Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 mei 2021
Eind februari jl. bent u geïnformeerd over het Nationaal Programma Onderwijs om de opgelopen leer- en ontwikkelvertraging in het onderwijs als gevolg van Corona in te lopen1. Over de voortgang van dit programma zal uw Kamer binnenkort worden geïnformeerd. Een van de belangrijkste bouwstenen van het programma is onze inzet op evidence-based werken. De motie van de leden Kwint en Peters over wetenschappelijk bewezen effectieve leesmethoden laat zien dat dit ook een wens is van uw Kamer2.
Hiervoor is voor het funderend onderwijs een menukaart met bewezen effectieve en aannemelijke interventies gemaakt en gepubliceerd op de vandaag gelanceerde website www.nponderwijs.nl. Niet eerder hebben scholen en leraren in Nederland zulke grondig onderbouwde wetenschappelijke kennis zo toegankelijk en praktisch toepasbaar tot hun beschikking gehad.
De menukaart is gebaseerd op wat vanuit onderzoek bekend is over effectieve aanpakken voor wat werkt om leer- en ontwikkelvertragingen zo goed mogelijk te herstellen. In samenwerking met leerkrachten en schoolleiders is gekeken naar volledigheid en uitvoerbaarheid van de maatregelen. De menukaart is vervolgens met de sectororganisaties en veldpartijen besproken en aan wetenschappers voorgelegd. Veel van de interventies in de menukaart sluiten aan bij wat scholen al doen. Om scholen te ondersteunen met het aan de slag gaan met interventies zijn meerdere praktijkkaarten ontwikkeld door Education Lab. Dit onderzoeksnetwerk van wetenschappers werkt in nauwe samenwerking met docenten en schoolleiders aan verbetering van de onderwijspraktijk door wetenschappelijke kennis aan te bieden. Vertegenwoordigers van het Lerarencollectief hebben bijgedragen aan de praktijkkaarten. Via de «kenniscommunity» wordt bestaande kennis over het werken met de verschillende interventies beschikbaar gemaakt en nieuwe kennis ontsloten. Met deze werkwijze is gezocht naar het maximaal benutten van de aanwezige kennis op scholen zelf, zodat de maatregelen goed aansluiten bij wat er nodig is en aansluit op de dagelijkse onderwijspraktijk. De menukaart wordt gedurende de looptijd van het Programma verder doorontwikkeld.
Scholen moeten interventies kiezen uit de menukaart. Er is dus conform de motie van het lid Beertema3 geen ruimte voor interventies die geen bewezen effect hebben op leerwinst. Door de breedte van de menukaart is er voldoende ruimte voor de scholen om tot een schooleigen aanpak te komen. Het is hierbij cruciaal dat het maken van de plannen met het schoolteam gebeurt. De actieve betrokkenheid van leraren bij het opstellen van het schoolprogramma is essentieel voor de beste aansluiting bij de situatie en behoefte van de school. Ook ouders, leerlingen, gemeente, samenwerkingsverband en andere (maatschappelijke) organisaties kunnen een waardevolle rol vervullen. Een schoolbestuur kan in overleg met de scholen bovenschools aanbod realiseren en ook samenwerking tussen verschillende besturen is mogelijk, bijvoorbeeld bij het organiseren van zomerscholen. Het schoolprogramma wordt na instemming van de medezeggenschapsraad vastgesteld en bij voorkeur voor alle betrokkenen toegankelijk gemaakt op de website van de school. Ik ben ervan overtuigd dat deze manier van werken, waarbij scholen ervaring opdoen met het gebruik van de menukaart en specifieke interventies daaruit, ook na de looptijd van het programma van grote meerwaarde zal zijn.
In de motie van het lid Futselaar cs. verzoekt u de regering in de verdere uitwerking van het Nationaal Programma Onderwijs extra waarborgen in te bouwen om te voorkomen dat onderwijsgeld weglekt naar particuliere bureaus4. Vanuit het Programma gaan geen middelen rechtstreeks naar particuliere bureaus. Zoals eerder in deze brief aangegeven dienen scholen en instellingen zorgvuldig om te gaan met de middelen uit het Nationaal Programma. In de ideale situatie voert het eigen personeel van de school zoveel mogelijk onderdelen van het schoolprogramma zelf uit. Zij kennen hun leerlingen immers het best en kunnen het best aansluiten op waar zij staan in hun ontwikkeling. Ook wordt op die manier opgedane kennis, bijvoorbeeld over de inzet van de interventies van de menukaart, het best geborgd binnen de school.
Het kan voorkomen dat scholen of instellingen ervoor kiezen om in aanvulling op hun samenwerking binnen bijvoorbeeld het scholennetwerk tijdelijk en doelgericht externe expertise en ondersteuning in te huren, om hen te helpen bij de complexe uitdaging waar ze voor staan. Dit kan gaan om bijvoorbeeld de ondersteuning van het onderwijspersoneel bij sociaal-emotionele vraagstukken van leerlingen, extra handen in de klas of extra onderwijstijd of buitenschoolse activiteiten. Zo zouden bijvoorbeeld pedagogische medewerkers vanuit de kinderdagopvangbranche ingezet kunnen worden. Het moet altijd gaan om expertise of ondersteuning die bijdraagt aan de uitvoering van interventies uit de menukaart en actielijst. De keuze voor de inzet van aanvullende expertise of ondersteuning blijft aan de scholen en instellingen omdat ook de regie voor de aanpak bij de scholen en instellingen ligt. Het is daarbij nadrukkelijk niet de bedoeling dat scholen de middelen inzetten om planvorming of uitvoering in zijn geheel uit te besteden.
Op de website van het Nationaal Programma zullen we vragen meegeven aan de scholen die behulpzaam zijn in de afweging om al dan niet externe ondersteuning in te schakelen. Deze vragen worden met hulp van het veld opgesteld.
Ook komt dit terug in de handreiking voor de MR, die nu geschreven wordt. En uiteindelijk geldt instemmingsrecht door de MR op het plan van de scholen. Hiermee is geborgd dat er op schoolniveau draagvlak is voor de keuzes die gemaakt worden ten aanzien van de inzet van externe partijen.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob