Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2020
In deze brief wordt u geïnformeerd over de beleidsmatige mutaties op de begroting van het Ministerie van OCW die na de Najaarsnota 2020 hebben plaatsgevonden. Eerst leggen wij uit waarom wij deze brief sturen.
De Eerste en Tweede Kamer hebben budgetrecht over de begroting van ministeries. Door de begroting aan te nemen, en de mutaties op de begroting bij de 1e en 2e Suppletoire Begrotingswet aan te nemen, autoriseren beide Kamers deze uitgaven.
De 2e Suppletoire Begrotingswet, die in november is verstuurd (Kamerstuk 35 650 VIII), is de laatste gelegenheid waarop de Ministers mutaties ter autorisatie kunnen voorleggen aan het parlement. De mutaties die daarna nog plaatsvinden worden slechts achteraf geautoriseerd in de Slotwet, waarbij de laatste stand van de begroting in overeenstemming wordt gebracht met de uiteindelijke realisatie.
Om het parlement voor afsluiting van het jaar te informeren over mutaties die na de 2e Suppletoire Begrotingswet plaatsvinden, sturen wij u deze brief. Daarin brengen wij u vooraf op de hoogte van de laatste beleidsmatige mutaties op de begroting. De Algemene Rekenkamer hecht hier ook waarde aan en beoordeelt beleidsmatige mutaties die niet in deze brief staan dan ook als onrechtmatig.
In enkele gevallen gaat het om een verhoging van de uitgaven, maar in de meeste gevallen wordt er minder uitgegeven dan geraamd. Deze bedragen worden toegevoegd aan de eindejaarsmarge. Over de inzet van de eindejaarsmarge wordt in het voorjaar besloten.
Bij de mutaties kan het ook gaan om verplichtingenmutaties waaraan in 2020 geen uitgavenmutaties verbonden zijn. In veel gevallen komen deze verplichtingen in 2021 tot betaling.
Een bijzondere categorie van verplichtingen zijn de garantieverplichtingen. Dit zijn risico’s waarvoor het Ministerie van OCW garant staat, mochten deze tot een uitgave komen. In deze brief wordt de stand van de garantieverplichtingen geactualiseerd.
Uitgaven mutaties en verplichtingen
De volgende mutaties op de uitgaven van de OCW-begroting na Najaarsnota zijn op dit moment bekend. Deze uitgavenmutaties leiden ook tot mutaties op de verplichtingen.
• Op Artikel 1 (Primair Onderwijs) is bij de middelen voor de Prestatiebox onder het instrument Bekostiging sprake van een overlopende verplichting op de uitgaven naar 2021. Er zat een fout in de berekening van de betaalpercentages voor de regeling Prestatiebox 2020/2021. Hierdoor wordt er dit jaar € 11,4 miljoen te weinig uitgekeerd aan de po-instellingen. Dit bedrag is echter wel voor hen bedoeld en zal daarom begin 2021 alsnog worden uitgekeerd aan de po-instellingen.
• Op Artikel 1 staat voor Caribisch Nederland budget op zowel de bijdragen aan medeoverheden als op opdrachten wat in 2021 pas tot uitbetaling komt. Het gaat om een overlopende verplichting op de huisvestingsbudgetten in Caribisch Nederland voor in totaal € 6,0 miljoen. Deze uitgaven zijn gebaseerd op afspraken uit convenanten waarin staat dat het Ministerie van OCW overgaat tot betaling als er een goedgekeurd plan van aanpak ligt. Dit plan is gedeeltelijk goedgekeurd in de zomer van 2020. Voor de uitbetaling van het tweede deel van deze eerste tranche zal een hersteld plan van aanpak volgen in het eerste kwartaal van 2021.
• Ook op Artikel 1 zal er een tegenvaller op de ontvangsten van het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid (GOAB) ontstaan. Op basis van uitvoeringsinformatie van eind november is gebleken dat uitbetaling van € 12,9 miljoen aan ontvangsten op GOAB in januari 2021 zal vallen in plaats van in 2020.
• Op Artikel 3 (Voortgezet Onderwijs) gaan de uitgaven op de subsidieregeling vroegtijdig schoolverlaten voortgezet onderwijs (vsv vo) omhoog met € 1,1 miljoen. De realisatie van deze regeling valt eenmalig hoger uit, omdat dit jaar zowel de herrekening van het variabele deel van de regeling over 2018 als de herrekening over 2019 aan scholen is uitgekeerd. Bij de aanpassing van de regeling in 2018 is besloten om eenmalig in 2020 de herrekening over twee kalenderjaren uit te keren. Volgend jaar wordt alleen de herrekening over kalenderjaar 2020 uitgekeerd.
• Op Artikel 4 (Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie) is in de Najaarsnota abusievelijk een te hoge meevaller opgenomen, daarom moet het budget van de subsidieregeling Leven Lang Ontwikkelen nu opgehoogd worden met € 1,9 miljoen. Hiervan komt € 1,0 miljoen in 2021 tot betaling, daarmee is er deels dus sprake van een overlopende verplichting.
• Op Artikel 9 (Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid) is sprake van een tegenvaller van € 0,4 miljoen op de subsidieregeling van de Lerarenbeurs. Deze tegenvaller wordt veroorzaakt door technische correcties op toekenningen uit voorgaande collegejaren.
• Op Artikel 15 (Media) worden de uitgaven aan de Algemene Mediareserve (AMr) verhoogd met € 1,1 miljoen. Niet bestede middelen worden in het gesloten systeem van de mediabegroting toegevoegd aan de AMr. Dit bedrag is opgebouwd uit de bedragen die gedoteerd moeten worden aan de AMr:
1) € 0,6 miljoen van het instrument Overige bekostiging Media;
2) € 0,5 miljoen van het instrument Subsidies.
• Op Artikel 15 wordt tegelijk de voorgenomen dotatie aan de AMr verlaagd. Als gevolg van een bezwaar dat de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) had ingediend en de uitspraak hierover van de rechter met betrekking tot de wijze van indexeren moet een bedrag van € 2,7 miljoen naar het instrument Landelijke Publieke Omroep worden overgeboekt. Voor 2021 leidt deze uitspraak tot een verhoging van de toekenning aan de NPO ten opzichte van de Mediabegrotingsbrief met € 5,96 miljoen.
• Op artikel 95 (Apparaat Kerndepartement) worden de uitgaven verhoogd met € 2,0 miljoen. Deze overschrijding op het instrument personele uitgaven heeft vooral te maken met de kosten van de onlangs afgesloten CAO Rijk en de gevolgen van Corona voor het kerndepartement.
(Alleen) verplichtingenmutaties
De volgende mutaties in de verplichtingen hebben na de Najaarsnota plaatsgevonden. Deze mutaties zijn geen mutaties in de uitgaven en hebben daarom ook geen effect op de eindejaarsmarge.
• Voor artikel 1 (Primair Onderwijs) is het verplichtingenbudget verhoogd met € 35,0 miljoen op het onderdeel Bekostiging en een klein deel op Opdrachten. Het grootste deel komt doordat de bekostiging in het primair onderwijs op schooljaarbasis wordt verstrekt en verplicht. Hierdoor ontstaat er een afwijking tussen de gerealiseerde verplichtingen en het verplichtingenbudget zoals opgenomen in de administratie. In 2020 zijn niet de reguliere uitgaven voor het kalenderjaar 2020 verplicht, maar de reguliere uitgaven voor het schooljaar 2020–2021. Deze verplichting betreft deels uitgaven 2020 (die voor de laatste 5 maanden van het jaar), maar ook deels uitgaven 2021 (die voor de eerste 7 maanden van 2021). Hierdoor ontstaat een verschil met de stand in de begrotingsadministratie.
• Voor Artikel 4 (Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie) worden de verplichtingen per saldo met € 6,0 miljoen naar boven bijgesteld, omdat verplichtingen in 2020 worden aangegaan die in 2021 kaseffect hebben.
• Op Artikel 9 (Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid) geldt een ophoging van het verplichtingenbudget op het onderdeel Subsidies voor de aanpak lerarentekort met € 15,0 miljoen omdat er in 2020 subsidies zijn verplicht voor zowel 2020 als 2021.
• Het verplichtingenbudget op Artikel 15 (Media) wordt met € 33,8 miljoen verhoogd. Jaarlijks wordt, in november, het budget voor de media instellingen vastgesteld en aan de Tweede Kamer gemeld via de mediabegrotingsbrief. De verplichtingen worden op basis van de mediabegrotingsbrief in de administratie opgevoerd. De huidige ruimte in de verplichtingen is op basis van het vastgesteld budget 2020 (dat in 2019 is vastgesteld) en dient derhalve verhoogd te worden.
• Voor Artikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid) geldt dat het verplichtingenbudget op het onderdeel Bekostiging met € 71,4 miljoen wordt verhoogd. Deze verhoging wordt voor het grootste deel veroorzaakt door het verplichten van een bijdrage aan de Koninklijke Bibliotheek (KB) waarvan het budget op een Artikel 14 staat.
Garantieverplichtingen
• De garantieverplichtingen van de indemniteitsregeling worden verhoogd met € 3,8 miljoen. Het totaal komt hiermee op € 70,9 miljoen. Het Ministerie van OCW stelt zich hiermee garant voor een deel van het risico op schade/verlies bij bruiklenen door musea, waardoor zij een lagere verzekeringspremie betalen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister van Basis- en Voortgezet onderwijs en Media, A. Slob