Vastgesteld 3 december 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 16 oktober 2020 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 20 november 2020 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beantwoord (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 19). De vragen die betrekking hebben op de aardbevingsschade zijn bij brief van 2 december 2020 door de Minister van Economische Zaken en Klimaat beantwoord en zijn hierna afgedrukt.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De waarnemend griffier van de commissie, Westerhoff
Kan uitputtend worden aangegeven welke juridische stappen gedupeerden uit het aardbevingsgebied hebben, wanneer ze hun schade niet vergoed krijgen?
Antwoord
De afwijzing van een aanvraag om vergoeding van schade door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) is een besluit waartegen een gedupeerde bezwaar en beroep kan instellen. De eerste stap is het indienen van een bezwaarschrift bij het IMG. Het IMG wijst ambtshalve of op verzoek een deskundige aan die de aanvrager in de bezwaarprocedure kan bijstaan, tenzij de zaak waarop het bezwaar betrekking heeft hier evident geen aanleiding voor geeft. Nadat het IMG een beslissing op bezwaar heeft genomen, kan een gedupeerde daartegen in beroep bij de rechtbank en vervolgens in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Een gedupeerde kan er ook voor kiezen om zijn schade direct bij NAM te verhalen. In dat geval staat de gang naar de burgerlijke rechter open indien de gedupeerde zijn schade niet vergoed krijgt door NAM. Daartoe kan hij eerst naar de rechtbank, vervolgens eventueel in hoger beroep bij het gerechtshof en ten slotte nog eventueel in cassatie bij de Hoge Raad.
Welke contractuele bevoegdheden heeft NAM op dit moment nog?
Antwoord
Ten aanzien van de schadeafhandeling kunnen mensen voor alle vormen van schade terecht bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen. Ten aanzien van de versterking van gebouwen heeft NAM geen rol meer. De verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen aan gebouwen ligt bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) is de uitvoeringsorganisatie.
Uitzondering is als mensen er voor kiezen hun schadeclaim of hun aanvraag tot versterking rechtstreeks bij NAM in te dienen. In dat geval zal NAM de aanvraag afhandelen.
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 288 en 291 die in het kader van de EZK-begrotingsbehandeling zijn ingediend (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 9), heeft NAM formeel nog een rol bij de versterking van industrie en infrastructuur. Ik werk aan een beleidsregel om NAM ook hier op afstand te plaatsen. Daarnaast voert NAM nog de besluiten die de Commissie Bijzondere Situaties neemt uit. Ook hier zoek ik naar een manier om NAM op afstand te plaatsen.
Wat is precies het verschil voor mensen in Groningen die na acht jaar nog steeds niet schadevrij zijn gesteld en mensen die nu hun schade melden?
Antwoord
Bewoners die acht jaar geleden schade hebben geleden en deze toen hebben gemeld, vallen nog onder de schadeafhandeling door NAM. Deze zijn inmiddels nagenoeg allemaal afgehandeld. Op 31 januari 2018 is de afhandeling van nieuwe aanvragen voor schadevergoeding weggehaald bij NAM en belegd bij een onafhankelijk, publiek loket: de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG). De TCMG is met de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet Groningen overgegaan in het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), de bij het TCMG aanhangige schademeldingen zijn daarbij ook overgegaan. Bewoners die nu schade hebben, kunnen hun schade melden bij het IMG, de opvolger van de TCMG. Schademeldingen die bij het IMG in behandeling worden genomen, worden afgehandeld met toepassing van het wettelijke bewijsvermoeden.
Wordt het bewijsvermoeden juist toegepast in het aardbevingsgebied?
Antwoord
Met de Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen (Stb. 2016, nr. 553) is voor schade door bodembeweging als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld het wettelijke bewijsvermoeden geïntroduceerd. Dit is opgenomen in artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek. Het IMG heeft op zijn website gepubliceerd hoe het bewijsvermoeden wordt toegepast. Tegen besluiten van het IMG bestaat de mogelijkheid van bezwaar/beroep. In 3,8% van de genomen besluiten wordt van deze de mogelijkheid gebruikgemaakt. Onlangs heeft de rechtbank Noord-Nederland twee uitspraken gedaan in beroepszaken waarbij de wijze van toepassing van het bewijsvermoeden door de TCMG aan de orde kwam. De rechtbank heeft geoordeeld dat de TCMG, de voorloper van het IMG, het bewijsvermoeden in de betreffende gevallen op de juiste wijze heeft toegepast.
Op welke gronden worden aardbevingsschades nu niet toegekend? Welke bewijzen zijn er dat de schades een andere oorzaak hebben?
Antwoord
Het IMG past het wettelijk bewijsvermoeden toe. Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn, wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk. Dat betekent dat ook wanneer het bewijsvermoeden van toepassing is nog steeds bezien moet worden of de schade niet toch een andere oorzaak heeft dan bodembeweging door mijnbouw. Hoe het bewijsvermoeden in de praktijk moet worden toegepast en wanneer het vermoeden als voldoende weerlegd kan worden beschouwd, moet mede op basis van de toepasselijke jurisprudentie, de praktijk en wetenschappelijke inzichten door het IMG worden bepaald. Het IMG kan hierbij, zoals bepaald in de Tijdelijke wet Groningen, gebruik maken van onafhankelijke deskundigen in de beoordeling van de schademeldingen.