «vereenvoudiging bekostiging po» worden de resterende stappen naar een vereenvoudigde bekostigingssystematiek vanaf 2023 voor po in Caribisch Nederland afgerond. Op basis van het (nog lopende) onderzoek van de drie projectleiders in Caribisch Nederland naar specialistische voorzieningen wordt bezien hoe de (additionele) bekostiging van leerlingen die speciaal onderwijs nodig hebben kan worden ingevuld.
Effectiever taalonderwijs
De scholen op Saba en Sint Eustatius hebben in 2020 hard gewerkt aan het verder versterken van hun taalbeleid. De po-school op Saba is getraind in het gebruiken van de leerlijnen Engels, Nederlands als Vreemde Taal (NVT) en rekenen om haar taal- en rekenonderwijs effectiever te maken. Daarnaast hebben een Language Policy Coördinator en een NVT Coach, in opdracht van de samenwerkende scholen, gewerkt aan de totstandkoming van een onderwijstaalbeleid en aan de versterking en borging van de NVT didactiek.
Ook is aanvullend lesmateriaal NVT ontwikkeld en beschikbaar gesteld aan de scholen op Saba en Sint Eustatius. Voor het Papiaments zijn in 2020 de eerste missende onderdelen van de po-lesmethoden Fiesta di Idioma en Salto door Penta Educatief ontwikkeld en op de scholen op Bonaire afgeleverd.
2021 is het jaar waarin de Language Policy Coördinator en NVT-coach hun werkzaamheden afronden en eindadviezen opleveren voor het NVT onderwijs en voor het onderwijstaalbeleid op Sint Eustatius en Saba. In het voorjaar van 2021 starten op Bonaire coördinatoren om de scholen te ondersteunen bij het onderwijstaalbeleid. Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) ontwikkelt samen met de scholen op Bonaire het referentiekader Papiaments Bonaire, dat voor het schooljaar 2021/2022 zal worden opgeleverd. In 2021 zullen de laatste missende onderdelen van de po-lesmethoden Salto en Fiesta di Idioma voor het Papiaments door Penta Educatief worden ontwikkeld en beschikbaar gesteld aan de scholen op Bonaire. Eind 2021 start SLO daarnaast met de evaluatie van de leerlijnen Engels, NVT en rekenen op Sint Eustatius en Saba. In 2021 zal verder worden gewerkt aan de versterking van het NVT netwerk.
In 2020 zijn door OCW belangrijke voorbereidingen getroffen voor het beschikbaar stellen van genormeerde toetsen NVT, Engels en Papiaments voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius. In december 2020 heeft de regering het Wetvoorstel doorstroomtoetsen po8 ingediend bij de Tweede Kamer, waarin wordt voorgesteld voor Caribisch Nederland dezelfde kwaliteitskaders voor toetsen in het po te laten gelden. In het wetsvoorstel is een nieuwe governance voor het ontwikkelen van doorstroomtoetsen neergelegd, die ook gaat gelden voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Ook heeft OCW eind 2020 de opdracht gegund voor de ontwikkeling van genormeerde volgtoetsen voor het po en de onderbouw van het vo voor de talen Engels, Nederlands en Papiaments. De inspectie is de schoolbesturen van de po-scholen al enige tijd aan het voorbereiden dat op termijn de kwaliteit van de eindresultaten zal worden beoordeeld net als in Europees Nederland. Dit deed de inspectie tot op heden nog niet, omdat er geen genormeerde eindtoetsgegevens beschikbaar waren. Om schoolbesturen op deze verandering voor te bereiden heeft de inspectie in maart 2021 met hen gesproken over de stappen die op termijn van hen verwacht worden. Ook is met de schoolbesturen op Bonaire afgesproken dat zij voor de zomer van 2021 zelf met een voorstel voor streefwaarden komen waar zij naartoe willen werken.
Daarnaast vervolgt toetsaanbieder Bureau ICE de ontwikkeling van de genormeerde toetsen voor Papiaments, NVT en Engels. In 2021 wordt ook veel tijd besteed aan afstemming met de scholen om te verzekeren dat de te ontwikkelen instrumenten aansluiten bij de Caribische context.
Bestuursafspraak Papiaments op Bonaire
Op 11 maart 2021 tekenden het openbaar lichaam Bonaire en de Minister van Binnenlandse Zaken, mede namens ons en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, de bestuursafspraak Papiaments op Bonaire. De bestuursafspraak heeft tot doel het Papiaments op Bonaire te beschermen en te bevorderen en de positie van de taal, binnen de al bestaande wet- en regelgeving, verder te borgen. Het Papiaments is een volwaardige en zelfstandige taal op Bonaire, naast het Nederlands en dat wordt door deze bestuursafspraak onderstreept. Het document beschrijft daarnaast verschillende belangrijke ambities voor Papiaments in het onderwijs op Bonaire. Zo is de ambitie geformuleerd dat per 2025 het niveau Papiaments van alle leerkrachten op Bonaire in kaart is gebracht en dat de mogelijkheden worden nagegaan voor de oprichting van een gezamenlijke organisatie die zich inzet voor de kwaliteit van de taal en cultuur verbonden aan het Papiaments. Hiervoor wordt door de partijen ook contact gezocht met de landen Aruba en Curaçao.
Digitaliseringsbeleid scholen
Schoolbesturen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba willen gezamenlijk hun digitaliseringsbeleid verder ontwikkelen. Daarom wordt in 2021 met een nulmeting in beeld gebracht waar de scholen nu staan op het gebied van digitalisering. Dit helpt scholen om volgende stappen te zetten in hun professionalisering bij de doordachte inzet van ict in het onderwijs.
Ontwikkelingen binnen onderwijszorg
Afgelopen schooljaar (2019/2020) heeft een evaluatie van de onderwijszorg Caribisch Nederland plaatsgevonden en deze is gezamenlijk met een beleidsreactie in de zomer naar de Tweede Kamer verzonden.9 Voor het inrichten van de specialistische voorzieningen is er in het najaar van 2020 per eiland door het Expertisecentrum Onderwijszorg (EOZ), met aanvullende subsidie vanuit OCW, een projectleider aangesteld die in nauwe samenwerking met de scholen en jeugdketenpartners op de eilanden werkt aan de verkenning en planvorming van de specialistische voorzieningen. Door het inrichten van de specialistische voorzieningen per eiland kan de inzet van specialistisch personeel en de benodigde expertise worden gebundeld en in kleinere gespecialiseerde groepen meer maatwerk worden geboden aan de leerlingen die specialistische of intensieve onderwijsbegeleiding nodig hebben. Door de voorzieningen zoveel mogelijk in of dichtbij de reguliere scholen te organiseren en gezamenlijkheid in de onderwijsactiviteiten in te bouwen, blijft het onderwijs in Caribisch Nederland zoveel mogelijk inclusief, in lijn met de ontwikkelingen in Europees Nederland.
Recent hebben wij van de projectleiders voortgangsrapportages met de plannen per eiland ontvangen. Zoals uw Kamer heeft kunnen zien in de informatie over de Voorjaarsnota is er budget beschikbaar gekomen om te starten, mits de plannen uitvoerbaar zijn, met het mogelijk maken van de specialistische voorzieningen. Dit is heel goed nieuws voor het onderwijs en in het bijzonder de leerlingen op de eilanden. De komende weken gaan wij in gesprek met de betrokkenen om te besluiten of de specialistische voorzieningen in schooljaar 2021/2022 van start kunnen: dit is alleen mogelijk indien de definitieve plannen voldoende concreet en uitvoerbaar zijn, er voldoende huisvesting beschikbaar is (medeverantwoordelijkheid van het openbaar lichaam) en de (jeugd)zorg hierin voldoende zorg kan leveren. Ik ben er trots op dat er zulke mooie stappen gezet zijn.
Voor de trajecten rond een meer integrale aanpak en doorlopende ontwikkellijn tussen onderwijs, (jeugd)zorg, kinderopvang, naschoolse opvang en de thuissituatie, werkt OCW samen met VWS, SZW, de EOZ’s en de jeugdketenpartners momenteel aan het ontwikkelen van een meer integrale zorgstructuur binnen de specialistische voorzieningen en via het programma BES(t) 4 kids aan een meer integrale zorgstructuur binnen de inclusieve kinderopvang.
Invoering CXC10 op Saba en Sint Eustatius
Het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES11 is op 2 april jl. gepubliceerd en, met uitzondering van het onderdeel dat betrekking heeft op het vak Nederlands, met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2020 in werking getreden. In dit Besluit worden nadere inrichtingsvoorwaarden gesteld ten aanzien van onder andere onderwijstijd, bekostiging van beroepsgericht onderwijs, stages en aandacht voor de Nederlandse taal in verband met mogelijk vervolgonderwijs in Europees Nederland. In het besluit worden regels gegeven over het onderwijs en de examens aan deze scholen voorzover die afwijken van de Wet voortgezet onderwijs BES. Ook wordt geregeld dat de student die een CXC diploma heeft behaald op voldoende niveau en heeft aangetoond over voldoende kennis van de Nederlandse taal te beschikken, toelatingsrecht krijgt tot vervolgonderwijs in Nederland.
De scholen zijn inmiddels volledig overgestapt op het CXC onderwijs. Het onderdeel voor het vak Nederlands in het besluit zal op 1 augustus 2021 van kracht worden.
Verbeterde aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt/versterking beroepsonderwijs
Vanuit de Regio Envelop12 is voor Caribisch Nederland in twee tranches geld beschikbaar gesteld voor 11 projecten die bijdragen aan de gewenste versterking van de samenleving en brede welvaart op de eilanden. Eén van de 11 projecten betreft versterking van de aansluiting van beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. In dat kader is op Bonaire inmiddels een pilot opgezet waarin loonkostensubsidie aan werkgevers kan worden verstrekt wanneer zij een student van het mbo in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) in dienst nemen in één van de tekortsectoren op Bonaire. Dit ter stimulering van het opleiden van inwoners van Bonaire voor beroepen waarvoor momenteel in het buitenland moet worden geworven. De pilot wordt uitgevoerd door het Plenchi di Trabao en loopt tot en met 2023. Afhankelijk van de resultaten van de pilot wordt bezien of deze vorm van subsidie in een meer structurele vorm kan worden voortgezet. Andere trajecten op Bonaire betreffen het opzetten van een stagefonds waarmee mbo-studenten gefaciliteerd kunnen worden een stage in Europees Nederland of in één van de andere landen van het Koninkrijk te lopen en het opzetten van modules ondernemersvaardigheden die voor alle mbo-studenten en mogelijk ook voor reeds werkenden relevant zijn. Deze trajecten zijn momenteel nog in ontwikkeling. Het streven is dat zij vanaf het najaar 2021 in uitvoering zullen zijn.
Op Saba en Sint Eustatius is het plan om te bezien of het mogelijk is tijdelijk bbl-trajecten te ontwikkelen en uit te voeren in tekortsectoren waarbij, vergelijkbaar met de loonkostensubsidie op Bonaire, een vergoeding voor werkgevers mogelijk is. Door de coronamaatregelen is het nog niet mogelijk geweest deze plannen verder te onderzoeken en uit te werken. Zodra de situatie het toelaat en er weer gereisd kan worden, zullen we met verschillende partijen op de eilanden in gesprek gaan om dit verder op te pakken.
Sociale Kanstrajecten Jongeren (SKJ)13
Naar aanleiding van de bevindingen van de evaluatie naar de uitvoering van de SKJ, die als bijlage 2 is bijgevoegd14, zal deze wetgeving worden herzien. Daarbij wordt niet langer alleen ingezet op begeleiding van jongeren die zonder startkwalificatie zijn uitgevallen uit het onderwijs, maar ook op versterking van de preventieve aanpak zoals dat ook in het beleid in Europees Nederland ter voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten gebeurt. Deze wetsherziening wordt meegenomen in het traject waarin de nu nog separate BES-wetgeving voor beroepsonderwijs geïntegreerd wordt in de Wet educatie en beroepsonderwijs. Dat traject wordt in 2021 in gang gezet.
Onderwijshuisvesting
Goed onderwijs is gebaat bij een gezond schoolklimaat en een veilige leeromgeving. Sinds de staatkundige transitie in 2010 werken OCW en de openbare lichamen samen aan het verbeteren en vernieuwen van de onderwijshuisvesting door middel van renovatie en nieuwbouw. In 2019 is besloten tot de ondertekening van convenanten met de openbare lichamen Saba en Sint Eustatius, die de uitvoering van de nog resterende bouwprojecten in handen leggen van de openbare lichamen. In 2020 is tijdens het bezoek van Minister Slob aan Bonaire het convenant met het Openbaar lichaam Bonaire ondertekend. Het Openbaar lichaam Bonaire heeft er voor gekozen een stichting te belasten met de realisatie van de nog resterende projecten. Met het oog op de toekomst zijn in de convenanten ook afspraken gemaakt over de meerjarige onderhoudsplanning.
Verbeteren collectieve arbeidsvoorwaardenvorming
Goed personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid is noodzakelijk voor goed onderwijs. Voor het onderwijspersoneel in Caribisch Nederland wordt daar hard aan gewerkt. In de periode 2018–2020 is veel gesproken over wensen voor de toekomst. Stap voor stap moet er een arbeidsvoorwaardenstelsel komen waarin werkgevers en vakbonden/werknemers elkaar vinden in maatregelen die het onderwijs aantrekkelijk maken en houden om in te werken. In de komende periode wordt een nieuwe arbeidsvoorwaardenovereenkomst gesloten.
De mogelijkheid om bij de nog op te richten ondersteuningsstructuur ook vragen over HRM en arbeidsvoorwaardenvragen te stellen zal de kwaliteit van het personeelsbeleid sterk verhogen. De deskundigheid is dan op de eilanden zodat er meer zicht zal zijn op de situatie ter plaatste.
Medezeggenschap
Per 1 augustus 2014 is per wet een verplichting opgenomen dat elke school in Caribisch Nederland een medezeggenschapsraad heeft ingericht. Op (vrijwel) iedere school is vervolgens een convenant gesloten tussen de werkgever en de medezeggenschapsraad waarin een aantal specifieke afspraken zijn gemaakt zoals het gebruik van faciliteiten door de medezeggenschapsraad en de manier van het organiseren van verkiezingen.
Dezelfde rechten en plichten zijn nog niet van toepassing in Caribisch Nederland als in Europees Nederland. Het is de bedoeling dat trapsgewijs dezelfde rechten en plichten per onderwerp worden ingevoerd in Caribisch Nederland. Hierover worden in de komende periode afspraken ingepland om met de medezeggenschapsraden van de scholen in Caribisch Nederland te overleggen hoe en wanneer deze rechten worden ingevoerd.
BES(t) 4 kids
Het programma BES(t) 4 kids15 wil alle kinderen in Caribisch Nederland goede, veilige en betaalbare kinderopvang bieden. De Ministeries van OCW, SZW, VWS en BZK en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba werken hierin nauw samen.
In 2020 is op alle eilanden een nieuwe Eilandverordening Kinderopvang in werking getreden, waarin kwaliteitseisen voor de kinderopvang zijn opgenomen. Een van de eisen is dat de dagopvang (0–4) een programma voor voorschoolse educatie aanbiedt. Het (stimulerend) toezicht op de kwaliteit zal worden uitgevoerd door de Inspectie van het Onderwijs, in samenwerking met lokale inspecteurs van het openbaar lichaam.
De basisregels voor de kinderopvang in Caribisch Nederland worden in een wetsvoorstel vastgelegd. In het wetsvoorstel worden de kwaliteitseisen op wetsniveau verankerd en de structurele financiering van de kinderopvang geregeld. Het wetsvoorstel bevat ook wijzigingsvoorstellen in de Wet Primair Onderwijs BES (WPO BES), om de doorlopende ontwikkel- en leerlijn tussen de kinderopvang en het basisonderwijs te verstevigen en de overgang van de kinderopvang naar de basisschool te versoepelen. Naar verwachting zal het wetsvoorstel in de loop van dit jaar aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Kinderopvangorganisaties worden vanuit het programma BES(t) 4 kids ondersteund bij het verbeteren van de kwaliteit. Pedagogisch medewerkers worden op Bonaire en op de Bovenwinden door middel van bbl-opleidingen geschoold.
Vanuit het programma BES(t) 4 kids is op ieder eiland een Eilandelijk Pedagogisch Netwerk (EPN) gestart, bestaande uit de kinderopvangorganisaties, het basisonderwijs en het openbaar lichaam. In het EPN worden op initiatief van het openbaar lichaam afspraken gemaakt met de kinderopvangorganisaties en de basisscholen ten behoeve van de doorlopende ontwikkeling van kinderen en de onderlinge samenwerking.
Een ander belangrijk uitgangspunt is inclusieve kinderopvang. Inclusieve kinderopvang betekent dat kinderopvangorganisaties in staat zijn zorgkinderen zoveel mogelijk in de eigen organisatie op te vangen en te begeleiden voor zover dat vanuit medisch, pedagogisch, psychologisch maar ook organisatorisch oogpunt verantwoord is. Dit jaar zijn samen met kinderopvangorganisaties en ketenpartners, zoals de EOZ’s, pilotprojecten hiervoor gestart, om te onderzoeken hoe dit het beste in de praktijk vorm kan krijgen, hoe de kinderopvangorganisaties een beroep kunnen doen op de specialistische expertise en welke kosten daarmee zijn gemoeid. Tegelijkertijd vindt de beleidsontwikkeling plaats die nodig is om de zorgstructuur voor de kinderopvang structureel in te richten.
Integrale benadering jeugddomein
In 2019 heeft Unicef een situatieanalyse kinderen en jongeren in Caribisch Nederland16 gepresenteerd. Zij benadrukken het belang om in te zetten op het versterken van de coördinatie binnen de gehele jeugdketen en tussen de ministeries onderling, tussen ministeries en de openbare lichamen en de uitbreiding en versterking van een intersectorale benadering. Daarnaast is in 2020 het onderzoeksrapport «Het maakt uit waar je wieg heeft gestaan»17 van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman verschenen. Daarin wordt beschreven dat integrale beleidsvorming ten aanzien van het jeugddomein noodzakelijk is.
De verschillende departementen en de openbare lichamen onderschrijven de waarde van een integrale benadering van het jeugddomein. Momenteel verkennen de Ministeries van OCW, VWS, SZW, JenV en BZK met de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius welke behoeften er leven op de eilanden op het gebied van het jeugddomein. In gezamenlijkheid wordt verkend welke stappen er ondernomen kunnen worden en welke samenwerkingsvorm hierbij aansluit. Hierbij wordt gekeken naar bestaande initiatieven en welke aanknopingspunten die geven voor een bredere samenwerking.
De inspectie heeft haar toezichtsbezoek aan Caribisch Nederland in maart 2020 voortijdig moeten beëindigen door de uitbraak van het coronavirus. Tijdens het bezoek heeft de inspectie op Bonaire nog een paar scholen bezocht. Bij één van de scholen voor primair onderwijs heeft zij vastgesteld dat de onderwijskwaliteit onvoldoende was en dat de school daarmee niet meer aan de benodigde basiskwaliteit voldoet. De school heeft een aantal herstelopdrachten ontvangen om te zorgen dat de kwaliteit verbetert.
De inspectie heeft het afgelopen jaar het toezicht op afstand moeten uitvoeren. De inspecteurs voeren regelmatig digitaal overleg met de scholen. Zo heeft de inspectie in augustus 2020 op afstand een specifiek onderzoek uitgevoerd naar het bestuurlijk handelen van het toenmalige schoolbestuur van de po-school op Saba. Van meerdere kanten waren signalen ontvangen over risico’s die mogelijk de kwaliteit van het onderwijs op de enige school voor primair onderwijs op Saba zouden bedreigen en over de handelwijze van het schoolbestuur. De inspectie heeft geconstateerd dat het schoolbestuur niet in control was en heeft hen vijf herstelopdrachten gegeven. Inmiddels is er een nieuw schoolbestuur en is een interim-directeur aangetreden. Het nieuwe bestuur werkt aan een actieplan, waarin gevolg wordt gegeven aan de herstelopdrachten. Zij krijgt van de inspectie tijd om orde op zaken te stellen en het vertrouwen te herstellen. De inspectie zal in 2021 een herstelonderzoek doen en nog vóór de zomervakantie een voortgangsgesprek met het nieuwe bestuur en de interim-directeur voeren. Op grond van de uitkomsten van het voortgangsgesprek zal de inspectie een planning voor het herstelonderzoek op bestuursniveau maken.
Het voornemen is om in oktober/november 2021, mits de ontwikkelingen rondom het coronavirus dit toelaten, weer fysieke bezoeken aan de scholen te brengen en kwaliteitsonderzoeken te doen.
Met ingang van schooljaar 2021/2022 zal de inspectie aan de hand van een bijgesteld toezichtkader ook de kwaliteitszorg van de besturen eens in de vier jaar gaan beoordelen net als in Europees Nederland. De inspectie blijft jaarlijks toezicht houden op de kwaliteit van de scholen in Caribisch Nederland. Dit doen zij om beurten met een voortgangsgesprek dan wel een kwaliteitsonderzoek. Dat betekent dat elke school in Caribisch Nederland in principe elke twee jaar een kwaliteitsonderzoek krijgt. De kwaliteit van het onderwijs op de school is weliswaar sterk verbeterd, maar blijft kwetsbaar.
Door ResearchNed is een evaluatie van de Wet studiefinanciering BES uitgevoerd. Wij zijn de onderzoekers zeer erkentelijk voor het onderzoek dat zij – ondanks de mondiale COVID-19-crisis – hebben gedaan. De evaluatie is bijgevoegd als bijlage 3 bij deze brief18. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat de Nationale ombudsman in zijn onderzoek «Kopzorgen van Caribische studenten»19 ook ingaat op studieschulden van Caribische studenten. Dat betreft in beginsel studieschulden die onder de Wet studiefinanciering 2000 vallen. Op het onderzoek van de Nationale ombudsman komen wij binnenkort in een separate brief over het succes van Caribische studenten in Nederland binnenkort op terug20.
Wet studiefinanciering BES
Tegelijk met de transitie van de BES-eilanden naar openbare lichamen in Nederland, is in 2011 de Wet studiefinanciering BES (hierna: WSF BES) in werking getreden. In deze wet is een studiefinancieringsstelsel gecreëerd voor studenten afkomstig van de BES-eilanden. Met deze wet is zo veel mogelijk aangesloten bij de toenmalige Landsstudietoelagenregeling en de (in Europees Nederland geldende) Wet studiefinanciering 2000 (hierna: WSF 2000). Op bepaalde punten is evenwel bewust afgeweken. Enerzijds omdat niet alle voorzieningen die de WSF 2000 biedt nodig werden geacht voor de BES-eilanden (bijvoorbeeld de reisvoorziening) of omdat vanwege de beperktere omvang van de doelgroep een eenvoudiger stelsel gewenst werd geacht.
Het voornaamste doel van de WSF BES is het voorzien in financiële toegankelijkheid tot het onderwijsstelsel voor studenten afkomstig van de BES-eilanden. Op grond van de WSF BES kunnen deze studenten in aanmerking komen voor studiefinanciering BES voor een erkende mbo- of ho-opleiding in het Caribisch deel van het Koninkrijk, of in een groot deel van de regio.21 Studiefinanciering BES wordt aan mbo-studenten aan een opleiding niveau 1 en 2 verstrekt in de vorm van een gift. Aan studenten aan een mbo-opleiding niveau 3 en 4 en ho-studenten wordt studiefinanciering BES verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs. Daarnaast kunnen de studenten een lening aanvragen. De hoogte van de studiefinancieringsbedragen is afhankelijk van het onderwijstype (mbo of ho) en het land waar de opleiding wordt gevolgd. Het (ouderlijk) inkomen of de woonsituatie (uit- of thuiswonend) speelt geen rol. Daarnaast voorziet de WSF BES in een (eenmalige) opstarttoelage voor studenten afkomstig van de BES-eilanden wanneer zij in Europees Nederland een opleiding mbo op niveau 3 of 4 of een ho-opleiding gaan volgen. Deze opstarttoelage (in de vorm van een prestatiebeurs en daarnaast een eventuele lening) is bedoeld om de overtocht, uitrusting, inrichting, overbrugging en begeleiding in Nederland te financieren.
De WSF BES wordt namens de Minister van OCW uitgevoerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO), die vervolgens een deel van de taken (onder)gemandateerd heeft aan de Rijksdienst Caribisch Nederland (hierna: RCN-studiefinanciering). De doelgroep van de wet is – vergeleken met de doelgroep van de WSF 2000 – klein: jaarlijks is er sprake van ongeveer 500 toekenningen. Ongeveer 80 studenten ontvangen de opstarttoelage.
Resultaten van de evaluatie
Het is goed om te vernemen dat tien jaar na de inwerkingtreding van de wet er op basis van de beschikbare gegevens geen fundamentele knelpunten uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. Ook blijkt uit het onderzoek dat de studenten hun weg naar de voorzieningen die de WSF BES biedt kunnen vinden en zij tevreden zijn over de uitvoering. Op een aantal punten zijn er volgens de onderzoekers verbeteringen mogelijk en hebben zij daartoe een aantal aanbevelingen gedaan. Wij gaan hieronder op de belangrijkste punten in.
Voorlichting omtrent terugbetalen
Hoewel studenten hun weg naar de voorzieningen die de WSF BES biedt volgens de wetsevaluatie weten te vinden, is kennis over de terugbetaling van de studieschuld niet bij alle studenten op orde. De onderzoekers bevelen aan prioriteit te geven aan voorlichting over de studieschuld en de aflossingsvoorwaarden, bij zowel (aankomend) studenten als studiekeuzebegeleiders. Wij vinden het erg belangrijk dat studenten weten wat hun rechten en plichten zijn rondom studiefinanciering. Om deze reden vinden reeds voorlichtingsavonden plaats in Caribisch Nederland en heeft een voorlichtingscampagne plaatsgevonden. Ook kunnen studenten zich voor informatie altijd wenden tot de website van RCN-studiefinanciering.22 Debiteuren ontvangen daarnaast jaarlijks informatie over de hoogte van hun studieschuld en het bedrag dat zij maandelijks dienen terug te betalen. Hierin wordt ook de mogelijkheid genoemd om de draagkracht op aanvraag te laten vaststellen en om aflosvrije maanden in te zetten. In overleg met DUO en RCN gaan wij nog dit jaar na wat aanvullende mogelijkheden kunnen zijn om studenten en debiteuren te informeren. Het waar dat kan proactief opvragen van inkomensgegevens om de draagkracht te kunnen berekenen kan mogelijk ook een oplossing bieden.23
Eventuele aanvullende financiering
De onderzoekers bevelen aan te onderzoeken of het aanbieden van een vorm van aanvullende financiering voor studenten met ouders met een laag inkomen (met name als zij studeren op het eigen openbaar lichaam) de toegankelijkheid van het onderwijs voor deze groep kan verbeteren. Er zijn volgens de onderzoekers namelijk voorzichtige signalen dat de prestatiebeurs voor studenten die op het eigen eiland studeren, te laag is. Vooral studenten met weinig draagkrachtige ouders zouden hiervan de dupe zijn. Een aanvullende bijdrage zou mogelijk het onderwijs voor iedereen toegankelijker maken en houden. De opstarttoelage is voor vrijwel alle studenten wel ruim voldoende, zo blijkt uit het onderzoek. Op dit moment is de hoogte van de studiefinanciering BES afhankelijk van het onderwijstype en het land waar de opleiding wordt gevolgd. De aanvullende beurs, zoals die bestaat binnen het Europees Nederlandse studiefinancieringsstelsel, is geen voorziening die de WSF BES op dit moment biedt. Een alternatief voor een dergelijke aanvullende voorziening, bijvoorbeeld het aanpassen van normbedragen, kan wellicht ook een oplossing bieden. Of hiervoor uiteindelijk wordt gekozen is afhankelijk van de afweging die een nieuw kabinet maakt, waarbij het aanbieden van een dergelijke voorziening afgewogen moet worden tegen andere wensen die ook capaciteit en budget van DUO of RCN-studiefinanciering vergen.
ICT-systeem
De onderzoekers bevelen aan de ICT-systemen die de uitvoering van de WSF BES ondersteunen, te verbeteren. Doordat het systeem verouderd is en beperkt is in functionaliteit, geeft dit volgens de onderzoekers risico op uitvoeringsproblemen en is het tevens lastig om beleidsinformatie uit de systemen te halen. Het is voor een goede uitvoering van belang dat het ICT-systeem goed op orde is. In de planning van DUO is opgenomen dat in 2021 gestart zal worden met het eerste deel van de benodigde verbeteringen.
Ter bevordering van de samenwerking op het gebied van onderwijs en cultuur hebben er sinds februari 2019 drie ministeriële Vierlandenoverleggen plaatsgevonden tussen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland. Ook vindt regelmatig op ambtelijk niveau overleg plaats om onderlinge samenwerking op de verschillende beleidsterreinen te verbeteren. Op 7 januari 2021 vond het ministerieel Vierlandenoverleg Onderwijs, Cultuur en Wetenschap plaats onder voorzitterschap van Aruba. De Ministers kwamen overeen om zich gezamenlijk in te zetten voor het verbeteren van het studiesucces van Caribische studenten. Daar komen wij binnenkort in een separate brief op terug. Daarin wordt ook ingegaan op het rapport van de Nationale ombudsman over dit thema «Kopzorgen van Caribische studenten».24
Daarnaast is gesproken over de aanpak van een doorlichting van het onderwijs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Zie hierover meer in de volgende paragraaf. Door de Coronapandemie is op de overige terreinen beperkte voortgang geboekt. De inzet van de betrokken medewerkers in elk van de vier landen was vaak op andere terreinen nodig om de actuele situatie het hoofd te bieden. Op deze terreinen hebben de Ministers kennis genomen van de stand van zaken en de werkgroepen gevraagd hun werk voort te zetten. De slotconclusies zijn bijgevoegd in bijlage 425. Voor november 2021 staat het volgende ministerieel Vierlandenoverleg gepland, ditmaal onder voorzitterschap van Nederland.
Doorlichting van het onderwijs in Aruba, Curaçao en Sint Maarten
De kwetsbaarheid van de drie landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk is in deze COVID-19 pandemie nog indringender gebleken. De drie landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben Nederland om financiële steun gevraagd. In vervolg daarop heeft Nederland met elk van de drie landen afzonderlijke landspakketten afgesloten die de hoogte van de liquiditeitssteun bepalen.26
Eén van de themagebieden in de landspakketten betreft het onderwijs. Dit onderdeel heeft de volgende doelen: 1) het realiseren van een basiskwaliteit van onderwijs; 2) realiseren van een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt; 3) het realiseren van goede doorstroom tussen stelsels van onderwijs (al dan niet richting Europees Nederland).
Uit de Uitvoeringsagenda's die onderdeel zijn van de landspakketten blijkt dat de drie landen een doorlichting van hun onderwijs gaan uitvoeren. Hoewel de algehele doelstellingen en het instrument van de doorlichting voor alle landen gelijk is, vinden de doorlichtingen afzonderlijk plaats. Voor het verrichten van de werkzaamheden binnen deze doorlichting heeft elk land een team geformeerd. De coördinatie van de Nederlandse inbreng is in handen van het Ministerie van OCW. De landenteams zijn vanuit Nederland aangevuld met expertise vanuit de (Nederlandse) Inspectie van het Onderwijs. De (Nederlandse) Accountantsdienst Rijk is vanuit haar expertise van deugdelijk, kwalitatief onderzoek bij de doorlichtingen betrokken als onafhankelijk klankbord en gesprekspartners voor de onderzoeksteams van de drie landen, om zo samen op te trekken en te kunnen reflecteren op het onderzoeksproces en de onderzoeksproducten.
Het Nederlandse kabinet kijkt positief tegen een doorlichting van het onderwijs aan, gelet op ervaringen met Caribisch Nederland. Bij de onderwijsinstellingen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft Nederland in 2008 een doorlichting uitgevoerd. Op basis hiervan zijn vervolgstappen genomen om het onderwijs aldaar te verbeteren. Op die basis zijn mede de onderwijsagenda’s voor Caribisch Nederland tot stand gekomen.
Analoog aan de steun voor de lokale media in Europees Nederland hebben wij in verband met de COVID-19 crisis ook financiële steun gegeven aan lokale kranten, tv-zenders, radiozenders en websites in Caribisch Nederland. OCW heeft criteria opgesteld en de steun is via de Rijksdienst Caribisch Nederland uitbetaald. Over 2020 bedroeg de totale steun € 166.000 en in 2021 is ten minste € 72.000 beschikbaar. Hiermee worden in de periode tussen maart 2020 en de zomerperiode van 2021 ongeveer twintig lokale mediaorganisaties geholpen (per aanvraagronde varieerde het aantal aanvragers). Het geld dat beschikbaar is voor de lokale mediaorganisaties in Caribisch Nederland is onderdeel van de € 35 miljoen steun die het kabinet beschikbaar heeft gesteld aan de lokale media in Europees Nederland via het Tijdelijk Steunfonds Lokale Informatievoorziening. De steun in Caribisch Nederland is in iets andere tranches uitgekeerd dan in Europees Nederland (waar het Steunfonds loopt van 15 maart 2020 tot 15 mei 2021), vandaar dat de totale duur van de regeling afwijkt ten opzichte van Europees Nederland.
In verband met de COVID-19 crisis is er medio januari 2021 een totaalbedrag van € 300.000 toegezegd aan de openbare lichamen in Caribisch Nederland voor extra steun aan de culturele sector. Dit budget is afkomstig uit het tweede steunpakket voor de cultuursector voor de gemeentelijke ondersteuning. De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn daarmee zelf, net als de gemeenten in Europees Nederland, verantwoordelijk voor de inzet van de middelen.
OCW heeft aan de openbare lichamen bericht bereid te zijn om ondersteuning te bieden bij de inzet van de middelen, mocht dit door de openbare lichamen worden gewenst.
In Europees Nederland is daarnaast ook budget vrijgemaakt vanuit het tweede steunpakket om in te zetten via bestaande wegen, zoals regelingen voor makers via de Rijkscultuurfondsen. De regelingen bij de Rijkscultuurfondsen die voortvloeien uit het steunpakket zijn ook toegankelijk voor aanvragers in Caribisch Nederland en in een aantal gevallen ook voor de landen.
Bibliotheken
In het algemeen kan worden gesteld dat het bibliotheekwerk op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba fundamenteel verschilt van dat in Europees Nederland. De openbare bibliotheken in Caribisch Nederland zijn vooral gericht op de klassieke uitleenfunctie van de bibliotheek. De inrichting van de bibliotheken is sterk verouderd, vooral op Bonaire en Sint Eustatius, en voor Bonaire geldt dat de locatie van de bibliotheek niet centraal gelegen is. De bibliotheken op Sint Eustatius en Bonaire zijn momenteel onvoldoende toegerust om als leer- en ontwikkelcentrum te functioneren. Op Bonaire is recent een initiatief gestart om een monumentaal complex te restaureren en daarin onder andere een volwaardige bibliotheekvestiging te realiseren. In een intentieverklaring zullen het Openbaar Lichaam Bonaire en het Ministerie van OCW gezamenlijke uitgangspunten, doelen en acties voor het realiseren van dit project vastleggen. De bibliotheek op Saba heeft, met steun van het openbaar lichaam Saba, al wel een moderniseringsslag gemaakt en biedt meer mogelijkheden, maar ook hier is nog geen ruimte om alle wettelijke functies van de bibliotheek, zoals onder andere het organiseren van ontmoetingen en debat en het kennis laten maken met kunst en cultuur, uit te oefenen en om als volwaardig leer- en ontwikkelcentrum te functioneren. De evaluatie van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen heeft ook laten zien dat versterking van het bibliotheekstelsel in Europees en Caribisch Nederland nodig is.
Het openbare bibliotheekstelsel dient op basis van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) bij te dragen aan de persoonlijke ontwikkeling en verbetering van maatschappelijke kansen. Dat omvat ook de rol van het bibliotheekwerk bij het leven lang ontwikkelen, zoals genoemd in de motie van et lid Diertens (Kamerstuk 30 012, nr. 83). Het bibliotheekwerk in Caribisch Nederland is op dit moment onvoldoende toegerust om deze taken te kunnen vervullen. Daarvoor zijn financiële inspanningen nodig (incidenteel en structureel) waarvoor op dit moment geen middelen beschikbaar zijn. Het Rijk kan tijdelijk stimuleren, de structurele verantwoordelijkheid ligt bij de openbare lichamen. De Koninklijke Bibliotheek (KB) ondersteunt en begeleidt de bibliotheken in CN. Op termijn zal de KB ook ondersteuning bieden aan de openbare lichamen bij het beschikbaar stellen van structurele middelen voor het bibliotheekwerk in Caribisch Nederland. De investeringsbehoefte bij de bibliotheken in Caribisch Nederland wordt als punt van aandacht meegegeven aan het volgende kabinet. Kijkend naar de stimuleringsbedragen die gehanteerd zijn bij de motie van de leden Aartsen en Asscher voor het behoud van bibliotheken in kleine kernen, moet over een periode van drie jaar gedacht worden aan een bedrag van in totaal circa 1 mln. euro die door het rijk wordt bijgedragen.
ProDemos
In het regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) van het kabinet Rutte III is bepaald dat het mogelijk moet worden dat alle kinderen tijdens hun schooltijd het parlement bezoeken. Dit is niet mogelijk voor leerlingen in Caribisch Nederland. Daarom is eind 2019 een aanvullende subsidie verleend aan ProDemos voor het uitwerken van drie scholierenprogramma’s, inclusief lesmaterialen op maat voor het primair- en het voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland. Het gaat hierbij om de ontwikkeling van Democracity voor het primair onderwijs, klassenbezoek aan het gemeentehuis voor het voortgezet onderwijs en het mbo en het rollenspel rechtbank voor het voortgezet onderwijs en het mbo. Op alle drie de eilanden worden nu de afspraken uitgewerkt voor de uitrol van deze programma’s.
Het klassenbezoek aan het gemeentehuis betreft in Caribisch Nederland een bezoek aan het bestuurskantoor van het desbetreffende openbaar lichaam. Er wordt gestreefd om deze bezoeken zoveel mogelijk bij het bestuurskantoor plaats te laten vinden. Binnenkort worden overleggen en trainingen georganiseerd per eiland om leraren en openbare lichamen kennis te laten nemen van de programma’s en hierover afspraken te maken. Naar verwachting kunnen deze programma’s vanaf het schooljaar 2021/2022 in Caribisch Nederland gaan draaien.
1 juli-emancipatie
Op 1 juli 1863 schafte het Koninkrijk der Nederlanden met de Emancipatiewet de slavernij af. In Europees Nederland wordt de Nationale Herdenking Slavernijverleden structureel vanuit de rijksoverheid ondersteund. Het openbaar lichaam Bonaire en OCW hebben in 2020 een activiteit rondom de 1 juli herdenking op Bonaire ondersteund om stil te staan bij deze gebeurtenis en bij de geschiedenis van het eiland in relatie tot het slavernijverleden. Onze medewerkers willen met de openbare lichamen in gesprek om te bezien hoe ook in de toekomst aandacht aan deze dag kan worden besteed.
UNESCO 2001 Ratificatie – cultureel erfgoed onder water
In het kader van de ratificatie van het UNESCO 2001 Verdrag inzake de bescherming van het cultureel erfgoed onder water is tijdens het ministerieel vierlandenoverleg van november 2019 besloten dat er wordt ingezet op gelijktijdige ratificatie en implementatie van het verdrag in het Koninkrijk. Hiervoor zijn twee door Nederland gecoördineerde werkgroepen ingesteld voor samenwerking en kennisdeling met het oog op de ratificatie en implementatie van het UNESCO 2001 Verdrag.
Inmiddels zijn de twee werkgroepen, een praktijkwerkgroep en een beleidswerkgroep, actief waarin de zes eilanden zijn vertegenwoordigd. De praktijkwerkgroep werkt gezamenlijk toe naar een bewustwordingsprogramma en zet aan tot verbeteringen van het maritiem erfgoedbeheer ter voorbereiding op de uitvoering van het verdrag. De beleidswerkgroep is gestart met een analyse om de aanpassingen in wet- en regelgeving in beeld te brengen.
Rijkscultuurfondsen
OCW is in gesprek met de zes Rijkscultuurfondsen om de bekendheid en beschikbaarheid van deze fondsen in het Caribisch deel van het Koninkrijk te vergroten. In het beleidskader 2021–2024 zijn de regelingen van de fondsen ook voor de drie landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten binnen het Koninkrijk opengesteld, voor zover dat binnen de doelstelling van het fonds past. Dit is van belang omdat we hechten aan meer samenwerking op het gebied van cultuur in het Koninkrijk, om ons bewust te blijven van onze gezamenlijke geschiedenis en om aan inclusieve, democratische en veerkrachtige samenlevingen te blijven bouwen. Hoewel de fondsen al samenwerkten met de eilanden, het ene fonds meer dan het andere, blijkt uit de gesprekken dat er een brede wens is die samenwerking te versterken.
Onderzoek en wetenschap op de zes eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden heeft de afgelopen tien jaar een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Deze ontwikkeling is onder andere het resultaat van het Nederlandse beleid van na 2010. Zo zijn alle instrumenten van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) opengesteld voor alle zes de eilanden. Ook is onderzoek en wetenschap gestimuleerd door middel van de projecten speciaal voor de zes eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk zoals uitgezet door NWO. Het gaat daarbij concreet om achttien projecten over de periode 2012–2020 van verschillende onderzoekers en instellingen en met uiteenlopende onderwerpen (onder andere in de medische, natuur en milieu, en sociale en geesteswetenschappen). Daarnaast is met hulp van OCW onder de paraplu van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) het Caribbean Netherlands Science Institute (CNSI) opgericht op Sint Eustatius. CNSI biedt faciliteiten op een breed spectrum van onderzoekterreinen en heeft daarnaast een educatieve doelstelling.
In het kader van de projecten speciaal voor de zes eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn in januari twee nieuwe projecten gehonoreerd. Het gaat om het SEALINK-programma en het programma Eilanders aan het roer. Het eerste programma zal processen op land en in zee bestuderen die de verspreiding bepalen van stoffen die het functioneren van Caribische koraalrif-ecosystemen beïnvloeden. Het tweede programma gaat nieuwe duurzame en inclusieve strategieën ontwikkelen ten aanzien van de huidige klimatologische uitdagingen, daartoe werken onderzoekers en maatschappelijke partners samen om technische, traditionele en hedendaagse kennispraktijken bijeen te brengen.27 Beide programma’s zijn, zoals de bedoeling is, gedeeltelijk gehuisvest op één of meerdere van de zes Caribische eilanden. Het eerste programma wordt met name uitgevoerd vanaf Curaçao en het tweede vooral vanaf Sint Maarten.
Onderzoek en wetenschap leveren een belangrijke bijdrage aan het vinden van oplossingen voor de (unieke) uitdagingen waar de eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk voor staan. Dit doet de vraag opkomen of en hoe verbetering van het stelsel voor onderzoek en wetenschap in het Caribisch deel van het Koninkrijk mogelijk is. In het licht van het voorgaande hebben wij NWO gevraagd om een onafhankelijke verkenning uit te voeren naar de toekomst van het CNSI. NWO heeft twee onafhankelijke onderzoekers gevraagd deze verkenning uit te voeren en zij zijn hebben hun onderzoek inmiddels afgerond. De verkenning hebben wij u dan ook doen toekomen met de brief van 16 juni 2021.28 Zoals in deze brief aangegeven zullen wij in reactie op de verkenning bezien wat nodig en mogelijk is ter verbetering, versterking en verduurzaming van het onderzoeks- en wetenschapsstelsel op het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Het kabinet zet zich in voor grotere acceptatie van LHBTI in Caribisch Nederland en Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Het kabinet heeft daarom de LHBTI-gemeenschap op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de autonome koninkrijksdelen gesteund met een bijdrage aan het Pink Orange Akkoord in de periode 2012–2019. In dit project werken lokale LHBTI organisaties samen met het COC. Sinds 2019 wordt dit project met eigen middelen van het COC voortgezet. OCW is in gesprek met COC over de wijze waarop de LHBTI-gemeenschap in de andere delen van het Koninkrijk duurzaam gesteund kunnen worden, bijvoorbeeld bij het inrichten van een contactpunt voor LHBTI-jongeren daar waar deze nog niet gerealiseerd is.
De coronapandemie heeft uiteraard invloed op het onderwijs en op de andere OCW-terreinen. Dit leidt soms tot vertragingen en kwetsbaarheden die er normaal al zijn, komen nog eens extra boven. Wij zullen de verschillende acties die we in deze brief hebben gemeld samen met de betrokken partijen oppakken en gezamenlijk aan verbeteringen werken.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob