Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 mei 2021
Het is inmiddels alweer ruim een jaar geleden dat de coronacrisis uitbrak die alles veranderde. Een jaar lang waren klaslokalen en collegezalen grotendeels leeg. Het onderwijspersoneel heeft zich in deze tijd bijzonder veerkrachtig getoond en alles op alles gezet om het onderwijs zo goed mogelijk doorgang te laten vinden. Hier hebben we grote bewondering voor.
Ondanks deze grote inspanning is het onvermijdelijk dat de coronacrisis ook in het onderwijs sporen achterlaat. Daarom heeft het kabinet in februari dit jaar besloten tot een Nationaal Programma Onderwijs. Het Nationaal Programma Onderwijs neemt stevige maatregelen om verdere school- en studievertraging te voorkomen, opgelopen vertraging waar mogelijk zo snel mogelijk in te halen en het mentaal welzijn van leerlingen en studenten te herstellen.
Leeswijzer
In deze brief schetsen wij eerst in het kort de hoofdlijnen van het Nationaal Programma onderwijs. Vervolgens geven wij u een update van de ontwikkelingen sinds de lancering1 en gaan wij in op de plannen voor de rest van de looptijd van het programma. We beginnen bij het funderend onderwijs, en vervolgen met middelbaar beroepsonderwijs (mbo), hoger onderwijs (ho) en onderzoek. Tot slot gaan wij in op de monitoring en verantwoording van het programma.
Nationaal Programma Onderwijs: herstel van vertragingen, duurzame impact
Met het Nationaal Programma Onderwijs stelt het kabinet de komende 2,5 jaar € 8,5 miljard beschikbaar voor het hele onderwijs, van funderend tot en met hoger onderwijs. Hoofddoel van deze ongekende investering is het herstellen van de door corona veroorzaakte vertragingen bij leerlingen/studenten op cognitief en sociaal-emotioneel gebied en op het gebied van welbevinden binnen de looptijd van het programma. Daarnaast biedt het programma, zoals het SCP schrijft in de adviesbrief Bouwstenen voor sociaal herstelbeleid, ook «een uitgelezen kans om zowel tijdelijke problemen als gevolg van corona op te lossen als structurele problemen aan te pakken die een langere adem vergen.» De coronacrisis heeft immers dieper liggende problemen en kwetsbaarheden in het onderwijs uitvergroot.
Het belang van zowel reparatie als renovatie van ons onderwijs is door de Inspectie van het Onderwijs onderstreept in de meest recente Staat van het Onderwijs. Ook de inspectie ziet het programma als unieke kans. De hartenkreet van de inspecteur-generaal is ook die van ons: «laten we al de middelen, innovatiekracht en energie inzetten om méér te doen dan alleen het inlopen van de corona-achterstanden, laten we daadwerkelijk zorgen voor duurzame verbetering. We hebben nu de kans om echt een ommekeer te bewerkstelligen, en het onderwijs duurzaam te versterken.»
Daarnaast wordt er met het programma ook indirect een bijdrage geleverd aan de maatschappelijke opgave die de coronacrisis met zich mee brengt. Onderwijs draagt namelijk in de algemene zin bij aan economische productiviteit en groei door verhoging van de arbeidsproductiviteit, het innovatievermogen van de economie en implementatie van kennis.
Wij zijn er ten volste van overtuigd dat de maatregelen uit het programma een duurzaam effect zullen hebben op de kwaliteit van het onderwijs. Dat scholen de ontwikkeling van hun leerlingen in kaart brengen, en op basis daarvan en een menukaart van effectieve interventies tot een breed gedragen schoolprogramma komen, het oprichten van een kenniscommunity voor scholen om meer inzicht te krijgen in hoe deze interventies in te zetten, het aanbrengen van focus in het curriculum met hulp van SLO – al deze onderdelen hebben een langdurige impact op de werkwijze in het onderwijs.
Nationaal Programma Onderwijs al dit jaar gestart: schoolscan, menukaart en schoolprogramma
Eén van de belangrijkste bouwstenen van het programma is onze inzet op evidence-based werken.
Om tot een gerichte aanpak te komen voor de komende twee schooljaren hebben scholen met een schoolscan in beeld gebracht hoe de leerlingen en de school ervoor staan en wat er nodig is. De schoolscan richt zich op de leerontwikkeling, sociale ontwikkeling en het welbevinden van leerlingen, bijvoorbeeld door te kijken naar de thuissituatie en ondersteuning die leerlingen daar krijgen. Scholen konden daarbij gebruikmaken van een door OCW aangeboden stappenplan, dat begin april is gepubliceerd. Deze schoolscan vormt de basis voor het kiezen van de juiste interventies en voor het plan van aanpak van de school.
Op 10 mei is voor het funderend onderwijs een menukaart gepubliceerd, met bewezen en aannemelijk effectieve interventies. Niet eerder hebben scholen en leraren in Nederland zulke grondig onderbouwde wetenschappelijke kennis zo toegankelijk en praktisch toepasbaar tot hun beschikking gehad.
De menukaart is gebaseerd op wat vanuit internationaal onderzoek bekend is over effectieve aanpakken voor wat werkt om leer- en ontwikkelvertragingen zo goed mogelijk te herstellen. Ook is er aandacht besteed aan bewezen effectieve interventies voor het verbeteren van het welbevinden van leerlingen. In samenwerking met leraren en schoolleiders is gekeken naar de volledigheid en uitvoerbaarheid van de maatregelen. De menukaart is vervolgens met de sectororganisaties en veldpartijen besproken en aan wetenschappers voorgelegd. Veel van de interventies in de menukaart sluiten aan bij wat scholen al doen.
Om scholen te ondersteunen met het aan de slag gaan met interventies, zijn meerdere praktijkkaarten ontwikkeld door Education Lab. Vertegenwoordigers van het Lerarencollectief hebben bijgedragen aan de praktijkkaarten. Via de kenniscommunity wordt bestaande kennis over het werken met de verschillende interventies beschikbaar gemaakt en nieuwe kennis ontsloten. Met deze werkwijze is gezocht naar het maximaal benutten van de aanwezige kennis op scholen zelf, zodat de maatregelen goed aansluiten bij wat er nodig is en aansluit op de dagelijkse onderwijspraktijk.
De menukaart wordt tijdens het Nationaal Programma Onderwijs verder doorontwikkeld.
Scholen moeten interventies kiezen uit de menukaart. Er is dus conform de motie van het lid Beertema2 geen ruimte voor interventies die geen bewezen effect hebben op leerwinst. Door de breedte van de menukaart is er voldoende ruimte voor de scholen om tot een schooleigen aanpak te komen. Het is cruciaal dat het maken van de plannen met alle betrokkenen in de school gebeurt. Zo is actieve betrokkenheid van leraren bij het opstellen van het schoolprogramma essentieel voor de beste aansluiting bij de situatie en behoefte van de school. We zien dat dit ook al bij veel scholen gebeurt. Samen met de sociale partners gaan wij goede voorbeelden op de website publiceren. Deze kunnen dienen als inspiratie voor scholen. Als docenten toch vragen of zorgen hebben over de wijze waarop ze betrokken worden bij de totstandkoming van het plan, kunnen zij terecht bij de helpdesk die we ingericht hebben. Samen met de sociale partners zullen we ons best doen om recht te doen aan deze vragen en zorgen, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid.
Ouders, leerlingen, gemeente, samenwerkingsverband, jeugdgezondheidszorg, jeugdhulp, schoolmaatschappelijk werk en andere (maatschappelijke) organisaties kunnen een waardevolle rol vervullen in het schoolprogramma. Zo zouden bijvoorbeeld pedagogische medewerkers vanuit de kinderdagopvangbranche ingezet kunnen worden, mits dit bijdraagt aan de uitvoering van de interventies van de menukaart. Een schoolbestuur kan ook in overleg met de scholen bovenschools aanbod realiseren en ook samenwerking tussen verschillende besturen is mogelijk, bijvoorbeeld bij het organiseren van zomerscholen. Het schoolprogramma wordt na instemming van de medezeggenschapsraad vastgesteld en bij voorkeur voor alle betrokkenen toegankelijk gemaakt op de website van de school.
Wij zijn ervan overtuigd dat deze manier van werken, waarbij scholen ervaring opdoen met het gebruik van de menukaart en specifieke interventies daaruit, ook na de looptijd van het programma van grote meerwaarde zal zijn.
Voor ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van het schoolprogramma is voor de gehele looptijd van het Nationaal Programma Onderwijs een helpdesk ingericht. Ook heeft de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) materiaal beschikbaar gesteld voor focus in het curriculum. Deze ondersteuning van SLO moet ervoor zorgen dat, gelet op de schaarse onderwijstijd, leervertragingen niet verder oplopen.
Scholen krijgen op dit moment veel voor hun kiezen. Wij zijn ons ervan bewust dat we ook met het Nationaal Programma Onderwijs op korte termijn veel van hen vragen aan analyse en plan- en besluitvorming. Voor sommige scholen knelt dit, andere scholen zeggen echter de vertragingen al goed in beeld te hebben en willen zo snel mogelijk aan de slag. Wij hebben geprobeerd daarin een balans te vinden. We vragen scholen om in de periode tot aan de zomervakantie de hierboven beschreven stappen te doorlopen, maar ze bepalen zelf hoe en wanneer ze welke stap precies zetten. Scholen zijn in maart per brief geïnformeerd over het programma en de te nemen stappen tot aan de zomervakantie. Conform uw verzoek doen wij u die brief toekomen, als bijlage bij deze brief3. Komende week ontvangen scholen opnieuw een brief over het programma, onder andere om hen te attenderen op de beschikbare menukaart. Ook deze brief is als bijlage bijgevoegd4.
De menukaart met effectieve interventies zal tijdens de looptijd van het programma worden aangevuld op basis van nieuwe inzichten. De kaart blijft uiteraard na de looptijd van het programma bestaan en levert zo een bijdrage aan duurzame onderwijsverbetering. Ook de manier van werken, waarbij scholen hun eigen kennis en data benutten om een gefundeerde keuze te maken uit bewezen effectieve interventies, ondersteunt structurele onderwijsverbetering.
Voor sommige interventies zal het nodig zijn om personeel individueel bij te scholen of om aan teamontwikkeling te doen. Middelen die scholen verkrijgen voor uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs, mogen ook worden ingezet voor die professionalisering van docenten en teams. Dit sluit aan bij de bouwstenen voor sociaal herstel uit de eerder genoemde adviesbrief van het SCP. Op deze manier heeft het programma langduriger effect dan enkel de huidige looptijd.
Aanvullende bekostiging
Voor het schooljaar 2021–2022 is voor de ondersteuning aan scholen voor de inzet van de gekozen interventies een bedrag van minimaal € 700 per leerling beschikbaar. Dit geldt voor leerlingen in het primair en het voortgezet onderwijs. Scholen met veel risico op vertragingen ontvangen extra middelen via het Nationaal Programma Onderwijs. Ook kunnen deze scholen gebruik maken van extra ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van hun schoolprogramma’s. Deze geïntensiveerde aanpak op plekken waar die het hardste nodig is, sluit aan bij de bouwstenen voor herstel van het SCP-advies. Uiterlijk in juni worden de te ontvangen bedragen per school bekend. Schoolbesturen zullen in het jaarverslag verantwoording afleggen over de maatregelen en de besteding van de middelen.
Voor het schooljaar 2022–2023 is nu de inschatting dat minimaal € 500 per leerling beschikbaar is. Het definitieve bedrag zal onder andere afhankelijk zijn van de uitkomsten van de implementatiemonitor en de actuele ontwikkeling van achterstanden. Op basis van de eerste ervaringen van het Nationaal Programma Onderwijs en de onderzoeken die dan beschikbaar zijn, zal het mogelijk zijn het aanvullende budget voor scholen met veel risico op vertragingen gerichter beschikbaar te stellen. We zullen daarom begin 2022 aan de hand van de implementatiemonitor en andere relevante onderzoeken de inzet en verdeling van de beschikbare middelen over de scholen herijken.
Caribisch Nederland sluit zoveel mogelijk aan bij de aanpak voor Europees Nederland, waarbij rekening wordt gehouden met de lokale context en de daarmee benodigde aanpassingen. Hierover wordt apart gecommuniceerd met de scholen in Caribisch Nederland.
Aandacht voor basisvaardigheden
Al voor de scholensluitingen door corona waren basisvaardigheden reden tot zorg, zo beschrijft de Staat van het Onderwijs.5 Bepaalde leerlingen halen om uiteenlopende redenen niet de streefniveaus behorende bij het referentiekader taal en rekenen, en daarbij zien we ook verschillen tussen scholen.
Daarnaast blijkt uit het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs6 dat leerlingen in de eerste lockdown in het voorjaar van 2020 extra vertraging op het gebied van taal en rekenen hebben opgelopen. Natuurlijk zijn er sindsdien verschillende inhaal- en ondersteuningsprogramma’s uitgevoerd, maar het ligt in de rede dat uit de schoolscans dit voorjaar blijkt dat ook nu de basisvaardigheden van leerlingen extra aandacht nodig hebben, en dat dit een grote rol zal spelen in het vervolg van het Nationaal Programma Onderwijs.
De inzet van het Nationaal Programma Onderwijs is weliswaar gericht op leervertragingen en een verminderde sociaalemotionele ontwikkeling of verminderd welbevinden als gevolg van corona, maar heeft wat ons betreft een duurzaam effect op de onderwijskwaliteit. Onze ambitie is dat het onderwijs in de basisvaardigheden rondom taal en rekenen blijvend versterkt wordt.
Daarbij gaat in het bijzonder onze aandacht uit naar de kansen die er zijn om lesmethoden te verbeteren, zoals de Inspectie agendeert in de Staat van het Onderwijs. De motie van de leden Kwint en Peters, over wetenschappelijk bewezen effectieve leesmethoden, laat zien dat ook de Kamer hier belang aan hecht.7 De huidige aandacht voor bewezen effectieve interventies en methoden biedt een kans om te werken aan een cultuur en een infrastructuur waarmee de kwaliteit van het onderwijs op langere termijn een impuls krijgt. We werken momenteel aan een infrastructuur rondom de menukaart van het Nationaal Programma Onderwijs, die bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling.
In de tussentijd zorgen we ervoor dat er een passend ondersteuningsaanbod is voor verschillende doelgroepen leerlingen. Het Leesoffensief is hier een voorbeeld van. We kondigden het Leesoffensief eind 2019 aan, omdat leesvaardigheid en leesplezier toen al onze aandacht vroegen. Het Leesoffensief biedt een sterk netwerk van goedwerkende initiatieven en projecten, die scholen ondersteuning bieden voor leesvaardigheid en leesplezier. De komende tijd gaan we samen met scholen, overheden, bibliotheken en de leesbevorderingssector door met het Leesoffensief, als een actieprogramma met een concrete, langjarige actieagenda. We zorgen voor een stevige plek van het Leesoffensief in de kenniscommunity van het Nationaal Programma Onderwijs.
Tot slot kunnen, na afloop van het Nationaal Programma Onderwijs, de bijgestelde kerndoelen en examenprogramma’s voor Nederlands en rekenen/wiskunde en een herijking van het referentiekader taal en rekenen zorgen voor meer duidelijkheid over wat we verwachten van het onderwijs rondom de basisvaardigheden.
De Inspectie heeft aangekondigd de komende jaren veel aandacht te zullen hebben voor basisvaardigheden. Voor een beter zicht op stelselniveau gaat de inspectie in de onderbouw van het vo peilingsonderzoeken houden, analoog aan de peilingsonderzoeken in het po.8
Rol van gemeenten
Gemeenten zijn een spil in de lokale samenwerking rondom het onderwijs en hebben een belangrijke rol in de zorg om het welbevinden van kinderen en jongeren. Gemeenten ontvangen in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs voor de periode 2021–2023 ongeveer € 300 miljoen. Daarmee kunnen gemeenten aanvullende interventies doen voor leerlingen en een centrale rol innemen bij het bevorderen van samenwerken of het bieden van ondersteuning op scholen. Denk hierbij aan terreinen waar de gemeente nu al een verantwoordelijkheid heeft: de bestrijding van onderwijsachterstanden, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp, sociaal werk of de voorschoolse educatie.
Gemeenten zijn ook de aangewezen partij om samenwerking vorm te geven tussen schoolbesturen, kinderdagopvang, buitenschoolse opvang en andere lokale partijen zoals bibliotheken en de (jeugdgezondheids)zorg. Dat kan via de Lokale Educatieve Agenda en (in lokaal of regionaal verband) ook in samenwerking met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Voor gemeenten hangt de inzet voor het Nationaal Programma Onderwijs nauw samen met andere steunpakketten voor de jeugd, onder andere de aanpak jeugdwerkloosheid en het steunpakket Welzijn Jeugd. Op de website van het Nederlands Jeugdinstituut staat een overzicht van de steunpakketten tot nu toe die relevant zijn voor het jeugddomein.
Voor gemeenten worden via de website van het Nationaal Programma Onderwijs en via de Gelijke Kansen Alliantie goede voorbeelden verspreid. Via de bestaande ondersteuningsstructuur voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, via NJI en de aanpak Met Andere Ogen wordt gewerkt aan kennisdeling onder gemeenten. Het ontsluiten van goede voorbeelden en het delen van kennis leveren een bijdrage aan een duurzame relatie tussen school, gemeente en mogelijke ook andere partijen, die ook na afloop van het programma van betekenis zal zijn.
Mbo en hoger onderwijs
Studenten liepen studievertraging op door de beperkte mogelijkheden voor fysiek onderwijs, uitval van stages, praktijkopdrachten en examens. Daarnaast staat het mentale welzijn van studenten door de voortdurende coronamaatregelen onder druk. Voor het mbo en hoger onderwijs zijn er daarom voor zowel studenten, instellingen als het bedrijfsleven verschillende middelen vrijgekomen in het Nationaal Programma Onderwijs om de coronacrisis het hoofd te bieden.
Steun in de rug voor studenten
Om studenten financiële ademruimte te geven in deze moeilijke tijd krijgen ze in het volgende studiejaar 50% korting op het wettelijk tarief van het college-, les- of cursusgeld. Daarnaast krijgen studenten die hun recht dreigen te verliezen op hun basisbeurs (mbo) en aanvullende beurs (mbo en hoger onderwijs) een tegemoetkoming. Ook wordt het studentenreisproduct verlengd met maximaal 12 maanden voor studenten in het hoger onderwijs als blijkt dat zij meer tijd nodig hebben om hun diploma te halen. Daarnaast had het kabinet al besloten dat alle studenten die studievertraging oplopen en van september 2020 tot eind januari 2021 een mbo-, hbo- of masterdiploma in het wo halen eenmalig te compenseren. Het gaat om een bedrag van maximaal drie maanden les-, cursus- of collegegeld. Voor een bbl-student in het mbo betekent dat een eenmalige tegemoetkoming van € 150. Een bol-student in het mbo ontvangt € 300 en een ho-student € 535. Deze tijdelijke coronaregeling is begin dit jaar verlengd tot en met augustus 2021. Daarmee hebben alle studenten die in studiejaar 2020–2021 zijn afgestudeerd een tegemoetkoming ontvangen.
Begeleiding van studenten en voorkomen van studievertraging
De instellingen worden door de gevolgen van de coronacrisis geconfronteerd met een forse groei in studentenaantallen. Deze groei is deels regulier, maar ontstaat ook door een hogere instroom vanuit het voortgezet onderwijs vanwege het niet doorgaan van de centrale eindexamens in 2020. Ook zijn er veel studenten die momenteel geen tussenjaar nemen en direct een opleiding starten. Daarnaast werden studenten voorwaardelijk toegelaten bij een vervolgopleiding als zij door de coronacrisis niet konden voldoen aan de vooropleidingseisen. Ook dit jaar zijn wij bereid deze voorwaardelijke toelating mogelijk te maken.
Om de groei van het aantal studenten in het huidige studiejaar op te vangen, ontvangen instellingen in het mbo en hoger onderwijs in 2021 € 489 miljoen. Daarnaast ontvangen de instellingen in 2021 en 2022 extra middelen om de opgelopen studievertragingen weg te werken, te voorkomen dat de studievertragingen verder oplopen en om studenten te begeleiden. Op de besteding van de middelen voor begeleiding wordt later in de brief ingegaan.
De extra middelen voor begeleiding van studenten worden aangevuld met middelen uit diverse regelingen. Voor het mbo zijn dit de regelingen «Inhaal en Ondersteuningsprogramma’s onderwijs» (IOP), «Extra hulp voor de klas», middelen voor devices en de Aanpak Jeugdwerkloosheid. Voor het hbo en wo betreft dit de regeling «Extra hulp voor de klas». Het onderdeel nazorg door mbo-instellingen van de Aanpak Jeugdwerkloosheid blijft om uitvoeringstechnische redenen in de regeling «Extra begeleiding en nazorg mbo» en vormt dus geen onderdeel van de opslag op de lumpsum.
In de Aanpak Jeugdwerkloosheid, die met het Nationaal Programma Onderwijs wordt verlengd, werken scholen met gemeenten samen om kwetsbare schoolverlaters te ondersteunen naar vervolgonderwijs of werk. Om die reden ontvangen de centrumgemeenten van de arbeidsmarktregio’s en de contactgemeenten van RMC-regio’s middelen om in 2022 hun rol in de Aanpak Jeugdwerkloosheid voort te kunnen zetten. Deze middelen worden op eenzelfde wijze verstrekt als voor 2021 gedaan is.
Met de middelen voor begeleiding van studenten en de middelen uit de bovenstaande regelingen krijgt het mbo in 2021 en 2022 € 224 miljoen, het hbo € 216 miljoen en het wo € 76 miljoen. Voor alle sectoren samen is dit in totaal € 516 miljoen.
Daarnaast krijgen lerarenopleidingen in zowel 2021 als 2022 nog eens € 38 miljoen, omdat de begeleiding en stages bij de lerarenopleidingen nog eens extra onder druk zijn komen te staan door de coronapandemie en de maatschappelijke urgentie om meer leraren op te leiden.
De aanpak voor het mbo in Caribisch Nederland sluit zoveel mogelijk aan bij Europees Nederland. Waar nodig wordt het proces aangepast aan de lokale context en de ontwikkelingen in Caribisch Nederland. Naast onderwijs heeft ook wetenschappelijk onderzoek door de coronacrisis vertraging opgelopen. Binnen het Nationaal Programma Onderwijs wordt daarom voor zowel 2021 als 2022 € 81 miljoen beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn bedoeld om onderzoekers op een tijdelijk contract te helpen. Hier komen we later in deze brief uitgebreider op terug.
De middelen gericht op de begeleiding van studenten, de middelen vanuit de bovengenoemde regelingen, de middelen voor de lerarenopleiding en de middelen voor aanpak vertraging onderzoek en vormen samen een «corona enveloppe». Deze middelen gaan middels een opslag op de lumpsum naar de instellingen. De afgelopen weken is er voor de middelen uit deze «corona enveloppe» een bestuursakkoord opgesteld9. In het bestuursakkoord zijn afspraken met sectorraden opgenomen over de plannen, de monitoring en de verantwoording van deze middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs. In dit bestuursakkoord is daarnaast instemmingsrecht van de medezeggenschapsraad opgenomen op de plannen die instellingen maken.
Besteding middelen begeleiding studenten
De oorzaken studievertraging in het mbo en hoger onderwijs zijn uiteenlopend en kunnen verschillen per regio, instelling en zelfs per opleiding. Daarom is het noodzakelijk om de professionals binnen de instellingen ruimte te geven om zelf de afweging te maken waar de behoefte ligt en welke maatregelen het effectiefst zijn. Elke instelling werkt haar voornemens voor het komende studiejaar uit in een plan voor de besteding van de beschikbare middelen.
Voor een effectieve en doelmatige besteding van de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs hebben we samen met instellingen aan de hand van zes thema’s een lijst met voorbeelden van acties opgesteld10. Op deze lijst staan acties die zich in de praktijk al bewezen hebben, waarvan de effectiviteit zeer voor de hand ligt of die wetenschappelijk onderbouwd zijn.11 De lijst heeft als doel instellingen te helpen snel aan de slag te gaan.
Instellingen bepalen zelf op welke actie(s) ze in willen zetten. Zo zal bij de ene instelling ingezet worden op behoud van stages, bijvoorbeeld door inzet van extra docenten voor matching tussen de student en het werkveld of door inhuur van grotere ruimtes waardoor stageplekken veilig (met anderhalve meter afstand) kunnen plaatsvinden. Een andere instelling kan waarnemen dat het mentale welzijn van haar studenten onder druk staat en daarom besluiten extra psychologen en sociaal werkers aan te stellen of peer-to-peer support groups op te zetten.
De keuzelijst met acties is niet limitatief. Het kan voorkomen dat een instelling tot de conclusie komt dat een actie gewenst is die niet op de keuzelijst staat, maar die gelet op de situatie van die instelling wel effectief en doelmatig is. In dat geval heeft de instelling ruimte beargumenteerd af te wijken van de keuzelijst. Dit gebeurt in afstemming met de medezeggenschapsraad en hierover wordt verantwoord in het jaarverslag.
Instellingen kunnen daarnaast gebruik maken van onder andere trainingen en lesbrieven vanuit het steunpakket Welzijn Jeugd, waarin extra aandacht wordt besteed aan de mentale weerbaarheid van studenten.
Kennisontwikkeling en kennisdeling
Instellingen krijgen, door de middelen die met het Nationaal Programma Onderwijs beschikbaar komen, een grote verantwoordelijkheid om deze middelen effectief en doelmatig te besteden. Het Nationaal Regie Orgaan (NRO) zal de opdracht krijgen om kennisontwikkeling en -deling te faciliteren en onderzoek te (laten) doen naar de effectiviteit van de ingezette acties van de instellingen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van bestaande netwerken van professionals in zowel het mbo als hoger onderwijs. Zo wordt gestimuleerd dat instellingen onderling kennis en goede voorbeelden uitwisselen via hun reeds bestaande kennisnetwerken over effectieve maatregelen. Hierdoor kunnen onderwijsinstellingen onderling van elkaar leren binnen de sector en over de onderwijssectoren heen. Het NRO verzamelt goede voorbeelden, lessen uit de praktijk en wetenschappelijke reflecties en verspreidt deze via de website Onderwijskennis.nl.
Aanpak stagetekorten en leerwerkplekken
Een groot knelpunt in deze coronacrisis zijn de tekorten aan stages en leerwerkplekken. Om deze tekorten bij stages te verlichten, verhogen we het budget voor de subsidieregeling praktijkleren voor de jaren 2021 en 2022. Per leerwerkplek is er, op basis van de huidige ramingen, weer € 2.700 beschikbaar. In juni worden de wijzigingen in deze subsidieregeling gepubliceerd. De verhoogde subsidies kunnen vanaf juni 2021 worden aangevraagd en worden in december 2021 voor het eerst uitgekeerd aan het bedrijfsleven. Ook wordt de subsidieregeling aangepast zodat de aanvullende subsidie in het hbo (voor de sectoren techniek (+ ICT) en gezondheidszorg) na afloop van het collegejaar 2020–2021 en 2021–2022 kan worden toegekend.
Daarnaast verlengen we voor het mbo het bestaande Actieplan stages en leerbanen een jaar. Voor 2020 en 2021 had het kabinet al € 4 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Met het Nationaal Programma Onderwijs komt daar € 4 miljoen bij voor 2022. Daarmee kunnen de werkzaamheden gericht op stage- en leerbaantekorten in het mbo die door de coronacrisis zijn verveelvoudigd, worden voortgezet.
Het hbo krijgt in 2021 € 10 miljoen om de stageproblematiek aan te pakken en € 6 miljoen voor 2022. Voor het wo wordt er eenmalig € 8 miljoen vrijgemaakt voor stages en coschappen bij de opleidingen geneeskunde en tandheelkunde. De middelen voor het hbo en wo zijn onderdeel van de corona enveloppe. Met dit aanvullende pakket aan maatregelen wordt een belangrijke impuls gegeven aan het behoud van leerwerkplekken in de door Corona getroffen bedrijvigheid en de mogelijkheid geboden stages, bbl en duale leerwerkplekken in sectoren met een grote (potentiele) vraag, zoals de zorg en de techniek uit te breiden.
Behoud van onderzoek
Veel wetenschappelijk onderzoek heeft door de coronacrisis vertraging opgelopen. Binnen het Nationaal Programma Onderwijs is twee keer € 81 miljoen (voor 2021 en 2022) beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn bedoeld om onderzoekers op een tijdelijk contract, die door de coronacrisis vertraagd zijn in hun onderzoek, te helpen. Zo blijven deze onderzoekers in hun huidige rol behouden voor onderzoek én onderwijs. De gewenste situatie is dat veel van de onderzoeksvertraging, veroorzaakt door de coronacrisis in 2020, die tot extra kosten leidt in 2021 en 2022, daarmee opgevangen wordt. De duur en intensiteit van de coronacrisis is echter niet te voorspellen. Bovendien is de looptijd van een tijdelijk contract in de wetenschap vaak tot en met vier jaar. Dataverzameling die is belemmerd in de eerste periode van een onderzoek, kan ook op langere termijn vertraging veroorzaken, die aan het eind van de contractperiode pas opgevangen kan worden. Dat geldt des te meer in de UMC’s, waar de toegenomen patiëntenzorg alle prioriteit heeft gekregen. De effecten van de coronacrisis uit 2020 kunnen dus daardoor doorlopen tot in 2023 en verder. Echter, de regering heeft de huidige omvang van het Nationaal Programma Onderwijs ingericht als een antwoord op de problematiek die ontstaan is door de coronacrisis in 2020 en tot extra kosten leidt in 2021 en 2022. Met het oog op 2023 is de motie van het lid Van den Hul c.s. ingediend12, waarin de regering wordt verzocht om circa € 82 miljoen om de vertraging van onderzoekers te dekken, zonder dit ten koste te laten gaan van de onderwijskwaliteit door bezuinigingen van instellingen of contracten die niet verlengd worden waardoor kostbaar onderzoek verloren gaat. Mede vanwege de onvoorspelbaarheid van de ontwikkelingen en de bijbehorende budgettaire consequenties worden eventuele verdere interventies die gericht zijn op de jaren 2023 en verder overgelaten aan het volgende kabinet.
De afgelopen tijd hebben we met de VSNU, NLU, Vereniging Hogescholen, NFU, NWO en KNAW deze doelstelling verder uitgewerkt in een bestuursakkoord. Wij hebben daarin afspraken gemaakt over inzet van de middelen, betrokkenheid van medezeggenschap en ondernemingsraad, monitoring en verantwoording. Bij het maken van de afspraken met de sectororganisaties hebben we Promovendi Netwerk Nederland (PNN), PostdocNL en De Jonge Akademie (DJA) geconsulteerd.
De universiteiten (inclusief universitair medische centra), hogescholen, NWO en KNAW zullen de middelen ten behoeve van de onderzoekers ontvangen. Voor hogescholen wordt het geld verdeeld via een subsidie van Regieorgaan SIA. De overige instellingen ontvangen de middelen via een ophoging van respectievelijk de lumpsum of bekostiging. De instellingen zullen de middelen inzetten voor kosten die in de kalenderjaren 2021 en 2022 worden gemaakt voor onderzoekers en die noodzakelijk zijn voor het kunnen afronden van hun onderzoek. Bij universiteiten is de medezeggenschap betrokken via de hoofdlijnen van de jaarlijkse begroting en eventuele bijstelling daarvan. NWO, KNAW en UMC’s betrekken de ondernemingsraad via een apart beleidsdocument. Bij NWO en KNAW heeft de ondernemingsraad instemmingsrecht, voor UMC’s is dat de relevante medezeggenschap (gericht op onderzoek en onderwijs).
Net zoals bij de middelen voor het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs, hebben de instellingen een grote verantwoordelijkheid om de middelen effectief en doelmatig te besteden. De monitoring via het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek is daarbij een hulpmiddel voor kennisontwikkeling en -deling.
Monitoring en verantwoording
Van het basisonderwijs tot de wetenschap komen er middels het Nationaal Programma Onderwijs middelen beschikbaar om de gevolgen van de coronacrisis het hoofd te bieden. Gezien het belang van onderwijs voor het welzijn van kinderen en jongeren nu en in hun toekomst is deze ongekende meerjarige incidentele investering in onderwijs op zijn plaats, maar deze investering brengt ook verantwoordelijkheid met zich mee voor alle betrokken partijen, zoals ook de Algemene Rekenkamer signaleert.13 Naast een gedegen aanpak om de vertragingen van leerlingen en studenten goed in kaart te brengen, is een gedegen monitoring, evaluatie en verantwoording onderdeel van deze uitwerking. Alles is erop gericht om met deze middelen daadwerkelijk het verschil te maken voor leerlingen en studenten die geraakt zijn door de coronacrisis. Dit betekent een open, lerende manier van werken, die de komende 2,5 jaar gevolgd wordt en waarvan elementen ook worden ingezet voor een duurzame kwaliteitsverbetering in het onderwijs.
Voor het programma worden verantwoordingsafspraken ingericht. Gedurende de looptijd van het programma wordt twee maal per jaar een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin inzicht in de voortgang van het programma wordt gegeven en indien nodig wordt benoemd waarop wordt bijgestuurd. Op basis hiervan, en van de actuele ontwikkeling van de achterstanden, zal volgend jaar worden besloten over het definitieve bedrag per leerling voor het schooljaar 2022/23. Na afloop van het programma zal bekeken moet worden of het doel is behaald, of dat er meer en langduriger inzet nodig is. Die beslissing is aan een nieuw kabinet.
Primair en voortgezet onderwijs
Parallel aan de uitvoering van en verantwoording over de schoolprogramma’s op schoolniveau en de verantwoording op bestuursniveau in het jaarverslag wordt op landelijk niveau de uitvoering en ontwikkeling van het Programma gemonitord en geëvalueerd. Gedurende de looptijd van het programma monitoren we de implementatie van het programma op scholen en door gemeenten (implementatiemonitor). We brengen daarbij in kaart welke interventies worden gekozen en welke uitvoeringsproblematiek wordt ervaren. We vragen scholen daarom om rond het begin van het nieuwe schooljaar een aantal korte vragen te beantwoorden over de uitvoering van het programma. Bij een steekproef aan scholen doen we verdiepend onderzoek. Dit onderzoek geeft ons de mogelijkheid om tussentijds bij te sturen en scholen en gemeenten gerichter te kunnen ondersteunen. Ook zullen we de effectiviteit onderzoeken van een aantal interventies.
Een landelijk beeld van de vertraging die leerlingen hebben opgelopen en het herstel daarvan wordt met resultaatonderzoek in beeld gebracht (resultatenmonitor). We kijken daarbij naar schoolloopbanen, cognitieve opbrengsten en de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Om goed zicht te krijgen op de cognitieve vertragingen (kernvakken) wordt onder andere gebruik gemaakt van analyses op stelselniveau van leerlingvolgsysteemdata. Ook doet de inspectie een verdiepend themaonderzoek naar de gevolgen van de coronacrisis op de kwaliteit van onderwijs.
Naast de implementatie- en resultatenmonitor wordt er een zogenaamde «effectmeting» gedaan op een selecte groep scholen. Doel van deze meting is om te achterhalen wat het effect is van een aantal kansrijke interventies en onder welke omstandigheden deze het beste werken. Scholen kunnen zich vooraf intekenen op een vooraf vastgelegde interventie.
De onderzoeksactiviteiten in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs worden begeleid door de Wetenschappelijke Expertgroep die in oprichting is. Wetenschappers uit verschillende disciplines zullen zitting nemen in de Expertgroep. De Expertgroep wordt betrokken bij onderzoeksopzet en de validatie en duiding van onderzoeksresultaten.
Daarnaast zal het Platform Perspectief Jongeren vanuit een bredere optiek adviseren over het NP Onderwijs en het perspectief voor de Jeugd op (middel)lange termijn. De maatschappelijke begeleidingscommissie wordt momenteel vormgegeven als het Platform Perspectief Jongeren. Dit platform krijgt de opdracht om tijdens het Nationaal Programma Onderwijs vanuit een brede maatschappelijke blik signalen op te halen over de vraag in hoeverre de maatregelen effect hebben op de levens en kansen van jongeren, en wat er aan het einde van het programma nodig is om dat duurzaam voort te zetten. Het perspectief van kwetsbare jongeren staat hierin centraal. Kim Putters is bereid gevonden om het voorzitterschap van het Platform Perspectief Jongeren op zich te nemen.
De po- en vo-sector hebben de afgelopen jaren stevig geïnvesteerd in benchmarks, in eerste instantie vooral gericht op financiële verantwoording. Het is de ambitie van de sector dit ook uit te breiden met kwalitatieve data.
Met de sectoren wordt onderzocht op welke wijze deelname aan het NCO zo aantrekkelijk en groot mogelijk kan worden gemaakt. Grotere deelname aan het NCO vergemakkelijkt niet alleen het monitoren van de voortgang op stelselniveau, maar biedt scholen zelf ook belangrijke inzichten in hun eigen situatie. Onderdeel van de verkenning is onderzoek naar de wenselijkheid van wettelijk verplichte aansluiting (eventueel in de vorm van een opt-out) op de NCO-monitoring in de toekomst.
Mbo en hoger onderwijs
De halfjaarlijkse voortgangsbrief leunt voor het mbo en hoger onderwijs op twee monitorings- en verantwoordingsinstrumenten. Het eerste instrument is een macromonitor die de ontwikkeling van studievertraging, studentenwelzijn en -tevredenheid in het mbo en hoger onderwijs op landelijk niveau in kaart brengt. Deze macromonitor wordt gevuld met reeds bestaande bronnen en instrumenten en waar nodig aangevuld met nog te ontwikkelen instrumenten. De landelijke macromonitor brengt de effecten van corona en de genomen maatregelen op sectorniveau breed in beeld. Deze monitoring op sectorniveau vindt mede plaats via OCW-in-Cijfers.
Daarnaast is er een «implementatiemonitor» die zich richt op het in kaart brengen van de acties die instellingen, al dan niet gezamenlijk, opzetten. Met deze implementatiemonitor verkrijgen we inzicht in het door instellingen opgestelde actieplan, het proces, de maatregelen en de bereikte voortgang van de plannen door de instellingen. Deze monitor gebruikt de informatie uit de jaarstukken van de instellingen en van de bevraging van (een deel) van de instellingen. In het bestuursakkoord is opgenomen dat instellingen hieraan voluit hun medewerking zullen verlenen. Naast dat instellingen hiermee inzicht geven in de door hun ingezette acties kan de implementatiemonitor als input dienen voor het delen van ervaringen en kennis over acties en wat deze opleveren. De besturen gaan in het bestuursverslag een aparte paragraaf opnemen met informatie over de inzet van deze middelen. De inspanningen worden door de instellingen waar mogelijk geduid in concrete indicatoren. Beide monitoring- en verantwoordingsinstrumenten zijn input voor de halfjaarlijkse voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer.
Beschikbaarheid van middelen
Voor het po en vo komen vanaf schooljaar 2021/2022 middelen beschikbaar voor de scholen voor de uitvoering van de door de scholen opgestelde schoolprogramma’s. Voor mbo- en ho-instellingen worden in de bekostigingsbrief in juli de middelen van de corona enveloppe voor 2021 beschikbaar gesteld. De middelen voor 2022 worden voor het mbo uiterlijk in september 2021 opgenomen in de beschikkingen over de bekostiging 2022. Voor het ho zullen de middelen voor 2022 worden opgenomen in de beschikking van oktober 2021.
Tot slot
De huidige generatie leerlingen en studenten verdient, ondanks de coronacrisis, alle kansen op volwaardig onderwijs en een goede toekomst. Terwijl de coronacrisis en bijbehorende maatregelen voortduren, werken scholen en instellingen hard aan de uitvoering van de maatregelen van het Nationaal Programma Onderwijs. Voor het herfstreces zal uw kamer een brief over de voortgang van het Nationaal Programma Onderwijs ontvangen.
Fysiek onderwijs is inmiddels gedeeltelijk weer mogelijk, mede dankzij de sneltesten die ook in het onderwijs worden ingezet. Het streven blijft om zo snel mogelijk volledig fysiek onderwijs plaats te laten vinden. Zodat alle leerlingen in het land gewoon weer naar school kunnen en dat studenten hun studentenkamers weer kunnen inruilen voor de collegebanken. Dat is waar wij ons onverminderd voor in blijven zetten. Zoals gezegd: «Het land zat het afgelopen jaar misschien wel op slot, meer met dit Nationaal Programma houden we de toekomst van de kinderen en jongeren in Nederland open.»
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Verlenging subsidieregelingen
Dit jaar wordt, net als afgelopen jaar, scholen in het po, vo en mbo de mogelijkheid geboden om inhaal- en ondersteuningsprogramma’s (IOP) te realiseren. De wijzigingsregeling waarmee hiervoor € 151 miljoen beschikbaar komt, is op 15 april gepubliceerd.14 De subsidie is bedoeld voor programma’s voor kwetsbare leerlingen en studenten in aanvulling op het reguliere onderwijsprogramma en voor studenten met vertraging in de beroepspraktijkvorming. De regeling kan scholen helpen om al vóór of in de zomer te starten met extra ondersteuning aan leerlingen in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs. Zij kunnen dit vormgeven door het organiseren van extra aanbod, programma’s in de zomervakantie, in de weekenden of in de herfstvakantie, of extra begeleiding bij de beroepspraktijkvorming. Zoals we u eerder informeerden, hebben we afgesproken dat scholen een aanbod doen voor extra onderwijs en begeleiding aan leerlingen die dit nodig hebben. Om scholen op weg te helpen bij het maken van de juiste keuze voor een bepaald inhaalprogramma, werd op 23 april een Webinar georganiseerd door deskundigen van onderzoeksinstituut LEARN! (Vrije Universiteit Amsterdam en KBA Nijmegen). LEARN! evalueert de uitvoering van de eerste tranche inhaal- en ondersteuningsprogramma’s. Het webinar ging in op de vraag welke overwegingen belangrijk zijn bij de keuze voor een bepaald inhaalprogramma.
Ook voor de regeling voor voorschoolse educatie is inmiddels een nieuw tijdvak opengesteld met een budget van € 10,7 miljoen.15 Met deze subsidie voor voorschoolse educatie kunnen kindcentra met doelgroeppeuters extra ondersteuning bieden, vanwege vertragingen veroorzaakt door de sluiting van kindcentra door COVID-19.
Als onderdeel van het Nationaal Programma Onderwijs is per 1 mei de regeling Extra hulp voor de klas opnieuw opengesteld. In 2020 hebben scholen en mbo-instellingen in regionaal verband subsidie kunnen aanvragen voor het organiseren van extra personele inzet in de periode 1 januari 2021 tot en met 31 juli 2021 vanwege COVID-19. Het budget van de regeling was uitgeput, met de verlenging tot eind 2021 komt hier € 240 miljoen extra beschikbaar voor de gehele onderwijssector. Deze regeling kan ook worden gebruikt om studenten in te zetten.
Caribisch Nederland
Caribisch Nederland sluit zoveel mogelijk aan bij de aanpak voor Europees Nederland. Waar nodig wordt het proces aangepast aan de lokale context en de ontwikkelingen in Caribisch Nederland. Voor de scholen in Caribisch Nederland zal tevens worden gekeken naar de benodigde aanpassingen in de probleem- en behoefteanalyse (schoolscan) en de menukaart in verband met de lokale context. Op 28 april jl. is hierover een brief verzonden aan de schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft een vergelijkbare brief zoals die in maart jl. aan de schoolbesturen in Europees Nederland is verzonden. Voor de leerlingen in Caribisch Nederland is ca. € 10 miljoen beschikbaar
Samenwerkingsverbanden en werkdrukmiddelen
In de komende twee schooljaren komen er verder middelen beschikbaar voor de samenwerkingsverbanden passend onderwijs, voor de ondersteuning van leerlingen in het vso en pro die vertraging hebben opgelopen. Het gaat om een bedrag van in totaal ca. € 47 miljoen. Ook wordt er € 48 miljoen geïnvesteerd om de dip in de werkdrukmiddelen voor het primair onderwijs te compenseren.
Daarnaast willen we leraren en ander onderwijspersoneel extra ondersteunen bij de uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs. Daarom is een deel van de aanvullende bekostiging voor de komende twee schooljaren specifiek bestemd om deze ondersteuning in de klas vorm te geven.
Nieuwkomers
Nieuwkomers zijn een kwetsbare populatie leerlingen die harde klappen hebben gekregen door de coronaproblematiek. Scholen krijgen daarom extra middelen om nieuwkomers die tijdens de lockdown vrijwel geen fysiek onderwijs hebben gekregen extra te ondersteunen. Voor het po en vo samen gaat het over de hele looptijd van het Nationaal Programma Onderwijs om een bedrag van € 240 miljoen.
Brede en verlengde brugklassen
Tot slot komt er ruim € 100 miljoen beschikbaar voor een subsidie om scholen in het vo te helpen om de transitie te maken naar brede en verlengde brugklassen. Hiermee faciliteren we de scholen om leerlingen kansrijk te plaatsen en selectie uit te stellen. Dit sluit aan bij het SCP-briefadvies Bouwstenen voor sociaal herstelbeleid.
Motie-Beertema: Niet-effectieve interventies
Naast de menukaart is een overzicht gepresenteerd van interventies die bewezen niet-effectief zijn, in lijn met de motie van het lid Beertema.16 Daarover is uit onderzoek bekend dat ze geen effect hebben op leerwinst. Scholen mogen deze interventies niet inzetten met de middelen voor het Nationaal Programma Onderwijs. Er is dus keuzevrijheid voor scholen, binnen de kaders van wat wetenschappelijk bewezen effectief is.
Motie-Van den Hul/Van Raan: Invloed lerarentekort op inlopen achterstanden
Wij willen bij de uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs recht doen aan de verschillen in de mate waarin het lerarentekort het laten inlopen van opgelopen achterstanden bemoeilijkt, conform de motie van de leden Van den Hul en Van Raan.17 De intentie is om invulling te geven aan deze motie door een arbeidsmarkttoelage voor onderwijspersoneel gericht in te zetten op scholen met relatief veel leerlingen met een risico op onderwijsachterstanden, hiervoor is € 375 miljoen beschikbaar. Scholen met extra uitdagingen hebben de meeste moeite met het lerarentekort: zij krijgen vacaturen moeilijker vervuld en het verloop is hoger. Daarmee is het de bedoeling dat de arbeidsmarkttoelage gericht naar die scholen gaat die voor een grotere opgave staan. Voor de uitvoering hiervan zijn afspraken door de sociale partners benodigd.
Moties Westerveld en Futselaar: Thuiszitters in het Nationaal Programma Onderwijs
De door de Kamerleden Westerveld en Futselaar ingediende moties over respectievelijk een plan om thuiszitters mee te nemen in het Nationaal Plan Onderwijs18 en het vrijmaken van ruimte voor thuiszitters in de verdere uitwerking van het plan19 zijn allebei aangenomen. Inmiddels hebben we ervoor gezorgd dat bij schoolbesturen expliciet aandacht is voor thuiszitters20, zijn gemeenten hier tevens op gewezen21, zijn de thuiszitters benoemd in het stappenplan bij scholen en is er in de menukaart22 expliciet aandacht voor het vergroten van aanwezigheid op de school. Tot slot wordt ook in de specifieke uitkering aan gemeenten deze groep benoemd door het op te nemen in de bestedingsdoelen voor gemeenten. Door in alle onderdelen van het Nationaal Programma Onderwijs aandacht te vragen voor thuiszitters en zowel scholen als gemeenten de mogelijkheid te bieden hier geld voor vrij te maken, voeren wij deze moties uit en komen deze middelen ook ten goede aan deze kinderen en jongeren.
Motie-Bruins/Van Raan
De motie van de leden Bruins en Van Raan23 verzoekt om met Studenten helpen Scholieren, VSNU, VH, de universitaire lerarenopleidingen en de pabo's tot een plan te komen om studenten die naast hun studie in het onderwijs willen werken te bereiken en te begeleiden, ondersteunen en/of helpen naar een (bij)baan in het basis- en voortgezet onderwijs. Wij voeren het gesprek met Studenten helpen Scholieren. Er zijn inmiddels diverse initiatieven ontstaan voor de inzet van studenten in het begeleiden van scholieren. Bijvoorbeeld in het vo met het platform studenteninzetopschool.nl, waarop verschillende landelijke en regionale initiatieven gebundeld worden. In het po heeft een deel van de steden in de G5 in de noodplannen opgenomen dat zij pabo-studenten tijdens de opleiding betaald inzetten in het onderwijs.
Wij juichen deze initiatieven toe. Studenten kunnen meer werkervaring opdoen en kennismaken met het lerarenberoep en de lerarenopleiding, de werkdruk van leraren verlichten en bijdragen aan de continuïteit van onderwijs. Bij al deze initiatieven is het van belang om aandacht te hebben voor de belasting van de studenten en te voorkomen dat zij studievertraging oplopen.