Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 5 juli 2021
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de oorzaken van studievertragingen in het mbo en hoger onderwijs uiteenlopen en kunnen verschillen per regio, instelling en opleiding;
constaterende dat instellingen de komende tijd plannen uitwerken voor het komende studiejaar over de besteding van beschikbare middelen om studievertragingen van studenten tegen te gaan;
constaterende dat instellingen zelf bepalen op welke acties ze willen inzetten, en dat ze hierbij gebruik kunnen maken van een keuzelijst met voorbeelden van acties die zich in de praktijk hebben bewezen, waarvan de effectiviteit zeer voor de hand ligt of die wetenschappelijk zijn onderbouwd;
constaterende dat instellingen beargumenteerd kunnen afwijken van de keuzelijst in afstemming met de medezeggenschapsraad;
van mening dat het van belang is dat alle ondernomen acties van instellingen om studievertragingen in te lopen acties zijn die zich in de praktijk hebben bewezen, waarvan de effectiviteit zeer voor de hand ligt of die wetenschappelijk zijn onderbouwd;
verzoekt de regering, instellingen uitdrukkelijk mee te geven om binnen hun argumentatie om af te wijken van de keuzelijst te onderbouwen op welke manier de afwijkende actie zich in de praktijk heeft bewezen, de effectiviteit zeer voor de hand ligt of wetenschappelijk is onderbouwd en dit ter instemming voor te leggen aan de medezeggenschapsraad en de onderbouwing bij de afwijking vast te leggen in het jaarverslag,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Woude
Peters