Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 9 november 2020
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er sprake is van een woningtekort in Nederland van 331.000 woningen en met recht gesproken kan worden van woningnood;
overwegende dat bij een grenscorrectie in 2001 het gebied Rijnenburg en Reijerscop door herindeling aan de stad Utrecht is toegevoegd;
overwegende dat uit een eerste verkenning van de provincie Utrecht en de U10-gemeenten blijkt dat er minimaal 22.000 woningen in Rijnenburg en Reijerscop gebouwd kunnen worden;
overwegende dat invulling geven aan woningbouw in het gebied een extra bijdrage kan leveren aan het wegnemen van de druk op de woningmarkt;
overwegende dat het stadsbestuur van Utrecht pas na 2035 eventueel wil overgaan tot ontwikkeling van het gebied;
overwegende dat overleg tussen het Rijk en het stadsbestuur niet heeft geleid tot snelle inzet van woningbouw;
spreekt uit dat aanmerkelijke nationale belangen met het oog op een goede ruimtelijke ordening en voldoende woningbouw het noodzakelijk maken dat de voorkeur wordt uitgesproken voor substantiële woningbouw;
verzoekt de regering, de stad Utrecht voor de locaties Rijnenburg en Reijerscop een proactieve aanwijzing te geven als bedoeld in artikel 4.4 van de Wet ruimtelijke ordening om te komen tot de spoedige realisatie van woningbouw,
en gaat over tot de orde van de dag.
Terpstra
Koerhuis