Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2021
Met deze brief informeer ik u over de uitvoering van diverse aangenomen moties en toezeggingen en over de ontwikkelingen op een aantal thema’s voor met name het primair en voortgezet onderwijs. Het betreft onder meer de continuïteit van het funderend onderwijs dit schooljaar gedurende de coronacrisis, en de stand van zaken van de moties bij het wetsvoorstel burgerschap.
Continuïteit funderend onderwijs in schooljaar 2020/21 – verloop en stand van zaken
Omdat de besmettingscijfers eind 2020 sterk waren verslechterd, moesten zelfs de scholen in december 2020 weer sluiten. Vanaf dat moment is alles op alles gezet om het funderend onderwijs zo snel als mogelijk weer te heropenen, onder verantwoorde condities, in lijn met de motie van de leden Jetten en Asscher.1 Hierbij is het OMT doorlopend om advies gevraagd, en is opvolging gegeven aan de verschillende OMT-adviezen die zagen op het funderend onderwijs.2 Hierbij is motie genomen van de nieuwe virusvarianten die vanaf 2021 ook in ons land aanwezig waren, zoals de Britse en de Zuid-Afrikaanse varianten. Op 12 januari jl. en op 31 januari jl. is de Kamer geïnformeerd over de verwachte impact van de nieuwe virusvarianten op het verloop van de epidemie en ten aanzien van het funderend onderwijs in het bijzonder, mede naar aanleiding van onderzoek in de gemeente Lansingerland.3, 4 Hiermee is onder meer voldaan aan een tweetal schriftelijke verzoeken hieromtrent van de Vaste Kamercommissie Onderwijs. Dit resulteerde bij de heropening van het primair onderwijs (po), speciaal onderwijs (so) en speciaal basisonderwijs (sbo) in februari, en het voortgezet onderwijs (vo) en het voortgezet speciaal onderwijs (v)so in maart in verscherpte richtlijnen van het RIVM ten aanzien van het onderwijs, de zogeheten generieke kaders. Hiernaast zijn het bron- en contactonderzoek, het testbeleid en de quarantaineadviezen voor leerlingen in het funderend onderwijs aangescherpt. Later is hier het zelftesten bij gekomen. Dit alles heeft in overleg met de vertegenwoordigende organisaties van het onderwijs vorm gekregen in de servicedocumenten voor primair en voortgezet onderwijs, en de sectorprotocollen.5, 6 Ook partijen rondom het onderwijs hebben hierbij een rol gespeeld, zo is bijvoorbeeld het goed gebruik van mondkapjes in het leerlingenvervoer besproken met Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Om de richtlijnen op schoolniveau goed uit te voeren was soms een intensieve samenwerking tussen scholen en GGD’en nodig, waarbij de scholenteams van de GGD scholen adviseerden hoe te handelen tijdens de pandemie.7 Ik ben de artsen en andere professionals van de GGD’en hier zeer dankbaar voor. Parallel aan de heropening van het funderend onderwijs zijn lesuitval, schoolsluitingen en thuiszittende leerlingen net als in het najaar continu gemonitord bij scholen, deze rapportages zijn in de afgelopen periode maandelijks verschenen.8
Extra aandacht voor uitzonderingsgroepen
Sinds 31 mei zijn scholen in het vo weer volledig geopend om al hun leerlingen fysiek onderwijs te bieden. Bij de eerdere heropening van het vo, in maart 2021, konden leerlingen slechts gedeeltelijk naar school komen. Hierbij is prioriteit gegeven aan leerlingen in een kwetsbare positie, aan leerlingen die praktijkgerichte vakken volgen en examenleerlingen. Hiermee is onder meer opvolging gegeven aan de motie van het lid Azarkan die oproept om kwetsbare leerlingen zoveel mogelijk onderwijs te laten volgen om achterstanden in te lopen en te voorkomen.9 Bij het in beeld brengen en inhalen van leervertraging in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) blijven deze leerlingen bijzondere aandacht krijgen. Eerder dit jaar zijn ook afspraken gemaakt over hoe ambulante begeleiders van leerlingen met een auditieve beperking, zoals tolken, toegang houden tot het onderwijs binnen de regels en richtlijnen die golden en gelden voor scholen. Siméa, de vertegenwoordiger van organisaties die zich specialiseren in de ondersteuning van kinderen met een auditieve of communicatieve beperking, is hierbij geconsulteerd. Inzet was om deze leerlingen niet te benadelen in hun ontwikkeling gedurende de coronacrisis.10 Ook na de coronacrisis is aandacht en ondersteuning op dit vlak gewenst, om deze leerlingen waar passend in het regulier onderwijs naar school te laten gaan. Siméa heeft aangeboden om deze inzet te ondersteunen.
Leerlingen én personeelsleden verantwoord naar school
Ik benadruk nogmaals dat het funderend onderwijs het afgelopen jaar een prestatie van formaat heeft geleverd door het onderwijs voor hun leerlingen op peil te houden, onder ingewikkelde omstandigheden. Tijdens het gehele schooljaar ben ik continu in overleg gebleven met de onderwijssector om ervoor te zorgen dat het onderwijs voldoende verantwoord, maar ook uitvoerbaar plaats kon blijven vinden. Dit was niet altijd makkelijk, maar het overgrote merendeel van de scholen heeft zich er maximaal voor ingespannen om zoveel mogelijk van hun leerlingen zoveel mogelijk fysiek onderwijs te bieden. Bij signalen dat scholen hun deuren niet of slechts beperkt openden voor hun leerlingen terwijl dit wel mogelijk was, is de Inspectie van het Onderwijs met scholen in gesprek getreden om te kijken waar knelpunten werden ervaren en hoe deze konden worden weggenomen. Ook de sectorraden hebben hierover het gesprek gevoerd met hun leden. Wekelijks heb ik meermaals overleg gevoerd met de vertegenwoordigende organisaties uit het onderwijs, waaronder de ouderorganisaties Ouders & Onderwijs en de Stichting Voor Werkende Ouders. Zij brachten signalen en zorgen die leefden bij ouders bij mij onder de aandacht; waar passend heb ik hier actie op ondernomen.11 Richting de scholen heb ik benadrukt dat leraren met een kwetsbare gezondheid nooit voor de klas hoeven te staan, en dat voor personeel met een kwetsbare huisgenoot in overleg met het schoolbestuur een oplossing moest worden gevonden.12 De sectorraden en de bonden hebben hierbij een positieve, ondersteunende rol gespeeld.
Inzet zelftesten om de continuïteit van onderwijs te bevorderen
In lijn met de moties-Van den Hul en -Van Meenen heeft het kabinet zich ingespannen om sneltesten zo snel als mogelijk beschikbaar te maken in het onderwijs, wanneer de testen en de inzet ervan voldoende gevalideerd was in een onderwijssetting.13, 14 In de eerste maanden van 2021 hebben er pilots gelopen in het po en vo; de onderzoeksrapportages worden u op zeer korte termijn toegestuurd. De uitkomsten van de pilots zijn meegenomen in de landelijke uitrol van zelftesten. Vanaf 19 april jl. zijn zelftesten kosteloos aan het onderwijs beschikbaar gesteld; eind mei waren ze op alle scholen beschikbaar. Door de zelftesten zowel preventief als risicogericht in te zetten worden besmettingen tijdig opgespoord, wordt verdere verspreiding voorkomen en wordt op die manier de continuïteit van onderwijs bevorderd. In de afgelopen weken is, als eerder gemeld, stevig ingezet op het vergroten van de testbereidheid onder leerlingen in het vo.15 Voor de nu aanbrekende overgangsperiode zijn de zelftesten nog van belang om besmettingen op te sporen.
Scholen in het vo zijn dringend verzocht om hun leerlingen aan het begin van de vakantie vier (extra) testen mee te geven, zodat zij zich aan het eind van de vakantie en voor aanvang van het schooljaar (preventief) kunnen testen. Hiermee willen we een mogelijke besmetting die een leerling tijdens de vakantie heeft opgelopen zo snel mogelijk detecteren. Het verdere testbeleid na de zomer op scholen is nog niet bekend. Half augustus vindt hierover besluitvorming plaats op basis van een OMT-advies over het testbeleid. We gaan er vanuit dat er in ieder geval risicogericht getest blijft worden in het vo. Daarom vragen we scholen in het vo vooruitlopend op het besluit een voorraad testen aan te houden zodat risicogericht getest kan worden na de zomer.
Hulp en ondersteuning voor scholen en leerlingen, ook op opvanglocaties
Zoals ik al eerder heb aangegeven heeft het kabinet zich ingespannen om scholen in de afgelopen anderhalf jaar hulp en ondersteuning te bieden om hun leerlingen zo goed mogelijk onderwijs te bieden. Door financiering voor inhaal- en ondersteuningsprogramma’s, door het bekostigen van extra devices, en straks door de gezamenlijke inspanning in het kader van het NP Onderwijs.
De Kamer heeft er aandacht voor gevraagd dat ook leerlingen in asielzoekerscentra (azc’s) zo min mogelijk last ondervinden van de periode van schoolsluiting, door in de asielopvang te werken aan het verbeteren van wifi-verbindingen en de beschikbaarheid van devices.16 Ten behoeve van het volgen van thuisonderwijs konden schoolbesturen via coöperatie SIVON op verschillende momenten een aanvraag indienen voor devices en internetoplossingen. Alle aanvragen van schoolbesturen zijn toegekend en alle devices zijn uitgeleverd. Ook schoolbesturen van azc-scholen hebben hiervan gebruik gemaakt.
Door de enorme toename van het dataverbruik tijdens de periode van schoolsluiting is gebleken dat er op sommige locaties van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) nog beperkingen zijn ten aanzien van de wifi-verbindingen, bijvoorbeeld doordat er gebruik wordt gemaakt van een netwerk dat is gebaseerd op een verouderde, analoge verbinding. Vervanging hiervan zal enkele jaren kosten en aanvullende investeringen vergen, en is hierom niet op korte termijn te realiseren. Het COA heeft de kwaliteit van de wifi-verbindingen wel op COA-locaties zoveel als mogelijk verhoogd en op alle locaties een apart wifi-netwerk ingericht voor leerlingen. Daarnaast konden leerlingen terecht in de centrale ruimtes en de computerruimtes waar gewerkt kon worden aan schoolopdrachten. Het COA voldoet daarmee aan de opdracht vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V). Over deze maatregelen is de Kamer eerder dit jaar geïnformeerd.17, 18
Vertraging uitvoering Sterk Techniekonderwijs
In sommige gevallen heeft de coronacrisis eerdere voornemens van scholen vertraging doen oplopen. Zo loopt de uitvoering van de plannen voor Sterk Techniekonderwijs (STO) als gevolg van de COVID-19-pandemie in sommige van de 77 STO-regio's vertraging op. Om alle betrokken scholen en het bedrijfsleven een gelijke mogelijkheid te geven om hun gezamenlijke plannen zo goed mogelijk te realiseren, zal ik enkele wijzigingen doorvoeren in de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2023. Deze aanpassingen geven de regio's meer tijd en ruimte, bijvoorbeeld door de termijn te verlengen waarin plannen gerealiseerd kunnen worden met een half jaar. Ook kunnen hierdoor de eerste voorgangsrapportages later worden aangeleverd. In een volgende brief over de voortgang van STO wordt uw Kamer hier nader over geïnformeerd.
Burgerschap
Tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer over het wetsvoorstel ter verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan het funderend onderwijs, op 9 november 2020 (Kamerstuk 35 352, nr. 34), is door de leden Van Meenen en Rog een motie ingediend. Deze motie verzoekt de regering in samenwerking met de Nederlandse Vereniging Leraren Maatschappijleer (NVLM) te komen tot een uitwerking van de gemeenschappelijke kern van de burgerschapsopdracht.19 Hierbij informeer ik u over de uitvoering van deze motie. In het kader van de totstandkoming en uitwerking van het wetsvoorstel is gesproken met de NVLM. Daarnaast is de NVLM betrokken bij de bijstelling van het curriculum en daarmee bij de invulling van burgerschap via de kerndoelen en eindtermen. Voor de algemene burgerschapsopdracht ben ik voornemens een ondersteuningsstructuur op te zetten die vanaf 2022 scholen en leraren verder zal ondersteunen bij het vormgeven van hun burgerschapsonderwijs. Daarvoor vindt zeer binnenkort een veldraadpleging plaats door een kwartiermaker. Deze kwartiermaker gaat met de NVLM in gesprek over de inhoud en inrichting van de ondersteuningsstructuur.
Burgerschapsonderwijs Caribisch Nederland
Op 2 juni jongstleden (Kamerstuk 35 422, nr. 14) heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) met uw Kamer een commissiedebat gevoerd over Sint Eustatius. Tijdens dit debat heeft hij de toezegging gedaan u nader te informeren over burgerschap en democratie in het onderwijs op Sint Eustatius. Hierbij doe ik deze toezegging gestand. Het wetsvoorstel ter verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs (Kamerstuk 35 352), dat op 17 november 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 25, item 10) door uw Kamer is aangenomen en op 22 juni jl. ook door de Eerste Kamer is aanvaard, bevat ook een verduidelijking van de burgerschapsopdracht voor scholen in Caribisch Nederland.20 Daarmee wordt voor scholen duidelijk wat van hen verwacht wordt op het gebied van burgerschap, namelijk dat de school actief burgerschap en sociale cohesie bevordert. Scholen moeten daarnaast aandacht besteden aan de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en het onderwijs moet zich richten op het ontwikkelen van sociale en maatschappelijke vaardigheden die leerlingen in staat stellen deel uit te maken van, en een bijdrage te leveren aan de pluriforme, democratische Caribisch Nederlandse samenleving. Verder dragen scholen zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de basiswaarden zoals verankerd in de Grondwet en het creëren van een omgeving waarin leerlingen gestimuleerd worden actief te oefenen met de omgang van deze waarden. De burgerschapsopdracht is dus nader aangescherpt en de lat komt, net als voor scholen in Europees Nederland, hoger te liggen. Voor burgerschapsonderwijs in brede zin en specifiek ook voor de implementatie van deze wet is reeds ondersteuning beschikbaar voor scholen in Caribisch Nederland.21 Ondersteuning wordt de komende jaren geboden via een duurzame ondersteuningsstructuur. Ten slotte worden ook de kerndoelen voor Caribisch Nederland, dus ook voor Sint Eustatius, meegenomen in de lopende bijstelling van het curriculum. Daarbij zijn de kerndoelen die raken aan democratie uiteraard inbegrepen.
LBVSO officieel erkennen als onafhankelijke vereniging met eigen bestuur en hen structureel te betrekken bij besluitvorming
Met ingang van komend schooljaar zal ik Leerlingbelang Voortgezet Speciaal Onderwijs (LBVSO) als leerlingvertegenwoordiging van het voortgezet speciaal onderwijs met een subsidie ondersteunen. Daarmee geef ik invulling aan de wens om het LBVSO te erkennen als vertegenwoordiging van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs. Ik acht structurele en professionele vertegenwoordiging van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs net zo belangrijk als vertegenwoordiging van leerlingen in het reguliere voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Ik waardeer daarom ook de inzet van LBVSO om leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs te vertegenwoordigen: we moeten niet alleen óver leerlingen praten, maar we moeten ook mét leerlingen praten. Het afgelopen schooljaar is er daarom reeds periodiek overleg geweest met LBVSO. LBVSO geeft ook regelmatig, gevraagd en ongevraagd, input op allerlei zaken. Verder is LBVSO nu al deelnemer van de klankbordgroep om, in het kader van de verbeteraanpak passend onderwijs, ouder- en jeugdsteunpunten in samenwerkingsverbanden vorm te geven.
Ik wil LBVSO helpen om zich verder te professionaliseren en te organiseren en ben nu met hen in gesprek over het vormgeven van een subsidie om dit mogelijk te maken. Hiermee voer ik ook de motie uit van het lid Van Meenen waarin ik verzocht word om het LBVSO officieel te erkennen als onafhankelijke vereniging met eigen bestuur en hen structureel te betrekken bij besluitvorming, net als andere leerlingenvertegenwoordigingen als het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) en de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB).22 Hiermee geef ik ook opvolging aan mijn toezegging uit het Algemeen overleg onderwijs en corona d.d. 3 september 2020 af. In het overleg heb ik toegezegd om samen met LBVSO te kijken op welke wijze we de leerlingvertegenwoordiging goed kunnen opzetten en waar we die een plek kunnen geven.23 Ik heb er alle vertrouwen in dat we er samen voor zullen zorgen dat de belangen van leerlingen in het vso goed behartigd worden.
EHBO
Tijdens het debat over het burgerinitiatief van het Rode Kruis over lessen in eerste hulp bij ongelukken (EHBO) in het onderwijs heb ik toegezegd uw Kamer voor de zomer te informeren over de voortgang in de gesprekken over het faciliteren van scholen bij het aanbieden van EHBO op scholen. Daarover heb ik al enige tijd gesprekken met het Rode Kruis en andere partijen uit het EHBO veld. Het Rode Kruis, Oranje Kruis, de Nederlandse Reanimatie Raad en het Nederlands Instituut Bedrijfshulpverlening hebben overeenstemming bereikt over de nieuwe richtlijnen voor EHBO. Deze partijen hebben ook de eerste stappen gezet voor het oprichten van een onafhankelijk kenniscentrum. Ik heb de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) gevraagd om met het veld een handreiking te maken zodat scholen weten hoe ze EHBO met kwaliteit aan kunnen bieden. In deze handreiking zal rekening worden gehouden met de nieuwe richtlijnen en de eindtermen van het keuzevak «Voorkomen van ongevallen en EHBO». Na de zomer ga ik verder met onderwijspartijen in gesprek over hoe we scholen concreet kunnen ondersteunen in het aanbieden van EHBO. Over welke vorm die ondersteuning zal krijgen en hoe deze uitgerold gaat worden zal ik uw Kamer later dit jaar informeren.
Best practices tweetalig onderwijs
De motie-Özdil verzoekt de regering om Nuffic te vragen om, in overleg met de lerarenopleidingen, het delen van best practices tussen het voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs te faciliteren.24 Deze motie is inmiddels uitgevoerd. Best practices op het gebied van tweetalig onderwijs zijn gedeeld. Nuffic heeft onder andere een bijeenkomst Taal georganiseerd samen met de VSNU, en een Talendag samen met hogescholen (beide in 2019). Ook heeft Nuffic een discussiepaper en inspiratielessen opgesteld voor het onderwijsveld.
Zorgplicht voor de Friese taal en cultuur
De gemeenten in de provincie Friesland hebben een bijdrage van € 4,1 miljoen uit de € 150 miljoen uit het tweede steunpakket voor de ondersteuning van de lokale culturele infrastructuur ontvangen via een decentralisatie-uitkering. Dat heeft hen de mogelijkheid gegeven om ook die instellingen te ondersteunen die de Friese taal en cultuur uitdragen. Daarnaast hebben alle gemeenten in Nederland € 120 miljoen via het gemeentefonds ontvangen om de kosten vanwege corona te dragen. Provincies ontvangen € 8 miljoen. Uit deze middelen kunnen de gemeenten in Friesland en de provincie Friesland ook voldoen aan de zorgplicht voor de Friese taal en cultuur. Verder ontvangen 11 Friese instellingen € 2,7 miljoen aanvullende subsidie vanuit OCW of een van de zes rijkscultuurfondsen vanuit het tweede steunpakket. Hiermee geef ik opvolging aan de motie van de leden Van der Graaf en Dik-Faber over borgen dat aan de zorgplicht voor de Friese taal en cultuur wordt voldaan.25
Brief Stichting Inclusief Onderwijs
U heeft gevraagd om een afschrift van het antwoord op de brief van de Stichting Inclusief Onderwijs aan Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media met betrekking tot suggesties voor het tekort aan leerkrachten en voor verbeteringen in de taalvaardigheid van leerlingen. In deze brief vraagt de Stichting Inclusief Onderwijs de Minister deel te nemen aan een studiereis naar Italië. Er valt volgens de Stichting veel te leren van het onderwijssysteem in Italië, waar in het primair onderwijs meer gewerkt wordt met specialisten taal en rekenen. De studiereis heeft vanwege COVID-19 niet plaatsgevonden en vanuit OCW is mondeling gereageerd op de brief. De Stichting Inclusief Onderwijs heeft aangegeven dat zij de studiereis op een ander moment gaan organiseren en OCW zal op dat moment beoordelen of deelname opportuun is.
Onderzoek naar lumpsum en docenten
De opvolging van de motie van het lid Kwint over onderzoek naar de effecten van het geheel uit de lumpsum halen van de docent heeft vertraging opgelopen.26 Deze vertraging is veroorzaakt door de extra capaciteit die de coronadossiers en het NP Onderwijs vragen van de ambtelijke organisatie. De nadere uitwerking zal nu op een later moment plaatsvinden.
Onderwijsresultatenmodel Inspectie van het Onderwijs
Tijdens het Algemeen Overleg «Inspectie van het Onderwijs in het funderend onderwijs» op 19 juni 2019 (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 214) heb ik toegezegd de resultaten van de gesprekken over het onderwijsresultatenmodel aan het einde van dat jaar naar uw Kamer te sturen. In 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat in het po een pilot had gelopen en dat de gesprekken in het vo en mbo nog liepen.
De inspectie heeft als toekomstvisie voor alle sectoren dat de beoordeling van onderwijsresultaten een breed perspectief kent. Dit vond ook weerklank in de gesprekken met het veld. Breed, in twee opzichten. Het kijken naar leerresultaten en doorstroom is een onderdeel van het beeld van hoe het onderwijs het geheel van zijn maatschappelijk opgaven vervult. Ook gaat het niet alleen om bepaalde cognitieve leerresultaten, maar ook om sociale opbrengsten van het onderwijs. De toekomstvisie betekent niet, dat de risicogerichte werkwijze vervalt, waarmee de inspectie scholen met onvoldoende resultaten detecteert en tot verbeteren aanzet. Zoals blijkt uit het toezichtkader, dat vanaf 1 augustus 2021 geldt, blijft de inspectie reageren op situaties waar leerresultaten niet aan wettelijke minimale eisen voldoen. In de bestuursgerichte aanpak, die kenmerkend is voor het toezichtkader wil de inspectie besturen spreken over hun brede verantwoordelijkheid. Uit evaluatieonderzoek blijkt dat besturen dat op prijs stellen. Ze kunnen de eigen gegevens en analyses inbrengen, waardoor de resultaten in hun context geplaatst kunnen worden.
Bij bovenstaande lijn voor de komende jaren geldt nog deze nuancering. Vanwege de corona-omstandigheden zal de inspectie het komend schooljaar (2021/2022) geen oordelen geven op de onderwijsresultaten (standaard OR1 uit het onderzoekskader van de inspectie). Dit geldt voor de onderzoeken op scholen en afdelingen voor po, v(s)o en s(b)o. Toch probeert de inspectie met de gegevens die er zijn de onderwijsresultaten ook komend schooljaar nauwgezet te volgen. Het gaat immers om een belangrijke deugdelijkheidseis. Waar risico’s gesignaleerd worden, wordt ook in schooljaar 2021/2022 risicogericht kwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Dit kan op school- of afdelingsniveau nog steeds leiden tot het oordeel Onvoldoende of oordeel Zeer zwak. Bij dit oordeel tellen de onderwijsresultaten niet mee.27
Bespreken positie lio-stagaires
In de motie van de leden Bruins en Van der Molen werd verzocht om de positie van de leraar in opleiding (lio) in het po te bespreken met de PO-Raad, teneinde de vergoeding voor lio-stagiaires te verbeteren.28 Pabo-studenten die aan bepaalde voorwaarden hebben voldaan, mogen aan het einde van hun studie al als lio ingezet worden op een school. Dit kan zijn via een reguliere stage (lio-stagiair), maar zij mogen ook al aangesteld worden als lio-medewerker en dan mogen zij zelfstandig les geven aan leerlingen. De sociale partners hebben het salaris voor lio-medewerkers geregeld in de cao. Wij vinden het wenselijk dat ook lio-stagiaires een passende beloning in de vorm van een stagevergoeding kunnen krijgen die aansluit bij hun werkzaamheden. De PO-Raad heeft aangegeven de positie van de lio’s te willen bezien bij de volgende aanpassing van de cao po.
Ingrijpen Inspectie van het Onderwijs als toegang wordt geweigerd
In twee moties, van de leden Van Meenen en Rog en van de leden Jasper van Dijk en Kuiken, heeft uw Kamer verzocht tot ingrijpen indien de inspectie de toegang tot de school wordt geweigerd.29, 30 Het toegang krijgen door een toezichthouder is reeds geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (art. 5:15). De toezichthouder kan zich zo nodig toegang verschaffen met behulp van de sterke arm. De sancties die de inspectie en ik kunnen opleggen zijn gekoppeld aan de voorschriften uit de onderwijswetgeving.
Onderzoek toezicht b4-scholen
Begin dit jaar stuurde ik uw Kamer het rapport Toezicht b4-scholen (Bijlage bij Kamerstukken 31 293, 31 289 en 31 497, nr. 575) (particuliere internationale en buitenlandse scholen), dat ik heb laten uitvoeren n.a.v. de motie van de leden Heerema en Rog.31, 32 Ik gaf daarbij aan dat ik later dit voorjaar inhoudelijk zou reageren op dit verkennende onderzoek. Door andere prioritaire thema’s, zoals corona en het NP Onderwijs, zijn wij er nog niet aan toe gekomen om inhoudelijk op het onderzoek te reageren. Dit zal op een later moment gebeuren.
Zesjarige havo
Verschillende vrije scholen geven hun leerlingen de mogelijkheid om in zes jaar een havo-opleiding af te ronden. Daarover heeft de inspectie recentelijk een rapport gepubliceerd. Zij stelt dat het niet is toegestaan een havo-opleiding in zes jaar aan te bieden; artikel 8a van de WVO schrijft voor dat een havo-opleiding een cursusduur moet hebben van vijf jaar. Het bestuur van de scholen legt zich bij het oordeel van de inspectie neer en zal met ingang van komend schooljaar de zesjarige havo niet meer aanbieden.
De komende tijd wil ik verkennen welke opties er zijn voor een verlengde cursusduur binnen de bestaande wettelijke kaders. Deze verkenning van de verlengde cursusduur zal vooralsnog in het teken staan van het inlopen van leerachterstanden als gevolg van de coronacrisis en richt zich niet op het definitief mogelijk maken van een zesjarige havo.
Met de betreffende scholen zal ik de komende tijd in gesprek gaan om met hen te verkennen wat de plannen van het NP Onderwijs voor de inrichting van hun onderwijs op de korte termijn betekenen. Ik geef met dit antwoord gehoor aan het verzoek van de Kamer om een reactie te geven op de brief van 4 juni 2021 en de toezegging die ik heb gedaan tijdens het Wetgevingsoverleg Onderwijs en corona po en vo op 7 juni 2021 (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 252).
Doorstroomvoorwaarde havo-vwo
De gewijzigde motie van de leden Kuik en Rog verzoekt om in de algemene maatregel van bestuur (AMvB)behorende bij de wet «gelijke kans op doorstroom» geen wettelijke doorstroomvoorwaarde voor de overstap van havo naar vwo op te nemen, maar wel deelname van de leerling aan een doorstroomprogramma in de zomer verplicht te maken.33 Conform dit verzoek is in de AMvB geen doorstroomvoorwaarde voor havisten opgenomen. Daarnaast is de motie opgevolgd door jaarlijks te monitoren hoe succesvol drempelloos doorstromende havisten in het vwo zijn. Aangezien het doorstroomrecht nog relatief recent is ingevoerd, zijn er nog geen eerste bevindingen hierover. Uiteraard wordt uw Kamer daar te zijner tijd over geïnformeerd. Ik wil scholen de kans geven eigen keuzes te maken bij de begeleiding van doorstromende havisten, voordat ik overga tot een verplichtende doorstroomvoorwaarde zoals het volgen van een doorstroomprogramma.
Onderzoek Inspectie van het Onderwijs over eigen vermogens
Zoals aangekondigd in eerdere brieven aan uw Kamer34, heeft de inspectie afgelopen schooljaar een onderzoek uitgevoerd naar de besturen met (relatief) de hoogste eigen vermogens.
Dit onderzoek is recentelijk afgerond en het rapport is bij deze brief gevoegd35. In de Kamerbrief Financiële Staat 2020 zullen we een nadere duiding geven van de uitkomsten van het rapport en uiteenzetten hoe we een vervolg geven aan de wettelijke basis om handhaving op bovenmatig eigen vermogen mogelijk te maken. Naar verwachting ontvangt u deze brief in het najaar van 2021.
Vragen SP over verslechtering Functiemix
In het debat van 17 juni jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 90, het voorstel van wet van de leden Bisschop en Kwint tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de afschaffing van het lerarenregister en het registervoorportaal (35 145)) met de Vaste Kamercommissie Onderwijs heeft de heer Kwint aangegeven dat de doorstroom van leraren naar hogere schalen in het voortgezet onderwijs achterloopt bij de ambities. In het debat werd verwezen naar de functiemix. Met deze brief wordt de toezegging gestand gedaan de vragen van de heer Kwint te beantwoorden.
De afspraken rond de functiemix vo maken deel uit van het Convenant Leerkracht van Nederland (VO), gesloten op 1 juli 2008.36 Een belangrijk onderdeel hiervan is de verbetering van de loopbaanmogelijkheden voor leraren door middel van een nieuwe functiemix. Het gaat om het verhogen van de percentages leraren in de schalen LC en LD. Daarom zijn destijds landelijke streefpercentages voor de bezoldigingsschalen LB, LC en LD voor 2014 afgesproken. Omdat al snel duidelijk werd dat deze landelijke streefpercentages voor veel scholen en besturen niet haalbaar waren, werd hen de mogelijkheid geboden om maatwerkafspraken met hun medezeggenschap of, in decentraal georganiseerd overleg, met de vakbonden te maken. Maatwerkafspraken zijn afspraken die een school of het bestuur hebben gemaakt voor meer passende streefpercentages voor 2014. Veel scholen/besturen hebben van deze mogelijkheid gebruikt gemaakt. Er is destijds geen afspraak gemaakt om de maatwerkafspraken in de landelijke streefpercentages te verwerken.
De versterking van de functiemix vo is in tripartiete samenwerking tot stand gebracht, met OCW, de Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv, de Algemene Onderwijsbond (AOB), CNV Onderwijs en de VO-raad. In 2014 zijn de afgesproken streefpercentages nagenoeg behaald en sindsdien redelijk stabiel gebleven. In tripartiet overleg is een aantal jaren geleden vervolgens geconcludeerd dat de versterking van de functiemix dankzij de tripartiete samenwerking nagenoeg behaald is en de sociale partners het verder in de gaten houden. De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de functiemix ligt daarmee sinds een aantal jaar bij de sociale partners. Zij houden vinger aan de pols of de ontwikkelingen bij de functiemix uit de pas gaan lopen met de landelijke streefpercentages. Zij zullen in dat geval bespreken of maatregelen nodig zijn. De cijfers worden bijgehouden en jaarlijks geactualiseerd op de website Onderwijs in Cijfers (peilmaand oktober) en de website functiemix.37 In het debat is toegelicht dat de afname in LD het gevolg is van de relatief grote groep oudere leraren in LD die met pensioen gaat. Oudere leraren zitten relatief vaak in LD, de doorstroom naar LD ging in het begin van de functiemix vaak op basis van anciënniteit.
Buitenonderhoud huisvesting primair onderwijs
In het VAO Onderwijshuisvesting d.d. 19 april 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 78, item 36) heeft toenmalig Staatssecretaris Dekker aan het lid Straus (VVD) toegezegd dat de evaluatie van de Wet overheveling buitenonderhoud po in 2020 aan de Kamer verzonden zou worden.38 Met de coronacrisis is in 2020 aan andere prioriteiten voorrang gegeven. Inmiddels is het Interdepartementaal Beleid Onderzoek (IBO) Onderwijshuisvesting afgerond en aan uw Kamer aangeboden. In de beleidsreactie op het IBO onderwijshuisvesting wordt aangegeven hoe deze evaluatie wordt vormgegeven en wanneer uw Kamer deze kan verwachten.
Motie-Heerema over faciliteiten voor topsportleerlingen op reguliere scholen
In zijn motie van november 2019 vraagt het lid Heerema om topsportleerlingen de mogelijkheid te geven niet alleen op topsporttalentscholen, maar ook op reguliere scholen de faciliteiten te krijgen die nodig zijn om school te combineren met topsport.39 Het gaat daarbij bijvoorbeeld om vrijstellingen voor bepaalde onderdelen van het onderwijsprogramma en de mogelijkheid voor een gespreid examen. Met het bijbehorende amendement zijn daarvoor met ingang van 2020 ook de benodigde middelen vrijgemaakt.40 Inmiddels is deze motie uitgevoerd. In 2020 heeft het Expertisecentrum voor Voortgezet Onderwijs en Topsport (voorheen Stichting LOOT) de uitvoering voorbereid en met een drietal scholen in een pilot de procedures en aanpak getest. Sinds 1 januari 2021 kunnen scholen die dat willen een aanvraag indienen bij het ministerie om specifieke topsporttalentleerlingen faciliteiten te bieden. Als het Expertisecentrum positief adviseert over de kwaliteit van de door de school geboden ondersteuning en de school geen (zeer) zwakke afdelingen heeft, verleen ik toestemming. De school wordt geen officiële Topsporttalentschool, want daarvoor moet zij aan meer voorwaarden voldoen. Het Expertisecentrum ondersteunt scholen in die aanvraag en bij de uitvoering van de faciliteiten, en monitort de kwaliteit ervan. Tot nu toe hebben vijf scholen (inclusief de scholen die aan de pilot meededen) een beschikking gekregen voor één of meerdere leerlingen
Indicator overhead
Begin dit jaar lanceerden de PO-Raad en VO-raad de openbare Benchmark PO&VO die op het niveau van schoolbesturen inzicht geeft in een groot aantal (financiële) indicatoren en het mogelijk maakt een bestuur te vergelijken met andere besturen. Dat is voor besturen zelf waardevolle informatie, maar ook voor medezeggenschapsraden, Raden van Toezicht en de Tweede Kamer. Eerder heb ik aangekondigd dat via deze website in 2021 ook inzicht zou worden gegeven in de kosten van overhead in het funderend onderwijs.41 Deze doorontwikkeling van de Benchmark PO&VO heeft helaas vertraging opgelopen. Inmiddels is duidelijk geworden dat de beoogde aanvullende uitvraag aan schoolbesturen door DUO stuit op juridische bezwaren. Zeker bij kleine schoolbesturen kan namelijk sprake zijn van tot de persoon herleidbare gegevens over loon en de omvang van de aanstelling. Een en ander zal juridische eerst zorgvuldig geregeld moeten worden.
Besluitvorming examens 2022
Conform de toezegging die ik uw Kamer eerder deed, informeer ik u hierbij over het proces van integrale besluitvorming ten aanzien van het eindexamen in 2022.42 Daarover heb ik eerder aangegeven uiterlijk in het najaar uitsluitsel te geven over het nemen van eventuele maatregelen op basis van informatie die dan beschikbaar komt. De insteek is dat de centrale examens doorgaan, tenzij de coronamaatregelen of onderstaande onderzoeken ons anders moeten doen besluiten. Dit licht ik hieronder nader toe.
In september gaat het nieuwe schooljaar van start. Daarbij ga ik er op dit moment van uit dat alle leerlingen een volledig schooljaar met fysiek onderwijs tegemoet gaan en eindexamenleerlingen (en -kandidaten) zich voorbereiden op het eindexamen. Met het oog op een goede voorbereiding, in het bijzonder voor de beroepsgerichte vakken, verleng ik de afnametermijn voor de centraal schriftelijk en praktische examens (cspe). De cspe’s kunnen dit jaar flexibel worden afgenomen in een periode van februari tot en met juli. Scholen hebben met behulp van het Nationaal Programma Onderwijs de weg ingezet naar herstel, onder meer door aan de slag te gaan met het inhalen van opgelopen leervertraging. Daar is en wordt hard aan gewerkt, ook met oog op voorbereiding op het eindexamen. De ontwikkelingen van dit herstel en deze voorbereiding volg ik nauwlettend, dat doe ik onder meer via de resultatenmonitor van het Nationaal Programma Onderwijs. Daarnaast blijf ik alert op de algemene ontwikkelingen en signalen die aanleiding geven om bij te sturen.
Verder verwacht ik na de zomer een aantal rapportages die inzicht geven in de slagingspercentages en uitkomsten van onderzoek dat inzicht geeft in de impact van de in dit jaar genomen maatregelen. De Examenmonitor zal in oktober beschikbaar zijn, na de zomer is er duidelijkheid over wanneer de gegevens van het staatsexamen beschikbaar zijn. In november verschijnt eveneens het resultaat van het onderzoek van het College voor Toetsen en Examens (CvTE) en Cito naar hoe de examenresultaten in 2021 zich verhouden tot die uit de jaren 2015–2019. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in verband met de aangepaste wijze van normeren die dit jaar wordt gehanteerd. Ook de aangenomen moties43 over (het continueren van) maatregelen voor deelcertificaatkandidaten van het staatsexamen maken onderdeel uit van de besluitvorming in het najaar.
De beschikbare informatie breng ik samen in een analyse ten behoeve van een zorgvuldige en integrale afweging. De voortgang en uitkomsten van de analyse zal ik bespreken met de betrokken sector- en belangenorganisaties om zo een gedragen beeld te creëren over waar examenleerlingen en -kandidaten staan en wat er nodig is. Naar aanleiding hiervan informeer ik uw Kamer over de uitkomsten en de eventuele maatregelen die ik daaraan verbind. Zo zorg ik voor een balans tussen snelheid, zorgvuldigheid en helderheid voor alle betrokkenen.
Uitvoering motie Kwint over examen in het vso
De motie van het lid Kwint c.s. verzoekt de regering «alsnog de mentor of vertrouwenspersoon bij het mondeling examen in het voortgezet speciaal onderwijs toe te staan om examenvragen te herhalen en/of een verhelderende opmerking te maken, waarbij de examinator als deskundige de integriteit van het examen bewaakt.»44 Aan deze motie is als volgt uitvoering gegeven. Het CvTE heeft op 8 en 9 juni kandidaten van het lopende examenjaar, betrokken scholen en examenbetrokkenen geïnformeerd over wat zij naar aanleiding van het aannemen van deze motie mogen verwachten van de rol van de vertrouwenspersoon. Nieuw naar aanleiding van de motie en ten opzichte van voorgaande jaren is dat de vertrouwenspersoon meer ruimte krijgt om de kandidaat te ondersteunen tijdens het examen. Concreet houdt deze ruimte in dat de vertrouwenspersoon uitleg mag geven over de situatie van de kandidaat zodat de examinatoren begrijpen hoe de kandidaat reageert op vragen. De vertrouwenspersoon mag daarnaast verhelderende opmerkingen maken gedurende het examen. Deze verhelderende opmerkingen van de vertrouwenspersoon zijn gericht op het belang van de kandidaat en gaan niet over de inhoud van het examen (zoals antwoorden of hints geven).
Entree-examens mbo
De Tweede Kamer heeft op 25 februari 2021 (Handelingen Ii 2020/21, nr. 59, item 30) de motie van het lid Beertema aangenomen die de regering verzoekt het mogelijk te maken om pro-docenten zelf entree-examens tot het mbo te laten afnemen, alsmede de ruimte te bieden om als assessor entree-examens af te nemen bij andere pro-scholen.45
De verantwoordelijkheid van de examinering van entreeopleidingen ligt bij de mbo-instelling. Vanuit die verantwoordelijkheid bepaalt de mbo-instelling wie er wordt ingezet bij het afnemen van de entree-examens. Dit kunnen pro-docenten zijn (en deze pro-docenten kunnen dit ook doen bij andere pro-scholen), maar ook entree-docenten.
Stand van zaken vordering van vo-gezakte leerling 2017
In 2018 stelde het Lid Bisschop mij vragen over een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake de vordering van een in 2017 gezakte leerling in relatie tot (de beoordeling en normering van) het centraal examen Frans vwo van dat jaar.46 In de beantwoording gaf ik toen aan dat de leerling voornemens was een cassatieprocedure te starten. De aanleiding daarvoor was dat het Hof de vordering van de leerling niet-ontvankelijk had verklaard, omdat er een bestuursrechtelijke rechtsgang openstond.
De cassatieprocedure heeft inmiddels plaatsgevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de leerling in eerste instantie wel de goede rechtsgang volgde via de burgerlijke rechter, en dat het hof de vordering onterecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Na de cassatie is de vordering van de leerling opnieuw beoordeeld, ditmaal door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hof wees op 14 april van dit jaar de vordering af vanwege het ontbreken van spoedeisend belang, omdat de leerling het vo-diploma al heeft behaald.
Daarmee blijft het eerste vonnis in deze zaak uit 2018 van kracht. De rechtbank Midden-Nederland oordeelde toen dat er sprake is van rechtmatige regelgeving die juist is toegepast door het College voor Toetsen en Examens. Het systeem om een beoordeling te corrigeren zoals dat uit de regelgeving volgt leverde geen onrechtmatig handelen op jegens de leerling.47
Publicatie tussenrapportage EVENING
In 2019 is een quasi-experimenteel onderzoek, «EVENING», van start gegaan.48 Dit onderzoek beoogt inzicht te geven in de effecten van de urenuitbreiding voorschoolse educatie (ve) op de ontwikkeling van doelgroeppeuters. Per 1 augustus 2020 is het aantal uren ve vergroot van 10 naar gemiddeld 16 uur per week. Dit is in totaal 960 uur voor de kinderen in de leeftijd 2,5–4 jaar. De intensivering is ingezet om een groter effect op kinderen te krijgen zodat zij met een nog kleinere achterstand het basisonderwijs instromen dan voorheen. In het onderzoek wordt ook gekeken naar de effecten van de inzet van de hbo-opgeleide pedagogisch beleidsmedewerkers en van een vroegere start met ve, namelijk op 2-jarige leeftijd, op de ontwikkeling van doelgroeppeuters. Op 30 april jl. is er een tussenrapportage van dit onderzoek gepubliceerd.49 In deze rapportage worden de eerste beschrijvende resultaten van de observaties en een aantal bevindingen uit de vragenlijsten gepresenteerd. Tevens wordt er een overzicht gegeven van de dataverzameling bij de gezinnen. De eerste bevindingen suggereren dat kinderen in groepen met een aanbod van 16 uur een inhoudelijker en educatiever ve-aanbod hebben dan kinderen in groepen die nog geen 16 uur aanbieden. De onderzoekers wijzen er op dat de uitkomsten in dit rapport met voorzichtigheid dienen te worden geïnterpreteerd omdat 2020 geen representatief jaar was in verband met Corona. De resultaten van het onderzoek – en de beantwoording van de onderzoeksvragen – worden eind 2023 verwacht.
Handreiking AVG-vraagstukken bij de informatieoverdracht tussen kinderopvangorganisaties en scholen
Een goede overdracht van informatie tussen de kinderopvang en het basisonderwijs is belangrijk voor de kwaliteit van de doorlopende ontwikkellijn van kinderen. Vorig jaar is er onderzoek gedaan naar deze informatieoverdracht.
Het bleek dat er bij scholen en kinderopvangorganisaties onduidelijkheid bestaat over hoe men handelt conform de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Men weet vaak niet precies wat er wel en niet mag op het gebied van informatieoverdracht. Daarom heb ik een speciale handreiking laten ontwikkelen.50 Kennisnet heeft deze handreiking in opdracht van OCW en SZW opgesteld. Hierin wordt inzichtelijk gemaakt welke informatie scholen en kinderopvangorganisaties mogen delen op grond van de AVG. De handreiking is op 31 maart 2021 gepubliceerd.51
Centraal aanmeldbeleid basisscholen Utrecht
Op 9 juni 2020 heeft uw Kamer schriftelijke vragen gesteld over het aanmeldbeleid van scholen in Utrecht.52 In aanvulling op het antwoord dat ik 3 juli gaf, meld ik dat de gemeente Utrecht mij heeft geïnformeerd over het centrale aanmeldbeleid dat vanaf 1 oktober 2021 van kracht is.53 Kinderen vanaf 3 jaar kunnen vanaf dat moment via een centraal formulier worden aangemeld voor de basisschool. Door dit beleid krijgen alle kinderen een gelijke kans om zich aan te melden voor een basisschool van hun keuze. Dit aanmeldbeleid is tot stand gekomen in samenwerking met de schoolbesturen en met betrokkenheid van de medezeggenschapsraden. Ook is er contact geweest met de inspectie over dit beleid. Ik heb de gemeente Utrecht succes gewenst met deze belangrijke stap in het tegengaan van segregatie en de gemeente gevraagd informatie over de resultaten van het nieuwe aanmeldbeleid te delen.
Een afschrift van deze brief doen wij toekomen aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, A. Slob