Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2020
Het funderend onderwijs blijft open, zolang als dit verantwoord kan. Dit is het beste voor de cognitieve en sociale ontwikkeling van leerlingen, en zo worden nieuwe achterstanden zoveel mogelijk voorkomen. Ook in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs wordt fysiek onderwijs gegeven waar mogelijk, waarbij anderhalve meter afstand wordt gehouden. Gezamenlijk werken we hard aan deze opgave: scholen, instellingen, docenten, schoolleiders, bestuurders en vertegenwoordigende organisaties. Het kabinet houdt de situatie in het onderwijs nauwgezet in de gaten.
Om de scholen open te kunnen houden zijn op 4 november jl. aanvullende maatregelen getroffen. Om deze maatregelen goed op te volgen en de continuïteit van onderwijs zoveel mogelijk te waarborgen, ondersteunt het kabinet scholen waar dit kan. Naleving van de maatregelen is in ieders belang, en niet alleen een verantwoordelijkheid van scholen en instellingen: ook leerlingen, studenten, ouders, gemeenten en lokale middenstand hebben hier een rol in. In deze brief lichten wij nader toe hoe we scholen extra steun willen bieden:
• financiële ondersteuning voor extra hulp in de klas ten gevolge van COVID-19 voor po, vo en mbo in regionaal verband;
• hulp en ondersteuning bij de opvolging van aangescherpte maatregelen;
• concretisering en verbetering van de bestaande documenten en protocollen om de scholen in het po en vo veilig open te houden, in lijn met de motie van de leden Asscher en Van Weyenberg.1
Voor de bovengenoemde financiële ondersteuning van scholen in regionaal verband trekt het kabinet € 210 miljoen uit.
Ook dit schooljaar is de druk op schoolteams groot. Scholen moeten soms hybride onderwijs verzorgen (afstandsonderwijs en fysiek onderwijs), wat veel van de organisatie kan vergen. In het beroepsonderwijs kunnen minder studenten tegelijk fysiek les krijgen, omdat door alle aanwezigen anderhalve meter afstand moet worden gehouden. Hierdoor moet vaker afstands- of hybride onderwijs worden gegeven. In alle sectoren is de werkdruk aanzienlijk, neemt de vervangingsvraag toe en wordt het moeilijker om een leraar voor elke klas te hebben staan, door besmettingen en personeel in quarantaine. Met de winter in zicht komt het griepseizoen ook dichterbij. In combinatie met de coronavoorschriften leidt dit al snel tot lesuitval, of zelfs het naar huis sturen van een klas of het tijdelijk sluiten van een instelling of schoollocatie. Deze negatieve effecten raken kwetsbare leerlingen en studenten disproportioneel en zetten de kansengelijkheid in het onderwijs onder druk.
De eerder ingestelde subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s wordt gebruikt om leerlingen en studenten ondersteuning te bieden om achterstanden te voorkomen en te bestrijden, naast het reguliere onderwijsprogramma. Hiervoor heeft het kabinet € 282 miljoen beschikbaar gesteld.2 Aanvullend maakt het kabinet nu € 210 miljoen aan middelen vrij om scholen en instellingen via een subsidieregeling tegemoet te komen in de kosten die zij maken voor extra benodigde tijdelijke capaciteit om les te kunnen blijven geven. Het geld kan worden aangewend om aanvullend bevoegd personeel in te zetten of om meer gastlessen mogelijk te maken, bijvoorbeeld voor sport en cultuur. Daarnaast kan men extra ondersteuners de school of instelling binnen halen, extra toezichthouders of conciërges aanstellen voor de naleving van de coronaregels of extra schoonmakers inhuren. Met deze subsidieregeling geeft het kabinet ook uitvoering aan de motie-Asscher/Heerma.3 Met dit geld wordt aan scholen en instellingen tegemoetgekomen in de extra personeelskosten die ontstaan door corona. Gegeven de bredere context van het personeelstekort, is het echter de verwachting dat er nog steeds voorkomende gevallen zullen zijn waarbij het vinden van vervanging lastig blijft.
Daar waar deze op korte termijn in te stellen subsidieregeling zich richt op ondersteuning bij aan corona gerelateerde taken (die er pre-corona dus nog niet waren), zoals toezichthouders op coronamaatregelen en extra schoonmaak, is dit tevens een specifieke uitwerking van het initiatief om coronabanen mogelijk te maken.4 Het initiatief rondom deze coronabanen kan ook van meerwaarde zijn in het hoger onderwijs; dit wordt betrokken in de overleggen die wij voeren met de verschillende sectoren. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid informeert uw Kamer nog separaat over het coronabaneninitiatief.
Uitvoering in regionale samenwerking
De meest gerichte en doeltreffende maatregel om de vervangingsproblematiek te ondersteunen is een tijdelijke subsidieregeling in regionaal verband, passend bij de regionale coronaproblematiek. Hierbij kan worden aangesloten bij bestaande regionale samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld die in het po, vo en mbo om de personeelstekorten aan te pakken. Ook het vormen van een nieuw regionaal samenwerkingsverband behoort tot de mogelijkheden. Schoolbesturen in het mbo kunnen zelfstandig aanvragen doen, omdat zij vaak al een regionaal karakter hebben. De middelen komen in 2021 beschikbaar; schoolbesturen worden spoedig nader over de spelregels geïnformeerd. De regeling staat ook ter beschikking voor scholen op Caribisch Nederland.
Als gezegd volgt het kabinet de situatie in het onderwijs nauwlettend. Hierbij kijken we naar de besmettingscijfers van het RIVM, naast de informatie uit het meldpunt schoolsluitingen van de inspectie en het periodieke peilingsonderzoek over de continuïteit van het onderwijs. Het OMT geeft aan zich zorgen te maken over de overdracht van besmettingen bij adolescenten en jongeren, vooral rondom scholen. Om eraan bij te dragen dat scholen open kunnen blijven, is het van belang dat de besmettingsrisico’s verder worden beperkt:
• er wordt scherper ingezet op naleving van de bestaande maatregelen in de school;
• het schoolgebouw en de onderwijsinstelling zijn echt alleen voor onderwijsactiviteiten, overige activiteiten vinden op afstand of later plaats;
• bewegingen van leerlingen rondom de school moeten worden beperkt.
Naleving basisregels is cruciaal
Goede naleving van de maatregelen is verreweg de beste manier om het aantal besmettingen terug te dringen. Scholen kunnen gebruik maken van de eerdergenoemde subsidieregeling om extra personeel in te huren, voor hulp met bijvoorbeeld handhaving en schoonmaak. Hiernaast worden leerlingen met directe communicatie aangesproken om het belang van de basisregels te onderstrepen.
Op school wordt alleen lesgegeven
Zoals de Minister van VWS benadrukte in zijn brief d.d. 4 november: op school wordt onderwijs gegeven, en niets anders.5 Activiteiten als teammiddagen en ouderavonden zijn belangrijk, maar moeten op afstand plaatsvinden, en niet op school. Schoolbesturen die hun personeel verplichten aanwezig te zijn voor andere zaken dan lesgeven, handelen tegen de richtlijnen in. Het kabinet weet zich hierin volmondig gesteund door de sociale partners.
Terugdringen bewegingen van leerlingen rondom de school
Wanneer groepjes leerlingen zich in de pauze of tijdens tussenuren richting supermarkten of winkelcentra begeven, worden de besmettingsrisico’s vergroot. We vragen scholen, gemeenten en middenstand om gezamenlijk afspraken te maken om dit tegen te gaan. We voeren hierover het gesprek met de VO-raad, de VNG en andere relevante partijen. Het bemoedigt ons dat scholen, gemeenten en GGD’en dit al oppakken met de buurt; goede voorbeelden verdienen navolging.
Mede naar aanleiding van de motie-Asscher/Van Weyenberg is overleg gevoerd met de sociale partners over de helderheid van de richtlijnen en handreikingen voor scholen. Het servicedocument en de protocollen zijn opnieuw bekeken, specifiek met het oog op de praktische zeggingskracht voor schoolleiders en leraren. De sociale partners geven aan dat dit aansluit bij de behoefte van scholen. Bij deze actualisatie krijgt de organisatie van het onderwijs op schoolniveau meer aandacht, om er maximaal aan bij te dragen dat scholen verantwoord open kunnen zijn. Dit leidt tot de volgende stappen:
• het servicedocument funderend onderwijs en corona wordt herzien met het oog op de doelgroep en de praktische toepasbaarheid;
• de sectorale protocollen worden door PO-Raad en de VO-raad aangescherpt en geconcretiseerd waar nodig;
• in alle genoemde documenten wordt doorgelinkt naar alle beschikbare handreikingen voor het onderwijs, die ook op lesopafstand.nl staan;
• we brengen in kaart waar mogelijk nog aanvullende ontwikkeling van handreikingen en richtlijnen wenselijk is, en dragen er zorg voor dat deze een zorgvuldige praktijktoets krijgen alvorens ze op lesopafstand.nl beschikbaar worden gemaakt.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs informeert alle schoolbesturen en schoolleiders deze week over de praktische hulp en ondersteuning die voor hen beschikbaar is:
• de eerder genoemde financiële ondersteuningsmogelijkheden voor personele inzet;
• de beschikbaarheid van extra devices indien deze noodzakelijk zijn;
• de handreikingen, webinars en adviesmogelijkheden die nog steeds worden geboden op lesopafstand.nl; het initiatief van de raden, Kennisnet en vele anderen, dat het startpunt blijft voor alle informatie over onderwijs in coronatijd.
Zoals op 4 november jl. al is aangegeven, wordt de Kamer nog nader geïnformeerd over de voortgang van sneltesten. Ten aanzien van het bestrijden en voorkomen van achterstanden heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs uw Kamer op 10 november jl. geïnformeerd.6
Het Nederlands onderwijs levert al geruime tijd een immense prestatie door onder deze ingewikkelde omstandigheden leerlingen en studenten de kennis, vaardigheden en vorming te blijven bieden voor hun verdere toekomst. Dat verdient een groot compliment. Daarbij roepen we leraren, schoolleiders, ouders, leerlingen en studenten op om op elkaar te blijven letten, en er zo goed mogelijk voor te zorgen dat iedereen overeind blijft. Op onze beurt blijven wij er alles aan doen, in goed overleg met de sociale partners, om het onderwijs zo goed als mogelijk de hulp en ondersteuning te bieden die nodig is. Met de extra middelen die hier beschikbaar worden gesteld zetten we daarin een volgende stap.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob