Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2021
Naar aanleiding van het wetgevingsoverleg van 7 juni jl. over het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 252) krijgt u, bij deze brief, het Plan van aanpak monitoring en evaluatie van het Nationaal Programma Onderwijs1. Tevens wil ik in deze brief opvolging geven aan moties van de leden Van Baarle, Bisschop, Paul, Peters en Segers.2
Doelen NP Onderwijs en inrichting monitoring en evaluatie
De maatschappelijke doelen van het NP Onderwijs zijn drievoudig:
1) Herstel van de corona-gerelateerde vertraging in de leergroei en ontwikkeling van leerlingen (cognitief, sociaal-emotioneel, welbevinden)
2) Herstel van de corona-gerelateerde toename van kansenongelijkheid
3) Steviger basis voor goed onderwijs (duurzaam leereffect)
Deze doelen vragen een gezamenlijke inspanning van leraren, schoolleiders en besturen, maar ook van OCW zelf en de sectororganisaties. Van OCW mag verwacht worden dat scholen goede ondersteuning krijgen, de juiste balans wordt gevonden tussen regeldruk en verantwoording en er oog is voor knelpunten in de uitvoering van het programma. Van het veld mag worden verwacht dat zij zicht hebben op hun leerlingen en de vertragingen, dat plannen samen met het team en met instemming van de medezeggenschapsraad worden opgesteld, dat voor effectieve interventies wordt gekozen die aansluiten op de behoefte en dat de besteding van de middelen zorgvuldig wordt verantwoord. Het plan van aanpak voor de monitoring en evaluatie gaat uit van deze doelen en deze gezamenlijke verantwoordelijkheid.
In het bijgesloten plan van aanpak staan de lijnen waarlangs de monitoring en evaluatie van het NP Onderwijs worden opgezet. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat we duurzaam kunnen leren van het NP Onderwijs.
Samenvattend verloopt de monitoring van het NP Onderwijs langs twee hoofdlijnen: de implementatiemonitor en de resultatenmonitor. Daarnaast vindt specifiek aanvullend onderzoek plaats naar de effectiviteit van een aantal interventies.
De implementatiemonitor richt zich op de uitvoering van NP Onderwijs door scholen. Een belangrijke bron voor dit deel van de monitoring vormt de waarneming van scholen zelf. Voor scholen gaat het hierbij om de waarneming van de vertragingen bij leerlingen om een gerichte keuze te maken uit de menukaart met interventies. Ook gaat het om de ervaringen van scholen met de implementatie van interventies en het effect van de interventies. Ook de rol van gemeentes bij de implementatie wordt gemonitord. De monitoring van de implementatie door gemeentes wordt op korte termijn verder uitgewerkt. Het uitgangspunt is dat er een beperkte monitoringslast is voor scholen. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande informatie. Alle scholen krijgen een korte vragenlijst en er wordt verdiepend onderzoek gedaan op basis van representatieve steekproeven en casestudies bij een beperkt aantal scholen.
De resultatenmonitor biedt op sectorniveau inzicht in de omvang, aard en verdeling van de vertragingen en andere verstoringen in de ontwikkeling en mentale gezondheid van leerlingen. Dit inzicht wordt onder andere verkregen op basis van data uit leerlingvolgsystemen en onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs. De analyses worden zoveel mogelijk periodiek herhaald. In dit verband is het van belang dat zoveel mogelijk scholen meedoen met het Nationaal Cohortonderzoek. Grotere deelname aan het NCO vergemakkelijkt niet alleen het monitoren van de voortgang op stelselniveau, maar biedt scholen zelf ook belangrijke inzichten in hun eigen situatie. Met de sectoren wordt verkend hoe die deelname zo aantrekkelijk mogelijk kan worden gemaakt. Onderdeel van de verkenning is onderzoek naar de wenselijkheid van wettelijk verplichte aansluiting (eventueel in de vorm van een opt-out) op de NCO-monitoring in de toekomst.
Naast de implementatie- en resultatenmonitor vindt ook aanvullend onderzoek plaats naar de effectiviteit van een aantal specifieke interventies. Voor 5 tot 10 zeer kansrijke interventies kunnen scholen zich aanmelden voor deelname aan een wetenschappelijke studie naar de effectiviteit. Deze effectmeting draagt bij aan het duurzaam leereffect van het programma.
Met deze drie onderdelen van de monitoring en de evaluatie wordt duurzame kennis opgebouwd over het werken met evidence-based interventies op scholen en de succesfactoren en barrières hierbij. Ook wordt de mogelijkheid gecreëerd om gedurende de looptijd van het programma bij te sturen, als de uitkomsten van deelonderzoeken daar aanleiding toe geven.
De monitoring wordt begeleid door een stuurgroep, met daarin vertegenwoordigers van de sectorraden, de SLO en van OCW en de Inspectie van het Onderwijs. Ook is er een wetenschappelijke expertgroep die fungeert als klankbord en sparringpartner van OCW voor de monitoring en evaluatie en worden de uitkomsten van onderzoek in reflectiebijeenkomsten besproken met een focusgroep van leraren, schoolleiders en andere onderwijsprofessionals.
Rapportagemomenten
De rapportagemomenten worden afgestemd op de verdere besluitvorming over het NP Onderwijs. In het voorjaar van 2022 zal besloten worden over de continuering en eventuele verlenging van de periode waarin de middelen voor het NP Onderwijs mogen worden uitgegeven. Dit ook op basis van een eerste beeld van de besteding van middelen tot dat moment. Verder wordt halfjaarlijks gerapporteerd en vindt er eind 2023 een eindevaluatie van het programma plaats, waarin ook gekeken wordt naar de lessen die we daaruit kunnen trekken, bijvoorbeeld over de effectiviteit van interventies.
Moties over monitoring en evaluatie NP Onderwijs
Door uw Kamer is een aantal moties aangenomen over de monitoring en evaluatie van het NP Onderwijs. Met dit plan van aanpak voor de monitoring en evaluatie wordt een aantal moties direct uitgevoerd. Het plan voorziet in een laagdrempelige wijze van verantwoording van middelen door scholen met meetbare doelen, zoals gevraagd in de motie van de leden Peters en Paul.3
Verder werd door Bisschop en Peters een motie ingediend over het versterken van het aandeel Nederlands onderzoek in de menukaart.4 De menukaart is gebaseerd op de Teaching and Learning Toolkit die de Britse «Education Endowment Foundation» heeft ontwikkeld. Om die reden wordt in literatuurverwijzingen op de menukaart vooral verwezen naar Angelsaksisch onderzoek. Ik hecht er echter aan ervoor te zorgen dat de menukaart de komende twee jaar nog meer gaat aansluiten op de Nederlandse context. Om die reden is het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) gevraagd te zorgen voor deze «contextualisering». Daarnaast heeft NRO op mijn verzoek een digitaal themaplein ontwikkeld waar scholen wetenschappelijke kennis kunnen vinden over de interventies op de menukaart. Op 31 mei is een themaplein met de eerste uitwerking van zes thema’s online gegaan.5 Op dit themaplein wordt onder meer verwezen naar relevant Nederlands onderzoek.6
In een tweede motie van Bisschop en Peters is gevraagd om interventies waarbij scholen en ouders direct samenwerken een duidelijk, eigenstandige positie te geven in de menukaart.7 In reactie daarop het volgende. «Ouderbetrokkenheid» vormt een eigenstandige interventie die op de menukaart wordt vermeld.8 Deze interventie valt onder categorie F, «Faciliteiten en randvoorwaarden». Bij alle interventies gericht op respectievelijk meer onderwijs, effectiever onderwijs, interventies gericht op de sociaal-emotionele of de fysieke ontwikkeling, en interventies gericht op de executieve functies, kunnen ouders worden betrokken, zodat leerlingen beter gaan leren of beter worden begeleid. Om ouders goed te informeren over het nationaal programma en de rol die zij kunnen spelen, is een aparte pagina ingericht op de website www.nponderwijs.nl.
De gewijzigde motie van het lid Segers c.s. verzocht een onderzoeksnetwerk op te zetten van onderwijsinstellingen, -professionals en wetenschappers met als doel kennis en goede praktijken aan te reiken en actief toe te passen en kennisdeling te bevorderen.9 Een dergelijk onderzoeksnetwerk zal worden gevormd binnen de kenniscommunity van het Nationaal Programma Onderwijs. Deze kenniscommunity biedt scholen in het primair en voortgezet onderwijs aanvullende kennis over de interventies op de menukaart van het NP Onderwijs. Daarnaast biedt de kenniscommunity ondersteuning bij de implementatie in de praktijk, met een focus op kennis vanuit wetenschap en onderzoek. Op deze manier kunnen de positieve effecten van de interventies ook echt gerealiseerd worden. De kenniscommunity is in ontwikkeling is en wordt in samenwerking met diverse veldpartijen verder uitgewerkt. Uitgangspunt hierbij is dat een blijvende structuur wordt ontwikkeld met de focus op een duurzaam effect, ook na het NP Onderwijs.
Door uw Kamer is tot slot een motie van het lid Van Baarle aangenomen waarin wordt gevraagd om te onderzoeken en te bewaken of de invoering van digitale leermiddelen de kansenongelijkheid niet vergroot.10 Met Kennisnet ga ik verkennen of aanvullend onderzoek naar het effect van de inzet van digitale leermiddelen voor specifieke doelgroepen meerwaarde heeft naast de kennis die al beschikbaar is over dit onderwerp. Dit naar aanleiding van uw motie en het onderzoek dat vorig jaar in het kader van de Kennisrotonde is uitgevoerd. Begin 2020 is namelijk al op basis van empirisch onderzoek bekeken of de inzet van digitale leermiddelen bijdraagt aan het vergroten of aan het verkleinen van verschillen in leerprestaties (differentiële effecten) in het funderend onderwijs.11 De onderzoekers concluderen dat het inzetten van digitale leermiddelen een bescheiden positief effect heeft op leerprestaties. Dat geldt voor zowel hogere SES-groepen als lagere SES-groepen en voor zowel laagpresteerders als voor hoogpresteerders. Dit lijkt dus geen negatief effect te hebben op de kansengelijkheid.
Met het NP Onderwijs kunnen we de achterstanden en de toename van kansenongelijkheid als gevolg van corona herstellen. Daarnaast biedt het een unieke kans om op grote schaal te leren van het werken met bewezen interventies. De monitoring, die in bijgevoegd voorstel is uitgewerkt, geeft ons inzicht in de resultaten en de ervaringen van scholen, leraren en leerlingen met de interventies van het NP Onderwijs.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob