Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2021
Een goed functionerend openbaar bestuur is voor iedereen van zeer groot belang, nu wellicht meer dan ooit. De coronacrisis heeft dat in het afgelopen jaar duidelijk aangetoond, de kwaliteit van het openbaar bestuur wordt zwaar op de proef gesteld. De opgaven waarvoor het openbaar bestuur gesteld wordt, stapelen zich de komende periode verder op. In Nederland hebben we een stevig en gemotiveerd decentraal bestuur, maar er zijn ook risico’s en kwetsbaarheden zichtbaar die aandacht blijven vragen en door de coronacrisis uitvergroot worden. Dit beeld komt naar voren uit de Staat van het Bestuur 2020, die ik u hierbij aanbied1.
In de Staat van het Bestuur maken we elke twee jaar de feiten en ontwikkelingen in het openbaar bestuur voor iedereen inzichtelijk. Dat stelt ons in staat om de balans op te maken van wat er goed gaat, wat er niet goed gaat en welke uitdagingen er in de toekomst op ons af komen. Ik hecht daar grote waarde aan. Zonder reflectie is leren immers niet mogelijk. Om dat proces een extra impuls te geven heb ik onafhankelijke experts uit de samenleving, de bestuurspraktijk en de wetenschap gevraagd in een essay of korte reflectie, op persoonlijke titel, duiding te geven aan de feiten, cijfers en ontwikkelingen die deze Staat laat zien. Deze duiding is opgenomen in Gebundeld Perspectief Decentraal bestuur nader geduid, die u eveneens als bijlage bij deze brief ontvangt2.
In deze brief schets ik de belangrijkste bevindingen uit deze Staat en informeer ik u over de gezamenlijke inzet van BZK, provincies, gemeenten, waterschappen en andere betrokken partijen.
Flinke verschillen onder mooie gemiddelden
De steun en het draagvlak voor de decentrale democratie zijn in Nederland groot en het vertrouwen in het systeem is gemiddeld hoog. Er is dus op het eerste gezicht geen sprake van een alarmistisch beeld, maar onder de mooie gemiddelden gaan flinke verschillen schuil waardoor toch zorgen zichtbaar worden Ongelijkheden tussen groepen, wat betreft opleiding en leeftijd, en regio’s werken door in wat inwoners vinden van en doen in het democratisch en bestuurlijk bestel. Sommige groepen en regio’s zijn actiever en beter aangehaakt dan andere. Een deel van de bevolking van ongeveer 20% lijkt structureel af te drijven van de politieke instituties. Dit kan zich uiten in uiteenlopende vormen van maatschappelijk onbehagen en onrust. We zien dat online en recent ook op straat. De maatschappelijke onrust en confrontaties daar baren mij zorgen. Voor een vitale en weerbare democratie is het nodig om ongelijkheden en signalen van maatschappelijk onbehagen serieuze aandacht te geven.
Onscherp beeld van decentraal bestuur
Inwoners zijn redelijk tevreden over hun lokaal bestuur en de prestaties ervan, maar het beeld dat ze ervan hebben is niet scherp. De betrokkenheid van inwoners bij de decentrale democratie is kleiner dan bij de nationale. We zien een lagere opkomst bij decentrale verkiezingen en slechts kleine groepen mensen participeren ook buiten verkiezingen om. Dit alles biedt een smalle democratische basis en draagt ook niet bij aan de transparantie van het decentraal bestuur. De toenemende regionale samenwerking en bestuurlijke netwerken, die vaak nog geen of beperkte democratische legitimatie hebben, versterken dit gegeven.
Betrokken bestuur met een smalle basis
Het decentraal bestuur wordt gedragen door betrokken mensen. Maatschappelijke motieven drijven hen. Ze steken er veel (vrije) tijd in. Online agressie gericht tegen bestuurders en volksvertegenwoordigers neemt toe en tast het werkplezier aan, ook al doet het gelukkig niet af aan hun motivatie. De basis waaruit deze gemotiveerde vertegenwoordigers en bestuurders voortkomt, is echter smal. Hun rekrutering ligt bij politieke partijen en het aantal mensen dat lid is van een politieke partij, is beperkt. Daar staat tegenover dat lokale partijen in veel plaatsen in staat blijken om mensen te mobiliseren om zich in te zetten voor hun gemeentebestuur.
Een andere uiting van de smalle basis van het decentrale bestuur is het vrij een-zijdige profiel ervan. Een diverse samenstelling in termen van geslacht, leeftijd, opleiding en culturele achtergrond komt niet vanzelf tot stand. Het is van belang dat we ons ervoor inzetten dat die diversiteit groeit. Het openbaar bestuur werkt immers voor iedereen. Een diverse samenstelling draagt bij aan de herkenbaar-heid van het bestuur voor burgers. Een divers en inclusief bestuur is een rand-voorwaarde om meerdere stemmen te laten doorklinken in de besluitvorming.
Disbalans tussen vertegenwoordigers en bestuurders
De machtsbalans tussen vertegenwoordigers en bestuurders valt doorgaans uit in het voordeel van de laatste categorie. Dit zorgpunt komt duidelijk naar voren uit het beeld in deze Staat van de gemeentelijke verhoudingen. Daar hebben raadsleden de zwakste positie. Zij maken veel uren en laten veel ondersteuningsmogelijkheden onbenut. Onderzoek laat zien dat zowel raadsleden als collegeleden deze disbalans herkennen en riskant vinden. Het aantal partijen neemt toe en dus is de gemiddelde fractie kleiner, wat de druk verder verhoogt.
Budgetten en beleidsruimte onder druk
Gemeenten geven aan dat hun budgetten onder druk staan. De Staat illustreert dat met het feit dat in 2019 60% van de gemeenten een exploitatietekort had. Ook laat het zien dat de ontwikkeling van het gemeentefonds geen gelijke tred heeft gehouden met de ontwikkeling van de inflatie en volume van taken die gemeenten met de uitkering uit het gemeentefonds uitvoeren. Tegelijkertijd stijgen de uitgaven van gemeenten. Vooral in het sociaal domein zijn die uitgaven een grote zorg geworden. Gemeenten ervaren zeer weinig speelruimte voor eigen keuzes binnen dat domein.
Regionaal samenwerken groeit organisch
De bestuurlijke inrichting van ons land kan schuren met een effectieve aanpak van grote regionale opgaven rond klimaat, wonen, economie en landbouw.
De Staat laat zien dat het regionaal samenwerken in Nederland op organische wijze is toegegroeid naar een functioneel geregionaliseerd bestuurlijk stelsel met tussen de 25 en 30 min of meer coherente gebieden. De vraag is in hoeverre deze gebieden aansluiten bij het regionale weefsel van de dagelijkse leefwereld. Ook roept dit gegeven vragen op over de democratische legitimatie, in de vorm van een duidelijke rol voor de volksvertegenwoordigende organen in deze gebieden. Tevens is het de vraag welke mogelijkheden er in dergelijke verbanden voor burgers zijn om invloed uit te oefenen.
Corona als uitvergroter
De coronacrisis lijkt te fungeren als een uitvergroter van bestaande beelden en ontwikkelingen. De vooruitzichten van kwetsbare groepen en gebieden worden fragieler. Inwoners zien nog minder van het lokaal bestuur door de dominante rol van het rijksbeleid en de veiligheidsregio’s. Bij de aanpak van de pandemie is verder de rol van de decentrale volksvertegenwoordiging beperkt. Het accent ligt geheel op het (regionaal) bestuur. De coronacrisis versterkt tevens de al genoemde druk op de financiële positie van gemeenten. Hierdoor dreigt ook het voorzieningenniveau en de leefomgeving in bepaalde gebieden aangetast te worden. Zo ziet het ernaar uit dat er voor het decentrale openbaar bestuur nog meer te doen staat dan al was te voorzien voor de crisis.
Het Nederlands openbaar bestuur is van oudsher van hoge kwaliteit en geniet veel vertrouwen van onze inwoners, zoals ook uit deze Staat van het Bestuur blijkt. Daaraan dragen vele betrokken bestuurders en volksvertegenwoordigers bij. Tegelijkertijd bevestigt deze Staat dat het openbaar bestuur voortdurend onderhoud nodig heeft, en dat gebeurt ook. Maar misschien gaat dit nog niet snel en grondig genoeg. De Staat van het Bestuur 2020 laat zien op welke onderdelen onderhoud urgent is. Als groepen mensen of bepaalde gebieden zich buitengesloten voelen en hun overheid niet (meer) vertrouwen, als gemeenten ervaren onvoldoende financiële middelen te hebben om hun werk te doen en als volksvertegenwoordigers onvoldoende greep hebben op de complexiteit van de maatschappelijke opgaven en de aanpak ervan niet transparant krijgen, dan is de urgentie daar. Zeker ook in het licht van de grote maatschappelijke opgaven die het bestuur te wachten staan, zoals de verdere verbetering van de ondersteuning van de kwetsbare burgers, de realisatie van de in dit land benodigde extra woningen, de klimaatdoelen en de versterking van de (regionale) economie, in de post corona fase.
De doorontwikkeling van het openbaar bestuur ligt me na aan het hart. Dat betekent voortdurend aandacht hebben voor een slagvaardig en responsief openbaar bestuur, waar nodig het gericht versterken en vernieuwen van het bestel, samen optrekken, investeren én reflecteren op het functioneren.
Wat is er gedaan
Verbinding met inwoners en versterking van lokale democratie
Samen met decentrale overheden, koepels en beroeps- en belangenverenigingen werk ik al langere tijd aan interbestuurlijke programma’s die de basis van onze democratie en decentraal bestuur versterken.
• Voorbeeld hiervan is het programma Democratie in Actie, waaraan inmiddels 260 gemeenten meedoen. Zij zetten zich op allerlei manieren in om de verbinding tussen hun inwoners en het lokaal bestuur te versterken. Ze beproeven hiervoor nieuwe wegen en middelen, bijvoorbeeld door loting samengestelde burgerfora en burgerpanels of toepassingen van het uitdaagrecht. Ook zetten steeds meer decentrale overheden digitale middelen in om burgers te consulteren en hun betrokkenheid te vergroten. De coronacrisis heeft daar een extra impuls aan gegeven.
• Met ingang van de installatie van de nieuwe gemeenteraden op 29 maart 2018 hebben raadsleden van gemeenten met minder dan 24.000 inwoners een hogere vergoeding gekregen3 . Dit heeft betrekking op 2.442 raadsleden in 147 gemeenten. Hun vergoeding is nu gelijk aan die van raadsleden in gemeenten met een inwonertal tussen 24.000 en 40.000. De verhoging beoogt de verhouding tussen tijdsinvestering en vergoeding meer in balans te brengen.
• De ondersteuning en toerusting van decentrale politieke ambtsdragers krijgt extra impulsen via subsidiëring van verschillende beroeps- en belangenverenigingen. Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, de Wethoudersvereniging, de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden en Statenlid.nu ontvangen jaarlijkse subsidie van het Ministerie van BZK voor de ondersteuning en professionalisering van de verschillende doelgroepen, bijvoorbeeld met opleidingen, inwerkprogramma’s, intervisie en themabijeenkomsten. Tevens zijn er digitale leeromgevingen ontwikkeld voor raadsleden en voor Statenleden, waarin zij leermodules aantreffen over uiteenlopende thema’s en aspecten van hun werk.
• Sinds februari 2019 is het Kennispunt Lokale Politieke Partijen operationeel, onder beheer van ProDemos, om de ondersteuning van lokale politieke partijen te verbeteren.
• Met het Netwerk Weerbaar Bestuur werp ik een dam op tegen de onacceptabele agressie tegen onze decentrale bestuurders en volksvertegenwoordigers. Dit netwerk stimuleert bewustwording en zet zich in voor ondersteunende maatregelen, zoals het Veiligheidspakket voor startende burgemeesters, trainingen of woningscans. Er is een pakket aan maatregelen in uitvoering om decentrale overheden te ondersteunen op het gebied van integriteit en veiligheid.
• Aandacht voor het sturen op een inclusief en divers samengesteld bestuur is verankerd in oriëntatieprogramma’s en benoemingsprocedures voor burgemeesters en CdK’s, in een trainingsmodule Selecteren zonder vooroordelen voor vertrouwens- en selectiecommissies in de politiek en in de cursus Politiek Actief in gemeenten van ProDemos.
• Vanaf de start van de coronacrisis heb ik decentrale overheden gefaciliteerd om hun besluitvorming gaande te kunnen houden. De tijdelijke Wet digitale beraadslaging en besluitvorming heeft ervoor gezorgd dat de democratische processen van gemeenten, provincies en waterschappen doorgang vonden. Het decentraal bestuur is daarbij tevens ondersteund met een vraagbaak, handreikingen en webinars.
Op korte termijn informeer ik u uitgebreider over de impact van deze en andere inspanningen ter versterking van de lokale democratie.
Bestuurlijke en financiële verhoudingen
Om de samenwerking tussen overheden verder te verbeteren moet er meer evenwicht komen in de bestuurlijke en financiële verhoudingen. Er moet sprake zijn van een goede balans tussen de opgave voor overheden en de mogelijkheden van de betrokken bestuurders om die opgave ook daadwerkelijk tot het beoogde resultaat te leiden. De Staat laat de kwetsbaarheid van onze gemeenten en provincies zien. Zij ervaren dagelijks de disbalans tussen hun taken, instrumenten en financiële middelen en zien hun publieke rol onder druk staan.
Ik werk al langer samen met decentrale overheden en koepels aan een herijking van de financiële en bestuurlijke verhoudingen. Een opgavegerichte, meer programmatische samenwerking, een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor maatschappelijke opgaven vormen daarbij de vertrekpunten. De Studiegroep Interbestuurlijke en Financiële Verhoudingen biedt ons in zijn rapport «Als één overheid» een heldere analyse en concrete aanbevelingen om dit samen vorm te geven en uit te voeren.
Een goed, concreet voorbeeld van het gezamenlijk optrekken van overheden zijn de afspraken die ik namens het kabinet in het afgelopen jaar, in goed overleg, met medeoverheden heb gemaakt over de compensatie van extra kosten en gemiste inkomsten als gevolg van de coronacrisis4.
Interbestuurlijke samenwerking
Het Rijk, de gemeenten, provincies en waterschappen hebben begin 2018 in aansluiting op het regeerakkoord een interbestuurlijk programma (IBP) en een gezamenlijke agenda afgesproken op het gebied van een aantal belangrijke maatschappelijke opgaven. Die opgaven vragen veelal om een regionale aanpak en een continue, programmatische samenwerking tussen de overheden, waarbij ook het bedrijfsleven, inwoners en maatschappelijke organisaties betrokken zijn.
Deze samenwerking komt steeds meer van de grond en tot uitdrukking in bijvoorbeeld regiodeals, citydeals, woondeals en regionale energiestrategieën. Ook wordt er in het kader van de uitvoering van de NOVI per regio/gebied samen gewerkt aan een integraal toekomstperspectief en ontwikkelstrategie. De Staat van het Bestuur 2020 geeft een feitelijk overzicht van al deze samenwerkingen. Deze vormen van samenwerking waarin al resultaten worden geboekt zijn ook lerende trajecten voor alle betrokkenen en leveren inzichten op die worden betrokken in het gezamenlijk nadenken over verdere versterking van het openbaar bestuur richting een volgende kabinetsperiode.
Organisatie, inrichting en uitvoeringskracht
Zoals aangegeven, een goed op de toekomstige opgaven voorbereid openbaar bestuur vergt continue gezamenlijke reflectie. In het laatste kwartaal van 2020 heb ik in een (digitale) ronde langs alle provincies gesprekken gevoerd met vele bestuurders van gemeenten, provincies en waterschappen5 . Gesprekken over de belangrijke opgaven waaraan gezamenlijk moet worden gewerkt. Over de uitdagingen bij die opgaven, de ervaren belemmeringen, de benodigde randvoorwaarden en de samenwerking tussen de overheden. De relatie met de inwoners daarbij, de rol van de volksvertegenwoordiging daarin en de relatie met het rijk.
De gesprekken laten een zeer grote betrokkenheid van bestuurders zien bij de opgaven waarvoor zij verantwoordelijk zijn. De bestuurders onderschrijven ook het belang van de gezamenlijke zoektocht naar de wijze waarop de impact van het bestuur versterkt kan worden en hoe nieuwe vormen van samenwerking daarin een bijdrage kunnen leveren. De gesprekken maken eveneens duidelijk dat goed interbestuurlijk samenwerken flexibiliteit vraagt. De specifieke aard van de opgave en de regiospecifieke situatie waar aan de opgave (samen)gewerkt wordt, kunnen erg verschillen. Hierdoor is een andere manier van samenwerken nodig. Daarbij is het wel van belang om overal een goede balans te vinden tussen voldoende uitvoeringskracht/effectiviteit en voldoende legitimiteit, zowel voor de betrokkenheid van de volksvertegenwoordiging als voor de inwonerparticipatie. De uitkomsten uit de ronde langs alle provincies zijn ook belangrijk voor de gezamenlijke inzet met de koepels richting de formatieperiode. Verderop licht ik dit toe.
Wat staat er te doen
Versterken van lokaal bestuur en democratie
De versterking van de decentrale democratie en bestuur vraagt blijvend aandacht en investeringen. De positie van volksvertegenwoordigers behoeft versterking ten opzichte van het bestuur en regionale samenwerking. Ook ligt het voor de hand vervolgstappen te zetten in de ondersteuning van lokale partijen, waarmee met de oprichting van het Kennispunt lokale politieke partijen een begin is gemaakt.
Hoewel we volop hebben gestimuleerd, moet ik constateren dat er een zekere handelingsverlegenheid blijft bij decentrale volksvertegenwoordigers om te investeren in zichzelf, in een democratische infrastructuur die past bij de grote opgaven in onze samenleving. Ik onderschrijf het pleidooi van de Raad voor het Openbaar Bestuur6 voor meer richting en normering voor de omvang van griffie, ambtelijke bijstand, fractieondersteuning en lokale rekenkamers.
De aantrekkelijkheid van het politieke ambt wordt medebepaald door de randvoorwaarden. Bij de verbetering daarvan zie ik ruimere mogelijkheden voor politiek verlof voor vertegenwoordigers en bestuurders als een belangrijk onderwerp.
De verbinding tussen inwoners en bestuur is een blijvend punt van aandacht in het openbaar bestuur. Onze lokale democratie berust nu op een te smalle basis en we moeten ervoor zorgen dat die verbreed wordt. Dat we het basisvertrouwen in de democratie behouden en zo nodig terugwinnen van alle groepen in onze samenleving. Het versterken van de dialoog van bestuur en volksvertegenwoordiging met de samenleving vergt een permanente zoektocht naar nieuwe vormen van participatie. Daarbij moet elke stem kunnen tellen en elk standpunt gehoord kunnen worden. Een evenwichtige combinatie van participatieve, deliberatieve en directe democratie draagt bij aan een vitale (lokale) democratie. Onder de juiste voorwaarden kunnen bijvoorbeeld burgerfora de verbinding tussen inwoners en bestuur versterken en mensen aan bod laten komen die niet altijd vanzelf vooraan staan. De bedoeling is niet om meer (verbindings-)kanalen te creëren voor dezelfde mensen, maar om te stimuleren dat met een gevarieerd palet aan middelen een brede groep burgers gehoord wordt. Daarbij moeten we ons niet blindstaren op afzonderlijke instrumenten, maar vooral oog hebben voor de samenhang.
Of het nu om de regionale energiestrategieën, regiodeals of omgevingsagenda’s gaat, aandacht voor de invloed en betrokkenheid van alle inwoners is de basis: voor draagvlak, vertrouwen en leefbaarheid.
Versterken van de financiële positie van de gemeenten en vergroten van de balans tussen financiële en bestuurlijke verhoudingen. Investeren in één overheid.
De komende jaren, decennia, zal het openbaar bestuur in staat moeten zijn grote maatschappelijke vraagstukken van antwoorden en oplossingen te voorzien, in nauwe afstemming met hen die het betreft, de inwoners van dit land. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt waarbij de belangen van een ieder zo zorgvuldig mogelijk moeten worden gewogen. Niet elke keuze zal uiteindelijk op ieders draagvlak kunnen rekenen. Zo zal het Klimaatakkoord de komende jaren tot keuzes moeten leiden. Keuzes over de ruimtelijke inrichting van Nederland. Het zorgen voor een voldoende en passend woningaanbod. De duurzame opwekking van alternatieve energie, alternatieven voor aardgas. Een effectiever maar ook houdbaar stelsel van zorg en ondersteuning voor de kwetsbare burgers.
Het is van het allergrootste belang dat het openbaar bestuur optimaal is geprepareerd om deze opgaven tot een goed eind te brengen. Zoals eerder gesteld is het daarbij cruciaal dat een balans wordt gevonden tussen de ambitie, de opdracht die het lokaal bestuur heeft, en de mogelijkheden die dat bestuur heeft en ervaart om dit ook echt te kunnen doen. De bestuurlijke en financiële verhoudingen dienen hen hierin optimaal te ondersteunen. De interbestuurlijke verhoudingen tussen de vier overheden dienen te worden afgestemd op de gezamenlijke opgave. Het is belangrijker dan ooit om nu te investeren in het worden als «één overheid».
De door de Tweede Kamer aanvaardde motie van het lid Özütok7 vraagt de regering samen met decentrale overheden in gesprek te gaan over een gedeelde probleemanalyse, mogelijke oplossingen, onderscheiden verantwoordelijkheden en beleidsopties over het takenpakket van decentrale overheden en dit aan te vullen met een gezamenlijke interbestuurlijke toelichting. Ik ben blij met deze door uw Kamer aanvaarde motie omdat die mijn ingezette lijn ondersteunt.
In mijn brief van 9 november 20208 vermeld ik de stappen die ik samen met de medeoverheden zet ter voorbereiding op een nieuwe kabinetsperiode. De aanbevelingen in het rapport «Als één overheid» van de Studiegroep Interbestuurlijke en Financiële Verhoudingen neem ik hierin mee, evenals de opgedane inzichten uit mijn ronde langs alle provincies en andere relevante beschouwingen, zoals die van de Raad van State, de Raad voor het Openbaar Bestuur9 en het Sociaal en Cultureel Planbureau10.
Concreet zal ik het gesprek met medeoverheden voeren over de meest cruciale opgaven voor de komende periode en per opgave in kaart brengen wat er randvoorwaardelijk nodig is voor het lokale bestuur om de toekomst met (meer) vertrouwen tegemoet te treden. Versterking van de financiële positie van over-heden, ook door een betere balans tussen de bestuurlijke en financiële verhou-dingen, het investeren in één overheid, in nieuwe vormen van interbestuurlijke samenwerking, de vereenvoudiging van regionale samenwerking en het blijven werken aan sterk lokaal bestuur zijn leidende vraagstukken in deze verkenning.
Vereenvoudigen Regionale samenwerking
De Staat van het bestuur 2020 toont de veelheid en variëteit van samenwerkingsverbanden die decentrale overheden op regionaal niveau zijn aangegaan. Hierin zie ik de energie en slagkracht van bestuurders om hun taken goed uit te (blijven) voeren en om van elkaar te leren. Ook laat het een groei van interbestuurlijke samenwerking zien. Tegelijkertijd laat de Staat de keerzijde zien: gemeenteraden hebben weinig grip op de grote hoeveelheid, vormen en samenstellingen van de samenwerkingsverbanden, de democratische legitimiteit is vaak niet goed geregeld. Met de lopende wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) wordt de democratische legitimiteit van gemeenschappelijke regelingen, de publiekrechtelijke samenwerking verbeterd. Raadsleden komen daarmee beter in positie om hun vertegenwoordigende en controlerende taken te vervullen. De optelsom van bestaande samenwerkingsconstructies blijft echter een complex geheel. Dat roept voor de komende jaren vraagpunten op voor de slagvaardigheid van het bestuur en de verbinding met inwoners en vraagt om vereenvoudiging.
Het zoeken naar de goede balans tussen effectiviteit, legitimiteit en transparantie bij regionale samenwerking, zie ik als een belangrijke taak.
In het derde kwartaal van 2021 informeer ik u over de actualisatie van de Aanwijzingen voor convenanten, waarmee de informele regionale samenwerking, via bijvoorbeeld akkoorden en deals, beter zal aansluiten op de huidige bestuurspraktijk11 . Daarnaast laat ik de Rijksuniversiteit Groningen zijn onderzoek naar de publieke waarde die via regionale bestuurlijke samenwerking wordt gecreëerd vervolgen. Met deze zaken krijgen we meer inzicht en handvatten in de werking van het regionale bestuur.
Slot
Ik ben ervan overtuigd dat het versterken van het openbaar bestuur vraagt dat we gerichter samen werken en de medeoverheden beter toe moeten rusten. Medeoverheden moeten een goede balans ervaren tussen de opgaven en de mogelijkheden die zij hebben, om de ambities waar te maken. Die versterking is voor verbondenheid met inwoners cruciaal.
We blijven, kortom, samen met alle bestuurders werken aan een betere toerusting van het openbaar bestuur en versterking van onze democratie. Want de complexe uitdagingen van nu en in de toekomst vragen voortdurende gezamenlijke reflectie, versterking en vernieuwing. Ze vragen een levendige democratie, waarin iedereen mee kan doen. Een democratie die dichtbij de inwoners staat.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren