Vastgesteld 24 november 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 16 oktober 2020 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 20 november 2020 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De waarnemend griffier van de commissie, Westerhoff
Vraagnummer |
Vraag |
Antwoord |
---|---|---|
1 |
Wat is het totale budget geweest voor de politieacademies, uitgesplitst per jaar, vanaf 2015? |
In de tabel in de bijlage is het gerealiseerde budget van de Politieacademie van 2015 tot en met 2019 weergegeven. De bedragen zijn in mln. euro. Het gerealiseerd budget bestaat uit middelen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en derden. Vanaf 2017 wordt het budget voor politieonderwijs opgenomen in de algemene bijdrage van de politie. De politie stelt dit in de vorm van mensen en middelen aan de Politieacademie beschikbaar. Bij de overgang van middelen in 2017 is ook sprake van overgang van taken van de Politieacademie naar de politie. Dit ziet toe op werving en selectie. Bijbehorend budget wordt daarom niet meer toegerekend aan de Politieacademie. |
2 |
Hoeveel strafzaken zijn inmiddels door het openbaar ministerie (OM) vanwege de gevolgen van de covid-19-crisis geseponeerd? |
Het is niet vast te stellen hoeveel zaken er vanwege de coronacrisis zijn geseponeerd. Er zijn zeker in de eerste weken van de lockdownperiode meer strafzaken dan normaal geseponeerd. Dat had echter vooral te maken met het gegeven dat door het wegvallen van de strafzittingen extra capaciteit vrijkwam om de reeds aanwezige voorraad strafzaken te beoordelen. Kortom, het wegwerken van die voorraad heeft geleid tot extra sepotbeslissingen, maar dat sepot is niet direct het gevolg van de coronacrisis. De nieuwe strafzaken worden op een reguliere manier door het OM beoordeeld en niet anders dan voor de coronacrisis. Het OM hanteert ook geen aangepast beoordelingskader waardoor een zaak eerder geseponeerd zou worden. Door het oplopen van de doorlooptijden als gevolg van de coronamaatregelen is een tijdelijke toename van het aantal sepots op termijn echter niet geheel uit te sluiten. Dit geldt in het bijzonder voor overtredingszaken, aangezien de vervolgbaarheid van overtredingszaken is gelimiteerd tot drie jaar na de pleegdatum. Zie hierover ook het antwoord op vraag 6. |
3 |
Welke maatregelen worden overwogen om binnen de rechtstatelijke verhoudingen de sturing op de samenwerking binnen de strafrechtsketen te verbeteren? |
Zoals aangegeven in onze brief van 26 juni jl. (Kamerstuk 29 279, nr. 604) waarin wij in reactie op de doorlichting van de strafrechtketen toelichten langs welke lijnen de samenwerking binnen de strafrechtketen wordt versterkt en in onze brief (Kamerstuk 29 279, nr. 616) in reactie op de gewijzigde motie van het lid Van Dam c.s. over «regie op het functioneren van de strafrechtketen» (Kamerstuk 35 470 VI, nr. 14) reageren wij hierop in een brief voorafgaand aan de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. |
4 |
Wat is de totale personele bezetting van de politieacademies, uitgesplitst per jaar, vanaf 2015? |
In de tabel in de bijlage is de totale personele bezetting van de Politieacademie van 2015 tot en met 2019 weergegeven. Per 1 januari 2017 is de Politieacademie ingebed in het politiebestel. De bedrijfsvoeringsprocessen en bijbehorende fte van de Politieacademie zijn daarbij over gegaan naar de politie conform de Politiewet 2012. De administratieve verwerking hiervan is per 1 januari 2018 geëffectueerd. |
5 |
Wat is het totale budget voor de politie, exclusief de politieacademie, in de afgelopen 5 jaar en voor de komende 5 jaar? |
In de tabellen in de bijlage is het totale beschikbare budget van de Politie weergegeven. De cijfers van de afgelopen 5 jaar – met uitzondering van 2020 – zijn gebaseerd op de jaarverslagen van de Politie en de bedragen voor de komende 5 jaar komen uit de Politiebegroting. Deze bedragen zijn inclusief Politieacademie. Per 1 januari 2017 is de Politieacademie ingebed in het politiebestel. Met ingang van dat jaar betreft het budget van de Politieacademie zoals opgenomen in de begroting van JenV enkel de personele kosten van de leiding en de kosten voor extern onderzoek. Het overige personeel en de middelen zijn ondergebracht bij de Politie in de algemene bijdrage. Voor een globaal inzicht in de kosten van de Politieacademie verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1. |
6 |
Kunt u een overzicht geven van de voorraadvorming van strafzaken bij de afzonderlijke parketten van het OM? |
In de planning en control-informatie die Openbaar Ministerie en het Ministerie uitwisselen, werken we alleen met informatie op landelijk niveau. Bij brieven van 25 juni en 18 september 2020 (Kamerstuk 29 279, nrs. 601 en 614) hebben wij u geïnformeerd over de contouren van de gezamenlijke aanpak van door de coronacrisis ontstane achterstanden in de strafrechtketen. Met betrekking tot de voorraden strafzaken geeft aan het einde van het tweede tertaal van 2020 het volgende beeld (zie bijlage horend bij antwoord 6). Misdrijven: De voorraad op zitting te plannen misdrijfzaken is vanwege de coronamaatregelen fors gestegen: plus 13.200 zaken. Het OM en de Rechtspraak hebben maatregelen getroffen om deze voorraad in de komende periode terug te brengen tot het niveau van 17 maart (start coronaperiode). Sinds de opschaling van de rechtbankcapaciteit vanaf 11 mei daalt de voorraad licht. Overtredingen: De voorraad op een kantonzitting te plannen overtredingszaken groeide door de coronamaatregelen tot meer dan 66.000 zaken. Naar verwachting zullen niet alle zaken tijdig op een kantonzitting behandeld kunnen worden. Een ander deel wordt – op basis van een tijdelijk aangepast beoordelingskader voor overtredingen – alsnog afgedaan met een strafbeschikking. Na correctie blijven circa 30.000 op zitting te plannen zaken over. |
7 |
Hoe ontwikkelt zich de voorraad zedenzaken bij de zedenpolitie? Welke maatregelen en initiatieven worden genomen om de doorlooptijden in zedenzaken aanzienlijk te versnellen? |
De gemiddelde werkvoorraad is in 2020 lager dan vorig jaar, namelijk 3.130 zaken in 2020 ten opzichte van 3.350 zaken in 2019. Dit komt met name door een tijdelijke daling in werkvoorraad in 2020 vanwege een lager werkaanbod (instroom/ meldingen) tijdens de lockdown. Momenteel is de werkvoorraad terug op het «oude» niveau (3.322 zaken). De werkvoorraad is inclusief de zaken die in behandeling zijn. De politie heeft tezamen met de andere ketenpartners in de strafrechtketen in 2018 een ketennorm vastgesteld om de doorlooptijd van zedenzaken te verkorten. Deze ketennorm is een onderdeel van de ambitie van de strafrechtketen op doorlooptijden. Op de ketennormen van de ambitie van de strafrechtketen wordt door de strafrechtketenpartners actief gestuurd en wordt periodiek geagendeerd als onderdeel van de strafrechtketenmonitor in het Bestuurlijk Ketenberaad. De strafrechtketenmonitor wordt mimimaal jaarlijks aan de TK gezonden. Tevens moet de uitwerking van de motie van het lid Klaver voorzien in een personele versterking van de teams zeden (Kamerstuk 35 300, nr. 11). Dit zal bijdragen aan verkorting van de doorlooptijden zeden. |
8 |
Hoe ontwikkelt zich de zittingscapaciteit bij de rechtspraak? Wat is de actuele stand van zaken van de voorraden in de strafrechtketen bij de afzonderlijke gerechten? Hoe worden de doorlooptijden bespoedigd? |
Zittingscapaciteit en werkvoorraden hangen met elkaar samen. Zittingscapaciteit is afhankelijk van beschikbaar personeel en beschikbare ruimte om zittingen te kunnen houden. De zittingscapaciteit van de Rechtspraak is in de maanden maart tot mei sterk teruggelopen en de afgelopen maanden weer sterk toegenomen. De Rechtspraak en het OM drukken capaciteit uit in aantallen zaken en niet in zittingen. Voor een overzicht van de ontwikkeling van voorraden gerelateerd aan de brief van 25 juni 2020 over de ketenaanpak corona-achterstanden strafrechtketen wordt verwezen naar het antwoord op vraag 26. Werkvoorraden zijn er altijd. Belangrijk is vooral dat de doorlooptijden zo kort mogelijk zijn. Om de doorlooptijden te versnellen heeft de rechtspraak het programma Tijdige Rechtspraak in het leven geroepen. In dat kader wordt onder meer gewerkt met «inloopkamers» en wordt de roostering en planning verbeterd. Specifiek voor de corona-achterstanden is een ketenaanpak gepresenteerd. OM en rechtspraak hebben in dat verband een scenario gemaakt om zo snel mogelijk meer zaken te kunnen afdoen. De belangrijkste maatregelen daaruit zijn dat OM en Rechtspraak met behoud van waarborgen meervoudige kamer-zaken naar politierechter-zaken afwaarderen en politierechter-zaken afwaarderen naar OM-strafbeschikkingszaken. Verschillende gerechten plannen extra zaken en zittingen in. |
9 |
Wordt de ketensamenwerking in de afpakketen versterkt? Zo ja, hoe? Welke structurele maatregelen zijn inmiddels genomen of worden genomen om tijdige overdracht van executeerbare ontnemingsmaatregelen aan het CJIB te waarborgen en om inzicht in het geld- en goederenbeslag te vergroten? |
Ja er wordt op verschillende manieren gewerkt aan de versterking van de samenwerking in de afpakketen. Zie hiervoor ook de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 oktober 2020 (met Kamerstuk 29 911, nr. 286) waarin wordt ingegaan op de invulling van de regievoering op de afpakketen die door uw Kamer is verzocht in de moties van het lid Van Nispen c.s. Kamerstuk 35 470 VI, nr. 10 en Van Dam c.s. Kamerstuk 35 470 VI, nr. 14. Voor de twee specifieke zaken die in de vraag zijn benoemd gelden de volgende verbetermaatregelen: Om de tijdige overdracht van executeerbare ontnemingsmaatregelen aan het CJIB te waarborgen zet het OM samen met de strafrechtketenpartners in om de keteninformatisering voor het beslagproces te verbeteren als één van de actielijnen in het Beslagplan 2020. Daarnaast heeft het OM in augustus 2020 een projectleider aangesteld die de focus heeft om de verantwoording van de executeerbare ontnemingsmaatregelen verder te verbeteren. Naast periodieke interne controles voert het OM in 2020 analyses uit naar de mogelijke oorzaken van vertragingen bij de overdracht van ontnemingsmaatregelen. Het OM zal op basis van deze bevindingen komen tot een gerichte aanpak, die moet leiden tot nieuwe werkinstructies en een uniforme procesbeschrijving begin 2021. Ook vinden er gesprekken met de Raad van de Rechtspraak plaats om de tijdige oplevering van alle vonnissen en arresten te borgen. Inzake het versterken van het inzicht in het geld- en goederenbeslag wordt onder leiding van het OM samen met ketenpartners tevens uitvoering gegeven aan het Beslagplan 2020. Naast het verbeteren van de keteninformatisering worden op basis hiervan onder andere uniformering en verbeteringen van de registratievoorschriften en de procesbeschrijvingen doorgevoerd. Ook vinden er verbeteringen plaats in de administratieve organisatie en interne controlfunctie. Hierbij houden de ketenpartners rekening met de aanbevelingen van de AR. De voortgang van de uitvoering van het beslagplan wordt gemonitord. |
10 |
Welke ICT-projecten lopen momenteel op het gebied van de rechtspleging? Wat beogen deze ICT-projecten te realiseren en wat is de huidige stand van zaken? |
Op het rijks ICT Dashboard worden de grote ICT projecten van het rijk verantwoord. Onderdeel van deze verzameling betreffen de ICT projecten op het domein Rechtspleging en Rechtshandhaving. Volgens de richtlijnen van het Rijk worden de gegevens over de actuele stand van zaken periodiek bijgewerkt. Thans zijn de volgende projecten op het Rijks ICT Dashboard opgenomen: Verwijzingsportaal Bankgegevens en een drietal projecten van het Openbaar Ministerie: Transitie Kantoorautomatisering, Consolidatie Document Management en Nieuwbouw DNA. Het project Digitale Toegankelijkheid van de Rechtspraak wordt binnenkort eveneens op het Rijks ICT Dashboard gepubliceerd. |
11 |
Kunt u, indien nu al mogelijk, een overzicht geven van de projecten die in het kader van de Experimentenwet Rechtspleging mogelijk zullen worden uitgevoerd? |
Op dit moment wordt een experiment met een nabijheidsrechter en een experiment voor verplichte inschakeling van een gezinsadvocaat bij scheiding voorbereid. De Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging is bedoeld om gedurende vijftien jaar te kunnen inspelen op de behoeften van rechtspraak en rechtzoekenden om proefondervindelijk te komen tot eenvoudige, snelle, effectieve en de-escalerende geschilbeslechting. Een volledig overzicht voor de komende vijftien jaar is daarom nog niet te geven. |
12 |
Wat is de groei van het aantal algoritmes geweest bij de rijksoverheid tussen 2010 en 2020 en hoe verhoudt deze groei zich tot het aantal fte dat zich bezighoudt met het toezicht op het aantal algoritmes? |
De precieze hoeveelheid gebruikte algoritmen wordt niet door de rijksoverheid bijgehouden. De investering in toezicht op algoritmes is niet zozeer ingegeven doordat het aantal algoritmes groeit, maar beoogt veeleer te bewerkstelligen dat algoritmes op een juiste en rechtmatige manier worden gebruikt wanneer deze rechtsgevolgen of anderszins een aanmerkelijke impact hebben op de samenleving. Hiervan is lang niet bij elk algoritme sprake. Bij de inzet van de hiervoor beschreven algoritmen acht het kabinet het bovenal belangrijk dat wordt gekeken naar de risico´s die de inzet ervan met zich meebrengt. Het kabinet rekent het niet alleen tot zijn taak om de richtlijnen voor het ontwikkelen en het gebruiken van algoritmen door de overheid te blijven ontwikkelen, ook wordt thans de hand gelegd aan het opstellen van een «algoritme impact assessment». Wat betreft het werk van toezichthouders en het aantal beschikbare FTE’s wordt opgemerkt dat het toezicht op algoritmen geen op zichzelf staande taak is van de verschillende toezichthouders, maar onderdeel is van de respectievelijke toezichtstaak.[1] [1] Kamerstuk 35 212, nr. 3 |
13 |
Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken ten aanzien van de realisatie van de Klimaatakkoord afspraak ten aanzien van het verduurzaming van het Rijkswagenpark voor wat betreft het departement J&V in 2019, 2020 en 2021 in de vorm van een overzicht van het absolute aantal voertuigen en het percentage dat emissieloos is? |
J&V is binnen het Rijk, samen met andere departementen en onder regie van BZK, bezig met het verduurzamen van haar wagenpark. Bij het realiseren van deze opgave heeft J&V de uitdaging dat een groot deel van haar wagenpark bestaat uit operationele auto’s waarvoor nog nauwelijks of geen emissieloze alternatieven beschikbaar zijn. Denk daarbij bijv. aan onze politiewagens, cellenbussen, gepantserde voertuigen en voertuigen met koelvoorzieningen. Voor veel van deze voertuigen zal dan ook een uitzondering worden aangevraagd in (onder meer) de EU Clean Vehicles Directive. Overigens wordt binnen JenV, met andere Rijkspartijen, ook zelf onderzoek verricht naar emissieloze ontwikkelingen/alternatieven voor onze operationele auto’s in de toekomst. In haar aanpak ziet JenV daarom 2020 ook slechts als tussendoel en richt zich op de klimaatdoelstelling 2028. De cijfers in de tabel in de bijlage van verduurzaming van het wagenpark J&V zijn exclusief de operationele voertuigen (aantal: 606) waarvoor op dit moment geen emissieloze alternatieven beschikbaar zijn, en exclusief het wagenpark van de politie (zie vraag 16). |
14 |
Heeft het departement J&V dit jaar de doelstelling van 20% voor het percentage emissieloze voertuigen in 2020 gerealiseerd? Wat is de voortgang ten aanzien van het doel uit het Klimaatakkoord van een per 2028 volledig emissieloos Rijkswagenpark? |
Nee, het departement J&V heeft in 2020 17,7% van haar wagenpark geëlektrificeerd. T.a.v. de voortgang J&V richting het einddoel 2028 is de verwachting dat het realiseren van een geheel emissieloos wagenpark haalbaar is. Deze verwachting is gebaseerd op: • De start in dit jaar van het programma Verduurzamen Bedrijfsvoering J&V, gericht op het verstevigen van de sturing op de doelstellingen vanuit het Klimaatakkoord en het realiseren van een versnelling richting 2030. • De voortrekkersrol die enkele organisatieonderdelen hebben bij het realiseren van een emissieloos wagenpark en bij de uitrol van de infrastructuur/laadpunten. Behalen van deze doelstelling is o.a. afhankelijk van de voortgang van de rijksbrede uitrol van de infrastructuur/laadpunten en de (zero-emissie) ontwikkelingen op het gebied van operationele auto’s. |
15 |
Heeft het departement J&V reeds de nodige voorzieningen gerealiseerd of zijn er plannen gemaakt voor het realiseren van de benodigde laadinfrastructuur op de Rijksgebouwen en overige Rijkskantoren en locaties, zoals voorzien in het Klimaatakkoord? |
Ja, het departement J&V trekt reeds meer dan twee jaar samen op met het Rijksvastgoedbedrijf om de uitrol van de laadpunten te realiseren en deelt ervaringen rijksbreed. |
16 |
Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken ten aanzien van de realisatie van de Klimaatakkoord afspraak ten aanzien van het verduurzaming van het Rijkswagenpark voor wat betreft het de uitvoeringsorganisaties van het departement J&V in 2019, 2020 en 2021 in de vorm van een overzicht van het absolute aantal voertuigen en het percentage dat emissieloos is? |
Dit jaar is binnen JenV een het programma Verduurzamen Bedrijfsvoering J&V van start gegaan, gericht op het verstevigen van de sturing binnen J&V op de doelstellingen vanuit het Klimaatakkoord en het realiseren van een versnelling richting 2030. Hierbij zal ook worden gewerkt aan een toekomstbestendig mobiliteitssysteem. De elektrificatie van het wagenpark maakt daar onderdeel van uit. De politie heeft een meerjarige strategie 2020–2030 opgesteld met een routekaart voor het verduurzamen van het vervoer. Aan de hand van deze routekaart wordt een bijdrage geleverd aan het klimaatakkoord. Onderdeel daarvan is de elektrificatie van het wagenpark. Het wagenpark van de politie maakt geen onderdeel uit van het Rijkswagenpark. Zie tevens het antwoord op vraag 13. |
17 |
Is het departementale uitvoeringsplan voor de verduurzaming van het Rijkswagenpark, gericht op 50% CO2 reductie in 2025 voor wat betreft het departement J&V al vastgesteld? Zo nee, wanneer is de verwachting dat dit plaatsvindt? |
Zie het antwoord op vraag 16. |
18 |
Hoeveel budget is er in 2021 beschikbaar voor de keten-ICT in de forensische keten tussen politie, OM en NFI? |
Om de IV-ketenknelpunten op te lossen moeten aanpassingen worden doorgevoerd bij de betrokken organisaties (politie, OM, NFI) én moet de gegevensuitwisseling tussen de ketenpartners worden gerealiseerd. Het Programma Digitalisering Strafrechtketen heeft in 2020 financiering verstrekt voor het opstellen van een projectplan waarmee de realisatiefase tot stand kan komen. Voor het realiseren van de gegevensuitwisseling tussen de politie en het NFI op basis van dit projectplan is in een periode van twee jaar tijd 2,5 mln. en 3,7 mln. nodig. Er wordt nog bezien of er binnen de middelen voor de digitalisering strafrechtketen ruimte kan worden gevonden om met dit project in 2021 te starten. |
19 |
Waar zijn de kosten die verbonden zijn aan het werk van Nidos in Griekenland in het kader van het Nederland-Grieks partnerschap terug te vinden in de begroting? Hoeveel geld wordt er aan dat partnerschap (inclusief de opvangvoorzieningen en uitrol van voogdijprogramma) in 2021 en de jaren daarna besteed? |
De kosten zijn terug te vinden onder artikel 37.2 als onderdeel van de post «Overige Subsidies». Voor 2021 en 2022 is jaarlijks € 1.350.000 begroot, € 1.100.000 voor de realisatie en het beheer van opvangvoorzieningen en de begeleiding van de amv’s door Movement on the Ground (MotG) en the HOME project en € 250.000 voor de inzet van Nidos. Voor 2023 is € 910.000 begroot voor MotG en € 250.000 voor Nidos. Naast nationale middelen zullen hiervoor ook EU middelen worden aangewend. |
20 |
Hoeveel budget is er komende jaren beschikbaar voor de Data Alliantie Strafrechtketen (DAS)? Hoe staat het met de uitrol hiervan? |
Er is jaarlijks € 0,8 mln. beschikbaar voor de DAS. In een brief van 10 juni 2020[1] is aan u toegelicht dat de planning was om nog dit jaar de samenwerking te markeren met de ondertekening van een convenant. De operationalisering van de samenwerking blijkt op het punt van de privacy echter ingewikkelder dan verwacht. De organisaties in de strafrechtketen vallen onder verschillende juridische regimes (AvG, Wpg en Wjsg) en de levering van de data aan de DAS moet binnen de kaders van deze wetgeving plaatsvinden. De verwachting is dat eind 2020 duidelijk is hoe aan de wetgeving kan worden voldaan. U zult begin 2021 over de voortgang nader worden geïnformeerd. Dit geldt ook voor de ontwikkeling van de website www.criminaliteitinbeeld.nl waarop de data wordt gepubliceerd. [1] Kamerstuk 29 279, nr. 597 |
21 |
Hoeveel verdachten van mensenhandel zijn in 2019 en 2020 ingeschreven bij het OM? |
In 2019 zijn 149 verdachten van mensenhandel ingeschreven in het systeem van het OM. In 2020 zijn er (tot en met september) 127 verdachten ingeschreven. Over de verantwoording van de afspraken uit de Veiligheidsagenda 2019–2022 wordt de Tweede Kamer jaarlijks bij gelegenheid van het jaarverslag JenV geïnformeerd. |
22 |
Hoeveel bij het OM ingeschreven verdachten van mensenhandel van de afgelopen twaalf maanden zijn jonger dan 22 jaar en hoeveel zijn ouder dan 22 jaar? |
In de afgelopen twaalf maanden zijn 175 verdachten ingeschreven voor mensenhandel. 55 verdachten zijn 22 jaar of jonger, de overige 120 verdachten zijn 23 jaar of ouder. |
23 |
Hoeveel asielzoekers heeft de politie in 2020 verdacht van een misdrijf? Hoe vaak heeft dit uiteindelijk consequenties gehad voor de verblijfsstatus? |
Alle meest recente en beschikbare cijfers met betrekking tot incidenten zijn te vinden in het incidentenoverzicht 2019, dat in mei van dit jaar is gepubliceerd[1]. Voor de gevraagde cijfers die niet vermeld staan in het incidentenoverzicht is het op dit moment niet mogelijk om deze binnen de gestelde termijn te genereren. Voor het genereren van de cijfers uit Politie en OM registratiesystemen en deze te koppelen aan de gegevens van de IND zijn namelijk complexe bewerkingen nodig. In het incidentenoverzicht 2019 staat wel opgenomen hoeveel vreemdelingen, die op enig moment in het rapportagejaar op een COA-locatie verbleven, er in 2019 van een misdrijf zijn verdacht door de politie. Het gaat om 4.999 politieregistraties en 2.821 unieke verdachten. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft het WODC opdracht gegeven om de cijfers uit het incidentenoverzicht 2019 te duiden. Daarnaast heb ik het WODC opdracht gegeven om voortaan het incidentenoverzicht op te stellen. Hierover heeft SJenV u eerder bericht in een brief van 13 mei 2020[2]. [1] Bijlage bij Kamerstuk 19 637, nr. 2604 [2] Kamerstuk 19 637, nr. 2604 |
24 |
Bij hoeveel van de in de afgelopen 12 maanden ingeschreven verdachten van mensenhandel is er sprake van recidive? |
Voor de beantwoording van deze vraag is dossieronderzoek nodig. Per verdachte moet worden nagegaan of zij recidive hebben gepleegd voor soortgelijke delicten. Daarvoor dienen alle dossiers die de afgelopen 12 maanden zijn ingeschreven voor mensenhandel handmatig te worden bezien. Het is niet mogelijk om deze zoekopdracht binnen de gestelde termijn voor het beantwoorden van deze vraag uit te voeren. |
25 |
Kunt u een schatting geven van de hoeveelheid daders die betrokken zijn bij uitbuiting van de duizenden slachtoffers in Nederland? |
Naar aanleiding van een aanbeveling van de NRM in de Dadermonitor 2013–2017 op dit vlak heeft een vooronderzoek plaatsgevonden naar de mogelijkheid om een eerste betrouwbare schatting te laten maken van de daderprevalentie. Het vooronderzoek is in samenwerking met het WODC uitgevoerd. Daarin is geconcludeerd dat het op dit moment niet mogelijk is om hier een eerste betrouwbare schatting te geven. Dit vanwege het gebrek aan betrouwbare methoden. In de kabinetsreactie op de Dadermonitor die op 13 september 2019 met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 28 638, nr. 174), is nader ingegaan op de belemmeringen bij het verkrijgen van een betrouwbare schatting. |
26 |
Kan voor de gehele strafrechtketen uiteen worden gezet waar er wachtlijsten/werkvoorraden zijn en hoe groot die wachtlijsten/werkvoorraden aan het begin van deze Kabinetsperiode waren en hoe groot zij nu zijn? |
In onze brief van 25 juni 2020 zijn wij ingegaan op extra voorraadvorming in strafrechtketen als gevolg van de corona-crisis. De in die brief opgenomen cijfers zijn in de tabel in de bijlage geactualiseerd met gevalideerde cijfers tot 1 september 2020. Daaronder is ook een actualisatie van de cijfers van de tenuitvoerlegging opgenomen. Zoals in onze brief van 18 september aangegeven kunnen nog geen effecten van de maatregelen in beeld worden gebracht. De verwachting is dat dit begin 2021 mogelijk is. Zoals toegezegd zullen wij uw Kamer dan informeren over de ontwikkelingen. Het globale beeld is als volgt. De werkvoorraden zijn in de eerste maanden van de coronacrisis opgelopen. Daarom waren maatregelen noodzakelijk. Toen vanaf mei de coronamaatregelen werden versoepeld, is de afdoening door het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak snel verbeterd. De afdoening door zowel OM als de Rechtspraak is nog wel onder het niveau van 2019. De voorraad MK-zaken en jeugdstrafzaken laat een daling zien. Dit sluit aan bij de prioriteit die aan deze zaken is gegeven. Ook de voorraad PR-zaken is licht afgenomen. Effecten van de verschuiving naar de OM-strafbeschikking zijn er nog niet, omdat die maatregel tot half augustus nog niet actief was. Het OM en de reclasseringsorganisaties trekken op dit moment met het oog op het wegwerken van de achterstanden extra personeel aan. Voor de uitvoering van taakstraffen geldt dat toepassing van de RIVM-richtlijnen nog steeds een beperking vormt. Zo zijn veel werkplaatsen bij bijvoorbeeld verzorgingstehuizen, kringloopwinkels en voedselbanken tijdelijk komen te vervallen en kan de capaciteit van andere projecten slechts gedeeltelijk worden benut. Binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en CJIB is de voorraad zelfmelders eind september ca. 2.100. Per 1 augustus is weer gestart met het oproepen van zelfmelders. De werkvoorraad taakstraffen bedroeg medio juni ongeveer 20.000 taakstraffen. Voor de corona-uitbraak was de gemiddelde voorraad taakstraffen ongeveer 18.000 zaken. Deze werkvoorraad is medio september opgelopen tot ruim 22.000. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) heeft begin juni 460 nog te starten leer- en taakstraffen jeugdigen als werkvoorraad. Voor de corona-uitbraak was de gemiddelde voorraad taakstraffen ongeveer 350 zaken. Medio september is die voorraad ruim 400. |
27 |
Kan worden uiteengezet hoeveel deze kabinetsperiode geïntensiveerd en bezuinigd is, uitgesplitst naar de verschillende beleidsartikelen en instanties die vallen onder de begroting van Justitie en Veiligheid? |
In de tabel in de bijlage zijn de intensiveringen nader verbijzonderd naar artikel en categorie. Deze intensiveringen zijn deels gefinancierd met middelen die daarvoor aan de JenV-begroting zijn toegevoegd. Daarnaast is een gedeelte van deze middelen beschikbaar gekomen door interne herprioritering en inzet van bijvoorbeeld de prijsbijstelling. Er is een bezuiniging van 9 mln. met ingang van 2018 opgelegd voor een bijdrage aan de gasproblematiek. Voor de goede orde wordt vermeld dat in deze tabel niet zijn opgenomen de mee- en tegenvallers, bijvoorbeeld vanwege de asielinstroom en die voortvloeien uit de PMJ. Tegenvallers zijn vaak gedekt door interne maatregelen. |
28 |
Kan worden aangegeven hoeveel subsidie de Stichting Kinderen en Jongeren Rechtswinkel (KJRW) in het verleden van de rijksoverheid heeft ontvangen, uiteengezet per jaar, vanaf het jaar 2000? |
De raad voor rechtsbijstand heeft een subsidieregeling voor rechts- en wetswinkels (Stcrt. 2020, nr. 17768). Deze subsidieregeling bestond al voordat de raden voor rechtsbijstand in 2009 fuseerden tot één raad. Voor de subsidieverlening aan rechtswinkels kan de raad voor rechtsbijstand niet verder terugkijken dan 2009. In 2009 subsidieerde de raad voor rechtsbijstand 35 rechtswinkels, waaronder één KJRW. Dat was de KJRW in Den Haag. In 2011 nam het aantal rechtswinkels toe. Zo werd ook de KJRW Noord Holland Noord gesubsidieerd. Die subsidie voor die laatste KJRW stopte in 2012, omdat geen nieuwe aanvraag werd ingediend. Op dit moment subsidieert de raad voor rechtsbijstand ongeveer 35 rechtswinkels, waaronder één KJRW; die in Den Haag. De KJRW Den Haag ontvangt jaarlijks een bedrag van ruim € 2.000. |
29 |
In welk jaar zijn de landelijke subsidies aan de KJRW stopgezet? |
In 2003 zijn als onderdeel van de toenmalige herinrichting van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand alle subsidies aan rechtshulpwinkels (inclusief de KJRW’s) bevroren. De raad voor rechtsbijstand heeft nadien een nieuwe subsidieregeling voor rechts- en wetswinkels vormgegeven https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020–17768.html). Die subsidieregeling bestond al voordat de raden voor rechtsbijstand in 2009 fuseerden tot één raad. Voor de subsidieverlening aan rechtswinkels kan de raad voor rechtsbijstand niet verder terugkijken dan 2009. Op dit moment subsidieert de raad voor rechtsbijstand nog één KJRW; die in Den Haag. De KJRW Den Haag ontvangt jaarlijks een bedrag van ruim € 2.000. |
30 |
Wat was destijds de reden de subsidies aan de KJRW stop te zetten? |
Als onderdeel van de toenmalige herinrichting van het stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand (2003–2005) werden destijds alle subsidies aan de rechtshulpwinkels (inclusief de KJRW’s) bevroren. |
31 |
Kan worden aangegeven hoeveel en welke vestigingen van de KRJW open zijn gebleven en gesloten toen de landelijke subsidies aan de KJRW zijn stopgezet? |
De landelijke subsidies aan de KJRW’s zijn in 2003 als onderdeel van de toenmalige stelselherziening bevroren. Het is niet bekend voor welke vestigingen dit destijds consequenties had en of er als gevolg hiervan vestigingen zijn gesloten. De raad voor rechtsbijstand kan namelijk voor verleende of stopgezette subsidies niet verder terugkijken dan 2009. |
32 |
Waar is de KJRW nu nog actief en hoeveel subsidies ontvangen zij van lagere overheden? Kan dat per jaar uiteen worden gezet? |
Blijkens de website van de Stichting KJWR (www.kjwr.eu) zijn er momenteel 9 KJRW’s actief in Nederland. Het is voor mij niet mogelijk om uw vraag over hoeveel subsidies zij ontvangen van de lagere overheden te beantwoorden daar de relatie en de controle daarop juist bij deze lagere overheden berust. |
33 |
Op basis van welke wetenschappelijke onderzoeken zijn Lijst 1 en Lijst 2 van de opiumwet destijds tot stand gekomen? |
Op lijst I en lijst II van de Opiumwet zijn de middelen geplaatst die krachtens de verdragen van de VN of de regelgeving van de EU onder controle moeten worden gebracht. Daarnaast bevatten de lijsten ook middelen die door de Minister van VWS en de Minister van JenV uit eigen beweging onder de werkingssfeer van de Opiumwet zijn gebracht. Het systeem van de twee lijsten bestaat sinds 1976 en is gestoeld op het destijds door de wetgever gemaakte onderscheid tussen middelen met een onaanvaardbaar risico enerzijds en hennep en hennepproducten anderzijds. De wetgever heeft daartoe de tweedeling gevolgd uit het in 1972 verschenen rapport «Achtergronden en risico's van druggebruik» van de Werkgroep verdovende middelen, naar haar voorzitter ook de Commissie-Baan genoemd. |
34 |
Klopt het dat er mogelijk juridische bezwaren zijn voor het delen van dreigingsinformatie door het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) met derden wanneer er sprake is van IP-gegevens? Kunt u toelichten wat deze bezwaren zijn en hoe deze worden opgelost? Wat zijn de gevolgen wanneer deze gegevens niet kunnen worden gedeeld? |
De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) regelt binnen Europa de rechtmatige omgang met persoonsgegevens. IP-adressen kunnen persoonsgegevens betreffen, hetgeen maakt dat voor het verwerken daarvan door overheidsorganisaties (waaronder dus ook het verstrekken hiervan aan andere organisaties) er sprake moet zijn van een taak van algemeen belang. Voor het NCSC is in artikel 3, eerste lid, van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni) als een zodanige taak het informeren en adviseren van vitale aanbieders en organisaties die onderdeel zijn van de rijksoverheid over dreigingen en incidenten met betrekking tot hun netwerk- en informatiesystemen, alsook het daartoe verrichten van analyses, opgenomen. Daarnaast is in artikel 3, tweede lid, Wbni als taak opgenomen het aan zgn. schakelorganisaties (computercrisisteams, etc.), ter voorkoming van nadelige maatschappelijke gevolgen, verstrekken van dreigingsinformatie betreffende andere netwerk- en informatiesystemen, die bij analyses in het kader van bovenbedoelde primaire taakvervulling is verkregen. Ten aanzien van organisaties die niet onder het toepassingsbereik van artikel 3, eerste en tweede lid, Wbni vallen is er dus voor het NCSC geen wettelijke taak in het kader waarvan rechtmatig persoonsgegevens, waaronder IP-adressen, als onderdeel van dreigingsinformatie kunnen worden verstrekt. Voor verstrekking van persoonsgegevens in het kader van het vervullen van bovenbedoelde taken geldt voorts dat die – ook op grond van de AVG – altijd voor die taakvervulling noodzakelijk moet zijn. Tevens is verstrekking van persoonsgegevens, vanwege de toepasselijkheid van artikel 20, tweede lid, Wbni, niet aan alle in artikel 3, tweede lid, genoemde organisaties mogelijk, indien en voor zover persoonsgegevens tevens vertrouwelijke herleidbare gegevens met betrekking tot aanbieders betreffen. Bovenstaande omstandigheden kunnen ertoe leiden dat bijvoorbeeld IP-adressen van kwetsbare of gecompromitteerde systemen niet aan bepaalde organisaties kunnen worden verstrekt en die organisaties of de organisaties binnen hun doelgroep daarvan dus niet op de hoogte raken. Momenteel worden de huidige wettelijke taken en bevoegdheden onderzocht die het onder meer mogelijk maken om informatie te delen tussen de rijksoverheid, vitale aanbieders en niet-vitale organisaties. |
35 |
Wanneer zijn Lijst 1 en Lijst 2 voor het laatst doorgelicht om te kijken of op basis van nieuw wetenschappelijk onderzoek de lijsten nog wel actueel zijn? |
Het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) heeft tot taak om nieuw in de samenleving verschenen drugs aan een multidisciplinaire risicobeoordeling te onderwerpen. De risicobeoordelingsprocedure wordt gestart op verzoek van de Minister van VWS. Het CAM heeft niet tot taak een periodieke herbeoordeling uit te voeren van drugs die reeds op lijst I of lijst II van de Opiumwet zijn opgenomen. Indien de Minister van VWS over aanwijzingen beschikt dat de plaatsing van een drug op lijst I of lijst II mogelijk niet overeenkomt met de actuele wetenschappelijke inzichten omtrent de schadelijkheid van die drug, kan hij niettemin het CAM verzoeken een nieuwe risicobeoordeling uit te voeren. Tot een doorlichting van lijst I en/of lijst II bestaat op dit moment geen aanleiding. |
36 |
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn op het gebied van encryptie door de ontwikkeling van de kwantumcomputer? Is deze ontwikkeling een risico voor de (toekomstige) cyberveiligheid? Streeft u ernaar om op tijd voorbereid te zijn, bijvoorbeeld met een programma om Nederland op tijd kwantumproof te krijgen? Zo nee, waarom niet? |
De eigenschappen van kwantumcomputers maken het mogelijk om de meest gebruikte vormen van cryptografie te doorbreken. Een aanvaller met een kwantumcomputer kan daardoor een groot deel van de versleutelde informatie die via het internet verstuurd wordt, ontsleutelen, indien de aanvaller die informatie kan onderscheppen. Daarbij geldt tevens dat mogelijk vandaag versleutelde gegevens in de toekomst met kwantumcomputers ontsleuteld kunnen worden, indien ze zijn onderschept en opgeslagen. Met een kwantumcomputer is het tevens mogelijk de betrouwbaarheid van digitale handtekeningen aan te tasten. Om de vertrouwelijkheid van gegevens en de betrouwbaarheid van digitale handtekeningen ook na de komst van kwantumcomputers te blijven beschermen zijn daarom vormen van cryptografie nodig die bestand zijn tegen kwantumcomputers. Als gevolg van de beschreven mogelijkheden die kwantumcomputers bieden voor het doorbreken van cryptografie kunnen cybersecurityrisico’s ontstaan voor de nationale veiligheid, maar ook voor burgers en bedrijven. Het kan hierbij gaan om de aantasting van de integriteit en exclusiviteit van kennis, informatie en systemen- mede als gevolg daarvan – om de aantasting van de continuïteit van (vitale) processen. Bij digitale veiligheid hebben daarom overheid, burgers en bedrijven allemaal een taak. Zij moeten allen passende maatregelen nemen om de eigen digitale veiligheid en weerbaarheid op orde te hebben. Deze eigen verantwoordelijkheid voor digitale veiligheid geldt ook bij de opkomst van nieuwe technologieën. [1] Het NCSC adviseert organisaties nu al na te denken over de gevolgen van de komst van de kwantumcomputer voor hun organisatie en een actieplan op te stellen dat duidelijk maakt binnen welke tijdlijn er maatregelen genomen moeten worden. [2] Gegevens die vandaag al bestaan en die ook na de komst van kwantumcomputers beschermd moeten blijven, moeten namelijk nu al aanvullend worden beschermd. Daarnaast wordt met het oog op veilige communicatie momenteel onder leiding van de AIVD in interdepartementaal verband gewerkt aan de «Nationale Cryptostrategie». [1] Nederlandse Digitaliseringsstrategie, 2020. [2] https://www.ncsc.nl/documenten/factsheets/2019/juni/01/factsheet-postkwantumcryptografie |
37 |
Klopt het dat veel hard- en software, zoals slimme apparaten, nog op de markt worden gebracht zonder fatsoenlijke basisbeveiliging op het gebied van updates, wachtwoorden, gebruik van encryptie e.d.? Kunt u toelichten wat hiervan de risico’s zijn in een maatschappij die steeds sneller digitaliseert? Kunt u aangeven of er juridische mogelijkheden (in ontwikkeling) zijn, eventueel in Europees verband, om te zorgen dat deze producten in de toekomst niet meer onveilig op de markt worden gebracht? |
De Staatssecretaris van EZK maakt zich in de EU al een aantal jaren sterk voor het stellen van wettelijke minimum digitale veiligheidseisen aan slimme apparaten via de Radio Equipment Directive waarmee op termijn onveilige apparaten van de Europese markt kunnen worden gehaald en geweerd. Naar verwachting worden deze eisen in het voorjaar van 2021 in de EU van kracht. Daarnaast zet EZK in op cybersecurity certificering voor ICT-producten, diensten en processen via de Europese Cyber Security Act. Deze acties zijn onderdeel van de Roadmap Digitaal Veilige Hard- en Software van het Ministerie van EZK. Deze roadmap is ontwikkeld omdat het schort aan de digitale veiligheid van ICT-producten en diensten inclusief het Internet of Things. Onderzoeken van onder andere de Consumentenbond en Agentschap Telecom wijzen hierop. De apparaten van gebruikers kunnen worden gehackt met alle nadelige gevolgen van dien en apparaten kunnen bijvoorbeeld worden misbruikt om cyberaanvallen uit te voeren als onderdeel van een zogenaamd botnet. |
38 |
Hoe anticipeert u op de opkomst van nieuwe technologieën zoals kwantumcomputing, AI en fotonics, in het licht van de cyberveiligheid? Toetst u van tevoren of deze technologieën veilig te gebruiken zijn in het publieke en vitale domein, ook in het licht van afhankelijkheid van niet-Europese landen? Zo nee, waarom niet? |
Het kabinet investeert in de kennisopbouw aangaande zogenaamde sensitieve technologie. Als onderdeel van de versterking en uitbreiding van de huidige instrumenten ter borging van de nationale veiligheid, wordt verder uitgewerkt welke (digitale) veiligheidsrisico’s kunnen spelen bij de ontwikkeling van (toepassingen van) bepaalde hoogwaardige technologie. Hierbij worden de technologische toepassingen in kaart gebracht die raken aan de nationale veiligheid en criteria ontwikkeld, op basis waarvan opkomende technologieën kunnen worden geïdentificeerd die bescherming behoeven in het licht van de nationale veiligheid. Overigens geldt dat (goederen en diensten voor) kwantum- en fotonicatechnologie al gecontroleerd worden onder de EU dual-use verordening (Verordening EG nr. 428/2009). Mocht een Nederlands bedrijf of organisatie voornemens zijn deze technologie te exporteren naar een niet-EU-land is een exportvergunning vereist. Bij behandeling van de vergunningaanvraag wordt de transactie door de Nederlandse overheid getoetst op de eindgebruiker en het eindgebruik. |
39 |
Wanneer is volgens u het Landelijk Dekkend Stelsel een succes? |
Het Landelijk Dekkend Stelsel (LDS) is een succes indien informatie over digitale dreigingen, incidenten en kwetsbaarheden zo snel mogelijk breed, effectief en efficiënt wordt gedeeld tussen publieke en private partijen. Dit versterkt de digitale slagkracht van Nederland. In de brief zoals toegezegd in de CSBN-beleidsreactie over het in kaart brengen van onder meer mogelijkheden rondom het delen van informatie, die u in januari 2021 zal toekomen, zal ik ook nader ingaan op het LDS. |
40 |
Kunt u aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie van de leden Verhoeven en Laan-Geselschap over het op kwetsbaarheden scannen van overheidssystemen in de vitale infrastructuur (Kamerstuk 30 821, nr. 85)? Worden deze systemen inmiddels gescand en de kwetsbaarheden die daaruit voortkomen gedicht? |
Er is onderzoek uitgevoerd bij de departementen naar het geautomatiseerd zoeken naar kwetsbaarheden. Uit het onderzoek blijkt dat dit breed wordt toegepast. Ook is er behoefte aan kennisdeling. In de kabinetsreactie op het WRR-rapport van 20 maart jl. [1] werd gemeld dat door CIO-Rijk in overleg met de NCTV en het NCSC verkend wordt hoe rijksoverheidsorganisaties een doorlopende kwetsbaarhedenscan in kunnen richten. CIO-Rijk stelt hiervoor in afstemming met NCTV, NCSC en de departementen een handreiking op. Een conceptversie van de handreiking is eind dit jaar gereed. [1] Kamerstuk 26 643, nr. 673 |
41 |
Kan uitputtend worden aangegeven welke juridische stappen gedupeerden uit het aardbevingsgebied hebben, wanneer ze hun schade niet vergoed krijgen? |
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, die primair verantwoordelijk is voor het dossier aardbevingsschade, beantwoordt deze vraag separaat ter gelegenheid van zijn begrotingsbehandeling. |
42 |
Wat is precies het verschil voor mensen in Groningen die na acht jaar nog steeds niet schadevrij zijn gesteld en mensen die nu hun schade melden? |
Zie het antwoord op vraag nummer 41. |
43 |
Kunt u toelichten om welke reden het ruim 2 jaar heeft moeten duren voordat het wetsvoorstel voor een zelfstandig houdverbod aan de Kamer is voorgelegd? Wat is de huidige status van het wetsvoorstel? Wanneer verwacht u het reageren op consultaties en het verwerken van het advies van de Raad van State te hebben afgerond? Op welke termijn verwacht u dat het wetsvoorstel aan de Kamer voorgelegd kan worden? |
De coronacrisis bracht veel extra werkzaamheden mee, waarbij soms op termijn van enkele weken spoedwetgeving tot stand moest worden gebracht. Dat betekende onvermijdelijk vertraging op andere lopende trajecten, waaronder voorbereiding van dit wetsvoorstel. Inmiddels konden de ontvangen consultatiereacties worden verwerkt en op dit moment wordt in overleg met het Ministerie van Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit de laatste hand gelegd aan de verwerking van de uitvoeringstoetsen en de beoordeling van de werklastgevolgen voor de bij het wetsvoorstel betrokken organisaties. De verwachting is dat het wetsvoorstel in december ter advisering zal worden voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Na de verwerking van dit advies zal het wetsvoorstel bij uw Kamer worden ingediend. |
44 |
Wordt het bewijsvermoeden juist toegepast in het aardbevingsgebied? |
Zie het antwoord op vraag nummer 41. |
45 |
Op welke gronden worden aardbevingsschades nu niet toegekend? Welke bewijzen zijn er dat de schades een andere oorzaak hebben? |
Zie het antwoord op vraag nummer 41. |
46 |
Klopt het dat er verschillende rechten voor slachtoffers van aardbevingsschade zijn binnen verschillende batches en groepen? Zo ja, welke? Kan dat in een overzicht worden weergegeven? |
Zie het antwoord op vraag nummer 41. |
47 |
Hebben huurders en woningeigenaren in het aardbevingsgebied dezelfde rechten? |
Deze vraag wordt mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord, evenals de vragen 49 en 50. In beginsel hebben eigenaren en huurders dezelfde rechten en plichten. Zo zijn de vergoedingen in het kader van de versterkingsopgave, bijvoorbeeld voor verhuizing, gelijk voor bewoners – ongeacht of ze huurder of eigenaar zijn. Er bestaan ook verklaarbare verschillen. Zo kan een eigenaar gebruik maken van een subsidie om de woning te verduurzamen. Een huurder kan dit niet omdat het aan de eigenaar is om te beslissen of duurzaamheidsmaatregelen wel of niet aan de woning worden getroffen. |
48 |
Welke contractuele bevoegdheden heeft de NAM op dit moment nog? |
Zie het antwoord op vraag nummer 41. |
49 |
Op welke juridische basis handelt de Nationaal Coördinator Groningen? |
Voor de uitvoering van de versterkingsoperatie heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het Mandaatbesluit BZK 2020 mandaat gegeven aan de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Dit is de juridische basis op grond waarvan de NGC handelt. Het mandaat houdt in dat de algemeen directeur van de Dienst NGC mag doen wat nodig is voor de veiligheid. Het mandaat omvat tevens het nemen van beslissingen die de versterkingsoperatie bevorderen of die vanwege overwegingen van redelijke en billijke aard nodig zijn. Ten overvloede wordt opgemerkt dat op basis van het koninklijk besluit van 31 oktober 2019 (Stcrt. 2019, nr. 61402) de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de versterking van gebouwen in Groningen is overgegaan van de Minister van Economische Zaken en Klimaat naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. |
50 |
Welk mandaat heeft de Nationaal Coördinator Groningen? |
Zie het antwoord op vraag nummer 49. |
51 |
In welke vorm verzoekt u gemeentebesturen van gemeentes met een grote Joodse gemeenschap om gesprekken met die gemeenschap structureel vorm te geven? |
Vanuit mijn betrokkenheid als Minister voor de erediensten bezoek ik met enige regelmaat Joodse instellingen waaronder ook het Centraal Joods Overleg, maar ook bedrijven met een Joodse signatuur. Ook vanuit andere betrokken partijen binnen het Rijk is regelmatig contact met sleutelfiguren en organisaties uit verschillende gemeenschappen waaronder de Joodse gemeenschap. In het kader van de besteding van de antisemitismegelden wordt een handreiking voor lokale bestuurders gemaakt met mogelijke interventies bij antisemitische incidenten en worden lokale projecten ondersteund om door middel van interreligieuze dialoog tussen Joden, christenen en moslims van onderop te werken aan onderling begrip. |
52 |
Hoe wordt in zowel de begroting, als beleidsmatig geanticipeerd op een eventuele no-deal-Brexit? |
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid bereidt zich conform rijksbrede afspraken voor op het aflopen van de overgangsperiode zoals afgesproken tussen de EU en het VK, inclusief de mogelijkheid dat er geen, of een heel beperkt akkoord over de toekomstige relatie (no deal scenario) wordt overeengekomen. In het voorjaar van 2018 zijn hiervoor extra middelen vrijgemaakt waarbij, ook binnen de JenV begroting. Het gaat om extra middelen voor de IND, de Nationale Politie, het OM en de Koninklijke Mareschaussee. Deze middelen zijn inmiddels structureel toebedeeld aan de betrokken organisaties. Voor een onverhoopt no deal scenario aan het einde van de overgangsperiode geldt dat de EU-instrumenten voor politiële en justitiële samenwerking en informatie-uitwisseling in relatie tot het VK zullen vervallen. Deze dragen nu bij aan een snelle en effectieve manier van samenwerken. Bij het ontbreken van afspraken hierover in het toekomstig partnerschap zal deels kunnen worden teruggevallen op beschikbare multilaterale verdragen, zoals van de Raad van Europa. Voor een overzicht van de gevolgen van een eventuele no deal en de genomen maatregelen op dit terrein verwijs ik u naar de Kamerbrief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid over de gevolgen van de Brexit voor justitie en veiligheid (Kamerstuk 23 987, nr. 302). Daarbij zijn de voorzieningen in het inmiddels in werking getreden TA van belang die het mogelijk maken om vormen van samenwerking die voor het einde van de overgangsperiode zijn gestart ook na het aflopen daarvan op een ordelijke manier kunnen worden afgerond. Ook bij een zorgvuldige voorbereiding door Nederland op het aflopen van de overgangsperiode zonder dat een akkoord over de toekomstige relatie is bereikt zullen niet alle ongunstige gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de EU volledig kunnen worden opgevangen. De samenwerkingsvormen waarop kan worden teruggevallen zijn over het algemeen complexer en tijdrovender en vergen maatwerk. De Nederlandse voorbereidingen zijn er evenwel op gericht om de politiële en justitiële samenwerking met het VK ook in de toekomst zo soepel mogelijk te laten verlopen en het veiligheidsniveau zoveel mogelijk te bestendigen. |
53 |
Wanneer kan de evaluatie van de pilot met LegalGuard worden verwacht? |
Naar verwachting wordt de evaluatie van de pilot consumentenzaken met LegalGuard in november opgeleverd aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Zoals toegezegd in de derde voortgangsrapportage van de stelselvernieuwing rechtsbijstand van 26 juni 2020, informeert MRb Uw Kamer in de volgende voortgangsrapportage over de uitkomsten van de evaluatie. |
54 |
Wat zijn de financiële gevolgen van de coronacrisis voor uw ministerie, het OM en de Rechtspraak en hoe lang zullen deze gevolgen nog doorwerken? |
In de begroting 2021 is voor de jaren 2020 en 2021 respectievelijk 60 mln. en 40 mln. extra opgenomen voor de meerkosten van Justitie en Veiligheid als gevolg van de corona-crisis. De exacte verdeling van de 60 mln. voor het jaar 2020 wordt opgenomen in de 2e suppletoire begroting 2020. Voor wat betreft 2021 is uitgegaan van een voorschot om onder andere de inhaalslag in de strafrechtketen – ingezet in 2020 – ook in 2021 te kunnen voortzetten. In het voorjaar van 2021 zal bezien worden wat op dat moment de verwachte effecten van corona op de JenV begroting 2021 zullen zijn. |
55 |
Kunt u voor het aandeel van vrouwen bij de politie aangegeven wat het totale aandeel is, wat het aandeel is binnen leidinggevende posities en wat het aandeel is binnen topfuncties? |
Op 31-12-2019 was het aandeel vrouwen 37% van de totale bezetting, in leidinggevende functies 31% en in de strategische top 41,3% (bron: personeelsbestand politie). |
56 |
Kunt u voor het aandeel van agenten met een migratieachtergrond bij de politie aangegeven wat het totale aandeel is, wat het aandeel is binnen leidinggevende posities en wat het aandeel is binnen topfuncties? |
Volgens de Barometer Culturele Diversiteit van het CBS was op 31-12-2019 het aandeel van collega’s met een migratieachtergrond conform de CBS-definitie in de totale bezetting 13% en in leidinggevende functies 9%. Over het percentage in de strategische top zijn geen gegevens beschikbaar omdat er geen rechtmatige grond bestaat om dit te registreren en de groep té klein is om dit niet-herleidbaar in kaart te brengen. |
57 |
Klopt het dat deze regeerperiode minder geld is begroot c.q. kan worden uitgegeven dan aanvankelijk werd beloofd c.q. begroot voor digitalisering? |
Ja, zie het antwoord op vraag 77. |
58 |
Kan worden uiteengezet wat de gemiddelde kosten zijn van de scheidingsbegeleider en de gezinsvertegenwoordiger? |
Zoals in de voortgangsrapportage van het programma Scheiden zonder Schade staat vermeld, zijn in september 7 pilots gestart met de gezinsvertegenwoordiger (ook wel casushouder of gezinsbegeleider genoemd). Daarnaast wordt bekeken of de werkzaamheden van deze functionaris kunnen worden ondersteund door gebruik te maken van een digitale scheidingsbegeleider op een Digitaal Plein. Er wordt hierbij geëxperimenteerd met verschillende modaliteiten, waarbij bijvoorbeeld de achtergrond en specialisatie van de functionaris varieert. Eind 2021 zijn de resultaten van de verschillende pilots bekend, en verwacht ik ook meer inzicht in de kosten. |
59 |
Kan worden aangegeven wat de actuele zittingsvoorraden zijn bij zowel het OM als de Rechtspraak? Welk gedeelte van deze voorraden valt toe te wijzen aan de coronacrisis? |
Voor een overzicht van de ontwikkeling van voorraden gerelateerd aan de brief van 25 juni 2020 over de ketenaanpak corona-achterstanden strafrechtketen wordt verwezen naar het antwoord op vraag 26. |
60 |
Hoe komen de te verwachten baten van het afpakken van crimineel vermogen tot stand? |
Ervan uitgaande dat u primair doelt op het proces inzake de strafrechtelijke wijze waarop crimineel vermogen kan worden ontnomen/afgepakt wordt u gewezen op de aanwijzing Afpakken die op 1 januari 2017 in werking is getreden https://wetten.overheid.nl/BWBR0038996/2017-01-01. Deze aanwijzing benoemt de strafrechtelijke afpakmogelijkheden: verbeurdverklaring, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel vorderen, geldboete met een afroomboete, schikking, transactie en strafbeschikking met ontnemingscomponent. Daarnaast is het beleid om onttrekkingen aan het verkeer van voorwerpen zoals partijen drugs ook als het afpakken van crimineel vermogen te oormerken. Door de inbeslagname en vernietiging van dergelijke voorwerpen kunnen criminelen geen vermogen vergaren die ze voor criminele activiteiten kunnen aanwenden en in de legale economie kunnen investeren. Ook hebben ze daarmee geen kans gekregen gemaakte kosten terug te verdienen. Daarnaast worden andersoortige maatregelen getroffen die bijdragen aan het afpakken van crimineel vermogen: • fiscaalrechtelijke (fiscaal geïnde vorderingen gekoppeld aan niet naleving van fiscale wetgeving); • bestuursrechtelijke (bijvoorbeeld bestuurlijke boetes, last onder dwangsom); • civielrechtelijke (bijvoorbeeld ontbinding rechtspersoon); en • tuchtrechtelijke (beroepsverbod). Naast een bijdrage aan de staatskas, dragen de behaalde baten ook bij aan de compensatie van slachtoffers. Uitgangspunt is dat de effectiviteit bepalend is bij de keuze voor een afpakmogelijkheid of een combinatie van afpakmogelijkheden. Ketensamenwerking staat bij afpakken centraal. Alleen de strafrechtelijke incassoresultaten die ten gunste komen van de staatskas zijn terug te vinden in de verantwoordingscijfers voor Justitie en Veiligheid. Dat geldt niet voor de bovengenoemde andersoortige afdoeningsvormen of de compensatie van slachtoffers. Een breder beeld zal op te maken zijn uit de in ontwikkeling zijnde integrale afpakmonitor. |
61 |
Hoeveel aangiftes zijn er in 2018, 2019 en 2020 tot nu toe gedaan van cybercrime en van gedigitaliseerde criminaliteit? |
Cybercrime (ook wel cybercrime in enge zin genoemd) betreft vormen van criminaliteit die ICT-systemen als doel hebben en derhalve niet mogelijk zijn zonder het bestaan van ICT-systemen. Het betreft bijvoorbeeld computervredebreuk, DDoS-aanvallen en de verspreiding van malware, waaronder ransomware. In 2019 zijn bij de politie 4.482 aangiften cybercrime gedaan, in 2018 2.683 en 7.496 tot en met de maand september 2020. Hierin zitten echter ook een deel van de aangiften van WhatsApp fraude. Zonder WhatsApp fraude is het aantal tot en met september 5117. Sinds 2017 is er duidelijk een toename te zien in het aantal aangiften. Dit heeft onder meer te maken met beter gegevensbeheer en de aanpassing van de wijze van registreren in de politiesystemen. Een antwoord op de vraag naar het aantal aangiftes van gedigitaliseerde criminaliteit kan niet worden gegeven. Gedigitaliseerde criminaliteit wordt niet als zodanig geregistreerd omdat de politie registreert op delict en niet op de wijze waarop het delict wordt uitgevoerd. Vormen van criminaliteit die voorheen in de offline wereld plaatsvonden, maar nu online plaatsvinden, worden aangeduid met de term gedigitaliseerde criminaliteit. Dit is geen apart delict. |
62 |
Hoeveel aangiftes zijn er in 2018, 2019 en 2020 tot nu toe gedaan van bedreiging of intimidatie? Kunt u de cijfers uitsplitsen naar bedreiging of intimidatie op straat, bedreiging of intimidatie online en overig? |
In de tabel in de bijlage treft u een overzicht met aangiften van verschillende vormen van bedreiging en intimidatie die door de politie worden geregistreerd. Het gaat om aangiften tussen 01-01-2018 en 30-09-2020. Een nadere uitsplitsing kan niet worden gegeven omdat dit niet uit de registratiesystemen gehaald kan worden aangezien politie registreert op basis van delictsoort. Deze aantallen betreffen incidentregistraties van (mogelijke) bedreigingen. Hierop volgt onderzoek wat moet uitwijzen of er daadwerkelijk sprake is van een strafbaar feit. Zie bijlage cijfers (t/m september 2020) |
63 |
Kunt u een uitputtend overzicht geven van de incidentele pilotprojecten gericht op vreemdelingen met daarbij per project het gesubsidieerde bedrag, het aantal deelnemers en het aantal daadwerkelijke vertrekken? |
Bij de beantwoording van deze vraag kan enkel in worden gegaan op de pilot projecten in het kader van terugkeer die door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en via de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) worden gefinancierd. Eventuele door andere overheidsorganisaties, zoals gemeenten, gefinancierde trajecten worden in dit antwoord niet meegenomen. Verder geldt dat alleen projecten die met een incidentele subsidie worden gefinancierd als pilot project zijn aangemerkt. Momenteel financiert de DT&V één pilot project. Het betreft het project «Vertrek met Perspectief» dat door INO Perspectief wordt uitgevoerd. De maximale subsidie bedraagt € 150.000 en de looptijd van het project is van 1 oktober 2019 tot en met 31 maart 2021. Het project richt zich op een doelgroep waarvan het gedwongen vertrek slechts beperkt bewerkstelligd kan worden, namelijk op het vertrek van Marokkaanse migranten die in de PI Ter Apel of in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht verblijven. Sinds 1 september 2020 richt dit project zich ook op het vertrek van Marokkaanse migranten die in het Detentiecentrum Rotterdam verblijven. Tot en met september 2020 hebben in totaal ongeveer 24 migranten deelgenomen aan dit project. Omdat de doelgroep lastig is te bewegen tot vertrek uit Nederland en er sinds maart 2020 vanwege de corona-crisis het vluchtverkeer naar Marokko ernstig is beperkt, zijn er via dit project tot op heden nog geen migranten vertrokken uit Nederland. Daarnaast worden door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, via de DT&V, ook nog andere projecten gefinancierd die zich richten op terugkeer en herintegratie van vreemdelingen. Dit zijn echter geen pilot projecten. Hiervoor wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen 66 en 477. |
64 |
Heeft u aan alle gemeenten een overzicht gevraagd van het aantal in hun gemeenten verblijvende illegalen? Heeft u hier inmiddels per gemeente zicht op? |
Zoals tijdens het notaoverleg van 3 juni jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2660) toegezegd, verwacht SJenV het WODC rapport inzake een schatting van illegaliteit in Nederland, samen met een beleidsbrief over illegaliteit, op korte termijn aan uw Kamer te kunnen sturen. Tijdens het AO van 12 maart jl. heeft SJenV uw Kamer toegezegd aanvullend contact op te nemen met de G4 over hun inschatting van het aantal onrechtmatig verblijvende vreemdelingen in hun gemeenten indien het WODC rapport hier aanleiding toe geeft. |
65 |
Hoeveel te vertrekken migranten zitten er jaarlijks in het REAN-programma en hoeveel daarvan zijn er daadwerkelijk vertrokken (graag uitsplitsen per jaar en per land van herkomst)? Hoeveel zijn er uiteindelijk vertrokken door het REAN en hoeveel met bestemming onbekend (MBO)? |
De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) voert het REAN programma uit (Return and Emigration Assistance from the Netherlands). Via dit programma worden migranten ondersteund bij hun vrijwillige vertrek uit Nederland. In bijgevoegde tabel is aangegeven hoeveel migranten de afgelopen vijf jaar aan het REAN programma hebben deelgenomen en hoeveel migranten er per jaar via het REAN programma aantoonbaar uit Nederland zijn vertrokken. De cijfers zijn gebaseerd op de jaarrapportages van IOM en de vertrekcijfers die IOM op haar website publiceert. Zie bijlage voor tabel (de cijfers zijn afgerond op tientallen). Voor de uitsplitsing per land van herkomst wordt verwezen naar het antwoord op vraag 476 en de website van IOM Nederland: https://iom-nederland.nl/cijfers. Op de website van IOM is het vertrek uitgesplitst naar land van bestemming. In het antwoord op vraag 476 wordt een overzicht gegeven van het vertrek via het REAN programma per jaar en het land van bestemming. Er kan niet aangegeven worden hoeveel deelnemers van het REAN-programma met onbekende bestemming zijn vertrokken. Deelnemers aan het REAN-programma zitten niet allemaal in de caseload van de DT&V. Alleen van migranten die in de caseload van de DT&V zitten, wordt bijgehouden of er sprake is van vertrek zonder toezicht oftewel vertrek met onbekende bestemming. In de rapportage Vreemdelingenketen van 2019 staat dat er in 2019 in totaal 9.660 vreemdelingen zelfstandig zonder toezicht zijn vertrokken. Voor de aantallen over eerdere jaren verwijs ik u door naar de rapportage vreemdelingenketen van dat betreffende jaar.[1] [1] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2018/01/01/rapportages-vreemdelingenketen |
66 |
Kunt u een uitputtend overzicht geven van de NGO’s die zich bezighouden met terugkeer van vreemdelingen? Kunt u daarbij aangeven welk bedrag zij jaarlijks ontvangen? Kunt u aangeven per organisatie hoeveel deelnemers jaarlijks meedoen aan hun activiteiten en hoeveel er daarvan vertrekken? |
Er kan geen volledig overzicht worden geven van alle NGO’s die zich met terugkeeractiviteiten bezighouden, aangezien er ook terugkeeractiviteiten worden gefinancierd door andere overheidsorganen, zoals gemeenten. Wel kan er een overzicht worden gegeven van de lopende terugkeerprojecten van non-gouvernementele organisaties (NGO’s) die vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid via de DT&V gesubsidieerd worden (zie tabel in bijlage). Ten overvloede wil ik hierbij opmerken dat de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) geen NGO is maar een intergouvernementele organisatie. IOM voert het REAN programma uit, dit is het grootste Nederlandse terugkeerprogramma. Bij de beantwoording van vragen 65 en 476 is een overzicht toegevoegd van de resultaten van het REAN programma over de afgelopen jaren. Via de Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek (2019) subsidieert de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) terugkeeractiviteiten van NGO’s. Daarnaast kan de DT&V incidentele subsidies verstrekken. Omdat er geen subsidie wordt toegekend per boekjaar, de meeste projecten een looptijd hebben van meerdere jaren en deze projecten niet automatisch per 1 januari starten, kan er geen overzicht per jaar verstrekt worden van de gevraagde gegevens. Wel kan er voor de lopende projecten inzage worden gegeven in de verstrekte subsidie, de looptijd en de doelstelling. Voor de lopende projecten geldt dat zij nog geen eindresultaat hebben gerapporteerd. De Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek (2019) is recent geëvalueerd. De rapportage over de evaluatie zal voor de behandeling van de begroting naar de Tweede Kamer worden gestuurd. De rapportage bevat de resultaten van de afgeronde OZV projecten in de periode 2014 tot 2020. Voor wat betreft de afgeronde OZV-projecten wordt volstaan met een verwijzing naar deze Kamerbrief. De huidige projecten van NGO’s die door de DT&V worden gesubsidieerd staan in bijgevoegde tabel weergegeven. Aangezien terugkeer naar de meeste landen van herkomst door de corona-crisis grotendeels stil is komen te staan, is er een significant risico dat de beoogde resultaten niet kunnen worden behaald. Zie bijlage voor tabel. Het project van Stichting Barka richt zich op het vertrek van gemeenschapsonderdanen die zich sociaal en maatschappelijk niet in Nederland kunnen handhaven. Naast de subsidie die vanuit de DT&V wordt verstrekt, wordt dit project voor een bedrag van ongeveer € 1.500.000 gesubsidieerd door de gemeenten Arnhem, Den Haag, Rotterdam, Tilburg en Utrecht. De overige projecten richten zich op het vertrek en herintegratie van vertrekplichtige vreemdelingen. |
67 |
Kunt u toelichten wat de stand van zaken is van (de landelijke uitrol van) het Criminaliteits Anticipatie Systeem? Kunt u toelichten wat de functie is van dit systeem en hoe het systeem werkt? Kunt u aangeven wat de doelstelling is van dit systeem en in hoeverre het systeem effectief is in het behalen van die doelstelling? Aan de hand van welke indicatoren wordt de effectiviteit meetbaar gemaakt? |
Het Criminaliteits Anticipatie Systeem (CAS) wordt door de politie gehanteerd ter voorkoming van diverse soorten criminaliteit. Het systeem is landelijk uitgerold en met ingang van juli 2018 beschikken alle basisteams van de Nationale Politie over de mogelijkheid om het systeem te gebruiken. Het CAS geeft de kans op het optreden van bepaalde typen delict (zoals woninginbraak) voor een gebied in een bepaalde periode aan. De voorspelling komt tot stand door op basis van historische kennis van omstandigheden tijdens incidenten een algoritme te laten zoeken naar patronen in data die indicatief zijn voor toekomstige incidenten. De basisteams kunnen vervolgens op de uitkomsten anticiperen waardoor een meer gerichte inzet van politiecapaciteit kan plaatsvinden. Het is al langer gangbaar voor de politie om inzet te concentreren op plekken waar dat nodig is. CAS voorspelt niet alles, is geen directief instrument en geeft geen deterministische voorspelling. Het is slechts één van de aanwijzingen die door de politie wordt gebruikt bij het bepalen van de aandachtspunten van een basisteam. Ook andere informatiebronnen spelen daarbij een rol, zoals de kennis van de politiemedewerkers in het basisteam zelf. De uitkomsten van de data-analyse worden altijd getoetst door een analist voordat zij worden toegepast. Het Criminaliteits Anticipatie Systeem wordt gebruikt ter voorkoming van diverse soorten criminaliteit. De gedachte achter de inzet van CAS is dat de aanwezigheid van de politie op plekken waar een verhoogde kans is op deze en andere soorten delicten kan bijdragen aan de voorkoming ervan. Er is geen cijfermatige doelstelling geformuleerd voor de inzet van CAS, indicatoren voor het meten van de effectiviteit ontbreken. |
68 |
Hoe heeft de zittingscapaciteit bij de rechtspraak zich ontwikkelt sinds de presentatie «aanpak corona-achterstanden strafrechtketen» in juni 2020? |
Zittingscapaciteit en werkvoorraden hangen met elkaar samen. Zittingscapaciteit is afhankelijk van beschikbaar personeel en beschikbare ruimte om zittingen te kunnen houden. De zittingscapaciteit van de Rechtspraak is in de maanden maart tot mei sterk teruggelopen en de afgelopen maanden weer sterk toegenomen. De Rechtspraak en het OM drukken capaciteit uit in aantallen zaken en niet in zittingen. Voor een overzicht van de ontwikkeling van voorraden gerelateerd aan de brief van 25 juni 2020 over de ketenaanpak corona-achterstanden strafrechtketen wordt verwezen naar het antwoord op vraag 26. |
69 |
Hoeveel zaken zijn sinds de presentatie «aanpak corona-achterstanden strafrechtketen» in juni 2020 door het OM afgedaan waar verdachten normaal voor de rechter zouden verschijnen? |
Bij brief van 18 september 2020 (Kamerstuk 29 279, nr. 614) hebben de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer geïnformeerd over de contouren van de gezamenlijke aanpak van door de coronacrisis ontstane achterstanden in de strafrechtketen. Momenteel herbeoordeelt het OM strafzaken om de gewenste verschuiving te realiseren van zaken van de meervoudige kamer naar de enkelvoudige kamer en van de enkelvoudige kamer naar de OM-strafbeschikking. Het OM heeft naast de herbeoordeling een start gemaakt met de afdoening van zaken uit de corona-voorraad. Dit heeft echter nog niet geleid tot zichtbare extra uitstroom van strafzaken. De reden daarvan is dat de arrondissementsparketten tijd nodig hebben gehad voor het organiseren van de randvoorwaarden om extra zaken te kunnen afdoen, zoals het aantrekken van extra capaciteit en het organiseren van extra hoorzittingen. |
70 |
Wat zijn de eerste effecten in zaakachterstanden (en op verzet en doorlooptijden) nav de presentatie «aanpak corona-achterstanden strafrechtketen» in juni 2020? |
Bij brief 18 september 2020 (Kamerstuk 29 279, nr. 614) hebben wij u geïnformeerd over de contouren van de gezamenlijke aanpak van door de coronacrisis ontstane achterstanden in de strafrechtketen. Momenteel herbeoordeelt het Openbaar Ministerie strafzaken om de gewenste verschuiving te realiseren van zaken van de meervoudige kamer naar de enkelvoudige kamer en van de enkelvoudige kamer naar de OM-strafbeschikking. Het OM heeft naast de herbeoordeling een start gemaakt met de afdoening van zaken uit de corona-voorraad. Dit heeft echter nog niet geleid tot zichtbare extra uitstroom van strafzaken. De reden daarvan is dat de arrondissementsparketten tijd nodig hebben gehad voor het organiseren van de randvoorwaarden om extra zaken te kunnen afdoen, zoals het aantrekken van extra capaciteit en het organiseren van extra hoorzittingen. |
71 |
Krijgen alle verdachten (óók zij die niet vast zitten) die normaal voor de rechter zouden verschijnen maar nu vanwege corona (en intensivering van de OM-afdoening) niet meer voor de rechter verschijnen, afdoeningsbijstand? |
In het Nota-overleg strafrechtelijke onderwerpen van 21 september jl. hebben de fracties van de SP, D66 en het CDA mij in een motie verzocht in overleg met de NOVA een vorm van rechtsbijstand te regelen voor verdachten wier zaak als gevolg van de coronacrisis niet aan de strafrechter is voorgelegd, maar met een OM-strafbeschikking wordt afgedaan (Kamerstuk 29 279, nr. 611). Ik heb hierover gesprekken gevoerd met de NOvA en de betrokken ketenpartners. Deze gesprekken hebben erin geresulteerd dat aan alle verdachten in deze zaken een kosteloos gesprek met een advocaat wordt aangeboden. Zo kan de verdachte goed door de advocaat worden geïnformeerd over de gevolgen voor de strafbeschikking en zijn rechten en plichten daarbij. Ook kan de verdachte informatie krijgen over de mogelijkheid om ook op de OM-hoorzitting zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. Indien de verdachte ervoor kiest om ook bij de OM-hoorzitting de hulp van een advocaat in te roepen dan gelden hiervoor de normale regels met betrekking tot de inkomenseis en de eigen bijdrage. In een aparte brief wordt uw Kamer daarover nader geïnformeerd. |
72 |
Kunt u de ontwikkeling van de werkvoorraden in de strafrechtketen in 2020 weergeven? |
Voor een overzicht van de ontwikkeling van voorraden gerelateerd aan de brief van 25 juni 2020 over de ketenaanpak corona-achterstanden strafrechtketen wordt verwezen naar het antwoord op vraag 26. |
73 |
Klopt het dat bij rechtsbijstand in 2019 18,3 miljoen euro niet tot uitbetaling is gekomen? Waarom is dit het geval? Wat gebeurt er in 2020 met dit geld? Welke gevolgen heeft dit voor de toelage van de sociaal advocatuur? |
Het klopt dat vorig jaar op het dossier rechtsbijstand 18,3 mln. minder is uitgegeven dan begroot. Dit is vanwege een lager aantal afgegeven toevoegingen, vertraging uitvoering project intensiveringen ZSM en temporisering bij het programma herziening stelsel Rechtsbijstand. Deze middelen zijn behouden voor de rechtsbijstand en zijn bestemd voor een tijdelijke extra toelage sociaal advocatuur voor 2020 en 2021 (TK-brief d.d. 15 november 2019, Kamerstuk 31 753, nr. 182). De middelen zijn bij voorjaarsnota en eerste suppletoire begroting 2020 toegevoegd aan het rechtsbijstand budget. |
74 |
Krijgen de sociaaladvocaten in 2022 ook geld uit de noodmaatregel? |
De noodmaatregel «Tegemoetkomingsregeling sociaal advocatuur naar aanleiding van de COVID-19-crisis» conform TK-brief d.d. 20 mei 2020 (Kamerstuk 31 753 nr. 197) is alleen voor 2020. Voor zover met deze vraag gedoeld wordt op de tijdelijke toelage voor de sociaal advocatuur, niet zijnde een noodmaatregel, wordt opgemerkt dat conform TK-brief d.d. 15 november 2019 (Kamerstuk 31 753 nr. 182) het alleen de jaren 2020 en 2021 betreft. |
75 |
Welke soort informatie over de strafrechtketen kan de Kamer aanvullend verwachten in het jaarverslag over 2020 en de begroting van 2021 waarmee de inzichtelijkheid van doelen, middelen en resultaten van de strafrechtketen wordt vergroot (in lijn met het groeimodel van zoals beschreven in uw brief van 4 april 2019 (Kamerstuk 29 279, nr. 499)? |
In de door u aangehaalde brief is toegezegd om in stappen toe te werken naar een begroting die het gewenste inzicht in de strafrechtketen geeft. Dit sluit aan bij de uitkomsten van de doorlichting van de strafrechtketen, waarover u per brief van 26 juni 2020[1] bent geïnformeerd. In reactie hierop wordt samen met de organisaties uit de strafrechtketen een meerjarenagenda opgesteld en een integraal overzicht van bestaand en nieuw beleid met consequenties voor de keten gemaakt. Dit moet ook leiden tot meer inzicht in de doelen (meerjarenagenda) van de keten, de hiervoor beschikbare middelen en de effecten die nieuw beleid en wetgeving op de keten heeft. Wij zijn voornemens om deze maatregelen uit te (laten) voeren en de uitkomst hiervan vervolgens te vertalen in financiële verantwoordingstukken, zoals jaarverslag en begroting. Naar verwachting zal deze informatie op z’n vroegst in de begroting van 2022 kunnen worden verwerkt. [1] Kamerstuk 29 279, nr. 604. |
76 |
Wat gebeurt er precies met het bedrag van 45,1 miljoen euro dat voor 2021 gereserveerd is voor digitalisering van de strafrechtketen? |
Op grond van het Regeerakkoord zijn deze middelen bestemd voor de digitalisering van werkprocessen in de strafrechtketen. In 2021 worden de middelen besteed aan verschillende projecten op onder meer de gebieden papier uit de keten, multimedia en dienstverlening aan de burger. Door middel van halfjaarlijkse rapportages wordt de Tweede Kamer over de besteding van de middelen en de voortgang geïnformeerd. |
77 |
Waarom is het bedrag voor digitalisering van de strafrechtketen (45,1 miljoen euro) lager dan de 70 miljoen die daarvoor gereserveerd stond in het regeerakkoord? |
Zoals is toegelicht in onder meer een brief van 26 juni 2019[1] over de voortgang van het ambitietraject van de strafrechtketen en in de eerste suppletoire begroting 2019, is een deel van de middelen die op grond van het regeerakkoord beschikbaar zijn voor de digitalisering van de strafrechtketen ingezet voor de dekking van tekorten in de Justitiële ketens. [1] Kamerstuk 29 279, nr. 526. |
78 |
Welke soort informatie over de strafrechtketen kan de Kamer aanvullend verwachten in het jaarverslag over 2020 en de begroting van 2021 waarmee de inzichtelijkheid van doelen, middelen en resultaten van de strafrechtketen wordt vergroot? |
Zie het antwoord op vraag 75. |
79 |
Hoe verhouden de geplande investeringen in de digitalisering van de strafrechtketen zich tot het wegwerken van de door de coronacrisis opgelopen werkvoorraden in de strafrechtketen? |
Zoals is toegelicht in een brief van 29 juni 2018[1] richt de digitalisering zich op drie thema’s; papier uit de keten, multimedia en dienstverlening aan de burger. In het kader van het eerstgenoemde thema worden processtukken gedigitaliseerd. Dit levert op termijn een positieve bijdrage aan doorlooptijden en efficiënter werken en daarmee de aanpak van voorraden. [1] Kamerstuk 29 279, nr. 449 |
80 |
Hoe verhoudt de operationele sterkte van de politie in 2020 zich tot de niet-operationele sterkte? Kan dit worden afgezet tegen de jaren 2017, 2018 en 2019? |
De tabellen in de bijlage geven respectievelijk de operationele en niet-operationele formatie en bezetting in de jaren 2017 tot en met 2020 weer. De operationele en niet-operationele bezetting voor 2020 is een prognose tot en met 31 december 2020. |
81 |
Kan een schatting worden gemaakt van de uitbreiding van operationele formatie die er bij de politie bijkomt als gevolg van de eerste grotere cohort aspiranten die binnenkort zullen gaan afstuderen? Zo nee, waarom niet? |
De operationele formatie is het aantal structureel gefinancierde operationele functies bij de politie. In 2021 bedraagt de operationele formatie 51.769 fte. De uitbreidingen waartoe dit kabinet heeft besloten zullen resulteren in een operationele formatie van 52.204 fte in 2025. De operationele formatie is thans niet de volledig bezetting. In de begroting is voorzien dat de operationele bezetting volgend jaar zal stijgen van 50.454 fte eind 2020 naar 50.741 fte eind 2021, onder meer als gevolg van de instroom van het eerste grote cohort aspiranten dat afstudeert en in een operationele functie aan de slag gaat. |
82 |
Worden voor 2021 financiële gevolgen verwacht naar aanleiding van de motie van het lid Van Dam c.s. over het borgen en versterken van de strafrechtketen? (Kamerstuk 35 300 VI, nr. 51)? |
Deze motie heeft geen gevolgen voor de begroting 2021. Het financiële kader voor de strafrechtketen voor 2021 en verder is vastgelegd in de begrotingen van de betrokken organisaties. Op basis van en de informatie die de komende periode beschikbaar zal komen over de financiële gevolgen ten aanzien van de digitalisering en met betrekking tot wet- en regelgeving, over de verdere uitwerking van het actieplan strafrechtsketen waarover uw Kamer voor de begrotingsbehandeling zal worden geïnformeerd en de uitkomsten van het WODC-onderzoek naar aanleiding van de motie Rosenmöller kan nader bepaald worden of er in de periode na 2021 sprake zal zijn van financiële consequenties voor de strafrechtketen. |
83 |
Hoeveel aspiranten studeren van de Politieacademie af in 2020 en naar verwachting in 2021 en 2022 en hoeveel hiervan gaat aan de slag in een operationele functie? |
De meest recente prognose voor 2020 is dat dit jaar 1.241 fte aspiranten zullen afstuderen en aan de slag zullen gaan in een operationele functie. Mogelijk wordt dit aantal niet volledig gehaald, omdat veel aspiranten als gevolg van de coronacrisis studievertraging hebben opgelopen. Voor 2021 en 2022 is de huidige prognose dat respectievelijk 1.931 fte en 1.369 fte aspiranten zullen afstuderen en in een operationele functie aan de slag gaan. |
84 |
Wat is de verhouding basisteams en vrijwilligers als het gaat om de operationele sterkte? |
Op peildatum 31 augustus 2020 waren er ongeveer 24.000 operationele fte werkzaam in basisteams en waren er in totaal 1.274 fte executieve politievrijwilligers. |
85 |
Gemiddeld hoeveel procent van zijn of haar tijd is een wijkagent daadwerkelijk in de wijk bezig en gemiddeld hoeveel procent van de tijd wordt een wijkagent opgeroepen voor noodoproepen? |
Het is thans niet mogelijk om op basis van politieregistraties absolute cijfers te genereren over het percentage tijd dat wijkagenten besteden aan de verschillende werksoorten. Ik informeerde uw Kamer hierover in het halfjaarbericht over de politie van 4 juli 2019. De politieregistraties kunnen wél gebruikt worden om enig trendmatig inzicht te geven. Uit analyse van de urenregistratie van wijkagenten komt het beeld naar voren dat in 2019 meer uren aan de wijk worden besteed dan in 2017. Daarnaast staat het gegeven dat als gevolg van de grote roosterdruk in de GGP incidenteel de keuze wordt gemaakt om wijkagenten in te zetten voor incidentafhandeling (ook wel aangeduid als noodhulp, of noodoproepen). Op die roosterdruk is in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 4 november jl. uitgebreid ingegaan. De in die brief toegelichte maatregelen zullen eraan bijdragen dat wijkagenten zoveel als mogelijk tijd kunnen besteden aan werkzaamheden in en voor de wijk. Een gegeven blijft echter dat er in de komende jaren druk blijft bestaan op het wijkgerelateerd werk, evenals op ander politiewerk, doordat diverse politiemedewerkers waar nodig ingezet worden voor de incidentafhandeling. |
86 |
Hoe is de ontwikkeling van de politie naar een organisatie waarin de oriëntatie op de wijk is gericht vormgegeven? Hoe uit zich dit in het aannamebeleid? |
Dat lokale verankering een belangrijk uitgangspunt is voor de Nederlandse politie, komt onder meer tot uitdrukking in de wettelijke landelijke norm dat er per 5.000 inwoners ten minste één wijkagent moet zijn. In 2015 kenden een aantal eenheden nog een onderbezetting bij de wijkagenten (minder wijkagenten dan de formatie). Afgelopen jaren is geïnvesteerd om de bezetting van de wijkagenten op orde te krijgen. De bezetting van het aantal wijkagenten is vanaf 2015 toegenomen met circa 362 ft naar 3.555 fte op 31-08-2020. Bij vier eenheden was op 31-08-2020 nog een lichte onderbezetting variërend van 2 tot maximaal 17 fte. Kijkend naar de bevolkingsomvang op dit moment, voldoet het aantal wijkagenten aan de wettelijke norm 1:5.000. Verder krijgt de doorontwikkeling van de GGP en het wijkgerichte werken vorm langs de lijnen van de Ontwikkelagenda GGP. Daarnaast ben ik doorlopend met de gezagen in gesprek over welke politie we in de toekomst nodig hebben en wat dit betekent voor de gewenste doorontwikkeling van de politieorganisatie. |
87 |
Hoeveel fte krijgt de politie er de komende jaren bij als gevolg van het starten van de vernieuwde en verkorte basisopleiding? |
Het aantal aspiranten dat instroom bij de Politieacademie zal in 2021 fors toenemen, zoals de tabel in de bijlage laat zien. Als gevolg van de vernieuwde basispolitieopleiding zullen zowel nieuwe als zittende aspiranten sneller afstuderen. De vernieuwde basispolitieopleiding duurt twee in plaats van drie jaar. Vanwege de omvorming van de lopende opleidingen naar de vernieuwde basispolitieopleiding zullen er in 2021 relatief veel aspiranten afstuderen. Hun afstudeerdatum schuift naar voren, waardoor een deel van de aspiranten die in 2022 zou afstuderen al in 2021 afstudeert, zoals de tabel in de bijlage laat zien. Tevens is in deze tabel zichtbaar dat er vanaf 2023 grotere aantallen aspiranten zullen afstuderen als gevolg van het grotere aantal aspiranten dat vanaf 2021 aan de basispolitieopleiding zal beginnen. Zie bijlage voor tabellen. |
88 |
Hoeveel politiemedewerkers zullen de komende jaren met pensioen gaan? Kan dit aantal worden afgezet tegen de jaren 2017, 2018 en 2019? Zo nee, waarom niet? |
De gerealiseerde voorziene (pensioengebonden) uitstroom in de jaren 2017–2019 en de prognose voor deze uitstroom in de jaren 2020–2025 is in de bijgevoegde tabel opgenomen. De voorziene uitstroom zal in 2020 naar verwachting relatief laag zijn, omdat medewerkers naar verwachting het moment waarop zij met (pre)pensioen gaan zullen uitstellen, zodat zij gebruik kunnen maken van de regeling vervroeg uittreden, die geldt in de periode 2021–2025. Zie bijlage voor tabel. |
89 |
Hoeveel wijkagenten telt Nederland in 2020? Kan een overzicht worden gegeven van de verdeling van wijkagenten per veiligheidsregio? Kan hetzelfde gedaan worden voor digitale wijkagenten? Zo nee, waarom niet? |
De meest actuele prognose is dat er eind 2020 ruim 3.500 fte wijkagenten zullen zijn. Het aantal wijkagenten wordt niet per veiligheidsregio geregistreerd. Een deel van de wijkagenten werkt ook in een digitale omgeving. De politie houdt dit niet specifiek bij. |
90 |
Kunt u toelichten of de conclusies van het onderzoeksrapport «Minderjarigen als procespartij? Het functioneren van de bijzondere curator ex. artikel 1:250 BW en de mogelijkheden van een formele rechtsingang voor minderjarigen» nog steeds actueel zijn? |
De Universiteit Leiden heeft in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) recent onderzoek gedaan naar het hoorrecht en de procespositie van minderjarigen in familie- en jeugdzaken. De bijzondere curator komt in dit onderzoek ook aan bod. In het rapport dat van dit recente onderzoek is uitgebracht en op 3 maart jongstleden aan uw Kamer is aangeboden doen de onderzoekers diverse aanbevelingen onder meer over de procespositie van minderjarigen. [1] Voor het einde van het jaar zal ik een beleidsreactie aan uw Kamer sturen waarin ik inga op deze aanbevelingen. De conclusie die wordt getrokken in het in de vraagstelling genoemde rapport uit 2003 is dat de minderjarige een formele rechtsingang zou moeten krijgen. Dit betreft ook een van de aanbevelingen uit het recente onderzoek. Hierop zullen wij in de beleidsreactie ingaan. [1] Bijlage bij Kamerstuk, 33 836, nr. 56. |
91 |
Op welke wijze wordt er samengewerkt met het Ministerie van VWS bij de totstandkoming van een effectieve jeugdbeschermingsketen? |
Het Ministerie van VWS is, samen met JenV en VNG, opdrachtgever voor de totstandkoming van een effectieve jeugdbeschermingsketen. Deze partijen trekken gezamenlijk op. Begin 2021 zal de Kamer geïnformeerd worden over een toekomstscenario voor jeugd- en gezinsbescherming. VWS is daarnaast als medefinancier betrokken bij de pilots jeugdbescherming, waarin op zes locaties in het land geëxperimenteerd wordt met nieuwe manieren van samenwerken in de jeugdbescherming. |
92 |
Hoe geeft u uitvoering aan het beslispunt met verzoek tot opstelling van een Actieplan Aanpak Antisemitisme, en waarom is dit plan niet terug te vinden in de memorie van toelichting? |
De antisemitismegelden zijn in 2019 aan de JenV begroting toegevoegd (in totaal 3 mln. voor de jaren 2019–2021) en zijn terug te vinden op pag 12 van de JenV-begroting 2021. Deze gelden zijn verbonden aan de initiatiefnota Voor een effectievere aanpak van antisemitisme van de Kamerleden Yesilgöz en Segers. Bij de besteding van deze gelden is aangesloten bij de actiepunten uit de initiatiefnota. Dat gebeurt hoofdzakelijk in de vorm van financiële ondersteuning van projecten gericht tegen antisemitisme. Voor het komende jaar ben ik ook voornemens een nationaal coördinator antisemitisme uit deze gelden aan te stellen. De precieze invulling van de functie moet nog vorm krijgen, als ook beantwoording van de vraag wie deze gaat vervullen. |
93 |
In welke vorm verzoekt u gemeentebesturen van gemeentes met een grote Joodse gemeenschap om gesprekken met die gemeenschap structureel vorm te geven? |
Zie het antwoord op vraag nummer 51 |
94 |
In hoeveel gevallen waren minderjarigen betrokken als daders bij cyberdelicten in 2020? In hoeveel gevallen was dat het geval in 2019? |
Hier kan op dit moment nog geen volledig antwoord worden gegeven. Voor de aanduiding «dader» is een onherroepelijke veroordeling nodig. Onderzoeken naar cybercrime, zoals gedefinieerd in de veiligheidsagenda 2019–2022, zijn vaak complex en daarmee doorgaans niet snel afgerond. Daarnaast volgt vervolging en berechting, waarbij de termijnen voor hoger beroep en cassatie in acht moeten worden genomen. Volgens de huidige registratie zijn in 2020 (t/m september) 6 minderjarige daders veroordeeld voor een cybercrimedelict en is het vonnis onherroepelijk geworden. In 2019 betrof dit 8 minderjarigen, in tegenstelling tot de genoemde 10 in de voortgangsbrief over de integrale aanpak van cybercrime van 29 juni jl. Het verschil is te wijten aan een technische registratiefout. |
95 |
Welke onderdelen van het Actieplan Veiligheid LHBT die nog moeten worden uitgevoerd betreft het hier? Welke onderdelen zijn reeds uitgevoerd? |
Zoals ik uw Kamer in juni heb gerapporteerd (Bijlage bij Kamerstuk 30 950, nr. 185) zijn verschillende acties in het actieplan inmiddels afgerond, zoals de verhoging van het strafmaximum voor haatzaaien. Andere acties zijn in gang gezet en lopen nog, zoals de invoering van een uniforme werkwijze om de kwetsbaarheid van slachtoffers te beoordelen. Daartoe hebben de politiemedewerkers die met slachtoffers in aanraking komen trainingen slachtofferzorg gekregen. Ik blijf uw Kamer op de hoogte houden van de voortgang op dit dossier. |
96 |
Hoe wordt het begrote bedrag tegen antisemitisme ingezet voor het uitvoeren van de maatregelen overeenkomstig de initiatiefnota «een effectievere aanpak van antisemitisme?» Kan dit worden uitgesplitst? |
In de tabel in de bijlage treft u het meest recente overzicht aan van de besteding van de antisemitismegelden, naar de stand van 26 oktober 2020. |
97 |
Hoe geeft u uitvoering aan het beslispunt in de initiatiefnota «een effectievere aanpak van antisemitisme» tot opstelling van een Actieplan Aanpak Antisemitisme, en waarom is dit plan niet terug te vinden in de memorie van toelichting? |
Zie ook antwoord vraag 92 De antisemitismegelden zijn in 2019 aan de JenV begroting toegevoegd (in totaal 3 mln. voor de jaren 2019–2021) en zijn terug te vinden op pag 12 van de JenV-begroting 2021. Deze gelden zijn verbonden aan de initiatiefnota Voor een effectievere aanpak van antisemitisme van de Kamerleden Yesilgöz en Segers. Bij de besteding van deze gelden is aangesloten bij de actiepunten uit de initiatiefnota. Dat gebeurt hoofdzakelijk in de vorm van financiële ondersteuning van projecten gericht tegen antisemitisme. Voor het komende jaar ben ik ook voornemens een nationaal coördinator antisemitisme uit deze gelden aan te stellen. De precieze invulling van de functie moet nog vorm krijgen, als ook beantwoording van de vraag wie deze gaat vervullen. |
98 |
Wanneer wordt het rapport van het Expertteam Ouderverstoting verwacht? |
Het Expertteam Ouderverstoting/Complexe omgangsproblematiek levert naar verwachting voor het einde van het jaar zijn eindrapport op. Uw Kamer wordt eind januari 2021 hierover geïnformeerd. |
99 |
Welke instrumenten worden ingezet om het melden van discriminatie in voetbalstadions makkelijker te maken? |
Op een drietal manieren wordt het melden van discriminatie in voetbalstadions makkelijker gemaakt: 1. App «Meld discriminatie nu» Na de winterstop kunnen toeschouwers gebruik maken van de app «Meld Discriminatie Nu» om melding te maken van racisme en discriminatie door andere toeschouwers. De app heeft het doel om het melden makkelijker te maken, data te verzamelen, de aanspreekcultuur op de tribune te vergroten en om in de stadions direct op te kunnen treden tegen discriminerende uitingen. Daarbij sluiten we aan op de bestaande app «Meld Discriminatie Nu», die volledig geschikt (functioneel en in uitstraling) wordt gemaakt voor het voetbal. In de app kan zowel anoniem als persoonlijk melding worden gemaakt van alle vormen van discriminatie. Dit kan via het invullen van een vragenformulier, waarbij ook gebruik gemaakt kan worden van het achterlaten van een ingesproken bericht of het uploaden van foto’s en video’s. Meldingen in de app over incidenten in het betaald voetbal komen binnen bij de veiligheidscoördinator van de club die eventueel in overleg met de politie actie kan ondernemen. Het nadere proces wordt op dit moment uitgewerkt door de KNVB in overleg met betrokken instanties. Het idee is nu alle meldingen ook in de Ketenvoorziening Voetbal en Veiligheid te registreren. Waar mogelijk wordt gelijk ingezet om de dader(s) in of rondom het stadion aan te houden. Meldingen op de amateurvelden komen binnen bij de Anti Discriminatie Voorziening (ADV). De ADV neemt contact op met de melder (mits de melding niet anoniem is gedaan) om te bepalen tot welke aanpak wordt overgegaan. Alle meldingen worden geregistreerd en doorgezet aan de KNVB. De bond neemt waar nodig contact op met de vereniging om te bepalen tot welke aanpak wordt overgegaan. Het gebruik van de app onder supporters zal via de KNVB, Eredivisie en Keuken Kampioen Divisie en de clubs worden gepromoot. 2. De KNVB heeft een speciaal aanklager discriminatie aangesteld Meldingen van discriminatie in voetbalstadions worden doorgegeven en opgepakt door een aanklager die gespecialiseerd is in het onderzoek naar en de tuchtrechtelijke behandeling van discriminatie. De KNVB heeft de functie van speciaal aanklager discriminatie ingevoerd en hiervoor personen benoemd die tevens werkzaam zijn als officier van justitie. De speciaal aanklager beoordeelt binnengekomen signalen en meldingen van discriminatie uit het amateur- en betaald voetbal, doet vooronderzoek, bereidt de tuchtzaken voor en doet deze af middels een schikkingsvoorstel of legt de zaak aan de tuchtcommissie voor. 3. Inzet slimme technologie Op termijn moet het mogelijk worden dat clubs zelf constateren wie zich schuldig maakt aan racisme en discriminatie door gebruik van slimme technologie. Via een marktonderzoek worden op dit moment verschillende mogelijkheden onderzocht. De verwachting is dat eind van dit jaar of begin volgend jaar een challenge kan worden uitgeschreven om bedrijven uit te dagen met een oplossing te komen. Medio 2021 kan dan worden gestart met pilots in stadions. |
100 |
Hoeveel meldingen van discriminatie in het betaald voetbal hebben in de afgelopen jaren opvolging gekregen? Hoeveel niet? |
Incidenten rondom het betaalde voetbal worden vanaf het seizoen 2019/2020 geregistreerd in de Ketenvoorziening Voetbal en Veiligheid. Vanaf dat seizoen tot heden zijn 22 incidenten geregistreerd van racistisch/discriminatoire aard. 15 incidenten hebben opvolging gekregen. Bij opvolging kan onder andere gedacht worden aan de inzet van de stadionspeaker, aanhouden van verdachte(n), civielrechtelijke en/of strafrechtelijke vervolging. Incidenten die geen opvolging hebben gekregen vonden met name vanuit groepen buiten het stadion plaats, waarbij opsporingsindicatie en bewijslast ontbrak. In de afgelopen drie seizoenen heeft de KNVB in totaal 33 landelijke stadionverboden opgelegd voor belediging groep c.q. discriminatoire uitlatingen. De onafhankelijke aanklager van de KNVB is in de dezelfde periode dertien maal een tuchtzaak gestart naar aanleiding van discriminatoire uitlatingen. Eén club is daadwerkelijk bestraft, tevens zijn twee schikkingen getroffen met clubs. |
101 |
Kan worden toegelicht hoe een melding van discriminatie in het betaald voetbal opvolging krijgt buiten het strafrecht? Welke maatregelen kunnen dan bijvoorbeeld worden genomen? |
Een melding van discriminatie kan naast strafrechtelijk ook civielrechtelijk opgevolgd worden. Civielrechtelijk kan een landelijk stadionverbod worden opgelegd door de voetbalbond. Hiervoor hanteert de KNVB de «Richtlijn Termijn Stadionverbod seizoen 2020/2021». Voor «Belediging groep c.q. verspreiding discriminatoire uitlatingen» wordt nu een termijn van 120 maanden gehanteerd (voorheen 60 maanden). Personen die deze overtreding hebben begaan en niet eerder een landelijk stadionverbod opgelegd hebben gekregen, kunnen in aanmerking komen voor een deels voorwaardelijk stadionverbod, indien zij deelnemen aan een alternatief traject, waaronder het Spreekkorenproject. Dit Spreekkorenproject zet in op bewustwording van het kwetsende effect van racistische uitingen. Doel van het project is een gedachten- en gedragsverandering. Nadat de persoon dit traject met goed gevolg heeft doorlopen kan het stadionverbod deels worden omgezet naar een voorwaardelijk landelijk stadionverbod. De KNVB heeft per mei 2020 twee speciale aanklagers discriminatie benoemd, waarvan één voor het betaald voetbal. Ook stelt de KNVB binnen de tuchtcommissie en de commissie van beroep een speciale Kamer Discriminatie in. De speciaal aanklager beoordeelt binnengekomen signalen en meldingen, doet vooronderzoek en bereidt de tuchtzaken over discriminatie voor. Tevens ziet de speciaal aanklager toe op de uitvoering van straffen en maatregelen wegens discriminatie. In geval van een melding van discriminatie in het betaald voetbal kan overwogen worden een bestuursrechtelijke maatregel op te leggen. Echter, omdat daarvoor ook sprake moet zijn van verstoring van de openbare orde en vrees voor verdere verstoring van de openbare orde, ligt het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht door de burgemeester (ingevolge artikel 172a Gemeentewet) niet direct voor de hand. |
102 |
Hoeveel agenten zijn nog geplaatst in het bewaken en beveiligen (na de opschaling n.a.v. de moord op advocaat Derk Wiersum) en per wanneer kunnen zij terug naar hun oorspronkelijke posten? Wat is ervoor nodig om ervoor te zorgen dat deze agenten zo snel mogelijk weer terug kunnen? |
Na de moord op advocaat Wiersum zijn er uitzonderlijke maatregelen getroffen. Om deze maatregelen te kunnen uitvoeren zijn binnen de politie beschikbare leden van de Bewakingeenheid (BE) vrijgemaakt. De BE is een neventaak voor een aantal specifiek opgeleide medewerkers uit de basiseenheden. In de brief van 18 juni jl. is uw kamer geïnformeerd dat de Minister van Justitie en Veiligheid in het kader van het brede offensief ondermijnende criminaliteit investeert in onder andere regionale bewaken en beveiligen teams. Deze teams kunnen specifiek ingezet worden voor de uitvoering van bewaken en beveiligen maatregelen en een deel van de taak van de BE overnemen. Op dit moment is de werving en selectie van deze teams gaande. In 2021 zijn de eerste teams operationeel inzetbaar. Tevens wordt er geïnvesteerd in het stelsel bewaken en beveiligen over de gehele linie en in meerdere beveiligingsmaatregelen en mogelijkheden. Dit dient op termijn ertoe te leiden dat minder inzet van de BE nodig is. |
103 |
Waar wordt de begrote 15 miljoen euro voor de versteviging van de lokale aanpak van ondermijning concreet aan besteed? |
Vanuit de gelden voor het brede offensief tegen ondermijnende criminaliteit is in 2021 een bedrag van 15 mln. en in 2022 nog eens 10 mln. beschikbaar voor de verdere versterking van de lokale en regionale aanpak. Zoals in de brief van 18 juni jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 923) is aangegeven, zijn de middelen in overleg met het SBO, de VNG en Regioburgemeesters bestemd. Het SBO heeft mij geadviseerd de gelden aan de regio’s beschikbaar te stellen om de continuïteit van succesvolle activiteiten uit de regionale versterkingsprogramma’s te waarborgen en/of op basis van nieuwe inzichten aanvullende activiteiten te ontplooien in 2021 en 2022. Ik heb de regio’s vervolgens verzocht om voor eind september voorstellen in te dienen voor invulling van deze additionele regionale versterking, en daarbij gevraagd om speciale aandacht te besteden aan de preventieve aanpak en het voorkomen van criminele carrières. Via de RIECs is vanuit alle regio’s een aanvraag voor een beroep op de additionele middelen ingediend. Op basis van de voorstellen heeft het SBO een advies aan mij uitgebracht. Ik heb dit advies overgenomen. Zie voor de verdeling over de regio's bijgevoegde tabel. |
104 |
Op welke wijze kunnen gemeenten aanspraak maken op deze middelen voor de versteviging van de lokale aanpak van ondermijning? |
Zie antwoord op vraag 103. |
105 |
Wat betreft concreet «ondersteunende versterkingen» waar 4 miljoen euro voor is uitgetrokken? |
De ondersteunende versterkingen zien o.a. op de uitrol van pilots, capaciteit ten behoeve van het departementale programma ondermijning en de uitvoering van de kennisagenda ondermijning. Voorbeelden van de pilots die hieronder vallen zijn de proef binnen DJI met kleinschalige afdelingen onder intensief toezicht om voortgezet crimineel handelen in detentie door gedetineerden uit de hogere risicocategorie te voorkomen, en de pilot binnen het gevangeniswezen om een Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) in te richten. De Kennisagenda omvat drie elementen: – Systematische analyse van bestaande wetenschappelijke en operationele inzichten, waarbij bundeling en vertaling naar actuele vraagstukken plaatsvindt. – Nieuw empirisch onderzoek ter beantwoording van openliggende kennisvragen. – Monitoring van kwantitatieve gegevens, zoals drugsgebruik, -productie, -smokkel en -prijzen en cijfers ten aanzien van opsporing, vervolging en afpakken. |
106 |
Hoeveel van de begrote 141 miljoen euro extra voor de aanpak van ondermijning gaat naar de bescherming van onze mainports zoals de haven Rotterdam en op welke wijze? |
Zoals in de brief van 18 juni jl. is aangegeven wordt 93 mln. geïnvesteerd ten behoeve van het Multidisciplinair Interventieteam (MIT). Hiervan is 85 mln. voor de op- en inrichting van het MIT zelf en 8 mln. voor de keteneffecten van het MIT. Het MIT bestaat uit specialisten op het gebied van zowel intelligence, toezicht, handhaving en opsporing. Het team heeft als taak om het verdienmodel van de (inter)nationale georganiseerde, ondermijnende criminaliteit duurzaam te verstoren. Hierbij ligt de focus op het blootleggen en aanpakken van de kwetsbaarheden in de illegale en legale infrastructuur. Met name als het gaat om de criminele geldstromen en logistieke knooppunten (zoals lucht- en zeehavens en greenports). Het MIT maakt hierbij optimaal gebruik van zijn multidisciplinaire samenstelling, informatiepositie en werkwijze. Met de middelen voor het MIT wordt onder andere geïnvesteerd in de capaciteit van de Douane voor de uitvoering van toezicht in de Rotterdamse haven. Daarnaast zijn binnen de 141 mln. incidentele middelen in 2021 en 2022 vrijgemaakt voor de versterking van de lokale en regionale aanpak. Als onderdeel van de regionale projecten die hieruit gefinancierd worden, zijn ook gelden voor de mainports, zoals de Rotterdamse haven en de bloemenveiling in de regio Den Haag beschikbaar. De inzet op de mainports is voor de aanpak van ondermijning van groot belang. Ook de aangenomen motie van de leden Toorenburg en Yesilgöz vraagt hier aandacht voor (Kamerstukken 29 911 en 29 279, nr. 291). Ik onderzoek daarom of er nog aanvullende mogelijkheden zijn om de aanpak in de mainports te ondersteunen. |
107 |
Op welke wijze wordt geborgd dat de 82 miljoen euro die wordt geïnvesteerd in het Multidisciplinair Interventie Team (MIT) niet ondermijnd wordt door de grootschalige corruptie bij de politie en andere opsporingsdiensten die aan het licht is gekomen tijdens het 26Lemont onderzoek? |
Dit voorjaar hebben de opsporingsdiensten ruim twee maanden lang live kunnen meelezen met de versleutelde communicatie van zware criminelen via Encrochat. Door dit onderzoek konden miljoenen berichten van duizenden criminelen worden onderschept. Een hoogstaande operatie, die de urgentie en omvang van de ondermijningsproblematiek bevestigt. In dit onderzoek zijn ook signalen van ambtelijke corruptie naar boven gekomen. Het onderzoek maakte pijnlijk zichtbaar dat criminelen actief op zoek zijn naar ambtenaren, en andere organisaties die zij actief kunnen inzetten in hun web. Deze problematiek vraagt overheidsbreed versterkte aandacht. Zoals in de brief van 18 juni jl. is aangegeven wordt 93 mln. geïnvesteerd ten behoeve van het Multidisciplinair Interventieteam (MIT). Het MIT heeft als doel om het verdienmodel van de (inter)nationale georganiseerde, ondermijnende criminaliteit duurzaam te verstoren. Hiervan is 85 mln. voor de op- en inrichting van het MIT zelf en 8 mln. voor de keteneffecten van het MIT, waaronder de Rijksrecherche. De Rijksrecherche heeft als taak om ambtelijke corruptie op te sporen. Omdat ambtelijke corruptie een ernstig ondermijnend effect is van de georganiseerde misdaad, is de Rijksrecherche een belangrijke samenwerkingspartner voor het MIT. Om die reden heb ik de capaciteit van de Rijksrecherche en de vervolgingscapaciteit bij het OM fors uitgebreid. |
108 |
Hoe worden de middelen voor het MIT ingezet en wat betekent dit voor de inzet van andere rechercheteams? Hoeveel rechercheurs en andere professionals worden overgeheveld naar dit team en wat betekent dit voor de overige teams? |
Zie vraag 106. Het MIT is een nieuw en innovatief team dat aanvullend is op en actief samenwerkt met de bestaande intelligence-, toezicht- en opsporingsdiensten binnen de integrale aanpak van ondermijning. De instelling van MIT verandert niets aan de bestaande gezagslijnen en bevoegdheden. De financiële middelen uit het Breed Offensief Tegen Ondermijnende Criminaliteit zijn verdeeld over de in het MIT deelnemende organisaties: politie, KMar, Defensie, FIOD, Belastingdienst, Douane en OM. Het MIT zal in de komende tijd gefaseerd worden opgebouwd en grotendeels bestaan uit gelabelde HBO/WO opgeleide specialisten op het gebied van: intelligence, toezicht en handhaving en specialistische opsporing (met name financiële, en digitale expertise). In april jl. is een vliegende start gemaakt met de projectmatige multidisciplinaire aanpak. De benodigde capaciteit zal zoveel mogelijk extern, via zij-instroom, worden aangetrokken. Het op beperkte schaal betrekken van politiecapaciteit uit de regionale eenheden zal altijd in afstemming met de regionale eenheden plaatsvinden waarbij rekening wordt gehouden met de krapte van de capaciteit in die eenheden. |
109 |
Welk mandaat krijgt het MIT, zowel gezien de taken als de besteding van de middelen? |
Het MIT heeft als taak om het verdienmodel van de (inter)nationale georganiseerde, ondermijnende criminaliteit duurzaam te verstoren. Hierbij ligt de focus van het MIT op het blootleggen en aanpakken van de kwetsbaarheden in de illegale en legale infrastructuur. Met name als het gaat om de criminele geldstromen en logistieke knooppunten. De in en voor het MIT ontwikkelde best practices kunnen ook worden uitgerold over de andere organisaties en de regionale en landelijke politie-eenheden. Daarnaast wordt in het kader van het breed offensief een strategisch kenniscentrum opgericht dat trends en ontwikkelingen in beeld brengt en adviseert over de te maken beleidsmatige keuzes binnen de integrale aanpak van ondermijning, waar ook het MIT onderdeel van uitmaakt. Het MIT wordt beheersmatig en organisatorisch ondersteund door de politie en wordt dagelijks aangestuurd door een «ontkleurde» vierhoofdige programmaleiding. De programmaleiding MIT verkrijgt – zowel op de operatie als op de besteding van middelen – een ruim mandaat en valt voor wat betreft de opsporingstaak onder gezag van het Landelijk en Functioneel Parket van het openbaar ministerie. Voor wat betreft de toezicht- en handhavingstaak van de Douane en Belastingdienst valt het MIT onder het gezag van de Staatssecretarissen van het Ministerie van Financiën. Momenteel wordt een multidisciplinair sturingsmodel uitgewerkt voor de operatie van het MIT. |
110 |
Welke 8 gemeentes hebben incidentele middelen gekregen voor preventie van ondermijning? Kan de keuze voor deze gemeentes worden toegelicht? Zo nee, waarom niet? |
Er zijn acht gemeenten geselecteerd; Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Tilburg, Eindhoven, Arnhem en Zaanstad. MJenV en MRb hebben hiermee het advies van het strategisch beraad ondermijning (SBO) gevolgd. Er is voor deze gemeenten gekozen omdat zij te maken hebben met aanzienlijke ondermijnende criminaliteit. Daarnaast hebben zij de mogelijkheid om een snelle start te maken, omdat in deze gemeenten al een basis is van een aanpak op ondermijnende criminaliteit. |
111 |
Op welke wijze is de extra beveiligde gevangenis in Zeeland ingericht zodat (drugs)criminelen geen contact kunnen hebben met medegevangenen en de buitenwereld? Welke voorwaarden worden aan deze restricties gekoppeld? |
De extra beveiligde inrichting (EBI) binnen het Justitieel Complex Vlissingen kent vergelijkbare beveiligingsmaatregelen als de EBI binnen de PI Vught. Zo wordt de EBI in Vlissingen voorzien van een dubbele beveiligingsring waarmee sprake is van een gevangenis binnen een gevangenis om contact met de buitenwereld te voorkomen. Binnen de EBI worden fysieke en organisatorische maatregelen getroffen om onderling contact tussen (bepaalde) (drugs)criminelen en medegevangenen tegen te gaan. Uit veiligheidsoverwegingen worden exacte details niet algemeen bekend gemaakt. Ten aanzien van de voorwaarden voor deze restricties wordt verwezen naar de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, die per 1 oktober 2020 in werking is getreden. Oplevering van het complex is voorzien eind 2026. |
112 |
Kan worden verduidelijkt uit hoeveel fte het nog op te richten Multidisciplinair Interventie Team zal bestaan? Kan uiteen worden gezet wat voor functies dit zullen zijn en of deze fte bovenop de al bestaande formatie zullen komen, of dat dit fte’s betreffen die elders niet kunnen worden ingezet? |
In totaal zal het MIT uiteindelijk uit honderden fte’s bestaan. Eerder heb ik aangegeven dat het gaat om een aantal van circa 400 fte. Het betreffen veelal HBO/WO opgeleide specialisten op het gebied van: intelligence, toezicht, handhaving, opsporing en vervolging. Onder andere op digitaal, internationaal en financieel terrein. Deze fte’s zijn afkomstig uit de in het MIT deelnemende moederorganisaties: politie, KMar/Defensie, FIOD, Douane, Belastingdienst en OM. Deze fte’s komen bovenop de al bestaande formatie en zullen uitsluitend in of ten behoeve van het MIT worden ingezet. |
113 |
Kan worden verduidelijkt hoeveel extra middelen bij deze begroting worden uitgetrokken voor de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit ten opzichte van de dit jaar gepresenteerde voorjaarsnota? |
Bij Voorjaarsnota is 141 mln. beschikbaar gesteld voor het jaar 2021, en structureel 150 mln. vanaf 2022. Bij deze begroting zijn daar geen aanvullende middelen aan toegevoegd. |
114 |
Welke inspanningen heeft u verricht om het rechtsstatelijk verval in Polen en Hongarije in de JBZ-raad aan te kaarten? Hoe vaak heeft u dit in 2020 gedaan? Welke resultaten heeft dit gehad? |
In de JBZ-Raad worden anders dan in de Raad Algemene Zaken de problemen in Hongarije en Polen en de rechtsstatelijkheid in het algemeen nog niet op reguliere wijze als vast onderwerp besproken. Nederland heeft daartoe wel opgeroepen. Bespreking is in 2020 is drie keer het geval geweest. De rechtsstaat kwam aan de orde in de informele JBZ-Raad op 23-24 januari en 6-7 juli 2020 alsmede in de JBZ-Raad op 8-9 oktober jl. Naast het actief inbrengen van de rechtsstatelijke ontwikkelingen bij (informele) JBZ-raden, is Nederland ook actief betrokken bij prejudiciële en inbreukzaken bij het Europese Hof van Justitie. Daarnaast neemt Nederland actief stelling tijdens de bespreking van de stand van zaken in de artikel 7-procedures in de Raad Algemene Zaken. Helaas hebben de resultaten van dit alles nog niet geleid tot een ontwikkeling ten goede. Desalniettemin blijft Nederland zich hier via meerdere wegen hard voor maken. De Nederlandse inbreng in de JBZ-Raad ten aanzien van de problemen met de rechtsstaat werden door de diverse andere lidstaten ondersteund. Het nieuwe Rechtsstatelijkheidsrapport van de EU is geagendeerd voor de komende JBZ-Raad van 3-4 december a.s. Dit biedt een nieuwe gelegenheid zorgwekkende ontwikkelingen aan de orde te stellen. |
115 |
Op welke wijze wordt geanticipeerd op de opkomst en herleving van de georganiseerde misdaad door de kansen die criminelen zien in de kwetsbaarheid die de coronacrisis bijvoorbeeld ondernemers brengt? |
Allereerst zijn er steunmaatregelen van het kabinet die erop gericht zijn de kwetsbare situatie van bedrijven in deze crisis te beperken. Daarnaast is de MJenV in gesprek met het bedrijfsleven en de verschillende publieke partners om gezamenlijk te bezien hoe ondernemers bewust gemaakt kunnen worden van de risico’s om slachtoffer te worden van foute investeerders en hoe hun handelingsperspectief alsook hun weerbaarheid kan worden vergroot. Dit wordt onder meer gedaan door middel van campagnes en het aanreiken van verschillende instrumenten, zoals een infographic en een communicatietoolkit voor gemeenten. In het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) is afgesproken om samen op te trekken met de horecabranche om horecaondernemers weerbaar te houden. Hieruit voortvloeiend is dit najaar een campagne op sociale media gelanceerd om horecaondernemers te waarschuwen voor foute investeerders. Op grond van de ervaringen binnen de horecabranche wordt bekeken voor welke andere kwetsbare branche(s) dit najaar een campagne gestart kan worden. Dit najaar voert Meld Misdaad Anoniem ook een campagne om vastgoedverhuurders te waarschuwen voor crimineel misbruik. Ten slotte vinden voorlichtende activiteiten plaats in agrarische gebieden om de bewustwording en weerbaarheid aldaar te vergroten. Zie voor internationale samenwerking op dit thema de beantwoording van vraag 116. |
116 |
Op welke wijze wordt daar internationaal samengewerkt en welke rol speelt Europol daarbij? |
De risico’s van misbruik van de pandemie door de georganiseerde criminaliteit zijn internationaal onderkend. Sinds het uitbreken van de crisis wordt daar op een gecoördineerde wijze intensief in EU en internationaal verband op samengewerkt. Dit gebeurt aan de hand van criminaliteit analyses van Europol, EU lidstaten en internationale organisaties zoals de Verenigde Naties en Interpol. In dat kader stelden bovengenoemde partijen vast dat de pandemie en daarop volgende beperkende maatregelen in de samenleving, de georganiseerde criminaliteit niet hadden doen afnemen maar dat wel sprake was van aanpassing van criminele activiteiten. Daarbij werd waargenomen, een tijdelijke daling van klassieke vermogenscriminaliteit zoals diefstallen, woninginbraken en een stijging van verschillende vormen van cybercriminaliteit, maar ook fraude met goederen en medicijnen, seksueel misbruik van kinderen en huiselijk geweld. Ook werd het risico op misbruik van economische steunmaatregelen i.v.m. de corona crisis door criminele samenwerkingsverbanden onderkend. Kern van de aanpak op deze ontwikkelingen is het versterken van de trendanalyse en monitoring van criminogene ontwikkelingen en bijbehorende modus operandi, snelle en kwalitatief hoogwaardige informatie-uitwisseling tussen lidstaten en coördinatie op EU niveau van een respons. Dit gebeurt met behulp van de beschikbare staande (operationele) structuren tussen landen en ondersteuning van EU agentschappen zoals Europol, Eurojust evenals van internationale partners. De respons richt zich op preventieve maatregelen gericht op consumenten en organisaties om hun weerbaarheid tegen vormen van cybercrime, fraude en andere criminaliteit te verhogen. Daarnaast wordt ingezet op het goed toerusten van nationale opsporings- en justitiële organisaties en EU agentschappen en organen om, mede gelet op de beperkingen die de pandemie en bijbehorende maatregelen met zich brengen, doeltreffend gezamenlijk (nieuwe) risico’s aan te pakken. Daarbij gaat het onder meer om financiering maar ook versterking van digitale vormen van samenwerking voor rechtshulp. Verder wordt onder meer ingezet op het realiseren van een integrale, internationale aanpak van digitale vormen van criminaliteit met een sterke informatiepositie voor de rechtshandhaving en effectieve cybersecurity. De rol die Europol vervult in bovengenoemde aanpak is het optreden als EU informatie- en analyse-hub voor de samenwerking tussen rechtshandhavingsautoriteiten voor de bestrijding van onder meer georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Daarbij identificeert ze kwetsbaarheden die misbruikt kunnen worden door de georganiseerde criminaliteit waaronder infiltratie van het bedrijfsleven door criminele samenwerkingsverbanden. Daarnaast ondersteunt ze EU lidstaten bij opsporingsonderzoeken en biedt ze technologische, forensische, digitale en financiële expertise voor de instanties in de EU lidstaten. |
117 |
Welke maatregelen worden concreet ingezet om verdienmodellen van cybercriminelen aan te pakken? |
De integrale aanpak van cybercrime bevat onder meer maatregelen voor preventie, opsporing en alternatieve interventies zoals verstoring. Met verstoring worden criminele verdienmodellen aangepakt en het criminelen zo lastig mogelijk gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn: • In de publiek-private aanpak van helpdeskfraude wordt samengewerkt door politie, OM en binnen- en buitenlandse private partijen. Hierin zijn door een softwarebedrijf technische aanpassingen gedaan in hun softwareprogramma voor consumenten, waardoor misbruik ervan voor het plegen van helpdeskfraude wordt bemoeilijkt. Verder vindt scherper toezicht door de ACM plaats en geven partners preventieadviezen. De schade van helpdeskfraude is gedaald van 6 mln. euro in 2017 naar 8 mln. euro in 2019. • Het samenwerkingsverband NoMoreRansom richt zich op de verstoring van ransomware. Dit mede door het Team High Tech Crime (THTC) opgerichte initiatief biedt hulp aan slachtoffers, geeft preventieadviezen en bezit een groot aantal decryptiesleutels waarmee slachtoffers kosteloos hun bestanden kunnen ontgrendelen. Hiermee zijn naar schatting losgeldbetalingen ter waarde van 630 mln. voorkomen. • In 2019 is het project NoMoreDDoS, waarin de politie samen met partners innovatieve bestrijding van DDoS-aanvallen ontwikkelt, aangesloten bij een anti-DDoS-samenwerking van 26 publieke en private partners. Ook is een zogeheten clearing house opgericht. Dit is een database waarin informatie over de «digitale vingerafdruk» van DDoS-aanvallen wordt opgeslagen. Deze informatie kan worden gebruikt om aanvallen te mitigeren en om daders op te sporen. • De Eletronic Crimes Taskforce, bestaande uit politie, OM en private partijen uit de financiële sector, is het initiatief NoMorePhishing gestart. Dit heeft tot doel het structureel verstoren van phishing-aanvallen. Daarnaast besteedt het project veel aandacht aan meer bewustzijn onder potentiële slachtoffers. Via een podcastserie worden jongeren bijvoorbeeld gewaarschuwd voor ronselaars ten behoeve van phishingcampagnes. |
118 |
Welke concrete maatregelen zijn tot dusver genomen om de aangiftebereidheid van cyberdelicten te verhogen? |
Een belangrijk onderdeel van het verbeteren van de aangiftebereidheid is om de drempel te verlagen om aangifte te doen. Om deze reden is de verbetering van het aangifteproces een van de maatregelen in de integrale aanpak van cybercrime. Zoals gemeld in de brief over de integrale aanpak van 29 juni jl. is de politie initiatieven gestart om het aangifteproces van cybercrime te verbeteren. Cybercrimeteams ondersteunen intake- en servicemede-werkers bij aangiftes van cybercrime en in enkele eenheden worden cybervrijwilligers ingezet bij de intake. Digitale aangifte is mogelijk gemaakt voor helpdeskfraude en fraude via communicatieapps. Dit wordt uitgebreid voor meer delicten. Deze digitale aangiftemodule helpt ook de intake- en servicemedewerkers bij het opnemen van aangiften. Een goed voorbeeld in dit kader is hulpvraagfraude. Hierover is uw Kamer op 9 oktober jl. geïnformeerd. De politie meldt dat het aantal aangiftes vóór de coronacrisis op circa 120 tot 150 aangiftes per week lag. Sinds april van dit jaar is het mogelijk om digitaal aangifte te doen en komen er circa 100 aangiftes per dag binnen. De toename is waarschijnlijk deels veroorzaakt doordat het nu makkelijker is aangifte te doen en deels door een feitelijke toename. Deze kan mede zijn veroorzaakt doordat senioren tijdens de coronacrisis meer online actief zijn geworden, onder andere om contact te houden met familie en bekenden. Sinds april blijft het aantal aangiftes op het genoemde hoge niveau. Daarbij merkt de politie op dat het aantal gemelde pogingen tot hulpvraagfraude veel groter is dan vóór de invoering van de internetaangifte (40% tegenover minder dan 10%). Dit duidt erop dat de invoering van de internetaangifte de meldingsbereidheid vergroot en dat mensen mogelijk alerter zijn op deze vorm van fraude. Verder wordt bij mediaverslaggeving van criminele feiten frequent benadrukt wat het belang van het doen van melding of aangifte is. Het geeft de politie onder andere meer inzicht in de omvang en de aard van deze vorm van criminaliteit, zodat de aanpak hierop kan worden afgestemd. |
119 |
Wordt met het accent op het vervolgen van teruggekeerde uitreizigers bedoeld om te focussen op lokale berechting of berechting in Nederland? Kan hier een toelichting worden gegeven? |
Nederland pleit in internationaal verband voor de vervolging en berechting van ISIS-strijders. Zoals aan uw Kamer gemeld, hecht het kabinet er gezien de door het OM uitgevaardigde aanhoudingsbevelen en bevelen gevangenneming van de rechtbank Rotterdam aan dat Nederlandse uitreizigers in Nederland worden berecht. Zolang de personen in kwestie niet in Nederland zijn, is berechting in de regio een optie die het kabinet open wil houden en waarover voortdurend contact is met internationale partners. Berechting via het Internationaal Strafhof of anders een speciaal hiervoor opgericht internationaal tribunaal kan op dit moment niet op voldoende steun rekenen van de VN-Veiligheidsraad. Er moet dus worden gekeken naar alle mogelijke opties om straffeloosheid te voorkomen. De belangrijkste criteria zijn dat dit wel op een veilige en verantwoorde manier moet kunnen en moet voldoen aan de internationale standaarden. Teruggekeerde uitreizigers worden bij terugkeer aangehouden, waarna het OM beslist over de vervolging. |
120 |
Welke inzet wordt getoond om te voorkomen dat jihadisten terugkeren naar ons land en waarom ligt daar het accent niet op? |
Artikel 14 lid 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap maakt het mogelijk in het belang van de nationale veiligheid het Nederlanderschap in te trekken als blijkt dat een persoon zich heeft aangesloten bij een organisatie die deelneemt aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. De intrekking van het Nederlanderschap, samen met een ongewenstverklaring verhindert legale terugkomst naar Nederland, en bemoeilijkt illegale terugkeer. Uitreizigers die beschikken over de Nederlandse nationaliteit hebben als staatsburger het recht op toegang tot Nederland. Deze toegang kan hen niet worden ontzegd. Als een Nederlandse uitreiziger zich meldt bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in de regio, wordt (consulaire) bijstand verleend volgens de reguliere kaders gericht op een gecontroleerde terugkeer naar Nederland met het oog op vervolging en berechting. Terugkeer naar Nederland gebeurt onder begeleiding van de Marechaussee. Bij aankomst in Nederland wordt de uitreiziger aangehouden. |
121 |
Wat wordt bedoeld met re-integratie na detentie, welke acties worden daarop ondernomen en voor hoeveel personen geldt dit momenteel? |
Per jaar keren ongeveer 30.000 gedetineerden terug naar de samenleving. Zij bereiden zich daar al tijdens detentie op voor. De penitentiaire inrichting, de reclassering en de gemeente ondersteunen de gedetineerde daar al tijdens de detentie bij. In het detentie- en re-integratieplan spreken zij af wat er op de vijf basisvoorwaarden voor de terugkeer moet worden geregeld. De vijf basisvoorwaarden zijn: 1) werk/inkomen/studie; 2) onderdak; 3) zorg en zorgverzekering; 4) schuldenproblematiek en 5) geldig identiteitsbewijs. Als deze basisvoorwaarden op orde zijn neemt de kans op recidive af. |
122 |
Hoeveel veroordeelde terroristen komen het komende jaar vrij en hoe zullen zij gemonitord worden? |
In 2021 komt naar huidig inzicht[1] één gedetineerde vrij die onherroepelijk is veroordeeld voor een terroristisch misdrijf. Verschillende gedetineerden verdacht van of veroordeeld voor een terroristisch misdrijf zijn nog in afwachting van het uiteindelijke vonnis of van een beslissing in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Het aantal veroordeelde terroristen dat in 2021 vrij komt is daarmee afhankelijk van deze uitkomsten. Binnen detentie worden gemeenten reeds betrokken bij het opstellen van een re-integratieplan. Dit wordt vormgegeven binnen een Multidisciplinair Afstemmingsoverleg Resocialisatie (MAR) van Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) waar de betrokken gemeente en Reclassering vaste partners zijn. Na detentie wordt de betrokkene vanuit het lokale casusoverleg onder regie van de gemeente met diverse zorg- en veiligheidspartners gemonitord en het re-integratieplan verder vormgegeven. Voor wat betreft het toezicht op veroordeelde terroristen na detentie zijn eerder brieven aan uw Kamer gestuurd.[2],[3] In deze brieven gaan wij in op de diverse strafrechtelijke en bestuursrechtelijke mogelijkheden om zicht te houden op veroordeelde terroristen. Afhankelijk van de door de rechter opgelegde straf kan er na afloop van detentie sprake zijn van een voorwaardelijk kader. In de hierboven bedoelde brieven wordt bij dit voorwaardelijk strafrechtelijk kader, te weten de (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf (artikel 14a e.v. Sr), de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) (artikel 15 e.v. Sr) en de met Wet Langdurig Toezicht (WLT) geïntroduceerde mogelijkheid om de v.i.-proeftijd te verlengen, uitvoerig stilgestaan. Tevens wordt aandacht besteed aan de zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, die mogelijkheden biedt om het toezicht voort te kunnen zetten na het eindigen van de gevangenisstraf, de v.i. of een tbs-maatregel. Naast het strafrecht biedt ook het bestuursrecht verschillende maatregelen, bijvoorbeeld op grond van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding. Tot slot geldt uiteraard dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten altijd alert zijn en, indien hier aanleiding toe bestaat, personen in de gaten houden. [1] Peildatum 20 oktober 2020 [2] Kamerstuk 29 754, nr. 523 [3] Kamerstuk 29 754, nr. 547 |
123 |
Welke maatregelen zijn het afgelopen jaar genomen om informatie-uitwisseling betreffende jihadistische reisbewegingen te verbeteren? |
In juni 2019 is wetsvoorstel op het gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven (PNR) aangenomen. Door deze wet is een effectievere informatie-uitwisseling tussen de EU-lidstaten mogelijk. In Nederland is sinds juni 2019 de passagiersinformatie eenheid Pi-NL operationeel voor het ontvangen en analyseren van passagiersgegevens van vluchten naar en vanuit Nederland. Deze Passenger Name Records, oftewel PNR-gegevens kunnen onder voorwaarden gebruikt worden voor het voorkomen, opsporen en vervolgen van ernstige delicten en terroristische misdrijven. Daarnaast zijn de EU-lidstaten al enige tijd actief bezig met het verbeteren van de manier waarop foreign terrorist fighters worden geregistreerd in het Schengen informatiesysteem (SIS). Het OM heeft alle onderkende uitreizigers internationaal gesignaleerd en een Europees Aanhoudingsbevel tegen hen uitgevaardigd. |
124 |
Wanneer is thans voorzien dat het Europees Openbaar Ministerie (EOM) van start gaat? |
Zoals tijdens het wetgevingsoverleg op 5 oktober 2020 over de Invoeringswet EOM al is aangegeven, is de inschatting op dit moment dat het EOM niet voor begin 2021 van start zal gaan. |
125 |
Klopt het dat de 10 miljoen euro extra voor uitvoering van de Wet Computercriminaliteit III, middelen zijn die al waren afgesproken in het regeerakkoord? |
Ja. Dit betreft een onvolkomenheid in de beleidsagenda. Het betreft de eerder verwerkte 10 mln. voor de uitvoering van de Wet Computercriminaliteit III. Ook de strengere eisen voor de aanschaf van binnendringsoftware betreffen de eisen die in het Regeerakkoord zijn afgesproken en reeds zijn geïmplementeerd. |
126 |
Op welke manieren wordt nog meer ingezet op veilig internet-gedrag, naast voorlichtingscampagnes die voortkomen uit het preventieconvenant tussen publieke en private partners? |
Informatie over veilig internetten in het algemeen wordt vooral beschikbaar gesteld via de publiek-private website www.veiliginternetten.nl. Dit najaar wordt die informatie over basisbeveiliging uitgebreid met vijf informatieve filmpjes, waarin vijf basiselementen van veilig online gedrag kort en begrijpelijk worden uitgelegd. Daarnaast is er aanvullende aandacht voor enkele specifieke doelgroepen: jongeren, senioren, laaggeletterden en MKB-ondernemingen. Het online-platform scholieren.com informeert jongeren met ondersteuning van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) over fenomenen als phishing, hacken, en hulpvraagfraude. Zij worden hierin voorzien van een helder handelingsperspectief. In het geval van hulpvraagfraude worden jongeren bijvoorbeeld gevraagd om hun (groot)ouders te waarschuwen voor dit fenomeen. In samenwerking met het CCV en HALT wordt een lesmodule »online fraude en cybercrime» gemaakt. Deze module is naar verwachting begin 2021 gereed om op scholen te worden gegeven. Voor het weerbaar maken van senioren is in de «senioren en veiligheid»-campagne van afgelopen september aandacht geweest voor de fenomenen phishing en hulpvraagfraude. Ook werkt het ministerie samen met ouderenbonden om hen van relevante informatie en handelingsperspectieven te voorzien die zij onder hun leden kunnen verspreiden om slachtofferschap te voorkomen. Op 9 oktober jl. is de lesmodule «Klik & Tik. Veilig Online» voor digitaal bewustzijn en veilig online gedrag gelanceerd. Deze module is in opdracht van het Ministerie van BZK ontwikkeld door de website www.oefenen.nl, in nauwe samenwerking met JenV. Deze module richt zich op digitaal laaggeletterden en senioren. Het Digital Trust Center van het Ministerie van EZK geeft informatie en advies aan het niet-vitale bedrijfsleven over cyberveiligheid en cybercrimepreventie en biedt onder meer de vijf basisprincipes voor veilig digitaal ondernemen en tools zoals de basisscan cyberweerbaarheid aan. De basisscan betreft een checklist kan de cyberveiligheid van een onderneming worden getoetst. Op lokaal niveau worden via de City Deals, een samenwerkingsverband tussen JenV, EZK en BZK, gemeenten gesubsidieerd om lokale cybercrime preventiemaatregelen te nemen. De hierboven genoemde doelgroepen krijgen speciale aandacht binnen deze initiatieven. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid verstrekt subsidie aan de Fraudehelpdesk, waar burgers en bedrijven met vragen en meldingen over bijvoorbeeld online fraude terecht kunnen. De Fraudehelpdesk geeft adviezen en verwijst eventuele slachtoffers door naar instanties die hen verder kunnen helpen. |
127 |
Hoe loopt de dialoog met andere lidstaten en de Europese Commissie over de inzet van de visumcode? |
Sinds februari is de herziene Europese Visumcode in werking getreden, die mede dankzij inzet van Nederland een nieuw artikel bevat die in Europees verband visummaatregelen mogelijk maakt ten aanzien van landen die voor de EU van belang zijn op het gebeid van terugkeer. Voor 31 mei 2020 werd aan alle EU-Lidstaten gevraagd om gegevens aan te leveren ten aanzien van de terugkeersamenwerking met 39 visumplichtige derde landen. Op basis hiervan zal de Commissie concrete voorstellen voor maatregelen uitwerken. De verwachting is dat de discussie over toepassing van art.25bis van de Visumcode onder het Duitse voorzitterschap van de EU wordt gestart. Zoals uw Kamer bekend, is het kabinet voorstander van het toepassen van de EU Visumcode. |
128 |
Hoe vaak zijn al instrumenten ingezet in het kader van «more for more, less for less»? |
Hiervoor verwijst het kabinet naar reactie op de motie Becker[1]. Daarin staat aangegeven hoe het migratie externe beleid wordt vormgegeven op de prioritaire migratieroutes naar Europa en welke instrumenten daarbij kunnen worden ingezet. [1] Kamerstuk 19 637, nr. 2675 |
129 |
Maakt dit kabinet het sluiten van een post-Contonou verdrag afhankelijk van het daadwerkelijk opnemen van afspraken over terugname van eigen onderdanen en het beperken van migratiestromen, zoals opgenomen in het onderhandelingsmandaat? |
Het kabinet is voorstander van niet-vrijblijvende afspraken over migratie inclusief terugkeer in het PostCotonou verdrag. De onderhandelingen, welke worden gevoerd door de Europese Commissie namens de EU Lidstaten, lopen nog. |
130 |
Hoe wordt het «maatschappelijk debat» concreet geborgd bij de keuzes die gemaakt worden? |
Vanuit Justitie en Veiligheid worden er diverse onderzoeken uitgevoerd: – De JenV Monitor wordt elk half jaar uitgevoerd en laat zien hoe het algemeen publiek denkt over thema’s binnen het JenV domein; – Corporate stakeholderonderzoek, eens per 5 jaar, laat zien hoe stakeholders en algemeen publiek aankijkt tegen het ministerie; – Gericht onderzoek: op thema’s wordt, indien gewenst, gericht onderzoek uitgevoerd. Ook organiseren we op thema’s expertmeetings of rondetafelgesprekken; zoals onlangs nog rondom het wetsvoorstel «seks tegen de wil». Een voorstel wat onder andere naar aanleiding van de consultatie ook is aangepast. Daarnaast wordt dagelijks door de omgevingsunit en het social media team gemonitord wat er speelt in de samenleving. Het maatschappelijke debat is hiermee een belangrijk onderdeel bij het vormen van ons beleid. Daarnaast is er veelvuldig overleg met de Tweede en Eerste Kamer over beleidsvoornemens of wetsvoorstellen. Ook daarin worden de signalen uit de samenleving in het debat betrokken en geborgd. |
131 |
Waarom is de norm voor inzet gericht op misbruikers/vervaardigers (in een aantal zaken) en gericht op bezitters in 2020 232 lager dan in 2019? |
Meer dan in voorgaande jaren wordt het zwaartepunt bij de politie gelegd op zwaardere (en arbeidsintensieve) onderzoeken van misbruikers/vervaardigers en keyplayers of facilitators binnen netwerken. Bovendien werden in 2019 lopende zaken uit 2018, die in 2019 werden afgerond, meegenomen. In 2020 gaat het alleen om nieuwe in 2020 opgepakte zaken. |
132 |
Kan worden toegelicht waarom slecht 35 keer alternatieve of aanvullende interventies zijn uitgevoerd met betrekking tot cyberdelicten terwijl de norm twee keer zo hoog lag? Zo nee, waarom niet? |
Bij reguliere onderzoeken kan (net als bij fenomeenonderzoeken) aanvullend of in plaats van opsporing gekozen worden voor alternatieve interventies, zoals preventie of verstoring. Daarbij is de effectiviteit van de interventie het uitgangspunt voor de keuze. Bij het vaststellen van de veiligheidsagenda was in het kader van de agenda nog geen ervaring met alternatieve interventies opgedaan. Het gemiddelde aantal alternatieve interventies is daarom een inschatting en afgesproken als een richtsnoer, om het ontwikkelen van alternatieve interventies te stimuleren. De effectiviteit van de interventies staat echter voorop. |
133 |
Kan worden toegelicht waarom maar de helft van de norm van fenomeen onderzoeken naar cybercrime is gerealiseerd? |
In 2019 zijn 21 fenomeenonderzoeken tactisch afgerond en bevonden zich 35 fenomeenonderzoeken in de tactische fase. De invoering van de nieuwe fenomeenaanpak heeft een aanlooptijd gekend en de nodige inspanningen vereist. Bovendien kwam de personele instroom bij de politie in 2019 langzamer op gang dan verwacht. De realisatie van de overeengekomen ambitie (t.w. 41 onderzoeken) is derhalve voor 2019 een te hoog doel gebleken. Over de resultaten voor het jaar 2020 wordt uw Kamer bij gelegenheid van het jaarverslag JenV geïnformeerd. |
134 |
Kan inzichtelijk worden gemaakt welke concrete uitwerking de motie van de leden Segers en Asscher (Kamerstuk 35 300, nr. 25) het komende jaar heeft op de capaciteit van de AVIM en de bestrijding van mensenhandel in het bijzonder? |
In de brief van 19 november 2019 is uw Kamer geïnformeerd over een investeringsvoorstel waarin € 10 mln. structureel aan de politiebegroting ten behoeve van de Afdelingen Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) wordt toegevoegd[1]. Het geld zal worden ingezet om de AVIM’s verder op sterkte te brengen ten behoeve van het tegengaan van mensenhandel. In totaal wordt er voor 87 fte aan capaciteit toegevoegd aan de Politie. Hiervan is 58 fte voor mensenhandel en 29 fte voor identificatie en registratie. De politie ontvangt het geld de komende jaren, opbouwend, in tranches. Hiermee kunnen 58 fte’s voor de aanpak mensenhandel worden aangetrokken. Deze uitbreiding betreft in 2020 ongeveer 11,6 fte, in 2021 oplopend naar ongeveer 46 fte (+34,8), om uiteindelijk in 2023 tot de uitbreiding van de overeengekomen 58 fte te zijn gekomen. In 2020 wordt voornamelijk digitale expertise geworven. In 2021 zal de werving zich met name richten op tactische opsporingsexpertise. |
135 |
Hoeveel rechercheurs zijn momenteel werkzaam bij de High Tech Crime teams van de politie? |
Er zijn op dit moment 112 rechercheurs werkzaam bij de High Tech Crime teams van de politie. |
136 |
Hoe is het bedrag van 5 miljoen euro dat is bestemd voor de Zedenrecherche verdeeld over de genoemde posten (capaciteit, forensisch onderzoek en opleiding)? Is dit bedrag alleen bedoeld voor de zedenrecherche, of gaat er ook geld naar «Blauw»? |
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen op 17 september jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 3, item 5) is de motie van het lid Klaver c.s. aangenomen waarbij structureel 15 mln. extra beschikbaar wordt gesteld voor extra capaciteit voor de zedenpolitie, opleiding tot zedenrechercheurs en forensisch (medisch) onderzoek. In de Kamerbrief van 12 november 2019 is de inzet van deze middelen toegelicht. De 5 mln. in 2020 maakt onderdeel uit van deze motie. In de tabel in de bijlage is weergegeven hoe de middelen uit de motie worden ingezet in 2020. |
137 |
Hoeveel van de 5 miljoen euro extra naar zeden is gereserveerd voor de invoering en uitvoering van de (nog aan te nemen) Wet seksuele misdrijven? |
Geen van deze middelen zijn gereserveerd voor de invoering en uitvoering van het wetsvoorstel seksuele misdrijven. Deze uitgaven worden in 2020 gedaan en zijn bestemd voor de uitvoering van de motie zeden. Deze motie verzoekt het kabinet structureel 15 mln. euro te investeren in extra capaciteit van de zedenpolitie, in forensisch onderzoek en in opleiding tot zedenrechercheur vanwege onderbezetting bij de zedenpolitie. |
138 |
Waarin zal het bedrag van 10 miljoen euro voor AVIM worden geïnvesteerd? FTE’s? ICT? Scholing en expertise? |
In de brief van 19 november 2019 (Kamerstuk 28 638, nr. 177) is uw Kamer geïnformeerd over een investeringsvoorstel waarin € 10 mln. structureel aan de politiebegroting ten behoeve van de Afdelingen Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) wordt toegevoegd. Deze investering is gedaan naar aanleiding van de motie van de leden Segers en Asscher (Kamerstuk 35 300, nr. 25). Het geld zal worden ingezet om de capaciteit ten behoeve van het tegengaan van mensenhandel verder op sterkte te brengen. Dit gebeurt door toevoeging van extra digitale en tactische opsporingscapaciteit. In totaal wordt er voor 10 mln. 87 fte aan capaciteit toegevoegd aan de Politie. Hiervan is 58 fte voor mensenhandel en 29 fte voor identificatie en registratie. |
139 |
Welke projecten worden gefinancierd met de 45 miljoen euro die bestemd is voor «Digitale werkprocessen strafrechtketen»? Wat houden deze projecten in? |
Zie het antwoord op vraag 76. Een voorbeeld van een project dat in 2021 wordt uitgevoerd is het Digitaal Proces Dossier (DPD) dat de digitale uitwisseling van gegevens en documenten tussen politie en OM mogelijk maakt. |
140 |
Kunt u het geraamde bedrag voor de dwangsommen verschuldigd door de IND nader toelichten? Welke gevolgen heeft de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND gehad voor het totaal bedrag aan dwangsommen? |
De IND heeft tot en met oktober 2020 ongeveer € 11,5 mln. uitbetaald aan dwangsommen voor asielzaken. Bij de IND is de omvang van het aantal zaken waar een dwangsomverplichting op rust in beeld. Als beslissingen langer op zich laten wachten kan dit voor de IND leiden tot de uitbetaling van hogere dwangsommen. Uitbetaling van de dwangsommen vindt zogezegd plaats nadat op de asielaanvraag een besluit is genomen. De kosten voor de uit te betalen dwangsommen van deze zaken zijn bij Voorjaarsnota 2020 reeds gedekt binnen de JenV-begroting. Op dit moment is de verwachting dat er nog ca. € 32 mln. uitbetaald moet gaan worden. |
141 |
Hoe wordt de openstaande taakstelling voor de jaren 2020–2023 van 47 miljoen euro per jaar door J&V exact ingevuld? Welke gevolgen heeft dit voor beleid? |
De invulling bestaat deels uit onbestemde meevallers (maatregelen 2, 4, 5, 6 en 7). De maatregen 1 en 3 slaan neer bij de apparaatsuitgaven. De invulling is vanuit de opbrengsten van doorlopende maatregelen via een kasschuif over de jaren compleet gemaakt. Zie tabel in de bijlage. |
142 |
Hoe is de begrote 88 miljoen euro voor de aanpak van ondermijning in 2020 tot nu toe besteed en met welk effect? Welk deel van dit bedrag is nog over? Waar zal het resterende bedrag aan worden uitgegeven? |
In de brief van 18 juni jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 923) is uitgebreid ingegaan op de uitwerking van het brede offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit, inclusief de voorgenomen besteding van de beschikbaar gestelde middelen, zowel in 2020 (88 mln. incidenteel) als structureel (141 mln. in 2021 en 150 mln. structureel vanaf 2022). De gelden worden met name besteed aan de inrichting van het Multidisciplinair Interventieteam (MIT), de versterking en flexibilisering van de stelsels Bewaken en Beveiligen en Getuigenbescherming en de versterking van de preventieve aanpak van ondermijning in kwetsbare wijken in acht gemeenten. De middelen voor 2020 zijn vrijwel volledig uitgezet bij alle relevante partners voor uitvoering van de in de brief benoemde activiteiten, danwel worden de komende maanden uitgezet. De middelen die naar verwachting dit jaar niet meer kunnen worden besteed, zijn door middel van een kasschuif doorgeschoven naar de jaren 2021 en 2022. |
143 |
Hoeveel gaat er nu totaal in structurele en incidentele gelden naar de aanpak van ondermijning? Hoeveel gaat er hiervan naar het MIT en andere specifieke aanpakken die onder de ondermijningparaplu vallen? Kan bij deze bedragen onderscheid worden gemaakt tussen structurele en incidentele gelden en kan het worden uitgesplitst naar lokaal, regionaal en landelijk ingezette middelen? |
In de brief van 18 juni jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 923) is uitgebreid ingegaan op de uitwerking van het brede offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit, inclusief de voorgenomen besteding van de beschikbaar gestelde middelen, zowel in 2020 (88 mln. incidenteel) als structureel (141 mln. in 2021 en 150 mln. vanaf 2022). In deze brief is ook opgenomen welke middelen naar het MIT gaan en welke middelen hiervan voor andere onderdelen van het brede offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit bestemd zijn, zoals bewaken en beveiligen, de preventieve en lokale aanpak en ondersteunende versterkingen. De middelen voor 2020 zijn in eerste instantie bij Najaarsnota 2019 incidenteel toegekend, maar zijn grotendeels ook bedoeld als aanloop naar structurele inbedding van het brede offensief. De middelen uit het brede offensief op het terrein van de preventieve en lokale aanpak zijn incidenteel beschikbaar tot en met het jaar 2022. Daarnaast zijn uiteraard eerder middelen voor de versterking van de aanpak van ondermijning beschikbaar gesteld in het Regeerakkoord: 100 mln. incidenteel voor de jaren 2019–2021 (waarvan 85 mln. lokaal/regionaal en 15 mln. landelijk/centraal wordt ingezet) en 10 mln. structureel vanaf 2019 (waarvan ca. 8,9 mln. lokaal/regionaal en ca. 1,1 mln. landelijk wordt ingezet). |
144 |
Waarom wordt er een kasschuif gedaan in het kader van ondermijning en afpakken? Hoe is de verhouding hierbij tussen ondermijning en afpakken? Welke ICT-trajecten zijn vertraagd waardoor nu een kasschuif plaatsvindt? Welke consequenties heeft de kasschuif voor de realisatie van de gewenste beleidsdoelen? |
Voor 2020 is 88 mln. beschikbaar gesteld voor het brede offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Daarnaast is in 2018 een budget ter hoogte van 30 mln. vrijgemaakt voor de versterking van het afpakken van crimineel vermogen, dat gespreid over een aantal jaren tot besteding komt. De genoemde kasschuif bedraagt circa 24 mln., waarvan circa 15 mln. betrekking heeft op het brede offensief tegen ondermijnende criminaliteit en ruim 9 mln. trajecten rond het afpakdossier betreft. Dit jaar komen bepaalde projecten op het terrein van ondermijning niet tot uitvoering, maar worden activiteiten doorgeschoven naar volgende jaren. De middelen die beschikbaar zijn voor de versterking van de preventieve aanpak in gemeenten worden in het ritme gebracht met de uitvoering, die in de jaren 2020–2022 plaatsvindt. Daarnaast wordt een deel van de gelden voor de informatievoorziening bij het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum (LIEC) naar 2021 verplaatst. Op basis van een onderzoek naar mogelijkheden voor de vervanging van de informatievoorziening wordt in de komende periode het voorkeursscenario met de samenwerkende partners beproefd. Daarnaast is een deel van de voorgenomen activiteiten mede door corona vertraagd. Dit ziet bijvoorbeeld op activiteiten gericht op het tegengaan van normalisering van drugsgebruik, zoals publiekscommunicatie. De ICT projecten samenhangend met afpakken die – vergeleken met de planvorming in 2018 – zijn vertraagd, zien op de inrichting van een keteninformatievoorziening voor het beslagproces en de doorontwikkeling van het verwijzingsportaal bankgegevens. Met de kasschuif voor afpakken wordt het ritme van de begroting afgestemd op de geactualiseerde financieringsbehoefte van ontvangende organisaties over de jaren, ten opzichte van de bestuurlijke besluiten over de middelen in 2018 en later. De verschuiving in de tijd hangt samen met afhankelijkheden van eerder ingezette trajecten op nationaal en regionaal niveau en het uitvoeren van onderzoek en analyse, dat noodzakelijk is voor het omvattend in kaart brengen van de benodigdheden voor de afpakketen, inclusief de ICT-projecten. Ook vergden de projecten het inrichten van projectorganisaties, hetgeen in meerdere gevallen meer tijd vereiste. De realisatie van de initiatieven op zowel ondermijning als afpakken zal dus plaatsvinden, maar later dan oorspronkelijk gepland. Op deze wijze wordt financiering voor deze door het Kabinet geprioriteerde dossiers behouden. De consequenties voor het behalen van de gewenste beleidsdoelen zijn daarom naar verwachting beperkt. Vanuit het programma DG Ondermijning en door het Coördinerend Beraad Afpakketen zal de voortgang verder gemonitord worden. |
145 |
Kunt u uitgebreider toelichten waarom er een kasschuif gedaan wordt in het kader van Ondermijning en Afpakken? Kunt u hierbij preciseren welk deel van de kasschuif betrekking heeft op ondermijning en welk deel op afpakken? |
Zie antwoord op vraag 144. |
146 |
Welke ICT-trajecten zijn vertraagd waardoor er een kasschuif gedaan wordt in het kader van Ondermijning en Afpakken? |
Zie antwoord op vraag 144. |
147 |
Welke consequenties heeft de kasschuif Ondermijning en Afpakken voor de realisatie van de gewenste beleidsdoelen? |
Zie antwoord op vraag 144. |
148 |
Kan de kasschuif op de vroegpensioenregeling van de politie worden toegelicht? Wat betekent dit concreet voor politiemensen die aanspraak maken op deze regeling? |
Voor de vroegpensioenregeling «inkoop max» is budget beschikbaar op de JenV-begroting. Door afspraken in de cao 2015–2017 voor de sector Politie moeten deze middelen eerder aan het ABP worden overgemaakt dan geraamd. Dit komt omdat de pensioenrechten eerder worden ingekocht. Om het kasritme in te passen worden de benodigde middelen naar voren gehaald door een kasschuif op het artikel nominaal en onvoorzien. In 2017 heeft in dit kader een eerste kasschuif plaatsgehad. In de voorliggende begroting wordt rekening gehouden met een kasschuif van 2026 naar 2022. Deze kasschuiven hebben geen gevolgen voor de hoogte van de aanspraak. Wel wordt door de vervroegde inkoop van de pensioenrechten eerder voldaan aan de voorwaarden die aan de pensioenrechten zijn gesteld. |
149 |
Welke consequenties heeft de kasschuif ondermijning en afpakken voor de realisatie van de gewenste beleidsdoelen? |
Zie antwoord op vraag 144. |
150 |
Welke ICT-trajecten zijn vertraagd waardoor een kasschuif gedaan wordt in het kader van ondermijning en afpakken? |
Zie antwoord op vraag 144. |
151 |
Kan uitgebreider worden toegelicht waarom een kasschuif gedaan wordt in het kader van ondermijning en afpakken? Kan hierbij worden gepreciseerd welk deel van de kasschuif betrekking heeft op ondermijning en welk deel op afpakken? |
Zie antwoord op vraag 144. |
152 |
Hoeveel van de RA-middelen voor de Politie staan nog gereserveerd op de Aanvullende Post? |
De Politie heeft bij het Regeerakkoord structureel extra middelen gekregen voor o.a. agenten in de wijk, innovatie, recherche en goed werkgeverschap. Deze middelen worden per tranche overgeboekt naar de begroting van JenV. Voor het jaar 2022 en de latere jaren staat er nog een laatste tranche van structureel 24 mln. gereserveerd op de Aanvullende Post. |
153 |
Wat wordt bedoeld met de zinsnede: «Om op het totaal benodigde bedrag van € 73 miljoen te komen is € 9,7 miljoen ingepast in het meerjarige programmabudget voor de stelselherziening»? |
Er is een totaalbedrag van € 73 mln. beschikbaar gesteld voor de tijdelijke toelage sociaal advocatuur voor 2020 en 2021 (TK-brief d.d. 15 november 2019, Kamerstuk 31 753, nr. 182). Naast de € 45 mln. toegevoegd aan de begroting JenV en de € 18,3 mln. aan onderuitputting op het rechtsbijstandsbudget in 2019 (tezamen € 63,3 mln.), is om te komen tot het totaal benodigde bedrag van € 73 mln. de overige € 9,7 mln. gedekt uit het meerjarige programmabudget voor de stelselherziening. Om dit te bewerkstelligen is een kasschuif binnen het budget van de rechtsbijstand verwerkt. |
154 |
Klopt het dat er uiteindelijk maar 63,3 miljoen beschikbaar is voor de sociaal advocatuur en dat de overige 9,7 miljoen voor de stelselherziening is? |
Nee, dit klopt niet. Er is een totaalbedrag van € 73 mln. beschikbaar gesteld voor de tijdelijke toelage sociaal advocatuur voor 2020 en 2021 (TK-brief d.d. 15 november 2019, Kamerstuk 31 753, nr. 182). Naast die € 63,3 mln. wordt om te komen tot het totaal benodigde bedrag van € 73 mln. uit het meerjarige programmabudget voor de stelselherziening € 9,7 mln. gedekt. |
155 |
Betekent het inzetten van kasschuiven «om het budget in overeenstemming te brengen met de uitgavenplanning» niet gewoon dat dit geldt naar voren wordt gehaald, uit de toekomst, omdat het nu nodig is? Hoeveel ruimte zit hier nog om dat aanvullend te doen? |
De in de voorjaarsnota opgenomen kasschuiven leiden ertoe dat er per saldo geld naar de jaren 2020 tot en met 2023 wordt geschoven vanuit de jaren 2024 en 2025. Tijdens het voorjaar wordt ieder jaar bezien of er kasschuiven nodig zijn en hoe die, gegeven de budgettaire situatie in dat voorjaar, vorm te geven zijn. |
156 |
Wat betekent het inzetten van de prijsbijstelling voor een taakstelling concreet in gewone mensentaal? Waar was dit geld eigenlijk voor bedoeld, en waar gaat dit nu ten koste van? |
De jaarlijkse prijsbijstelling is bedoeld om het budget van de prijsgevoelige uitgaven van de begroting op te hogen in verband met de geraamde prijsstijging (inflatie). Op deze wijze blijft de koopkracht van het budget in reële termen gelijk. Het niet uitkeren van de prijsbijstelling betekent dat budgethouders niet worden gecompenseerd voor de algemene prijsstijging. Binnen het budget dienen vervolgens prijsstijgingen te worden opgevangen. |
157 |
Hoeveel is er in 2019 en tot nu toe in 2020 uitgegeven aan de Landsadvocaat? |
In het jaar 2019 is er 6,9 mln. aan de landsadvocaat uitgegeven. Voor 2020 bedraagt dit 6,0 mln., dit is de stand medio oktober 2020. Het betreft hier de uitgaven bij het bestuursdepartement, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Kinderbescherming en de Hoge Raad, alsmede de kosten bij de Raad voor de rechtspraak en de 5 agentschappen die ressorteren onder het Ministerie. |
158 |
Kan worden toegelicht waarvoor de € 23 miljoen voor de politie vanuit de regeerakkoordmiddelen bestemd is? |
De Politie heeft bij het Regeerakkoord structureel 291 miljoen extra gekregen voor o.a. agenten in de wijk, innovatie, recherche en goed werkgeverschap. Middels een bestedingsplan worden deze 291 miljoen in een opbouwende reeks overgeheveld van de aanvullende post van het Ministerie van Financiën naar de JenV-begroting. De 23 miljoen maakt onderdeel van deze opbouwende reeks en is conform afspraak bij voorjaarsnota overgeheveld. |
159 |
Wat zijn concreet de financiële gevolgen van de kasschuif in het kader van Ondermijning en Afpakken? Welke oorzaken liggen ten grondslag aan de vertraging waardoor bepaalde projecten in het kader van ondermijning en afpakken niet meer kunnen worden gerealiseerd voor het einde van 2020? |
Zie antwoord op vraag 144. |
160 |
Hoeveel kosten zijn er in 2020 precies gemaakt voor personele bescherming in het kader van de ontwikkelingen rondom het coronavirus? Welk deel van dit bedrag is gegaan naar extra beschermingsmiddelen voor politieagenten en handhavers? |
De verwachting is dat over heel 2020 € 58,3 miljoen wordt uitgegeven aan personele bescherming in het kader van de ontwikkelingen rondom het coronavirus. Voor de politie betreft dit € 43,5 miljoen. De kosten die gemaakt worden voor de handhavers in de 355 gemeenten vallen binnen de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Hier heeft het Ministerie van JenV geen zicht op. |
161 |
Hoeveel incidentele middelen zijn in totaal geïnvesteerd sinds de start Rutte III in veiligheid? Kan dit worden uitgesplitst naar middelen conform Regeerakkoord en aanvullende intensiveringen? |
In de bijgevoegde tabel worden de incidentele middelen in veiligheid nader uiteengezet. Hierbij zijn de incidentele middelen in veiligheid opgenomen met een budgettaire reeks die eindig is vóór het jaar 2026. |
162 |
Hoe is het bedrag van 40 miljoen euro verdeeld voor kosten «Covid-19»? |
De beschikbare middelen worden bij eerste suppletoire begroting 2021 nader verdeeld. In het voorjaar 2021 wordt tevens bezien hoe de corona gerelateerde uitgaven en ontvangsten zich in 2021 en verder zullen gaan ontwikkelen. Zie bijlage voor tabel. |
163 |
Acht u een meerjarige meevaller bij de geraamde ontvangsten uit boetes en transacties vanaf 2021 reëel aangezien een tweede coronagolf opnieuw kan leiden tot aangescherpte coronamaatregelen en daarmee tot fors minder verkeersboetes net als in 2020? Zo ja, kunt u toelichten waarom u meevallers verwacht? |
Vanaf maart 2020 is de instroom van verkeersboetes wegens minder wegverkeer als gevolg van het coronavirus flink gedaald. De berekening van de meerjarige meevaller dateert van voor de maatregelen in verband met het virus. Voorts verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 164 voor de statistische onderbouwing. Parallel aan de raming van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) voor 2021 wordt er een nieuwe raming voor de verkeersboetes opgesteld, waarbij er ook aandacht zal zijn voor mogelijke effecten van corona. |
164 |
Waar is de meerjarige meevaller van 56 miljoen euro die wordt verwacht bij Boeten en Transacties op gebaseerd? Kunt u dit statistisch inzichtelijk maken? |
Ten opzichte van de raming van vorig jaar doet zich in het meerjarencijfer 2025 een meevaller voor van 56 mln. Deze meevaller is het gevolg van het feit dat in de raming in de begroting 2021 (i.t.t. de raming in de begroting 2020) rekening is gehouden met de jaarlijkse wettelijke indexatie. Voor de jaren 2021 en verder wordt uitgegaan van een inflatiecorrectie, conform de Middellangetermijn verkenning van het CPB. Cumulatief leidt dit tot genoemde meevaller. Voor de jaren 2021 en verder is nog geen rekening gehouden met eventuele effecten van de corona-crisis. |
165 |
Wordt er in 2021 rekening gehouden met een regulier aantal verkeersboetes of wordt er geanticipeerd op ook minder verkeer in 2021, zoals in 2020 het geval was? |
Momenteel wordt er voor 2021 parallel aan de raming van het Prognosemodel Justitiële Ketens een nieuwe raming voor de verkeersboetes opgesteld. Bij het opstellen van de nieuwe raming wordt gekeken hoe de effecten van corona op het aantal verkeersboetes in de nieuwe raming verwerkt kunnen worden. |
166 |
Acht u een meerjarige meevaller bij de geraamde ontvangsten uit boetes en transacties vanaf 2021 reëel aangezien een tweede corona-golf opnieuw kan leiden tot aangescherpte coronamaatregelen en daarmee tot fors minder verkeersboetes net als in 2020? Zo ja, kunt u toelichten waarom u meevallers verwacht? |
Zie vraag 163. |
167 |
Is een meerjarige meevaller bij de geraamde ontvangsten uit boetes en transacties vanaf 2021 reëel, aangezien een tweede corona- golf opnieuw kan leiden tot aangescherpte coronamaatregelen en daarmee tot fors minder verkeersboetes net als in 2020? Zo ja, kan worden toegelicht waarom meevallers dan toch worden verwacht? |
Zie vraag 163. |
168 |
hoe hoog is het totaalbedrag aan in 2019 overeengekomen «hoge transacties»? |
Met hoge transacties was in 2019 een bedrag van 3 miljoen euro en 274 miljoen USD gemoeid. In die gevallen ging het om hoge transacties waarbij betaling van een geldsom aan de Staat met een boetecomponent van € 50.000 of meer aan de orde was én transacties met een totale transactiewaarde van € 500.000 of meer. Die hoge transacties vielen in 2019 onder de (vorige) Aanwijzing hoge en bijzondere transacties die gold tot 4 september 2020. |
169 |
Hoeveel van de overeengekomen «hoge transacties» zijn opgelegd in milieuzaken en voor welk totaalbedrag? |
In 2019 betrof het twee hoge transacties in milieuzaken. Dat waren zaken waarop de Wet economische delicten van toepassing was en de afdeling milieucriminaliteit van het Functioneel Parket betrokken was. Daarbij ging het om 325.000 euro. |
170 |
Kan uiteen worden gezet hoeveel mensen per jaar, voor de afgelopen 5 jaar, in de strafrechtketen belast waren met het afpakken van crimineel geld en kan dit tevens uiteengezet worden voor de komende vijf jaar? |
Dit is niet mogelijk omdat het afpakken van crimineel vermogen een combinatie van interventies van de organisaties in de strafrechtketen is die in samenhang met andere interventies die de keten ter beschikking staan wordt ingezet. Dit betekent dat bijvoorbeeld de inzet op financieel opsporen niet alleen ten dienste staat aan het ontnemen van wederrechtelijk verkregen vermogen maar ook ten behoeve van waarheidsvinding zoals het opsporen van verdachten en compensatie aan slachtoffers. Het in beslag nemen van voorwerpen kan ten dienste staan van een of meerdere doeleinden zoals waarheidsvinding, onttrekking aan het verkeer, schadevergoeding of ontneming. Dit betekent dat het aantal fte dat belast is met het afpakken van crimineel vermogen niet scherp kan worden geïsoleerd van capaciteit die voor andere doeleinden wordt ingezet. De regievoering van de afpakketen richt zich ook breder dan op het afpakken, namelijk op de aanpak van criminele geldstromen en crimineel vermogen zoals uiteengezet in de brief aan uw Kamer van 19 oktober 2020 (met Kamerstuk 29 911, nr. 286). Dit laat onverlet dat een Landelijk officier van justitie Afpakken, afpakofficieren bij de parketten bij het OM aanwezig zijn en bijbehorende ondersteuning in de vorm van financieel specialisten en personen met andere expertises aanwezig zijn. Ook de politie beschikt over op financieel onderzoek gerichte teams evenals de FIOD en bij het CJIB spannen vele mensen zich in voor het innen van ontnemingsvorderingen. Bij de bewaarders van in beslag genomen voorwerpen zoals Dienst Domeinen Roerende Zaken en het Rijksvastgoedbedrijf dragen personen bij aan het realiseren van afpakresultaten. Verder is het Multidisciplinair Interventie Team in oprichting waarbij het afpakken crimineel vermogen naast het in kaart brengen van criminele geldstromen, de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden en kopstukken en het uiteindelijk duurzaam verstoren van criminele bedrijfsprocessen een doel is. Daarnaast, zoals ook in antwoord op vraag 60 is toegelicht, worden onder het afpakken van crimineel vermogen ook andere afdoeningsvormen dan de strafrechtelijke verstaan waaronder ook inzet van de civielrechtelijke, tuchtrechtelijke vormen van afdoening kan worden verstaan en ook de inzet van de Belastingdienst en gemeenten kan betekenen. |
171 |
Klopt het dat nog niet is voorzien in een eerste aanzet tot een Strategische Evaluatieagenda? Kunt u uiteenzetten hoe deze SEA er voor J&V uit gaat zien? Kunt u voor de behandeling van de begroting van het Ministerie van J&V (een opzet voor) de SEA naar de Kamer sturen? Hoe gaat u de Kamer betrekken bij de uiteindelijke keuze van de strategische evaluatiethema's? |
In paragraaf 2.5 van de begroting is een eerste aanzet tot een Strategische Evaluatieagenda gegeven aan de hand van een beschrijving van de aanpak voor een drietal thema’s, namelijk Doorlichting Politie, Terugkeerbeleid en de Kennisagenda Ondermijning. JenV heeft de ambitie om de kennisfunctie te versterken door beter gebruik te maken van bestaande kennis van en voor beleid en strategische kennis te ontwikkelen voor vraagstukken in de toekomst. Deze ambitie komt tot uitdrukking in de wijze waarop JenV wil komen tot de SEA: JenV voegt hieraan het onderdeel «kennis» toe en spreekt van een Strategische Kennis en Evaluatie Agenda (SKEA). De SKEA heeft aldus niet alleen tot doel te voldoen aan de Rijksbrede evaluatieverplichtingen maar ook de hieruit voortvloeiende kennis daadwerkelijk te benutten voor het maken van goed beleid. Op termijn zal uit de SKEA de programmering van beleidsevaluaties (ex ante, ex durante en ex post) voortvloeien. Om te komen tot een SKEA die goed aansluit op de diversiteit aan onderwerpen van JenV en bijbehorende beleidscycli wordt gefaseerd te werk gegaan. Voor de begroting 2021 zijn voornoemde thema’s geselecteerd waar een slag op wordt gemaakt om te komen tot een onderbouwde SKEA. Op basis van de lessen uit deze pilot-thema’s worden andere, nog nader te bepalen, thema’s van JenV nader uitgewerkt tot een (eerste) SKEA ten behoeve van de begroting 2022. |
172 |
Hoe gaat er geanticipeerd worden op de te verwachten faillissementsgolf (als gevolg van de coronacrisis) en de garantstellingsregeling faillissementscuratoren? Is hiervoor extra budget vrijgemaakt? |
Er is een bedrag van 3,5 miljoen euro begroot. Dit is hetzelfde bedrag als voor 2020. Mocht een stijging van het aantal faillissementen leiden tot een hogere uitbetaling in 2021 voor de garantstellingsregeling faillissementscuratoren dan wordt dit binnen de JenV-begroting opgevangen. |
173 |
Kan uiteen worden gezet hoeveel geld afgelopen jaar beschikbaar was voor de financieel rechercheurs bij de politie, en hoe dit bedrag zich de komende 5 jaar ontwikkelt? |
Het afgelopen jaar was er € 143 miljoen beschikbaar voor de personele kosten van medewerkers werkzaam op Finec. Voor de komende jaren zal de richting zijn dat er meer specialisten in de opsporing – waaronder Finec – werkzaam zijn. De uitwerking hiervan dient nog plaats te vinden. De bekostiging vindt plaats vanuit de algemene bijdrage. |
174 |
Heeft de politie meer geld gekregen voor het overnemen van de taken van Meldpunt Sektesignaal? Zo ja, hoe komt dit tot uiting in de begroting? |
Nee |
175 |
Hoeveel kansrijke aangiftes heeft de politie het afgelopen jaar niet kunnen behandelen? |
De politie werkt met de status vroegtijdig beëindiging als zaken niet verder worden gebracht in het proces. De binnengekomen aangiften worden door een casescreener gescreend conform daarvoor opgestelde richtlijnen, waarvan de Aanwijzing voor de Opsporing van het OM en het Selectiviteitskader de belangrijkste zijn. Hierin staat welke categorieën zaken altijd moeten worden opgepakt, zoals de HIC-delicten, zedendelicten en geweldsdelicten met «meer dan gering» letsel en levensdelicten. Ook zaken waarbij de dader op heterdaad wordt betrapt of bij de aangever bekend is, worden in beginsel altijd opgepakt. Een uitzondering op deze regel kan – in overleg met het OM – aan de orde zijn bij zwaarwegende redenen. Voor de overige zaken is de aanwezigheid van opsporingsindicaties het voornaamste selectiecriterium. De Aanwijzing is derhalve een uitwerking van de algemene norm dat zaken moeten worden geselecteerd die maatschappelijk relevant en/of «kansrijk» zijn. Sinds oktober 2019 is het mogelijk om in zaken aan te geven die vroegtijdig worden beëindigd of dit een kansrijke vervolgzaak betrof. In 2019 hebben 30.700 aangiftes de status vroegtijdig beëindigd toegekend gekregen. |
176 |
Hoeveel fte is er sinds 2018 bij de politie bijgekomen door de extra middelen? In hoeverre loopt dit aantal fte in lijn met de verwachte 52.000 fte die in 2024 als doel is gesteld? |
De uitbreidingen van de operationele formatie waartoe dit kabinet heeft besloten, tellen op tot ongeveer 2.400 fte: van 49.802 fte eind 2017 naar 52.204 fte in 2025. Momenteel is er sprake van onderbezetting van de formatie, zoals de tabel in de bijlage laat zien. Naar verwachting zijn de operationele formatie en bezetting vanaf 2024 weer in balans. Zie de bijlage voor de tabel. |
177 |
Aan welke concrete maatregelen van de veiligheidsagenda 2019–2022 rondom cybercrime wordt uitvoering gegeven in 2021? |
Op 23 november 2020 wordt in het LOVP gesproken over de herijking van de Veiligheidsagenda. De bespreking richt zich op het vaststellen van de beleidsdoelstellingen voor 2021. Over de uitkomsten wordt uw Kamer naar verwachting eind dit jaar geïnformeerd. |
178 |
Wanneer zijn de gesprekken over de uitwerking van het nieuwe regime voor beroepsziekten en dienstongevallen afgerond en hoeveel middelen zijn er voor dit regime thans in de begroting gereserveerd? |
Dit jaar worden de contouren voor het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen uitgewerkt samen met de politievakorganisaties en de COR. De verankering in regelgeving volgt in 2021. Ik informeer uw Kamer vóór 4 december nader over de uitwerking van de contouren voor de verbetering van het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen en de afdoening van (oude) restschadezaken. Voor het nieuwe stelsel is € 13 mln. gereserveerd. Daarvan is € 10 mln. opgenomen in de begroting voor de kosten van dienstongevallen en € 3 mln. voor PTSS. Daarnaast is in de politiebegroting van 2021 op de balans een voorziening opgenomen van € 78 miljoen voor «Veilig en gezond werken» (PTSS). |
179 |
Hoeveel politiemedewerkers zullen er naar verwachting in 2021 en 2022 gebruik maken van de tijdelijke vroegpensioenregeling en hoe wordt erop geanticipeerd dat politiemedewerkers eerder dan nu is geraamd zullen uittreden? |
Bij de totstandkoming van de RVU was de verwachting dat ongeveer 1.940 personen in 2021 en 2022 van de regeling gebruik zullen maken. De regeling is inmiddels opengesteld voor de categorie die van 1 januari tot 1 mei 2021 van de regeling gebruik kan maken. Het is nog niet mogelijk om aan te geven hoeveel personen in 2021 en 2022 in totaal gebruik zullen maken van de regeling. Het capaciteitseffect is naar verwachting veel kleiner dan het aantal medewerkers dat van de regeling gebruik zal maken, omdat er gekeken moet worden naar het saldo van personen dat eerder uittreedt en personen die juist langer wachten om van deze regeling gebruik te kunnen maken. Per saldo gaat het in 2021 en 2022 om een geraamd capaciteitseffect van tezamen ruim 300 fte. Dit effect wordt onder andere opgevangen door een aantal met de politiebonden overeengekomen capaciteitsmaatregelen, aanvullend op de maatregelen die overeengekomen zijn in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2018–2020, waaronder een bonus van € 6.000 voor degenen die doorwerken tot hun AOW-gerechtigde leeftijd. |
180 |
Hoeveel middelen zijn gereserveerd voor het uitvoeren van de tijdelijke vroegpensioenregeling bij de politie? |
In de begroting 2021 van politie zijn de volgende bedragen gereserveerd voor de Regeling Vervroeg Uittreden. Zie bijlage voor de tabel. |
181 |
Wat is de aanleiding om de kengetallen in tabel 11 te bezien en uit te werken om het inzicht te vergroten en de begroting te verrijken? Welk inzicht wilt u vergroten en in welke richting denkt u dat te kunnen doen? Kunt u toelichten waarvoor de € 23 miljoen voor de politie vanuit de regeerakkoordmiddelen bestemd is? |
De aanleiding is de motie van de leden Van Dam en Kuiken (Kamerstuk 35 300 VI, nr. 52). In de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 30 juni jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd over de invulling van de motie. Het doel van de aanvullende informatie is het vergroten van het inzicht, in de besteding van de aan de politie ter beschikking te stellen middelen, zodat de controlerende taak van de Tweede Kamer nog meer wordt ondersteunt en leidt tot een beter gesprek tussen de Minister en de Tweede Kamer. De hiervoor op te nemen verdiepende en aanvullende informatie is opgenomen in de nu voorliggende JenV-begroting. De Politie heeft bij het Regeerakkoord structureel extra middelen gekregen voor o.a. agenten in de wijk, innovatie, recherche en goed werkgeverschap. Deze middelen worden per tranche overgeboekt naar de begroting van JenV. Thans is vanaf het jaar 2021 structureel een bedrag van 23 miljoen ontvangen. |
182 |
Wat zijn de oorzaken van de afgenomen bestedingen voor 2021 inzake personele zaken bij de politie zoals huisvesting, vervoer, operationeel en beheer? |
De geleidelijke afname van de huisvestingslasten heeft een nauwe relatie met de uitvoering van het Strategisch Huisvestingsplan Politie (SHP). Dit plan is na afstemming met het lokaal gezag vastgesteld. In het SHP zijn de kaders en uitgangspunten opgenomen om te komen tot betere en efficiëntere huisvesting van de politie die past binnen de verdere doorontwikkeling van de dienstverlening van de politie. Het kabinet investeert daarvoor in een flexibele en meer moderne politieorganisatie, met als onderdeel een meer mobiele vorm van werken. Daarvoor is onder andere andersoortige en minder fysieke huisvesting benodigd. De uitgaven voor fysieke huisvesting nemen daardoor geleidelijk af. Maar uitgaven voor automatiserings- en verbindingsmiddelen laten mede door deze ontwikkeling juist een stijgende lijn zien. Voor vervoer geldt dat de ontwikkeling van de uitgaven een stabiel karakter kent, waarbij is uitgegaan van de instandhouding van het huidige wagenparkvolume en passend binnen het financieel kader. De toename voor de operationele uitgaven in 2020 ten opzichte van de latere jaren is het gevolg van een herschikking binnen het budgettair kader om knelpunten binnen de eenheden bij onder andere de arrestantenzorg op te vangen. Tenslotte hebben binnen de besteding van de bijzondere bijdragen enkele verschuivingen plaatsgevonden, waardoor de beheerskosten toenemen. Deze verschuiving heeft grotendeels betrekking op het LMS, waar de automatiseringskosten zijn afgenomen, en de bijdrage Versterking Gebiedsgerichte inzet. Daarnaast is in de begroting is 5 miljoen opgenomen voor de portefeuillehouders binnen het korps die werken aan de ontwikkeling van verschillende vakgebieden en zijn er structurele toekenningen gedaan aan twee dienstonderdelen voor hogere beheerlasten. |
183 |
Wat zijn de oorzaken van de toegenomen bestedingen voor 2021 inzake personele zaken bij de politie zoals opleiding en vorming, verbindingen en automatisering en geweldsmiddelen en uitrusting? |
De kosten voor opleiding en vorming nemen in 2021 met 5 miljoen toe ten opzichte van de vorige begroting. Deze toename is met name het gevolg van: • De verwachte toename aan opleidingen bij de eenheden, zowel standaard (studiefaciliteiten die direct extern in te kopen zijn) als maatwerk (specifiek ingerichte opleidingen voor de politie). • Toename van zowel de regionale als de landelijke vaardigheidstrainingen voor de conflict- en crisisbeheersing (CCB). Uiteraard zullen de ontwikkelingen in 2021 aangaande corona én de eventuele meerjarige effecten daarvan van invloed zijn op de (financiële) planning en realisatie op het gebied van opleidingen. De regeerakkoordmiddelen vertalen zich voorts naast de uitbreiding van de formatie ook in extra inzet in verbindingen en automatisering. Ten opzichte van de vorige begroting en het beheerplan is 42 miljoen toegevoegd aan verbindingen en automatisering. Bij geweldsmiddelen en uitrusting nemen de kosten met 5 mln. toe. Dit is ten behoeve van de aanbesteding en uitrol van het stroomstootwapen. |
184 |
Kan de schatting van de afname van aspirant agenten van 2024 ten opzichte van 2023 worden toegelicht? |
Vanaf 2024 is de verwachting dat de operationele formatie en bezetting weer in balans zijn. Vanaf 2024 hoeven minder aspiranten worden opgeleid om de operationele bezetting op niveau te houden. |
185 |
Hoeveel fte’s aan financieel rechercheurs zijn er op dit moment werkzaam bij de politie? |
Op peildatum 31 augustus 2020 waren er 932 fte financieel rechercheurs werkzaam bij de politie. |
186 |
Hoeveel fte’s staan er open aan vacatures voor financieel rechercheurs? |
Op peildatum 31 augustus 2020 waren 26 fte formatie voor financieel rechercheurs niet bezet. |
187 |
Hoeveel is in 2021 begroot voor de bekostiging van het plaatsen van liaison officiers in het buitenland als onderdeel van internationale samenwerkingsoperaties? Kan dit bedrag worden afgezet tegen de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020? |
Vanuit de post internationale politiesamenwerkingsoperaties worden meerdere activiteiten op het gebied van internationale politiesamenwerking gefinancierd. Binnen het onderdeel internationale samenwerkingsoperaties zijn de kosten voor de liaison officers niet specifiek te onderscheiden. De buitenland-gerelateerde kosten van de liaisons officers worden gefinancierd vanuit de bijzondere bijdrage «Liaisons en Internationale Plaatsingen» vanuit de politiebegroting. |
188 |
Hoeveel Nederlanders hebben in het jaar 2020 melding gedaan bij de Stichting Meld Misdaad Anoniem? Kan dit aantal worden afgezet tegen de jaren 2018 en 2019? |
In 2017 zijn vanuit Meld Misdaad Anoniem bijna 17 duizend meldingen aan politie en andere partners doorgezet. In 2018 waren dat ruim 15 duizend meldingen, in 2019 opnieuw bijna 17 duizend. Dit jaar zal dit aantal nog hoger liggen. Het aantal ontvangen meldingen ligt veel hoger dan het aantal meldingen dat kan worden doorgezet. In 2019 ging het om ruim 70 duizend ontvangen meldingen. In dat jaar is dit voor het eerst geregistreerd. Ook het aantal ontvangen meldingen zal in 2020 hoger uitkomen dan vorig jaar. |
189 |
Kan een toelichting worden gegeven op het verhogen van het subsidiebedrag voor de Stichting Meld Misdaad Anoniem? |
Zoals ik in het halfjaarbericht van 16 december 2019 meldde, heb ik in 2018 een onafhankelijk onderzoek laten doen naar de subsidierelatie en de bekostigingssystematiek van de stichting die de meldlijn Meld Misdaad Anoniem verzorgt. De onderzoekers constateerden dat er geen sprake was van een stabiele financiële situatie en stabiele reserves terwijl stakeholders aangaven de bijdrage van Meld Misdaad Anoniem bijzonder te waarderen. De onderzoekers wezen er in het bijzonder op dat de publieke waarde voor de gemeenten met een beperkte investering substantieel kan worden vergroot. Een deel van de meldingen die aan de opsporingsdiensten worden geleverd, kan ook aan gemeenten worden geleverd. Op grond van de uitkomsten van het onderzoek en eerdere Kamervragen heb ik besloten de bekostigingssystematiek aan te passen. De subsidie aan Meld Misdaad Anoniem is daarom verhoogd en voor een periode van 5 jaar toegezegd. Hiermee zal de financiële situatie van Meld Misdaad Anoniem voldoende stabiel worden en zal de publieke waarde substantieel toenemen. |
190 |
Welke bijzondere bijdragen aan de politie die niet meer tot besteding komen binnen het doel waarvoor het was toegekend betreft het? Wat is de reden van deze vertraging? |
Het is gebleken dat de politie niet in alle gevallen een bijzondere bijdrage volledig besteedt. De afspraak is dat niet aangewende middelen die ook in de komende tijd niet meer nodig zijn voor het doel waarvoor de bijdrage is toegekend, bijvoorbeeld doordat een project met een deel van de bijdrage kon worden afgerond, terugvloeien naar het departement. Het is op dit moment niet te zeggen om welke bijzondere bijdragen dit gaat. Aan de hand van de jaarrekening politie 2020 wordt dit vastgesteld. |
191 |
Wanneer in 2021 zal de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging in werking treden en wanneer start het experiment met een nabijheidsrechter? |
De Tijdelijke Experimentenwet zal in werking treden zodra alle algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) die daarvoor en voor het eerste experiment moeten worden opgesteld, zijn afgerond. Het betreft ten eerste een AMvB met algemene regels over de opzet, inhoud en evaluatie van experimenten en een AMvB met regels voor de toetsingscommissie. Beide AMvB’s zijn in voorbereiding. Ten tweede wordt een AMvB voorbereid voor het eerste experiment voor de nabijheidsrechter. Er wordt naar gestreefd dat de wet en deze drie algemene maatregelen van bestuur rond de zomer van 2021 in werking treden. Vanaf dat moment gaat ook het experiment met de nabijheidsrechter van start. |
192 |
Hoeveel wordt er per jaar uitgegeven aan gesubsidieerde rechtsbijstand uitgesplitst per rechtsgebied? |
In de tabel in de bijlage is weergegeven hoeveel per jaar is uitgegeven aan gesubsidieerde rechtsbijstand uitgesplitst per rechtsgebied. Zie ook het Jaarverslag JenV 2019 bij tabel 9 Productiegegevens Raad voor Rechtsbijstand. |
193 |
Wat was de omzet van griffierechten in 2017, 2018, 2019 en tot nu toe in 2020? |
In de jaren 2017 tot en met 2019 bedraagt het totaal aan ontvangen griffierecht: in 2017 ca. € 172 mln., in 2018 € 160 mln., en in 2019 € 165 mln. Tot nu toe is in 2020 (t/m september 2020) ca. € 113 mln. aan griffierecht ontvangen. |
194 |
Wat is het totaalbedrag dat de Staat in respectievelijk 2017, 2018 en 2019 ter zake griffierechten heeft ontvangen in civiele zaken? Idem belastingzaken? Idem bestuursrecht? |
De Staat heeft in respectievelijk 2017, 2018 en 2019 de in de tabel in de bijlage genoemde bedragen aan griffierecht ontvangen voor civiele zaken, bestuurszaken en belastingzaken (bedragen x € 1 mln.). |
195 |
Hoe vaak is het griffierecht voor on- en minvermogenden in rekening gebracht? Voor welk totaalbedrag? Op hoeveel komt de verleende korting neer? |
We beschikken niet over deze cijfers. Maar op basis van een zoekvraag in de systemen van de rechtspraak is een globale indicatie dat in civiele zaken een zeer beperkt percentage van de eisers het griffierecht voor on- en minvermogende betaalt. Het griffierecht voor on- en minvermogenden is in eerste aanleg een vast laag tarief van 83 euro ongeacht de hoogte van de vordering. |
196 |
Hoeveel geld ging er in 2019 specifiek naar de bijstand in asielprocedures? |
De uitgaven in 2019 voor rechtsbijstand op het rechtsgebied asiel betrof in totaal € 45,7 miljoen. Dit bedrag bestaat uit € 27,9 miljoen voor asieltoevoegingen en € 17,8 miljoen voor overige uitgaven zoals voor tolken en vertalers. |
197 |
Hoeveel heeft de sector nodig om de problemen rond de rechtsbijstand op te lossen? |
In de brief van d.d. 9 november 2018 (Kamerstuk 31 753, nr. 155) van de MRb zijn de contouren van een vernieuwd stelsel uiteengezet. De richting is duidelijk: het kabinet wil de mogelijkheden vergroten voor alle Nederlanders om in een zo vroeg mogelijk stadium tot een snelle, effectieve en laagdrempelige oplossing van hun problemen te komen. Het huidige stelsel voor rechtsbijstand gaat veranderen. Rechtshulp wordt dichter bij mensen georganiseerd en meer in samenhang met andere vormen van probleemoplossing gebracht. De problemen die het huidig stelsel kent moeten in het nieuwe stelsel zijn opgelost. Problemen van rechtzoekenden moeten in een vroeg stadium beter of vaker worden opgelost en er wordt een adequate vergoeding geboden voor rechtsbijstandsverleners. Om de omschakeling naar het nieuwe stelsel te maken heeft het programma stelselherziening rechtsbijstand de beschikking over een investeringsbudget tot en met 2024 zoals de MRb dat in zijn voortgangsbrief d.d. 12 juli 2019 heeft aangegeven (Kamerstuk 31 753, nr. 177). Zie hiervoor de tabel in de bijlage. Uiteindelijk zal de sector van gesubsidieerde rechtsbijstand structureel het budget van ca. 400 miljoen per jaar blijven behouden, ook in het nieuwe stelsel. Daar komt niets bij (behoudens de tijdelijke toelage voor sociaal advocatuur voor 2020 en 2021, 15 november 2019, Kamerstuk 31 753, nr. 182), maar er gaat ook niets af. |
198 |
Waarom is de intensivering van rechtsbijstand in ZSM-zaken naar alle verdachten van misdrijfzaken nog niet afgerond, zoals aangekondigd in de brief van 16 december 2019 (Kamerstuk 29 279, nr. 558)? |
De intensivering van rechtsbijstand in ZSM-zaken is voor wat betreft aangehouden verdachten afgerond. Alle aangehouden verdachten krijgen nu naast consultatie- en verhoorbijstand ook afdoeningsbijstand, indien het OM de zaak met een strafbeschikking wil afdoen. Ten aanzien van ontboden verdachten heb ik met de NOvA en de ketenpartners afgesproken dat aan iedere verdachte van een misdrijf wiens zaak het OM met een strafbeschikking wil afdoen, een kosteloos gesprek met een advocaat aan te bieden. Zo kan de verdachte goed door de advocaat worden geïnformeerd over de gevolgen voor de strafbeschikking en zijn rechten en plichten daarbij. Ook kan de verdachte informatie krijgen over de mogelijkheid om ook op de OM-hoorzitting zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. Indien de verdachte ervoor kiest om ook bij de OM-strafbeschikking de hulp van een advocaat in te roepen dan gelden hiervoor de normale regels met betrekking tot de inkomenseis en de eigen bijdrage. In een aparte brief wordt uw Kamer daarover nader geïnformeerd. |
199 |
Kunt u de evaluatie van de Achmea/Legal Guard pilot in het kader van stelselvernieuwing rechtsbijstand waarbij slechts 17 van de mogelijk 750 zaken zijn ingestroomd, delen met de Kamer? |
Naar verwachting wordt de evaluatie van de pilot consumentenzaken met LegalGuard in november opgeleverd aan het Ministerie van JenV. Zoals toegezegd in de derde voortgangsrapportage van de stelselvernieuwing rechtsbijstand van 26 juni 2020, informeert MRb Uw Kamer in de volgende voortgangsrapportage over de uitkomsten van de evaluatie. |
200 |
Wat is de uitkomst van de evaluatie van de pilot van Achmea/Legal Guard in het kader van stelselvernieuwing rechtsbijstand? |
Naar verwachting wordt de evaluatie van de pilot consumentenzaken met LegalGuard in november opgeleverd aan het Ministerie van JenV. Zoals toegezegd in de derde voortgangsrapportage van de stelselvernieuwing rechtsbijstand van 26 juni 2020, informeert MRb Uw Kamer in de volgende voortgangsrapportage over de uitkomsten van de evaluatie. |
201 |
Welke lichten moeten op groen blijven staan om inwerkingtreding van de Wet ter Bescherming Koopvaardij en de nadere regelgeving in de loop van 2021 te laten plaatsvinden? |
Zoals in antwoord op schriftelijke vragen van de leden Koopmans (VVD) en Van Helvert (CDA) aangegeven (Aanhangsel Handelingen 2019/20, nr. 3511, d.d. 14 juli 2020), is geconstateerd dat de informatie met betrekking tot de inwerkingtreding van de Wet ter Bescherming Koopvaardij niet meer actueel is. Op basis van de huidige inzichten en rekening houdend met de vaste data van inwerkingtreding van wet- en regelgeving, gaat het kabinet er vanuit dat inwerkingtreding van de Wet ter Bescherming Koopvaardij uiterlijk per 1 januari 2022 zal plaatsvinden. Daarvoor is noodzakelijk dat enerzijds de reparatiewet en de onderliggende regelgeving tot stand wordt gebracht, en anderzijds dat de nodige voorbereidingen zijn getroffen voor de uitvoering van de taken die uit deze wet- en regelgeving voortvloeien. Denk daarbij aan vergunningverlening, bestuursrechtelijk toezicht en handhaving. |
202 |
Wordt de wijziging van de wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus nog dit jaar aangeboden voor advies aan de Raad van State? |
De wijziging van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus zit nog in de voorbereidende fase en zal niet dit jaar nog worden aangeboden voor advies aan de Raad van State. De voorbereiding is nog niet afgerond omdat eerst de gelegenheid is geboden aan de branche en bij de uitvoering van de wet betrokken partijen om de knelpunten die de toepassing van de wet in de praktijk met zich mee brengt voor het voetlicht te brengen. Deze inbreng wordt nu bijeengebracht en geanalyseerd op de eventuele gevolgen voor het wetsvoorstel. Daarna zullen eerst de betrokken partijen nog over het conceptwetsvoorstel worden geconsulteerd. |
203 |
Kunt u nader toelichten waarom het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens verlaagd is in de jaren vanaf 2021? |
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft op basis van een door haar opgestelde businesscase (inclusief financiële paragraaf) een artikel 21a Kaderwet zbo’s procedure doorlopen om ICT-diensten af te gaan nemen bij het Shared Service Center voor ICT (afgekort tot SSC-I). JenV heeft de financiële consequenties daarvan (een eenmalige investering en een structurele besparing) in het budget van de AP verwerkt. Mits de geraamde besparing die in de businesscase is opgenomen ook gerealiseerd wordt, heeft deze wijziging in het budget van de AP geen invloed op de beschikbare financiële middelen die de AP inzet bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden. |
204 |
Waarom neemt het budget van de AP in 2021 af ten opzichte van 2020? Kunt u dit nader toelichten? |
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft op basis van een door haar opgestelde businesscase (inclusief financiële paragraaf) een artikel 21a Kaderwet zbo’s procedure doorlopen om ICT-diensten af te gaan nemen bij het Shared Service Center voor ICT (afgekort tot SSC-I). JenV heeft de financiële consequenties daarvan (een eenmalige investering en een structurele besparing) in het budget van de AP verwerkt. Mits de geraamde besparing die in de businesscase is opgenomen ook gerealiseerd wordt, heeft deze wijziging in het budget van de AP geen invloed op de beschikbare financiële middelen die de AP inzet bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden. |
205 |
Hoe verhoudt de verlaging van het budget van de AP zich tot de ambities op het gebied van de digitale overheid? |
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft op basis van een door haar opgestelde businesscase (inclusief financiële paragraaf) een artikel 21a Kaderwet zbo’s procedure doorlopen om ICT-diensten af te gaan nemen bij het Shared Service Center voor ICT (afgekort tot SSC-I). JenV heeft de financiële consequenties daarvan (een investering en een structurele besparing) in het budget van de AP verwerkt. Mits de geraamde besparing die in de businesscase is opgenomen ook gerealiseerd wordt, heeft deze wijziging in het budget van de AP geen invloed op de beschikbare financiële middelen die de AP inzet bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden. Voor de volledigheid merk ik hierbij op dat het budget van de AP in de afgelopen jaren flink is gegroeid. Vanwege de gevolgen van de inwerkingtreding van de AVG is in de afgelopen jaren extra budget aan de AP toegekend en is haar budget van 7,9 miljoen euro in 2016 gestegen naar 19,1 miljoen euro in 2020. De betaalde bedragen van JenV aan AP lagen bovendien de afgelopen jaren elk jaar boven het vastgestelde budget. |
206 |
Wat is de aanleiding voor de toename in subsidiebedrag voor de Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken? |
Nadat MRb eind 2017, bij de behandeling van de JenV begroting voor het jaar 2018, heeft aangegeven dat het voortbestaan van de SGC niet in gevaar mocht komen, is MRb in gesprek gegaan met de SGC over de toekomst van de SGC en de hiervoor benodigde financiële middelen, ook voor de langere termijn. Dit heeft ertoe geleid dat, mede op basis van de inbreng van de SGC, bedragen zijn vastgelegd die in tabel 13 en de bijlage van de begroting zijn terug te vinden. De loonbijstelling die is toegevoegd zorgt voor een hoger bedrag in de latere jaren. Het gaat hier om bijstelling van het subsidiebedrag in verband met algemene loonontwikkelingen. |
207 |
Welk budget is begroot voor de ondersteuning van regioburgemeesters in hun rol als overleg- en adviesorgaan voor de Minister in het kader van de Politiewet 2012 en hoe wordt dit besteed? |
Daarvoor is € 0,8 miljoen begroot. Dit wordt besteed aan de instandhouding van een bureau dat de regioburgemeesters ondersteunt bij hun wettelijke taak om de Minister van Justitie en Veiligheid op landelijk niveau te adviseren over de taakuitvoering door en het beheer ten aanzien van de politie en bij de eveneens in de wet vastgelegde deelname aan het landelijk overleg veiligheid en politie. |
208 |
Welk budget is begroot voor de ondersteuning van regioburgemeesters in hun rol als overleg- en adviesorgaan van de Minister in het kader van de Politiewet 2012 en hoe wordt dit besteed? |
Daarvoor is € 0,8 miljoen begroot. Dit wordt besteed aan de instandhouding van een bureau dat de regioburgemeesters ondersteunt bij hun wettelijke taak om de Minister van Justitie en Veiligheid op landelijk niveau te adviseren over de taakuitvoering door en het beheer ten aanzien van de politie en bij de eveneens in de wet vastgelegde deelname aan het landelijk overleg veiligheid en politie. |
209 |
Hoe verhoudt het aantal verstrekte toevoegingen door de Raad voor de Rechtsbijstand zich in 2019 tot het aantal in 2020 (tot nu toe)? Was dit aantal lager vanwege corona? Welke ontwikkelingen worden verwacht in 2021? Welke financiële consequenties heeft dit? |
Tot en met september 2020 bedraagt het totaal aantal toevoegingen 279.621. In 2019 waren dit er in dezelfde periode 303.384. Er is in deze periode dus sprake van 23.763 minder afgegeven toevoegingen in dit jaar ten opzichte van 2019. Het is zeer aannemelijk dat deze daling grotendeels wordt veroorzaakt door de coronacrisis. Een voorspelling doen over de verwachte ontwikkelingen voor 2021 is lastig. Dit gezien de onzekerheid die de coronacrisis met zich meebrengt, maar ook de eventuele extra zaken (ontslag, uitkeringen, etc.) die mogelijk hieruit voortkomen. Deze onzekerheid geldt ook voor de eventuele financiële consequenties. We zullen dit blijven monitoren, ook voor het begrotingsjaar 2021. |
210 |
Wat is de status van het in 2018 gereedgekomen basisplan voor de digitalisering van het civiele recht en bestuursrecht? Welke middelen zijn daarvoor gereserveerd? |
Het basisplan digitalisering civiel recht en bestuursrecht is uitgewerkt in het project Digitale Toegankelijkheid. Dit project is recent getoetst door het BIT. Het rapport en de beleidsreactie zijn op 29 oktober jl. naar de Tweede Kamer gezonden. In het prijsakkoord 2020–2022 is daarvoor vanaf 2020 € 29,8 mln. opgenomen (te weten € 23,8 mln. voor de totale projectbegroting en € 6 mln. voor de lokale implementatiekosten bij de gerechten). |
211 |
Wanneer kan de Kamer het rapport naar de toekomstige capaciteit van de Autoriteit Persoonsgegevens verwachten? Gaat dit gebeuren voorafgaand aan de begrotingsbehandelingen? |
Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van JenV zal de rapportage met de resultaten van het onderzoek naar de taken en financiële middelen van de AP, met een begeleidende Kamerbrief, worden verstuurd aan de Tweede Kamer. |
212 |
Welke invloed heeft het rapport naar de toekomstige capaciteit van de Autoriteit Persoonsgegevens gehad op het huidige budget van de Autoriteit Persoonsgegevens? |
De definitieve rapportage met de resultaten van het onderzoek naar de taken en financiële middelen van de AP is recent opgeleverd. Deze rapportage heeft op het huidige budget van de AP geen invloed gehad. JenV zal met de AP bezien of en zo ja welke invloed dit onderzoek heeft op het toekomstige budget van de AP. |
213 |
Wanneer kan de Kamer het rapport over het onderzoek naar de «taken en middelen, nu en in de toekomst» van de AP verwachten? |
Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van JenV zal de rapportage met de resultaten van het onderzoek naar de taken en financiële middelen van de AP, met een begeleidende Kamerbrief, worden verstuurd aan de Tweede Kamer. |
214 |
Hoeveel fte is er binnen de AP beschikbaar om meldingen omtrent datalekken en oneigenlijk gebruik van persoonsgegevens te behandelen? |
Voor het behandelen van de datalekmeldingen is volgens de AP 6,5 fte beschikbaar en voor het behandelen van schriftelijke klachten 17 fte. |
215 |
Hoeveel algoritmes heeft de AP in 2019 gecontroleerd en op welke wijze vindt dit toezicht plaats door de AP, zowel voor als tijdens het gebruik van deze algoritmes? |
Omdat algoritmes in meer of mindere mate een rol spelen in verwerkingen van persoonsgegevens en dus in onderzoeken van de AP, is het lastig om een cijfer van het aantal behandelde zaken te geven. In een aantal casussen was sprake van gebruik van algoritmes in de vorm van machine learning. Tevens werkte de AP in 2019 aan ondersteunend beleid op Europees niveau via de European Data Protection Board (EDPB), en gaf de AP voorlichting aan organisaties en functionarissen voor gegevensbescherming over het waarborgen van het recht op gegevensbescherming in (complexe) systemen waarin algoritmes een rol spelen. Een overgroot deel van de algoritmes die momenteel veel maatschappelijke aandacht krijgen verwerken persoonsgegevens en zijn daarmee gehouden aan de AVG. Daarbij is de AP de aangewezen toezichthouder. De AP haakt bij haar toezicht aan op de accountabilityverplichtingen uit de AVG. Zo dient een organisatie voorafgaand aan een verwerking van persoonsgegevens het waarom en hoe van de verwerking te verantwoorden en de risico´s voor alle betrokkenen in kaart te brengen met een zogeheten data protection impact assessment (DPIA) en deze waar mogelijk te mitigeren. Indien er risico´s blijven bestaan, dient de organisatie de voorgenomen verwerking voor te leggen aan de AP middels een zogeheten voorafgaande raadpleging, waarna de AP een advies uitbrengt aan die organisatie. De organisatie dient transparant te zijn over de verwerking richting de personen wiens persoonsgegevens verwerkt worden, en zij dienen hun rechten te kunnen uitoefenen, zoals het recht op inzage en verwijdering. Hierbij speelt de functionaris voor gegevensbescherming van een organisatie – die intern toezicht houdt en adviseert – een belangrijke rol. Bij het beoordelen van verwerkingen waarbij algoritmes worden gebruikt, bekijkt de AP als eerste in hoeverre is voldaan aan de basisvereisten van de AVG om persoonsgegevens te mogen verwerken. Hiervoor is een zogenaamde grondslag nodig. De ervaring van de AP tot dusver is dat die bij een aantal van deze verwerkingen problematisch lijkt te zijn of ontbreekt. Gezien het snel toenemende belang van gebruik van algoritmen en AI is het toezicht hierop één van de drie focusgebieden van de Focus Autoriteit Persoonsgegevens 2020–2023. De AP heeft in het voorjaar van 2020 haar visiedocument »Toezicht op AI en algoritmes» uitgebracht waarin ze het toezicht uiteenzet. In het licht van de recente discussie over een mogelijke toezichthouder voor algoritmes is besloten dat de AP dit doet, omdat het de kern van het werk van de AP raakt – immers, algoritmes verwerken bijna altijd persoonsgegevens. |
216 |
Kunt u toelichten waarom het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) verlaagd is in de jaren vanaf 2021? |
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft op basis van een door haar opgestelde businesscase (inclusief financiële paragraaf) een artikel 21a Kaderwet zbo’s procedure doorlopen om ICT-diensten af te gaan nemen bij het Shared Service Center voor ICT (afgekort tot SSC-I). JenV heeft de financiële consequenties daarvan (een eenmalige investering en een structurele besparing) in het budget van de AP verwerkt. Mits de geraamde besparing die in de businesscase is opgenomen ook gerealiseerd wordt, heeft deze wijziging in het budget van de AP geen invloed op de beschikbare financiële middelen die de AP inzet bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden. |
217 |
Kan inzicht gegeven worden in het AP budget en fte vergeleken met de andere markttoezichthouders in Nederland? |
Deze vraag is onderdeel van het externe onderzoek naar de taken en financiële middelen van de AP. In dat onderzoek is een vergelijking gemaakt met de Autoriteit Consument en Markt, de Autoriteit Financiële Markten, het Agentschap Telecom en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. De resultaten hiervan worden, met een begeleidende Kamerbrief, voor de begrotingsbehandeling van JenV aan de Tweede Kamer gestuurd. |
218 |
Kan worden verduidelijkt of de AP nog budget van andere ministeries ontvangt, aangezien zij ook taken voor andere ministeries uitvoert, te denken valt aan VWS voor de corona-app en het toezicht op algoritmes bij BZK? |
De AP ontvangt op dit moment haar budget bijna geheel van JenV. De enige uitzondering hierop is de financiering van de werkzaamheden die de AP verricht in het kader van het toezicht op de Payment Services Directive 2 regeling (PSD2). Daarover is de AP in overleg met het Ministerie van Financiën. |
219 |
Hoeveel klachten heeft de AP behandeld in 2020? Wat is de verwachting voor 2021? Hoeveel klachten zijn in 2020 onbehandeld gebleven en wat is daarvan de reden? |
De AP heeft in 2020 tot en met september 19.310 klachten ontvangen. Ongeveer 19 procent van de binnengekomen klachten betrof klachten over de AVG in de formele zin van het woord. Dit deel van de klachten moet de AP gelet op artikel 77 van de AVG behandelen. De AP ontving in 2020 tot en met september 3.710 van zulke artikel 77-AVG-klachten. Momenteel zijn daarvan circa 1.860 klachten door de AP behandeld. De AP prioriteert haar klachten en behandelt de ernstigste klachten met voorrang. |
220 |
Wanneer kan de Kamer het rapport naar de toekomstige capaciteit van de AP verwachten? Gaat dit gebeuren voorafgaand aan de begrotingsbehandelingen? |
Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van JenV zal de rapportage met de resultaten van het onderzoek naar de taken en financiële middelen van de AP, met een begeleidende Kamerbrief, worden verstuurd aan de Tweede Kamer. |
221 |
Welke invloed heeft het rapport naar de toekomstige capaciteit van de AP gehad op het huidige budget van de AP? |
De definitieve rapportage met de resultaten van het onderzoek naar de taken en financiële middelen van de AP is recent opgeleverd. Deze rapportage heeft op het huidige budget van de AP geen invloed gehad. JenV zal met de AP bezien of en zo ja welke invloed dit onderzoek heeft op het toekomstige budget van de AP. |
222 |
Wanneer verschijnen de resultaten van het extern onderzoek naar de grondslagen van de financiering van de Autoriteit Persoonsgegevens? |
Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van JenV zal de rapportage met de resultaten van het onderzoek naar de taken en financiële middelen van de AP, met een begeleidende Kamerbrief, worden verstuurd aan de Tweede Kamer. |
223 |
Welke schatting hanteert u over het aantal mensen in de prostitutie dat daar volledig vrijwillig en onafhankelijk in zit? Is er aanleiding om aan te nemen dat de voorzichtige inschatting van de politie uit 2012, dat 55% slachtoffer is van seksuele uitbuiting, niet meer juist is? Zo ja, wat is dan uw schatting welk gedeelte van de mensen in de prostitutie daar volledig vrijwillig en onafhankelijk in zit en waarop is deze schatting gebaseerd? |
Er is geen recente schatting van het aantal mensen dat werkzaam is in de prostitutiebranche, en welk deel van de mensen vrijwillig of onvrijwillig werkt. Er is aan het WODC gevraagd een nieuw onderzoek te doen naar prostitutie in Nederland, om o.a. de omvang en aard van de vergunde, onvergunde en illegale delen van de prostitutiebranche in kaart te brengen. Dit onderzoek is net gestart en zal in het najaar van 2021 worden afgerond. Bij CoMensha zijn in de periode 2015–2019 gedurende de gehele periode in totaal 1.380 slachtoffers van seksuele uitbuiting gemeld. Aangezien er geen zicht is op de omvang van de totale prostitutiebranche is het niet mogelijk om aan te geven welk percentage van de mensen in de branche slachtoffer van seksuele uitbuiting is. |
224 |
Herinnert u zich uw uitspraken tijdens het algemeen overleg Mensenhandel van 5 december 2019 dat de belangen voor mensen in de prostitutie sterk uiteenlopen en dat niet iedereen zich door PROUD vertegenwoordigd zal voelen? Kunt u nader ingaan op de sterk uiteenlopende belangen die u ziet van mensen die in de prostitutie zitten? |
Ja, die uitspraken herinnert SJenV zich. Prostitutie is een overkoepelende term voor allerlei vormen van seksuele dienstverlening waarbij iemand seksuele handelingen verricht met een ander tegen betaling. Sekswerkers kunnen bijvoorbeeld thuis werken, in een club of achter ramen. Daarnaast zijn er ook specialisaties binnen sekswerk, zoals sekswerk in de gehandicaptenzorg en SM. Ook kunnen motieven om te werken in de prostitutie sterk uiteenlopen. Dé sekswerker bestaat dus niet en daardoor lopen de belangen van de sekswerkers ook uiteen. Desalniettemin kan wel gesteld worden dat al deze verschillende sekswerkers belang hebben bij een veilige en gezonde werkomgeving en dat zij hun werk vrij van dwang, geweld en uitbuiting moeten kunnen doen. |
225 |
Kunt u voorts aangeven voor welke van deze belangen vereniging PROUD in de praktijk voornamelijk opkomt, en welke belangen wellicht minder aan bod komen? |
In de statuten van PROUD staat als doel van de vereniging onder andere «het opkomen voor de belangen van sekswerkers, ex-sekswerkers en allen die op welke wijze dan ook seksuele of erotische diensten verlenen of verleend hebben». PROUD maakt daarbij geen onderscheid naar deelbelangen. |
226 |
Welk gedeelte van de mensen in de prostitutie zal zich minder door PROUD vertegenwoordigd voelen? |
Er zijn geen feitelijke bronnen om te bepalen welke mensen in de prostitutie zich minder door PROUD vertegenwoordigd voelen en welke meer. Zoals ook bij vraag 225 aangegeven is, staat in de statuten van PROUD als doel van de vereniging onder andere het opkomen voor de belangen van sekswerkers, ex-sekswerkers en allen die op welke wijze dan ook seksuele of erotische diensten verlenen of verleend hebben. PROUD is daarnaast niet de enige belangenbehartiger van sekswerkers. Sekswerkers kunnen dus ook bij andere organisaties terecht indien zij zich niet herkennen in PROUD. Verder is het ministerie in afwachting van een actieprogramma van de Sekswerk Alliantie De-stigmatisering, dat wordt opgesteld door SoaAids in samenwerking met een groot aantal andere organisaties waaronder hulpverleningsorganisaties zoals SHOP, P&G292, Humanitas en GGD Flevoland, sekswerkersbelangenverenigingen zoals Liberty, PROUD en SekswerkExpertise en de gemeente Tilburg, waarin een voorstel wordt opgenomen hoe in de toekomst de vertegenwoordiging van sekswerkers vorm zou kunnen krijgen. |
227 |
Klopt de lezing dat vereniging PROUD zich vooral inzet voor de belangen van diegenen die aangeven vrijwillig en volledig onafhankelijk in de prostitutie te werken en hun geluid naar voren wil brengen? |
Het doel van PROUD, zoals te lezen in de statuten, is onder andere het opkomen voor de belangen van sekswerkers, ex-sekswerkers en allen die op welke wijze dan ook seksuele of erotische diensten verlenen of verleend hebben. SJenV beschikt niet over informatie over de mate waarin verschillende soorten sekswerkers zich vertegenwoordigd voelen door PROUD. Indien een prostituee niet volledig vrijwillig zijn/haar beroep uitvoert dan is diegene een slachtoffer van seksuele uitbuiting. Zie voor de vertegenwoordiging van deze groep het antwoord op vraag 230. |
228 |
Klopt het dat vereniging PROUD de primaire gesprekspartner is voor de overheid wanneer zij het geluid van mensen die in de prostitutie zitten wil horen? |
Nee, dat klopt niet. PROUD is een van de vele gesprekspartners. Er wordt gesproken met een breed scala aan vertegenwoordigers van de branche en anderen die er nauw bij betrokken zijn, variërend van individuele sekswerkers, andere (bijvoorbeeld lokale) belangenbehartigers, zoals SekswerkExpertise en Liberty Den Haag, exploitanten, hulpverleningsorganisaties waaronder Leger des Heils, Humanitas, P&G292, uitstapprogramma’s, gemeenten, VNG, politie en OM. |
229 |
Welke gevaren kan het enkel raadplegen van een organisatie die een deelbelang vertegenwoordigt met zich meebrengen? Bestaat er een risico dat hiermee een eenzijdig beeld kan ontstaan dat alle mensen in de prostitutie vooral gebaat zouden zijn bij de-stigmatisering en het kunnen aanvragen van een hypotheek, in plaats van bestrijding van mensenhandel en andere vormen van ongelijkheid en uitbuiting? |
Het ministerie is in gesprek met een breed scala aan vertegenwoordigers uit de prostitutiebranche (zie ook het antwoord op vraag 228), zowel mensen die daarbinnen werkzaam zijn, als mensen die er vanuit hulpverlening, beleid of handhaving bij betrokken zijn. Het enkel in gesprek gaan met een organisatie die een deelbelang vertegenwoordigt kan een éénzijdig beeld geven, daarom gaat het ministerie ook met meerdere partners in gesprek. Uit het onderzoek «Maatschappelijke positie sekswerkers» (2018) komt naar voren dat veel sekswerkers zich in een kwetsbare maatschappelijke positie bevinden. Dit bleek ook in de coronacrisis, waar een groot deel om uiteenlopende redenen niet kon terugvallen op het steunpakket van de overheid. Mensen die zich in een ondergeschikte maatschappelijke positie bevinden zijn kwetsbaarder voor uitbuiting, geweld en andere problemen. Het stigma op sekswerk draagt bij aan deze ondergeschikte maatschappelijke positie. Destigmatisering van sekswerk is geen doel op zich. Het gaat om het versterken van de maatschappelijke positie van sekswerkers waardoor zij minder kwetsbaar worden voor uitbuiting en geweld. Dit beleid sluit de bestrijding van mensenhandel niet uit, maar draagt er juist aan bij. Goed prostitutiebeleid en goed mensenhandelbeleid vullen elkaar aan. Door de-stigmatisering van het beroep kunnen sekswerkers, die vrijwillig in de sector werken, een belangrijke bondgenoot worden in de strijd tegen mensenhandel. Zo kan een betere relatie tussen politie en sekswerkers bijvoorbeeld bijdragen aan de signalering van mensenhandel. In de Kamerbrieven d.d. 28 juni 2019 en 24 maart 2020 is de reikwijdte van het prostitutiebeleid beschreven, evenals concrete activiteiten. Met het programma Samen tegen Mensenhandel wordt daarnaast bijgedragen aan een sterke aanpak van mensenhandel. |
230 |
Op welke wijze heeft het deel van de mensen in de prostitutie dat daar niet volledig vrijwillig of onafhankelijk zit een stem aan tafel op uw ministerie? Wie vertegenwoordigt hen bij het maken van beleid? |
Indien een prostituee niet volledig vrijwillig zijn/haar beroep uitvoert dan is diegene een slachtoffer van seksuele uitbuiting en dient diegene geholpen te worden zo snel mogelijk uit deze uitbuitingssituatie te komen. Voor deze groep wordt apart beleid gevoerd. Met het programma Samen tegen Mensenhandel werken het Rijk, de gemeenten en verschillende partners, waaronder ervaringsdeskundigen, samen om sterk mensenhandelbeleid te creëren en uit te voeren. Zo wordt regelmatig met organisaties gesproken die de belangen van slachtoffers van mensenhandel behartigen. Er wordt echter nog te vaak over slachtoffers gesproken en te weinig met hen. In het kader van het programma is de bundel «Uitgebuit: Verhalen van slachtoffers van mensenhandel» opgesteld. De bundel laat op indringende wijze zien waarom het zo belangrijk is om ons gezamenlijk in te blijven zetten om mensenhandel uit te bannen. Ook is tijdens de netwerkbijeenkomst van het programma op 1 oktober jl. het platform H.O.P.E. gelanceerd. Dit platform van ervaringsdeskundigen kan beleidsmakers en uitvoeringsorganisatie ondersteunen bij vraagstukken en nieuwe perspectieven bieden uit eigen ervaringen. |
231 |
Kunt u een volledig overzicht geven van de subsidie die vereniging PROUD sinds haar oprichting heeft ontvangen en voor welke doeleinden dit is gebruikt? |
PROUD is in 2015 opgericht. PROUD heeft in de periode 1 maart 2016 tot 1 mei 2019 € 542.147,30 aan subsidie ontvangen voor het uitvoeren van veldwerk in de prostitutiebranche, het verlenen van support aan sekswerkers en het overdragen van kennis en het verzorgen van educatie. |
232 |
Kunt u een volledig overzicht geven van de subsidie die is verstrekt voor vertegenwoordigingen van mensen die onvrijwillig of vanuit een afhankelijkheidsrelatie in de prostitutie zitten? |
Er is geen sprake van een structurele subsidie aan vertegenwoordiging van mensen die onvrijwillig of vanuit een afhankelijkheidsrelatie in de prostitutie zitten. Vanuit het programma Samen tegen mensenhandel wordt de inzet van ervaringsdeskundigen bij het ontwikkelen van beleid aangemoedigd. Afgelopen jaar zijn ook meer ervaringsdeskundigen actief geworden in het domein. Zoals in de beantwoording van vraag 230 is benoemd is tijdens de netwerkbijeenkomst van het programma een platform van ervaringsdeskundigen gelanceerd. De sprekers hebben voor hun optreden een vergoeding ontvangen. |
233 |
Kunt u een gedetailleerd en uitputtend overzicht geven van alle overige subsidies die de afgelopen vijf jaar direct en indirect zijn verstrekt aan de versterking van de maatschappelijke positie van sekswerkers? Hoe heeft hierin toetsing op effectiviteit en doelmatigheid plaatsgevonden? |
In de bijgevoegde tabel vindt u een overzicht van de subsidies die de afgelopen vijf jaar zijn verstrekt in het kader van het prostitutiebeleid. Niet al deze subsidies zien overigens primair op het versterken van de maatschappelijke positie. Er zijn ook subsidies verstrekt gericht op het terugdringen van geweld tegen sekswerkers en het verbeteren van de relatie tussen sekswerkers en politie om zo de meldingsbereidheid van zowel geweld als uitbuiting te vergroten. Bij de beoordeling van een subsidieaanvraag wordt gekeken of het doel van het project aansluit bij het landelijke prostitutiebeleid en of de activiteiten aansluiten op het doel van het project. Na afloop van de subsidieperiode moeten organisaties een inhoudelijk en een financieel verslag aanleveren bij het ministerie over de gerealiseerde resultaten en gerealiseerde kosten. Indien deze niet overeenkomen met de in de aanvraag gestelde doelen en resultaten, dan kan de subsidie lager worden vastgesteld. Gedurende de looptijd van de subsidie vinden periodiek voortgangsgesprekken plaats. In het geval van tussentijdse wijzigingen dienen deze aan het ministerie gemeld te worden en zal, indien het ministerie akkoord is, een aangepaste subsidiebeschikking opgesteld worden. |
234 |
Wanneer wordt het wetsvoorstel regulering sekswerk naar de Kamer gezonden? |
Het wetsvoorstel is op 13 juli jl. om advies aanhangig gemaakt bij de Raad van State. Het advies is nog niet ontvangen. Na ontvangst van het advies zal zo spoedig mogelijk het Nader rapport worden opgesteld en worden voorgelegd aan de ministerraad. Vervolgens wordt het voorstel ingediend bij de Tweede Kamer. |
235 |
Kunt u inzichtelijk maken hoe de gelden voor de uitstapprogramma’s van prostituees worden verdeeld over het land? Zitten er verschillen in de verdeling in 2021 ten opzichte van 2020? |
Op dit moment worden de gelden voor de uitstapprogramma’s verdeeld conform de verdeelsystematiek die is opgenomen in de Regeling uitstapprogramma’s prostituees III (RUPS III) die loopt van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2020. Om te komen tot een landelijk dekkend netwerk is het land verdeeld in twaalf provincies plus regio Amsterdam, en is per gebied een budget beschikbaar gesteld naar rato van het aantal inwoners. Voor regio Amsterdam is daarnaast € 100.000 euro extra beschikbaar gesteld, vanwege de concentratie van sekswerkers in de hoofdstad. Vanaf 1 januari 2021 treedt een structurele financieringssystematiek in werking voor de uitstapprogramma’s. Vanaf dat moment ontvangen achttien centrumgemeenten in achttien regio’s, via het gemeentefonds, een decentralisatie-uitkering voor het (doen) realiseren van uitstapprogramma’s. Deze achttien regio’s zijn vastgesteld in overleg met de betreffende centrumgemeenten en sluiten aan bij andere regionale samenwerkingsverbanden binnen het sociale domein. De verdeling van de middelen vindt wederom plaats op basis van inwonertal met een extra budget van 100.000 euro voor regio Amsterdam. |
236 |
Hoe wordt verklaard dat de komende jaren minder geld naar het OM zal gaan dan de afgelopen jaren het geval was? |
In het notaoverleg over strafrechtelijke onderwerpen van 21 september jl. heb ik uw Kamer toegezegd een brief te sturen over de reden dat het budget van het Openbaar Ministerie (OM) met € 30 mln. daalt. Het gaat hierbij om de hoogte van het budget voor het OM in 2021 ten opzichte van de hoogte van het budget in 2020 zoals staat vermeld in de ontwerpbegroting 2021 van Justitie en Veiligheid. Deze brief heb ik u op 27 oktober 2020 (Kamerstuk 29 279, nr. 622) doen toekomen. Dit verschil in het budget kent (op hoofdlijnen) de volgende oorzaken: • De incidentele kosten van het Individueel Keuzebudget (€ 10,7 mln.); • Een aantal wetgevingstrajecten dat zowel structurele als incidentele gevolgen heeft, zoals de wet USB en een aantal trajecten dat volgt uit de aanbevelingen van Commissie Hoekstra (€ 6,8 mln.); • Voor het brede offensief tegen ondermijnende criminaliteit heeft het OM in 2020 middelen ontvangen (€ 7,6 mln.). Op een later moment (Voorjaarsnota 2021) zullen de structurele middelen aan de budget van het OM worden toegevoegd; • Voor de maatregel «digitaal oproepen en betekenen» van de Taskforce beleidsalternatieven uit 2016 is een besparing ingeboekt van € 6 mln. Vanaf 2021. De wetgeving om dit mogelijk te maken is inmiddels gereed. In hoeverre dit de toentertijd ingeschatte en ingeboekte besparing zal opleveren, wordt nog nader onderzocht en – indien nodig – te zijner tijd aangepast. • Overige maatregelen die per saldo een zorgen voor een stijging van het budget van per saldo € 1,4 mln. Een nadere uitsplitsing, inclusief een uitgebreide toelichting, staat vermeld in de bovengenoemde brief. |
237 |
Klopt het dat de daling van de uitgaven voor het OM vooral te wijten is aan een daling van de uitgaven van personeel en dat er de komende jaren dus ruimte is voor minder personeel dan nu bij het OM? |
Nee, de daling van de uitgaven van het OM houden geen verband met personele bezetting. De oorzaken van de daling zijn toegelicht in de brief van 27 oktober 2020 (Kamerstuk 29 279, nr. 622) en in het antwoord op vraag 236. |
238 |
Hoeveel fte’s staan er open aan vacatures bij het OM? Bij welke parketten en voor welke functies? |
Het landelijke beeld is dat er op 26 oktober 2020 voor 220,39 fte vacatureruimte is, waarvan er momenteel nog 55,9 fte openstaan. Voor 164,5 fte is sprake van een «lopende» procedure. De vacatures komen voor bij alle parketten en zijn verdeeld over alle functies. In aantallen zien we de meeste vacatures bij (senior) OVJ’s (72,8 fte), bij officieren in opleiding (19) en assistent officieren (24) en trainees (10). De werving van deze laatste drie groepen geschiedt via een landelijke werving en selectie vanuit het Parket-Generaal. Voor de overige vacatures geschiedt de werving en selectie lokaal door de OM-onderdelen |
239 |
Welk wervingsbeleid wordt er gevoerd om vacatures te vullen? |
Het werving- en selectiebeleid van het Openbaar Ministerie sluit aan op het rijksbrede beleid en is erop gericht te voldoen aan de benodigde kwalitatieve en kwantitatieve bezetting nu en in de toekomst. Voor de werving en selectie van functies binnen de topstructuur kent het OM daarnaast de procedure benoemingen topstructuur. Voor de werving van officieren van justitie in opleiding, assistent-officieren in opleiding en trainees kent het OM een landelijke werving en selectieprocedure en een uitgebreide arbeidsmarktcommunicatiestrategie op basis van doelgroepanalyses. Het OM is een organisatie die er naar streeft dat iedereen gekend en gewaardeerd wordt om zijn of haar talent. Het OM is daarbij gericht op gelijke behandeling, een open bedrijfscultuur en het bevorderen van instroom, behoud en doorstroom van werknemers, ongeacht leeftijd, gender, seksuele oriëntatie, culturele, etnische of religieuze achtergrond of arbeidsbeperking. Dit is een belangrijkrijke pijler binnen het werving- en selectiebeleid. Selecteurs binnen het OM volgen een biastraining om hier op een goede manier invulling aan te geven. Gelet op krapte op de arbeidsmarkt met name binnen de juridische en leidinggevende functies blijft het aantrekken van de juiste medewerker aandacht vragen. Dit wordt gedaan door tijdige inzet van interventies op de (potentiële) arbeidsmarkt door o.a. campusrecruitment, arbeidsmarktcampagnes en actieve sociale mediastrategie. Ontwikkelingen binnen de arbeidsmarkt worden gevolgd en leiden waar nodig tot aanpassing van de bestaande interventies. |
240 |
Hoeveel strafrechtelijke executie-onderzoeken (SEO’s ex artikel 577b Wetboek van Strafrecht) lopen er op dit moment? Ter hoogte van welk totaalbedrag? |
Er lopen op dit moment geen strafrechtelijke executie-onderzoeken. |
241 |
Hoe hoog is het huidige waardebeslag bij Domeinen? |
De taxatiewaarde van goederen die op grond van waardebeslag in het beheer zijn van Domeinen Roerende Zaken bedraagt per 30 september 2020 in totaal € 18,13 miljoen. Het gaat hierbij om goederen waar nog niet tot verkoop is overgegaan, omdat vervreemding nog niet mogelijk is conform de huidige wet- en regelgeving. |
242 |
Krijgt de politie meer capaciteit specifiek voor de toenemende inzet op de handhaving van de verkeersveiligheid? Zo nee, hoe wordt deze toenemende inzet op de handhaving van de verkeersveiligheid dan georganiseerd? |
Nee, er is geen sprake van een toename van de capaciteit voor de handhaving van de verkeersveiligheid. De politie zet er op in om verkeershandhaving als onderdeel van de reguliere handhavingstaak van de politie sterker neer te zetten, waardoor er informatiegestuurd en gerichter wordt gestuurd op meer zichtbare handhaving in het verkeer door middel van staandehoudingen, en door middel van digitale handhavingsmiddelen. Deze inzet heeft geleid tot een stijging van het aantal staandehoudingen in 2019 (ruim 530 duizend) ten opzichte van 2018 (ruim 400 duizend). Ook in 2020 stijgt het aantal staandehoudingen verder, ondanks de verminderde verkeersdrukte vanwege corona. In het eerste kwartaal met bijna 5.000 en met ruim 5.600 in het tweede kwartaal. Het is de bedoeling deze ontwikkeling ook in 2021 voort te zetten. |
243 |
Worden zaken die leiden tot een sepot gefinancierd? |
Ja. Zowel in het Prognosemodel Justitiële ketens als in het nieuwe bekostigingssysteem worden zaken die uiteindelijk leiden tot een sepot als zaak geteld. Overigens vindt er op dit moment nog geen afrekening plaats op het aantal gerealiseerde zaken. Zie ook de brief van 9 april 2020 over de eerste bevindingen van het nieuwe bekostigingssysteem (Kamerstuk 33 173, nr. 18). |
244 |
Maakt het daarbij uit of het gaat om een beleidssepot of een technisch sepot en of het gaat om een voorwaardelijk of een onvoorwaardelijk sepot? |
Nee. Zowel in het Prognosemodel Justitiële ketens als in het nieuwe bekostigingssysteem worden zaken die uiteindelijk leiden tot een sepot als zaak geteld, ongeacht de kenmerken van het sepot. |
245 |
In hoeveel ZSM/interventie-zaken gaat het om bij strafbeschikking opgelegde geldboetes voor winkeldiefstallen? |
In 2019 werden 7.200 ZSM-zaken waarbij sprake was van winkeldiefstal afgedaan met een strafbeschikking. |
246 |
In hoeveel ZSM/interventie-zaken is er een strafbeschikking opgelegd na een OM-hoorzitting? |
In 2019 is in 9.950 zaken een strafbeschikking opgelegd nadat de verdachte door het OM was gehoord. |
247 |
Klopt het dat de nieuwe manier van financieren slechts een proefperiode betreft, tot en met 2021? |
Nee, dat klopt niet. Het nieuwe bekostigingssysteem is per 1 januari 2019 ingevoerd. Alleen het aspect van «afrekenen» op basis van het aantal gerealiseerde zaken is nog niet in werking getreden. In die zin zit het bekostigingssysteem nog in een proefperiode. Zie ook de brief van 9 april 2020 over de eerste bevindingen van het nieuwe bekostigingssysteem (Kamerstuk 33 173, nr. 18). |
248 |
Kunt u bevestigen dat middelen uit de DUUP enkel worden gebruikt voor uitstapprogramma's? Hoe vindt hierop toezicht plaats? |
Zoals bij elke decentralisatie-uitkering is er ook bij de Decentralisatie-Uitkering Uitstapprogramma’s Prostituees (DUUP) sprake van een uitkering die wordt verstrekt met een bepaalde bestemming aan (centrum)gemeenten, in dit geval voor (het laten uitvoeren van) de uitstapprogramma´s, zonder strikt geoormerkt te zijn. De centrumgemeenten moeten over de DUUP verantwoording afleggen aan de gemeenteraad en zijn geen verantwoording schuldig aan het Rijk. JenV blijft uiteraard wel nauw betrokken bij de uitvoering van de DUUP en blijft de wijze waarop de centrumgemeenten invulling geven aan de uitstapprogramma’s volgen. Er zal twee keer per jaar een bijeenkomst voor kennisdeling worden georganiseerd voor de centrumgemeenten en uitvoeringsorganisaties (uitwisseling van best practices). En verder zal JenV na vier jaar een evaluatie uitvoeren om te kijken of de uitkering naar wens verloopt of aanpassing behoeft. Alle centrumgemeenten onderkennen het belang van uitstapprogramma’s en zijn al bezig met de voorbereidingen voor volgend jaar zodat de programma’s in januari vlot van start kunnen gaan. |
249 |
Kan het bedrag van 8,53 miljoen euro dat wordt toegekend aan de RIEC’s als percentage van de totale uitgaven van de aanpak van ondermijning worden afgezet tegen afgelopen jaren zoals 2018, 2019 en 2020? |
In 2018 is ca. 7,3 miljoen euro als reguliere bijdrage toegekend aan de RIECs. Als percentage van de totale uitgaven van de aanpak van ondermijning (in 2018 was dat een bedrag van 15,2 miljoen euro) betreft dat 48%. In 2019 gaat het om een percentage van 16,9% (ten opzichte van een totaal van 49,1 miljoen euro) en in 2020 betreft het een percentage van 6,2% (ten opzichte van een totaal van 133,9 miljoen euro). Overigens is uit de aanvullende gelden voor de aanpak van ondermijning uit het Regeerakkoord ook een deel voor de versterking van intelligence en analysecapaciteit in RIEC-verband beschikbaar gesteld, in aanvulling op de reguliere bijdrage (structureel 250.000 euro per regio). |
250 |
Aan de hand van welke indicatoren zijn de incidentele gelden die voor de RIEC’s bestemd zijn voor 2021 bepaald? |
De incidentele gelden uit het Regeerakkoord zijn aan de RIECs beschikbaar gesteld op basis van de door de regio’s opgestelde meerjarige versterkingsplannen (2019–2021). In de uitvraag voor deze plannen is destijds een aantal voorwaarden geformuleerd, waaronder: • de versterking heeft een focus op de aanpak van de illegale drugsindustrie en daarmee gepaard gaande ondermijnende effecten op de samenleving; • de aanpak heeft een integraal karakter; • in het versterkingsplan wordt geschetst wat het huidige beeld is van de aard en omvang van de ondermijnende criminaliteit in de betreffende regio, welke inzet reeds gepleegd wordt en wat aanvullend benodigd is om een versnelling van de aanpak te realiseren. • het uitgangspunt is dat de incidentele middelen als een vliegwiel werken. Het Strategisch Beraad Ondermijning heeft vervolgens op basis van de versterkingsplannen over de verdeling van de gelden geadviseerd. Als verdeelcriterium is daarbij o.a. rekening gehouden met de aard en zwaarte van de problematiek in de desbetreffende regio. |
251 |
Welke gedeelte van de bijdrage aan de bestrijding van ondermijning ligt nog op de plank? Wat is de reden dat niet alle gelden daadwerkelijk besteed worden? Waar liggen de knelpunten op dit terrein? |
De gelden uit het Regeerakkoord (100 miljoen euro incidenteel en 10 miljoen euro structureel) zijn voor het jaar 2020 volledig aan de betrokken partners toegekend. Ook de middelen ter uitvoering van het brede offensief tegen georganiseerde criminaliteit zijn in 2020 vrijwel volledig uitgezet bij alle relevante partners voor uitvoering van de beoogde activiteiten, danwel worden de komende maanden uitgezet. In de brief van 18 juni jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 923) is uitgebreid ingegaan op de voorgenomen besteding van de voor het brede offensief beschikbaar gestelde middelen, zowel in 2020 (88 miljoen euro incidenteel) als structureel (141 miljoen euro in 2021 en 150 miljoen euro structureel vanaf 2022). De gelden worden met name besteed aan de inrichting van het Multidisciplinair Interventieteam (MIT), de versterking en flexibilisering van de stelsels Bewaken en Beveiligen en Getuigenbescherming en de versterking van de preventieve aanpak van ondermijning in kwetsbare wijken in acht gemeenten. De middelen die naar verwachting dit jaar niet meer kunnen worden besteed, zijn door middel van een kasschuif doorgeschoven naar de jaren 2021 en 2022. |
252 |
Lopen er al concrete pilots en projecten om de aanpak van ondermijning te innoveren en zo ja, welke? |
Ja, er lopen momenteel al verschillende innovatieprojecten, zowel vanuit de landelijke als de lokale en regionale aanpak. De incidentele middelen die vanuit het Regeerakkoord beschikbaar zijn gesteld, worden ingezet om de aanpak stevig en innovatief te versterken en te versnellen. Voorbeelden van projecten zijn: • Het Ondermijningslab, een samenwerkingsverband tussen TNO en de Taskforce-RIEC Brabant-Zeeland, dat zich richt op kennis en innovaties die de capaciteiten van professionals op tactisch en uitvoerend niveau kunnen versterken. «Scientists on the job» worden ingebed bij de teams die betrokken zijn bij de bestrijding van ondermijning. Zij adviseren (gevraagd en ongevraagd) en hebben een verantwoordelijkheid in de ontwikkeling van nieuwe, eventueel opsporings-specifieke kennis, middelen en methodes. • De inzet van Privacy Enhancing Technologies (PET) bij de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit, die het voor partijen mogelijk maken om relevante informatie uit hun privacygevoelige data te halen c.q. met andere partijen te delen, zonder de privacy van individuen te schenden. De bedoeling is om met de inzet van zo’n techniek, zonder directe inzage van de persoonsgegevens van een specifiek individu, te leren over de beschikbare data. Op deze wijze kunnen veel gegevens beschikbaar komen die zouden kunnen bijdragen aan inzicht om criminelen aan te kunnen pakken. • De inrichting van het Financial Intelligence Centre (FIC), waarin lokale samenwerking van FIU-Nederland met de RIEC-convenantpartners in Rotterdam op een satellietlocatie georganiseerd wordt. Op locatie wordt strategische analyse, financieel onderzoek, integrale analyse en publiek/private samenwerking samengebracht. • Het Programma «Smart Cell Find the Money», een onderzoeks- en innovatieteam van bijzondere experts dat poogt door middel van andere perspectieven en methodieken een vollediger beeld te creëren op hardnekkige vraagstukken die in het werkveld leven en zodoende de opsporingskansen van crimineel geld door partners te vergroten. |
253 |
Hoeveel budget is er concreet begroot voor het verbeteren van het zicht op criminele geldstromen? |
Er is sprake van onderstaande financiële impulsen bovenop de reguliere budgetten van organisaties en partners. Het gaat hierbij zowel om structurele als incidentele financieringsmaatregelen. Uit de versterkingsgelden voor het Breed Offensief tegen Ondermijnende Criminaliteit: € 83 miljoen structureel voor het Multidisciplinair Interventie Team (MIT) inclusief organisatie- en keten -effecten waaronder het op te richten Strategisch Kenniscentrum (SKC); € 1 miljoen voor de kennisagenda, beleidsonderzoek, monitoring en onderzoeksprogramma, waarbij onderzoek naar en zicht op criminele geldstromen één van de aandachtsgebieden is. Uit de regeerakkoordgelden voor de aanpak van ondermijning: Vanuit de regeerakkoordgelden worden verschillende projecten gefinancierd die mede bijdragen aan beter zicht op criminele geldstromen. Voorbeelden zijn de landelijke Serious Crime Task Force, het Financial Intelligence Team in de regio Noord-Holland, het Regionaal Financieel team in Rotterdam, en projecten gericht op (het doorsnijden van) criminele financiële stromen in Amsterdam en Den Haag. Het bedrag dat hiermee gemoeid is in 2021 ligt rond de € 2,5 miljoen. Uit de versterkingsgelden voor het afpakken van crimineel vermogen van 2018: € 10,5 miljoen incidenteel ten behoeve van de doorontwikkeling van het Verwijsportaal Bankgegevens, de Keteninformatievoorziening Beslag, regionale versterkingsprojecten en onderzoek- en innovatieprojecten. Uit de voorjaarsnota 2019 ten dienste van de uitvoering van het Plan van Aanpak witwassen: € 29 miljoen voor capaciteit van de Belastingdienst, FIOD, Douane, OM en FIU-Nederland voor de aanpak van witwassen, fraude en ondermijning. |
254 |
Wordt er geïnvesteerd in de aankoop en inrichting van zogeheten safe houses? Zo ja, hoeveel wordt daarin geïnvesteerd? |
MJenV investeert onder andere in de uitbreiding van verschillende soorten beveiligingsmaatregelen, passend bij de diverse dreigingsniveaus en situaties. Daarmee stelt MJenV ook geld beschikbaar voor de uitvoering van minder zichtbare beveiligingsconcepten, zoals safehouses. Vanuit veiligheidsoverwegingen worden deze uitgaven niet nader gespecificeerd, omdat daaruit informatie over de aantallen en omvang van de te beveiligen objecten en personen zou kunnen worden ontleend. |
255 |
Kunt u aangeven hoe de tijdsbesteding van regionale en landelijke partners is verdeeld tussen incidentgerichte en fenomeengerichte aanpak van ondermijningsproblematiek? Komt die overeen met de budgettaire verdeling? |
Een effectieve aanpak van ondermijning bestaat in de praktijk uit een mix van interventies. Voor het merendeel van de partners die bijdragen aan de bestrijding van ondermijning geldt, dat zij zowel reageren op incidenten, als bijdragen aan de aanpak van ondermijnende criminele fenomenen. Het onderscheid hiertussen is niet scherp aan te geven: de aanpak van een incident (bijvoorbeeld een onderzoek naar een liquidatie), kan ook bijdragen bij aan de brede aanpak van het fenomeen dat hierachter zit (bijvoorbeeld de internationale cocaïnehandel). En vice versa kan de kennis over een breder fenomeen bijdragen aan de succesvolle aanpak van incidenten op dat vlak. Om deze reden is het dan ook niet mogelijk om aan te geven welke verdeling – in tijdsbesteding of budget – bestaat tussen deze twee benaderingen. In algemene zin geldt dat de partners in de praktijk invulling geven aan de balans tussen de verschillende benaderingen, en dat de druk die incidenten leggen op de beschikbare capaciteit sterk kan variëren. |
256 |
Hoeveel budget is er begroot voor een alarmeringssysteem waarmee sekswerkers elkaar kunnen waarschuwen voor gewelddadige klanten? |
Hiervoor is in 2018 een subsidie toegekend van in totaal € 136.831,20 euro. In 2019 is een subsidie toegekend van € 126.474,–. Dit brengt de totale subsidie verleend aan Ugly Mugs, een alerteringssysteem voor sekswerkers, op € 263.305,20. |
257 |
Hoeveel crimineel vermogen is er tot nu in 2020 afgepakt? Hoe verhoudt dat bedrag zich tot de jaren ervoor? |
Het OM communiceert eenmaal per jaar over het incassoresultaat van het voorafgaande jaar. Dat gebeurt in januari zodat het OM volledig kan zijn en rekening gehouden kan worden met na-ijleffecten. Bijgevolg wordt u verwezen naar de verantwoording inzake de begroting Justitie en Veiligheid die in het voorjaar 2021 zal verschijnen. Het rapporteren tijdens het jaar over het geboekte incassoresultaat is een momentopname en betreft een bedrag dat voortdurend aan verandering onderhevig is door het gegeven dat procedures kunnen leiden tot een verhoging of verlaging van het bedrag, evenals beheerbeslissingen inzake in beslag genomen voorwerpen. Ook zijn de intern geregistreerde bedragen nog niet gecontroleerd op mogelijke fouten. |
258 |
Hoeveel goederen en onroerend goed is van criminelen tot nu toe afgepakt in 2020? Wat is hiermee gebeurd? |
Het OM communiceert eenmaal per jaar over de afpakresultaten van het voorafgaande jaar. Dat gebeurt in januari. De afgepakte goederen worden waar mogelijk snel verkocht ten behoeve van het zeker stellen van de betaling van het bedrag van de openstaande ontnemingsvordering. Worden goederen niet verkocht, zoals bijvoorbeeld veelal bij onroerend goed, zal conservatoir beslag worden gelegd in afwachting van een definitieve ontnemingstitel. |
259 |
Wat betekent het dat «in principe» bij iedere ondermijningszaak financieel-economisch onderzoek wordt verricht, met het oog op inbeslagname, voor het realiseren van ontneming van crimineel vermogen? Wanneer wordt dit onderzoek niet gedaan? |
Deze afspraak uit de Veiligheidsagenda 2019–2022 betreft de inzet van de politie en betekent dat het beleid is dat bij iedere ondermijningszaak financieel-economisch onderzoek wordt verricht, tenzij uit de financiële analyse evident naar voren komt dat dit geen meerwaarde heeft. Een uitzondering kan aanwezig zijn wanneer het delict geen financieel component heeft of niet vermogens gedreven is of de omstandigheden geen aanknopingspunten bieden tot het actief ondernemen of vervolgen van dergelijk financieel-economisch onderzoek. Standaard zal aan de voorkant de vraag worden gesteld of dergelijk onderzoek mogelijk is en zullen voorbereidende handelingen voor het onderzoek worden getroffen. Wanneer nieuwe informatie met financieel-economische aanknopingspunten beschikbaar komt zal een dergelijk type onderzoek alsnog plaatshebben. |
260 |
Waarom wordt alleen bij ondermijningszaken onderzocht of geld afgepakt kan worden, waarom wordt dit niet bij álle zaken gedaan, zoals de aangenomen motie van het lid Van Nispen (Kamerstuk 29 911, nr. 185) verzoekt? |
Bij alle strafbare feiten wordt onderzocht of vermogen kan worden ontnomen als onderdeel van de sancties die aan een persoon of rechtspersoon kunnen worden opgelegd. Dit blijkt uit de toelichting bij artikel 33 van het wetgevend voorstel voor de Begroting Justitie en Veiligheid voor het jaar 2021 en ook uit de OM aanwijzing Afpakken https://wetten.overheid.nl/BWBR0038996/2017-01-01. |
261 |
Sinds wanneer is het beleid dat alleen bij ondermijningszaken wordt onderzocht of crimineel verkregen geld afgepakt kan worden? |
Het is niet het beleid van het Kabinet en het OM om alleen bij ondermijningszaken te onderzoeken of crimineel verkregen geld afgepakt kan worden. Zie ook het antwoord op vraag 260. |
262 |
Hoe verhoudt het MIT zich tot de zogeheten Ondermijningskwadranten van het OM? |
Het MIT is een nieuw, innovatief en multidisciplinair team dat in aanvulling op en in samenwerking met de bestaande diensten binnen de (inter)nationale aanpak van ondermijning opereert en dus in aanvulling op de Ondermijningskwadranten van het OM. Op dit moment wordt een multidisciplinair sturingsmodel uitgewerkt voor de operatie van het MIT. |
263 |
Hoe is het bedrag dat bestemd is voor het MIT verdeeld over de verschillende diensten die expertise, fte’s en diensten zullen bijdragen? (OM, Belastingdienst, Douane, KMar/Defensie, Politie, FIOD) |
Zoals de Minister van Justitie en Veiligheid in zijn brief van 18 juni jl. heeft aangegeven zijn de middelen uit het Breed Offensief als volgt verdeeld over de verschillende diensten in het MIT: zie tabel in de bijlage. |
264 |
Hoe zal het MIT gehuisvest worden? Centraal of lokale afdelingen? Eigen pand of op locatie bij partners? Wat zijn de kosten voor huisvesting? |
Het MIT werkt vanaf één centrale werkvloer. Het team wordt organisatorisch en beheersmatig ondersteund door de politie. Op dit moment is het MIT tijdelijk ondergebracht op het politiebureau in Gorinchem. De bedoeling is dat het MIT eind 2021 zal verhuizen naar een eigen pand. Op dit moment lopen de onderhandelingen daarover. |
265 |
Wanneer treedt de wet straffen en beschermen in werking en is deze datum nog steeds haalbaar in verband met de coronacrisis? |
De voorziene datum van inwerkingtreding van de wet straffen en beschermen is 1 mei 2021. Die datum is in goed overleg met de betrokken partners, bestaande uit onder andere DJI, het OM, de reclassering, het CJIB en de Rvdr, bepaald. Alle inzet is hier, ondanks de gevolgen van de coronamaatregelen, nog steeds op gericht. Grootschalige uitval van personeel als gevolg van corona kan in de komende periode impact hebben op de activiteiten en de planning. Dit risico wordt nauw gemonitord. |
266 |
In hoeveel strafzaken heeft een rechter in 2019 en in 2020 een hogere straf opgelegd dan door het OM was geëist? |
Voor deze vragen geldt dat informatie hierover niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie kan worden afgeleid. |
267 |
Hoeveel veroordeelden die nog een vrijheidsstraf moeten uitzitten zijn er op dit moment? |
Er zijn op dit moment nog ongeveer 8.800 voortvluchtige veroordeelden met een openstaande vrijheidsstaf waarvan ongeveer 90% zich in het buitenland bevindt. |
268 |
Hoeveel veroordeelden die nog een vrijheidsstraf moesten uitzitten zijn er in 2019 en tot nu toe in 2020 met succes opgespoord, opgepakt en in de gevangenis gezet? |
In 2019 en tot 1 oktober 2020 zijn er 1.640 voortvluchtige veroordeelden opgepakt en in de gevangenis gezet. |
269 |
Welke (extra) maatregelen zijn afgelopen jaar genomen om deze veroordeelden op te sporen, op te pakken en in de gevangenis te zetten? |
Het afgelopen jaar zijn de volgende maatregelen genomen om voortvluchtige veroordeelden op te sporen en in de gevangenis te zetten: • De maatregelen die in eerdere jaren zijn ingezet zijn voorgezet. Na de succesvolle doorlichting van de dossiers van openstaande vrijheidsstraffen (1.640 aanhoudingen in 2019 en tot 1 oktober 2020), is deze werkwijze begin dit jaar uitgebreid naar andere sanctiestromen zoals de geldboetes en schadevergoedingsmaatregelen. • In het verlengde hiervan is een start gemaakt met het borgen van de succesvolle aanpak binnen de uitvoeringsorganisaties. • Er is in samenspraak met OM, Rechtspraak en CJIB een risicotaxatie-instrument ontwikkeld die moet voorkomen dat veroordeelden onvindbaar worden. Eind dit jaar starten pilots op de ZSM- in Zuid-Limburg en Noord-Nederland om dit instrument uit te testen. • In het kader van de «Eén overheid aanpak» is in Amsterdam een pilot uitgevoerd. Daarbij zijn veroordeelden met een openstaande straf of DNA-signalering aangehouden, die een dienst van de overheid wilden afnemen, bijvoorbeeld het verlengen van een paspoort of het aanvragen van een ID-bewijs. De pilot wordt op dit moment geëvalueerd. • Ook in het kader van de «Eén overheid aanpak» is het afgelopen jaar de samenwerking met uitkeringsinstanties verder verbeterd waarmee het net zich verder sluit voor veroordeelden die proberen een uitkering aan te vragen. • Het WODC-onderzoek met een vergelijkende studie naar de opsporing van veroordeelden in verschillende landen is afgerond en aangeboden aan de TK. Nederland is doortastender dan andere landen bij de aanpak van onvindbare veroordeelden. Resultaten worden meegenomen om internationaal afspraken te maken over veroordeelden die in het buitenland verblijven (ca 90%, zie antwoord 267). Dit betreft met name het verbeteren van over betere informatie-uitwisseling en het vaker overdragen van straffen. |
270 |
Hoeveel jongeren van 18 jaar of ouder zijn afgelopen jaar (op grond van het Adolescentenstrafrecht) volgens het Jeugdstrafrecht berecht? |
De rechtspraak komt op basis van onderzoek tot de gegevens als in bijgevoegde tabel weergegeven. Hierbij is het genoemde jaar het jaar waarin het eindvonnis door de rechter is uitgesproken. De leeftijd van de verdachte is de leeftijd op het moment dat het feit is gepleegd. |
271 |
Hoeveel jongeren jonger dan 18 (16 of 17 jaar) zijn afgelopen jaar (op grond van het Adolescentenstrafrecht) volgens het Volwassenstrafrecht berecht? |
De rechtspraak komt op basis van onderzoek tot de gegevens als in bijgevoegde tabel weergegeven. Hierbij is het genoemde jaar het jaar waarin het eindvonnis door de rechter is uitgesproken. De leeftijd van de verdachte is de leeftijd op het moment dat het feit is gepleegd. |
272 |
Hoeveel jongeren (tm 22 jaar) waren in 2019 en in 2020 verdachte van een misdrijf? En hoe verhoudt zich dit tot het totale aantal verdachten van misdrijven? |
In 2019 registreerde het OM 165.100 verdachten. Daarvan vielen 45.110 verdachten in de leeftijdscategorie tot en met 22 jaar. Dat is 27% van de verdachten (bron: CBS statline). De gegevens over 2020 worden in 2021 bekend. |
273 |
Hoeveel jongeren verbleven er in 2019 en in 2020 in een Justitiële Jeugdinrichting, uiteengezet naar migratieachtergrond? |
In 2019 verbleven er 2.034 jeugdigen (unieke personen) in een Justitiële Jeugdinrichting (inclusief Kleinschalige Voorzieningen). In de periode januari t/m september 2020 verbleven er 1.508 jeugdigen (unieke personen) in een Justitiële Jeugdinrichting en/of een Kleinschalige Voorziening. Er vindt geen registratie naar migratie-achtergrond plaats. |
274 |
Hoeveel jongeren kregen in 2019 en in 2020 een PIJ-maatregel opgelegd? |
In 2019 is in totaal 50 keer een PIJ-maatregel opgelegd, waarvan 20 keer bij minderjarige verdachten. Voor het jaar 2020 zijn nog geen cijfers beschikbaar. |
275 |
In hoeveel gevallen is in respectievelijk 2018, 2019 en 2020 jeugd-tbs omgezet in volwassen-tbs? |
Geen. De mogelijkheid tot omzetting van een pij-maatregel naar een tbs-dwangmaatregel is in 2014 opgenomen in de wet. Omzetting is mogelijk voor alle jeugdigen aan wie de maatregel is opgelegd voor een geweldsmisdrijf gepleegd ná 1 april 2014 en als de pij-maatregel voor de maximale duur ten uitvoer is gelegd (7 jaar). Vanaf april 2021 komen dus de eerste pij-maatregelen voor omzetting naar een tbs-dwangmaatregel in aanmerking. |
276 |
Kan worden aangeven wat de recidivecijfers van 2, 5 en 10 jaar zijn van jongeren die jeugddetentie opgelegd hebben gekregen, uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij detentie opgelegd hebben gekregen? |
De tabel in de bijlage heeft betrekking op jeugdigen die in 2008 (dit is het meest recente cohort om 5-jarige en 10-jarige recidivecijfers te kunnen rapporteren) met jeugddetentie zijn uitgestroomd: Recidive betreft een nieuwe delict dat heeft geleid tot een afdoening door het OM of een veroordeling door de rechter. Conform de werkwijze van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) bij de Recidivemonitor en het CBS, worden omwille van de privacy statistieken niet getoond als het aantal kleiner is dan 15 personen. In die gevallen wordt een x getoond in de tabel. |
277 |
Kan worden aangeven wat de recidivecijfers van 2, 5 en 10 jaar zijn van jongeren die een PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen, uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij die maatregel opgelegd hebben gekregen? |
De bijgevoegde tabel heeft betrekking op jeugdigen die in 2008 (dit is het meest recente cohort om 5-jarige en 10-jarige recidivecijfers te kunnen rapporteren) met PIJ-maatregel zijn uitgestroomd. Recidive betreft een nieuwe delict dat heeft geleid tot een afdoening door het OM of een veroordeling door de rechter Conform de werkwijze van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) bij de Recidivemonitor en het CBS, worden omwille van de privacy statistieken niet getoond als het aantal kleiner is dan 15 personen. In die gevallen wordt een x getoond in de tabel. |
278 |
Hoeveel ouderen (van 65 jaar en ouder) waren er in 2019 en tot nu toe in 2020 slachtoffer van een misdrijf? Hoe verhoudt zich dit tot het totale aantal slachtoffers van misdrijven? |
Voor slachtoffers van een misdrijf per leeftijdscategorie januari 2019 t/m september 2020, zie tabel in de bijlage. Hierbij geldt dezelfde disclaimer als vorig jaar: Het kan zijn dat een slachtoffer meerdere keren in hetzelfde jaar slachtoffer is geworden van verschillende misdrijven, in dat geval telt deze ook meer keer. Ook kan de verhouding van het aantal slachtoffers boven 65+ voor bepaalde misdrijven hoger en/of lager liggen. |
279 |
Hoe vaak is in 2019 een levenslange gevangenisstraf opgelegd? |
In 2019 is in eerste aanleg vier keer een levenslange gevangenisstraf opgelegd. In al deze gevallen is hoger beroep ingesteld. Deze lopen alle vier nog. In 2019 is in tweede aanleg geen levenslange gevangenisstraf opgelegd. |
280 |
Hoe vaak is tot nu toe in 2020 een levenslange gevangenisstraf opgelegd? |
In 2020 t/m 9 oktober is in eerste aanleg 1 keer een levenslange gevangenisstraf opgelegd. Er is geen hoger beroep ingesteld. In 2020 t/m 9 oktober is in tweede aanleg geen levenslange gevangenisstraf opgelegd. |
281 |
Hoe vaak is in 2018, 2019 en tot nu toe in 2020 een taakstraf opgelegd voor een misdrijf, uitgesplitst per delict? |
De Rechtspraak heeft laten weten dat de gevraagde informatie niet uit de informatiesystemen kan worden afgeleid. Het rapport Criminaliteit en Rechtshandhaving 2019 biedt informatie over de oplegging van taakstraffen, onderverdeeld naar delicten, in de periode 1995 tot en met 2019. Bijlage 6.8 bij dit rapport bevat (als excelbestand) hierover een uitvoerige tabel. Vanwege de omvang daarvan wordt hiervoor verwezen naar het digitale bestand zoals gepubliceerd op https://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/3162-cenr-2019.aspx. |
282 |
In hoeveel strafzaken heeft een rechter in 2019 en in 2020 een lagere straf opgelegd dan door het OM was geëist? |
Voor deze vragen geldt dat informatie hierover niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie kan worden afgeleid. |
283 |
In hoeveel strafzaken heeft het Hof in 2019 en in 2020 een lagere straf opgelegd dan de rechter in eerste aanleg, en in hoeveel gevallen een hogere straf? |
Voor deze vraag geldt dat informatie hierover niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie kan worden afgeleid. |
284 |
Is er een causaal verband tussen de behandelingen in tbs-klinieken en de afname van de recidive? |
In de twee meest recente WODC-rapporten over dit thema, «Recidive na tbs, ISD en overige forensische zorg» en «Recidive na forensische zorgtrajecten met uitstroom 2013–2015» wordt geconstateerd dat het percentage personen dat binnen twee jaar na uitstroom recidiveert verhoudingsgewijs laag is voor de tbs met dwangverpleging, te weten 4% in zeer ernstige delicten en 19% in totaal. De tbs-behandeling is, kortom effectief. Kamerstuk 33 628, nr. 42 en Kamerstuk 33 628, nr. 76. |
285 |
Hoeveel diplomaten hebben in 2019 en tot nu toe in 2020 een overtreding dan wel een misdrijf begaan? Kan dit per land van de diplomaat en per delict worden uitgesplitst? |
Dergelijke gegevens worden niet in de OM-systemen vastgelegd. |
286 |
Hoeveel gedetineerden zaten in 2019 op een Terroristenafdeling, uitgesplitst naar migratieachtergrond? |
In 2019 zijn 56 unieke personen aanwezig geweest op een afdeling met bestemming TA. Er vindt geen registratie naar migratieachtergrond plaats. |
287 |
Hoeveel gedetineerden zaten tot nu toe in 2020 op een Terroristenafdeling, uitgesplitst naar migratieachtergrond? |
In 2020 zijn (t/m 13 oktober 2020) 57 unieke personen aanwezig geweest op een afdeling met bestemming Terroristenafdeling (TA). Er vindt geen registratie naar migratieachtergrond plaats. |
288 |
Kan een overzicht gestuurd worden van de recidivecijfers van 2, 5 en 10 jaar van gedetineerden die van een Terroristenafdeling uitstromen? |
Dit overzicht is nog niet beschikbaar. Er wordt momenteel met het WODC verkend op welke wijze dit overzicht vanaf 2021 periodiek weergegeven kan worden. Volgens onderzoek van de Universiteit Leiden in 2018 bedroeg het algemene recidivepercentage onder ex-gedetineerden van de terroristenafdeling 4,4% over een periode van vijf jaar onder reclasseringstoezicht. Het recidivecijfer voor het wederom plegen van delicten met een terroristisch oogmerk voor ex-gedetineerden van de TA bedroeg 2,2% over een periode van vijf jaar onder reclasseringstoezicht. |
289 |
Hoeveel gedetineerden zaten afgelopen jaar in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van DJI? |
Gemiddeld zaten er 668 gedetineerden in een PPC in 2019. |
290 |
Kan een overzicht gestuurd worden van de recidivecijfers van 2, 5 en 10 jaar van gedetineerden die uit een PPC uitstromen? |
Recidive na uitstroom uit de PPC’s komt, gelet op de bestaansduur van de PPC’s, pas voor vanaf 2010. De aantallen uitstroom van personen die alleen in een PPC hebben verbleven zijn zodanig klein dat een uitsplitsing alleen naar verblijf in een PPC niet mogelijk is. Een PPC- opname staat vrijwel nooit op zichzelf, maar wordt veelal in combinatie doorlopen met voorafgaand dan wel aansluitend een periode in een penitentiaire inrichting of een doorplaatsing naar forensische zorg buiten het gevangeniswezen. Het WODC heeft er daarom voor gekozen om deze uitstroom met andere zorgsettings samen te nemen (zoals vanuit forensische verslavingsklinieken en de ISD extramurale fase). De algemene recidive binnen twee jaar na uitstroom uit een zorgsetting staat weergegeven in bijgevoegde tabel.[1] [1] Kamerstuk 33 628, nr. 76 , p. 11. Dit betreft het uitstroomcohort 2013–2015. |
291 |
Hoeveel personen hadden er in 2019 en in 2020 een enkelband? |
In 2019 droegen circa 3.750 personen een enkelband. Uit de op dit moment door de reclassering en DJI verwerkte gegevens over 2020 komt naar voren dat in de eerste helft van 2020 (tot en met juni 2020) grofweg 2.200 personen een enkelband droegen. |
292 |
Hoe vaak is in 2019 een enkelband gesaboteerd? |
Uit de gegevens van de reclassering en DJI blijkt er sprake was van 115 onttrekkingen in combinatie met sabotage van een enkelband. |
293 |
Hoe vaak is in 2020 een enkelband gesaboteerd? |
Er zijn momenteel nog geen geverifieerde cijfers bekend over 2020. Deze cijfers worden begin 2021 gepubliceerd, conform de aan uw Kamer gedane toezegging om gegevens over sabotage van enkelbanden periodiek openbaar te maken. |
294 |
Hoe vaak is er in 2019 aangifte gedaan van verkrachting en hoeveel verkrachtingszaken zijn er in 2019 voor de rechter geweest? |
Het misdrijf verkrachting is strafbaar gesteld in artikel 242 Sr. Van dit delict is bij de politie in 2019 in totaal 730 keer aangifte gedaan. In 2020 is tot en met september 525 keer aangifte gedaan van verkrachting; in 2019 lag dit aantal tot en met september op 557 aangiften. In 2019 heeft het Openbaar Ministerie in 253 zaken gedagvaard voor het delict verkrachting. Tot en met september ligt dat aantal in 2020 op 175 zaken. Met betrekking tot het aantal zaken dat voor de rechter is geweest is gekeken naar zaken die in eerste aanleg zijn behandeld. In 2019 zijn 226 zaken voor de rechter geweest waarin artikel 242 Sr is tenlastegelegd, al dan niet in combinatie met andere tenlastegelegde feiten. Overigens gaat het hier ook om zaken waarin sprake is geweest van poging tot of medeplegen van verkrachting. In 154 zaken werd verkrachting bewezenverklaard. In de andere zaken hoeft niet een vrijspraak te zijn gevolgd; het kan zijn dat andere tenlastegelegde feiten in een zaak wel zijn bewezenverklaard. In 2020 (tot en met september) zijn 133 zaken voor de rechter in eerste aanleg geweest waarin artikel 242 Sr is tenlastegelegd, ook hier weer al dan niet in combinatie met andere tenlastegelegde feiten. En ook hier gaat het om zaken waarin sprake kan zijn van poging tot of het medeplegen van verkrachting. In 76 van de 133 zaken werd verkrachting bewezenverklaard. Dit zegt wederom niet dat in de andere zaken sprake is van vrijspraak; er kan een ander feit dan verkrachting zijn bewezenverklaard. De cijfers van het aantal aangiften, dagvaardingen en berechtingen kunnen niet een op een met elkaar worden vergeleken. Zo kunnen zaken in 2019 of 2020 zijn gedagvaard of berecht waarvan voor 2019 aangifte was gedaan. Ook kan van een aangifte van verkrachting sprake zijn, maar later bij de beoordeling door het OM blijken dat het gaat om een ander delict, dat dus ook onder een andere noemer wordt geregistreerd. Ook kan van dagvaarding of berechting sprake zijn zonder dat aangifte is gedaan; om tot vervolging over te gaan, is een aangifte bij het delict verkrachting immers niet noodzakelijk. |
295 |
Hoe vaak is er tot nu toe in 2020 aangifte gedaan van verkrachting en hoeveel verkrachtingszaken zijn voor de rechter geweest? |
Het misdrijf verkrachting is strafbaar gesteld in artikel 242 Sr. Van dit delict is bij de politie in 2019 in totaal 730 keer aangifte gedaan. In 2020 is tot en met september 525 keer aangifte gedaan van verkrachting; in 2019 lag dit aantal tot en met september op 557 aangiften. In 2019 heeft het Openbaar Ministerie in 253 zaken gedagvaard voor het delict verkrachting. Tot en met september ligt dat aantal in 2020 op 175 zaken. Met betrekking tot het aantal zaken dat voor de rechter is geweest is gekeken naar zaken die in eerste aanleg zijn behandeld. In 2019 zijn 226 zaken voor de rechter geweest waarin artikel 242 Sr is tenlastegelegd, al dan niet in combinatie met andere tenlastegelegde feiten. Overigens gaat het hier ook om zaken waarin sprake is geweest van poging tot of medeplegen van verkrachting. In 154 zaken werd verkrachting bewezenverklaard. In de andere zaken hoeft niet een vrijspraak te zijn gevolgd; het kan zijn dat andere tenlastegelegde feiten in een zaak wel zijn bewezenverklaard. In 2020 (tot en met september) zijn 133 zaken voor de rechter in eerste aanleg geweest waarin artikel 242 Sr is tenlastegelegd, ook hier weer al dan niet in combinatie met andere tenlastegelegde feiten. En ook hier gaat het om zaken waarin sprake kan zijn van poging tot of het medeplegen van verkrachting. In 76 van de 133 zaken werd verkrachting bewezenverklaard. Dit zegt wederom niet dat in de andere zaken sprake is van vrijspraak; er kan een ander feit dan verkrachting zijn bewezenverklaard. |
296 |
Wat was de laagst opgelegde celstraf voor verkrachting, moord, doodslag, mensenhandel en deelname aan een terroristische organisatie in 2019? |
In de tabel in de bijlage zijn de opgelegde celstraf (onvoorwaardelijk+voorwaardelijk) opgenomen. In de zoekvraag is zijn alleen de 1-feitszaken meegenomen, zodat de straf alleen betrekking heeft op het betreffende misdrijf. Poging tot de betreffende feiten zijn niet meegenomen. In 2019 is in twee moordzaken levenslang opgelegd. Die zijn niet in het gemiddelde meegeteld, omdat levenslang niet op dagen of jaren is aan te geven. Bij de laagste straffen voor de misdrijven verkrachting, doodslag en mensenhandel gaat het om minderjarigen die volgens het minderjarigenstrafrecht zijn berecht (geel). |
297 |
Wat was de laagst opgelegde celstraf voor verkrachting, moord, doodslag, mensenhandel en deelname aan een terroristische organisatie in 2020? |
In de tabel in de bijlage zijn de opgelegde celstraf (onvoorwaardelijk+voorwaardelijk) opgenomen. In de zoekvraag is zijn alleen de 1-feitszaken meegenomen, zodat de straf alleen betrekking heeft op het betreffende misdrijf. Poging tot de betreffende feiten zijn niet meegenomen. In 2019 is in twee moordzaken levenslang opgelegd. Die zijn niet in het gemiddelde meegeteld, omdat levenslang niet op dagen of jaren is aan te geven. Bij de laagste straffen voor de misdrijven verkrachting, doodslag en mensenhandel gaat het om minderjarigen die volgens het minderjarigenstrafrecht zijn berecht (geel). |
298 |
Wat was de hoogst opgelegde celstraf voor verkrachting, moord, doodslag, mensenhandel en deelname aan een terroristische organisatie in 2019? |
In de tabel in de bijlage zijn de opgelegde celstraf (onvoorwaardelijk+voorwaardelijk) opgenomen. In de zoekvraag is zijn alleen de 1-feitszaken meegenomen, zodat de straf alleen betrekking heeft op het betreffende misdrijf. Poging tot de betreffende feiten zijn niet meegenomen. In 2019 is in twee moordzaken levenslang opgelegd. Die zijn niet in het gemiddelde meegeteld, omdat levenslang niet op dagen of jaren is aan te geven. Bij de laagste straffen voor de misdrijven verkrachting, doodslag en mensenhandel gaat het om minderjarigen die volgens het minderjarigenstrafrecht zijn berecht (geel). |
299 |
Wat was de hoogst opgelegde celstraf voor verkrachting, moord, doodslag, mensenhandel en deelname aan een terroristische organisatie in 2020? |
In de tabel in de bijlage zijn de opgelegde celstraf (onvoorwaardelijk+voorwaardelijk) opgenomen. In de zoekvraag is zijn alleen de 1-feitszaken meegenomen, zodat de straf alleen betrekking heeft op het betreffende misdrijf. Poging tot de betreffende feiten zijn niet meegenomen. In 2019 is in twee moordzaken levenslang opgelegd. Die zijn niet in het gemiddelde meegeteld, omdat levenslang niet op dagen of jaren is aan te geven. Bij de laagste straffen voor de misdrijven verkrachting, doodslag en mensenhandel gaat het om minderjarigen die volgens het minderjarigenstrafrecht zijn berecht (geel). |
300 |
Wat was de gemiddelde celstraf voor verkrachting, moord, doodslag, mensenhandel en deelname aan een terroristische organisatie in 2019 en in 2020? |
In de tabel in de bijlage zijn de opgelegde celstraf (onvoorwaardelijk+voorwaardelijk) opgenomen. In de zoekvraag is zijn alleen de 1-feitszaken meegenomen, zodat de straf alleen betrekking heeft op het betreffende misdrijf. Poging tot de betreffende feiten zijn niet meegenomen. In 2019 is in twee moordzaken levenslang opgelegd. Die zijn niet in het gemiddelde meegeteld, omdat levenslang niet op dagen of jaren is aan te geven. Bij de laagste straffen voor de misdrijven verkrachting, doodslag en mensenhandel gaat het om minderjarigen die volgens het minderjarigenstrafrecht zijn berecht (geel). |
301 |
Hoeveel tbs’ers waren er in 2019? |
In 2019 verbleven 1.446 tbs-gestelden (met dwangverpleging) in een Forensische Psychiatrisch Centrum (FPC). |
302 |
Hoeveel tbs’ers waren er in 2020? |
In 2020 (t/m 30 september 2020) verbleven er 1.492 tbs gestelden (met dwangverpleging) in een FPC. |
303 |
Hoeveel tbs’ers hebben zich in 2019 onttrokken? |
Het aantal onttrekkingen in 2019 bedroeg 45, waarvan 1 ontvluchting en 44 overige onttrekkingen. Hierbij worden onderstaande definities gehanteerd: – Ontvluchting uit een kliniek vanuit het beveiligde gebouw of vanaf het beveiligde terrein, te weten het terrein binnen de ringmuur en/of het (penitentiaire) hekwerk. – Overige onttrekking aan toezicht vanaf het terrein buiten de externe beveiligingsring (ringmuur en/of penitentiair hekwerk). Ook overige onttrekkingen aan toezicht tijdens verblijf buiten de kliniek en het niet terugkeren van toegestaan tijdelijk verblijf buiten de kliniek zijn vormen van overige onttrekkingen aan de maatregel. Alle tbs’ers die zich hebben onttrokken zijn nadien weer ingesloten. |
304 |
Hoeveel tbs’ers hebben zich tot nu toe in 2020 onttrokken? |
Het aantal onttrekkingen in 2020 (t/m 30 september 2020) bedroeg 25, waarvan 2 ontvluchtingen en 23 overige onttrekkingen. Hierbij worden onderstaande definities gehanteerd: – Ontvluchting uit een kliniek vanuit het beveiligde gebouw of vanaf het beveiligde terrein, te weten het terrein binnen de ringmuur en/of het (penitentiaire) hekwerk. – Overige onttrekking aan toezicht vanaf het terrein buiten de externe beveiligingsring (ringmuur en/of penitentiair hekwerk). Ook overige onttrekkingen aan toezicht tijdens verblijf buiten de kliniek en het niet terugkeren van toegestaan tijdelijk verblijf buiten de kliniek zijn vormen van overige onttrekkingen aan de maatregel. Alle tbs’ers die zich hebben onttrokken zijn nadien weer ingesloten. |
305 |
Hoeveel tbs’ers hebben in 2019 en 2020 een strafbaar feit gepleegd? |
Tijdens de tbs gepleegde strafbare feiten worden bijgehouden in individuele dossiers van tbs-gestelden. Deze werden niet (als zodanig) centraal geregistreerd. Conform de brief van 27 mei 2019 werkt DJI aan het inrichten van een registratie waarmee dit wel centraal kan worden bijgehouden.[1] DJI registreert inmiddels de aangiftes maar de registratie is op dit moment nog niet voldoende eenduidig. Nog dit jaar wordt die registratie aangescherpt. [1] Kamerstuk 29 452, nr. 231, p. 7 |
306 |
Hoeveel tbs’ers verbleven er in 2019 en 2020 op de longstayafdeling van een tbs-kliniek? |
In 2019 verbleven er gemiddeld 95 tbs-gestelden op de longstayafdeling. In 2020 (t/m 30 september 2020) bedraagt het gemiddelde 97 tbs-gestelden. Het gemiddelde is gebaseerd op de bezetting aan het eind van iedere maand. |
307 |
Hoeveel tbs’ers zijn er in 2019 van de longstayafdeling van een tbs-kliniek uitgestroomd? Waar gingen deze tbs’er naartoe? |
In 2019 zijn er 11 personen uitgestroomd uit de longstayafdeling. De redenen van uitstroom zijn: – Overlijden: 3 – Interne overplaatsing naar longcarevoorziening Pompekliniek: 3 – Externe overplaatsing naar intramurale verblijfsafdeling andere tbs-kliniek: 4 – Externe overplaatsing naar transmurale verblijfsafdeling andere tbs-kliniek: 1 |
308 |
Hoeveel tbs’ers zijn er in 2019 op de longstayafdeling van een tbs-kliniek ingestroomd? |
In 2019 zijn er 9 personen ingestroomd op de longstayafdeling. |
309 |
Hoeveel tbs’ers zijn er in 2020 van de longstayafdeling van een tbs-kliniek uitgestroomd? Waar gingen deze tbs’er naartoe? |
In 2020 zijn er 4 personen uitgestroomd uit de longstayafdeling. De redenen van uitstroom zijn: – Overlijden: 2 – Voorwaardelijke beëindiging tbs-maatregel: 1 – Externe overplaatsing naar intramurale verblijfsafdeling andere tbs-kliniek: 1 |
310 |
Hoeveel tbs’ers zijn er in 2020 op de longstayafdeling van een tbs-kliniek ingestroomd? |
In 2020 zijn er (tot 21 oktober 2020) 6 personen ingestroomd op de longstayafdeling. |
311 |
Hoeveel individuele gedetineerden waren er in 2019 en tot nu toe in 2020? Kan dit worden uiteengezet naar migratieachtergrond? |
Over 2019 zijn in totaal 33.062 unieke personen gedetineerd geweest. Over 2020 bedroeg het aantal unieke personen (t/m 13 oktober 2020) 23.431. Er vindt geen registratie naar migratieachtergrond plaats. |
312 |
Bij hoeveel individuele gevangenen en hoe vaak is in 2019 en tot nu toe in 2020 in gevangenissen contrabande aangetroffen? |
In 2019 is er in totaal 2.608 keer contrabande aangetroffen bij gedetineerden in penitentiaire inrichtingen. In 2019 is verder 1.959 keer contrabande aangetroffen die niet te relateren valt aan individuele gedetineerden. Hierbij valt te denken aan contrabande die wordt aangetroffen op de luchtplaats of op het dak. In 2020 is tot en met augustus nu toe 1.123 keer contrabande aangetroffen bij gedetineerden in penitentiaire inrichtingen. In 2020 is verder tot en met augustus 1.311 keer contrabande aangetroffen die niet te relateren valt aan individuele gedetineerden (zie ook bijgevoegde tabel). |
313 |
Bij hoeveel individuele tbs’ers en hoe vaak is in 2019 en tot nu toe in 2020 in tbs-klinieken contrabande aangetroffen? |
In 2019 is er in totaal 30 keer contrabande aangetroffen bij tbs-ers. 26 individuele patiënten waren voor deze 30 keren verantwoordelijk. Bij 4 patiënten werd namelijk 2 keer contrabande aangetroffen. In 2020 is er tot nu toe in totaal 21 keer contrabande aangetroffen bij tbs-ers. Bij 2 patiënten werd 2 keer contrabande aangetroffen waarmee in totaal 19 individuele patiënten verantwoordelijk zijn voor de 21 meldingen (zie ook bijgevoegde tabel). Voor de Tbs-klinieken (FPC’s) geldt dat de cijfers zijn gebaseerd op de bijzondere vondsten van contrabande die worden gemeld conform de Melding Bijzonder Voorval. Vanaf september 2020 registreren de FPC’s ook de hoeveelheid en het type contrabande dat wordt gevonden bij bezoekers en personeel in het kader van de wet strafbaarstelling binnen brengen verboden voorwerpen. Vastgestelde cijfers daarover zijn nog niet beschikbaar. |
314 |
Bij hoeveel jongeren in jeugddetentie en hoe vaak is in 2019 en tot nu toe in 2020 in jeugdgevangenissen contrabande aangetroffen? |
In 2019 is er in totaal 519 keer contrabande aangetroffen bij jongeren. Verder is in 2019 in totaal 159 keer contrabande aangetroffen die niet te relateren valt aan individuele jongeren. Hierbij valt te denken aan contrabande die wordt aangetroffen op de luchtplaats of op het dak. In 2020 is er tot nu toe in totaal 256 keer contrabande aangetroffen bij jongeren. Verder is in 2020 tot nu toe 93 keer contrabande aangetroffen die niet te relateren valt aan individuele jongeren. |
315 |
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van tbs’ers zijn na 2, 5 en 10 jaar, uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij tbs opgelegd hebben gekregen? |
Bijgevoegde tabel bevat de prevalentie van algemene recidive onder tbs-gestelden met dwangverpleging die zijn uitgestroomd in 2004–2008, uitgesplitst naar het type delict op grond waarvan zij tbs opgelegd hebben gekregen.[1] Deze cijfers betreffen het meest recent onderzochte uitstroomcohort dat voldoende lang geleden is uitgestroomd om uitspraken te kunnen doen over hun recidive na respectievelijk twee, vijf en tien jaar.[2] [1] De percentages hebben betrekking op enig delict en derhalve niet op het delict waarvoor iemand is veroordeeld. [2] Kamerstuk 33 628, nr. 76. |
316 |
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van gedetineerden zijn van 2, 5 en 10 jaar, uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij celstraf opgelegd hebben gekregen? |
In de tabel in de bijlage staan de cijfers over recidive binnen 2, 5 en 10 jaar van volwassen daders veroordeeld met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in 2008 uitgesplitst naar type delict waarvoor de straf is opgelegd[1]: [1] De percentages hebben betrekking op enig delict en derhalve niet op het delict waarvoor iemand is veroordeeld. |
317 |
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van veroordeelden voor verkrachting zijn van 1, 2, 5 en 10 jaar? |
In de tabel in de bijlage staan de recidive binnen 1, 2, 5 en 10 jaar op basis van volwassen daders veroordeeld met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in 2008.[1] Er zijn geen specifieke cijfers voor verkrachting beschikbaar, wel over zedenmisdrijven. Onder zeden vallen ook andere seksuele misdrijven, zoals aanranding, schennis der eerbaarheid en kindermisbruik. [1] De percentages hebben betrekking op enig delict en derhalve niet op het delict waarvoor iemand is veroordeeld. |
318 |
Hoeveel gedetineerden zijn in 2018, 2019 en tot nu toe in 2020 tijdens een transport (bijvoorbeeld naar de rechtbank) ontsnapt of hebben hiertoe een poging gedaan? En hoeveel van deze gedetineerden die daadwerkelijk zijn ontsnapt of hiertoe een poging hebben gedaan waren op dat moment geboeid, uitgesplitst per jaar? |
Er zijn in 2018 4 pogingen geweest tot een onttrekking waarvan er 2 geboeid waren. In 2019 zijn er 2 pogingen tot onttrekking en 2 onttrekkingen geweest. Bij de poging tot onttrekking was er 1 geboeid. Bij de 2 onttrekkingen is er geen gebruik gemaakt van de vrijheid beperkende middelen. In 2020 zijn er 2 onttrekkingen geweest waarvan er 1 geboeid was. |
319 |
Hoeveel pogingen tot ontsnapping in justitiële inrichtingen zijn er geweest in 2018, 2019 en tot nu toe in 2020? |
«Poging tot ontvluchting» = Indien een justitiabele op of buiten het inrichtingsterrein direct door het inrichtingspersoneel wordt staande gehouden en teruggeleid, zonder dat tevens «derden» hebben ingegrepen, geldt dit als een poging tot ontvluchting. Als meerdere justitiabelen gelijktijdig hebben geprobeerd te ontvluchten wordt dat als meerdere pogingen tot ontvluchten geregistreerd. In 2018 zijn er in totaal elf pogingen tot ontvluchting gedaan vanuit justitiële inrichtingen. Het gaat hier om twee pogingen binnen het gevangeniswezen waarbij bij één poging twee justitiabelen betrokken waren, drie pogingen binnen de jeugd waarbij bij één poging drie jongeren betrokken waren en drie pogingen binnen de Forzo. In 2019 zijn er in totaal vier pogingen gedaan tot ontvluchting vanuit justitiële inrichtingen. Het gaat om één poging binnen het gevangeniswezen, twee pogingen binnen de jeugd en één poging binnen de Forzo. In 2020 zijn er tot en met 21 oktober 2020 in totaal acht pogingen gedaan tot ontvluchting vanuit justitiële inrichtingen. Het gaat hier om twee pogingen binnen het gevangeniswezen, drie pogingen binnen de jeugd waarvan bij twee pogingen twee jongeren betrokken waren. En één poging binnen Forzo. |
320 |
Kunt u een overzicht geven van de recidive onder kortgestraften, met straffen tot zes maanden? |
Zie tabel «recidive onder kortgestraften (onvoorwaardelijke vrijheidsstraf korter dan 6 maanden) bij volwassen daders met een strafzaak afgedaan in 2015». |
321 |
Kunt u een overzicht geven van de recidive onder vrijheidsstraffen langer dan zes maanden? |
Zie tabel «recidive onder langgestraften vrijheidsstraf langer dan 6 maanden bij volwassen daders met een strafzaak afgedaan in 2015». |
322 |
Is er een causaal verband tussen de behandelingen (zoals gedragsinterventies) in justitiële jeugdinrichtingen en de afname van de recidive? |
Een causaal verband tussen de behandelingen (zoals gedragsinterventies) in justitiële jeugdinrichtingen en de afname van de recidive is lastig te meten. In sociaal wetenschappelijk onderzoek is het vormen van controlegroepen niet eenvoudig, bijvoorbeeld omdat alternatieve factoren niet zijn uit te sluiten. Gedragsinterventies worden afgestemd op individuele criminogene factoren en zijn gericht op het veranderen van probleemgedrag, zoals het verbeteren van agressiebeheersing of verminderen van middelengebruik. Daarmee dragen interventies bij aan het voorkomen of verminderen van toekomstige recidive. De interventies worden door een onafhankelijke erkenningscommissie beoordeeld op effectiviteit. Alleen erkende interventies worden door in de justitiële jeugdinrichtingen ingezet. |
323 |
Continueert u de komende jaren het vergroten van de kennis en vaardigheden van sociale wijk- of buurtteams ten behoeve van de signalering van probleemsituaties in gezinnen, zoals door de Algemene Rekenkamer aanbevolen in haar verantwoordingsonderzoek over 2019? |
De Algemene Rekenkamer heeft in haar verantwoordingsonderzoek over 2019 aanbevolen te onderzoeken of de inzet van de Raad voor de Kinderbescherming om sociale wijk- of buurtteams beter te equiperen bij de signalering van probleemsituaties in gezinnen, gecontinueerd kan worden. De aanbeveling wordt bezien in het kader van het lopende tijdbestedingsonderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming, alsmede het daarna te starten kostprijsonderzoek. Ook worden daarbij de bevindingen betrokken uit de pilots vereenvoudiging jeugdbescherming en wordt de rol van wijk- of buurtteams nadrukkelijk meegenomen in de ontwikkeling van een scenario voor de vereenvoudiging van de jeugdbescherming. JenV, VWS en de VNG ondersteunen gemeenten en de lokale teams al bij het borgen van de basisfuncties voor het werken in lokale teams, waaronder de inzet van expertise om tijdig hulpvragen te signaleren en hulp te organiseren, indien sprake is van probleemsituaties bij kinderen en in gezinnen. De invoering van deze basisfuncties helpt de lokale teams om beter invulling te geven aan hun taken en verantwoordelijkheden. |
324 |
Wat zijn de actuele cijfers in de jeugdbeschermingsketen? Hoe heeft het aantal spoedmaatregelen zich in de afgelopen drie jaar ontwikkeld? In hoeverre verdringen spoedmaatregelen de reguliere werkzaamheden? |
De meest actuele cijfers over adviesvragen over en meldingen van kindermishandeling bij Veilig Thuis en het aantal maatregelen voor kinderbescherming bij de gecertificeerde instellingen (GI) hebben betrekking op het jaar 2019. In november 2020 zijn de gegevens over het eerste half jaar van 2020 beschikbaar (CBS). Wij zullen u in de brief ten behoeve van het wetgevingsoverleg Jeugd van 23 november 2020 nader informeren over de halfjaarcijfers van de GI’s. Voor de Raad voor de kinderbescherming zijn gegevens over 2019 en het eerste half jaar 2020 beschikbaar: • In 2019 zijn 51.945 adviesaanvragen over kindermishandeling gedaan bij Veilig Thuis en 54.030 meldingen van kindermishandeling. • Bij de Raad voor de Kinderbescherming zijn in 2019 14.459 onderzoeken uitgevoerd in het kader van een maatregel voor kinderbescherming. In de eerste helft van 2020 waren dat er 7.023. • Eind 2019 hadden 32.095 kinderen een maatregel voor jeugdbescherming. De kinderrechter legt de spoedmaatregel voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) op. Een voorlopige ondertoezichtstelling is een bijzondere vorm van ondertoezichtstelling. Het gaat dan om situaties die dermate ernstig of bedreigend zijn dat er direct gehandeld moet worden en niet eerst een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming kan worden gedaan. Vaak is ook sprake van een uithuisplaatsing. De Gecertificeerde Instellingen (GI’s) voeren de VOTS uit. Bij de GI’s is de afgelopen jaar het volgende aantal VOTS gestart: in 2017 waren dat er 1.550, in 2018 waren dat er 1.710 en in 2019 waren het er 1.920. De instellingen/instanties die in de praktijk bij de uitvoering van de VOTS betrokken zijn, hebben hun werkwijze ingericht op deze spoedmaatregelen. In deze zin is geen sprake van een verdringingseffect, maar is het onderdeel van het reguliere werk. Het gaat bovendien om een relatief klein aantal van alle ondertoezichtstellingen. Op 31 december 2019 had een kleine 2% van het aantal OTS-en bij de GI’s betrekking op een VOTS. |
325 |
Hoeveel boetes verwacht de Kansspelautoriteit in 2021 uit te delen? |
Bij een geconstateerde overtreding volgt de Ksa een escalatieladder, die afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wordt doorlopen. Een boete is een van de zwaarste instrumenten. De onderzoeken van de Ksa kunnen uiteindelijk leiden tot een boete, maar ook bijvoorbeeld tot last onder dwangsom of een ander instrument om de overtreding te beëindigen. De sanctie is afhankelijk van vele factoren. Het is daarom niet aan te geven hoeveel boetes zullen worden opgelegd in 2021. In de afgelopen drie jaar zijn tussen de 5 en 10 boetes per jaar opgelegd. Voor de goede orde vermeld ik dat na de inwerkingtreding van de wet Kansspelen op afstand (voorzien in 2021) de Kansspelautoriteit, behalve aan vergunninghouders, ook bindende aanwijzingen (en uiteindelijk een boete) op kan leggen aan faciliteerders van illegaal aanbod (bijvoorbeeld een bank of betaalplatfom). Ook hiervoor is niet op voorhand aan te geven hoeveel boetes opgelegd zullen worden. |
326 |
Wordt de komende jaren het vergroten van de kennis en vaardigheden van sociale wijk- of buurtteams ten behoeve van de signalering van probleemsituaties in gezinnen gecontinueerd, zoals door de Algemene Rekenkamer (AR) aanbevolen in haar verantwoordingsonderzoek over 2019? |
Zie het antwoord op vraag nummer 323. |
327 |
Hoe is uitvoering gegeven aan de afspraak uit het regeerakkoord om de aanpak van recidive met preventieve middelen te bestrijden? Hoe is dit geld besteed? |
Op de volgende manieren geeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid uitvoering aan de afspraak om de aanpak van recidive met preventieve middelen te bestrijden: a. Bijdragen aan recidivevermindering en een effectieve sanctie-uitvoering door het programma Koers en kansen; b. Vormgeven van een goede re-integratie van ex-gedetineerden. Ad. a. In het innovatieprogramma Koers en kansen voor de sanctie-uitvoering werken justitie, zorg en sociaal domein op een nieuwe manier samen aan recidivevermindering en een effectieve sanctie-uitvoering. In het Projectenlab worden sinds 2018 in de praktijk, al werkende weg, manieren uitgetest om de re-integratie van (ex-)justitiabelen in de regionale praktijk, conform de doelstelling van het bestuurlijk akkoord «Kansen bieden voor re-integratie», effectiever vorm te geven. De 40 proeftuinen leveren interessante resultaten op. Met gericht wetenschappelijk onderzoek en tussentijdse evaluaties wordt bekeken op welke manier de bevindingen uit de projecten in de praktijk verder kunnen worden ontwikkeld. De projecten geven inzicht in de meest efficiënte en effectieve wijze van samenwerking en taakverdeling tussen de ketenpartners, het delen van verantwoordelijkheid en mogelijke oplossingsmodellen. Maar ook in de succes- en faalfactoren van het samenwerken aan het complexe vraagstuk van recidivevermindering. Opbrengsten die breder inzetbaar zijn, worden met behulp van onder meer (wetenschappelijk) onderzoek en de uitvoering van maatschappelijk kosten- en batenanalyses geobjectiveerd en zijn hier dienstbaar aan. Ad. b. Om de samenleving te beschermen tegen herhaalde criminaliteit komt een gevangenisstraf vanaf dag één in het teken te staan van blijvende gedragsverandering en een veilige terugkeer met een persoonsgerichte aanpak. De Wet straffen en beschermen maakt de door het kabinet voorgestane persoonlijke aanpak – beter – mogelijk. Deze wet wordt mede gefinancierd uit de preventieve middelen voor de aanpak van recidive. Ook hebben DJI, de reclassering en de gemeenten op 2 juli 2019, in de vorm van voornoemd bestuurlijk akkoord, afgesproken zich samen in te zetten om die re-integratie zo goed mogelijk vorm te geven. Zie verder het antwoord op vraag 121. |
328 |
Waarom vermindert de bijdrage aan Halt? |
De bijdrage aan Halt is gerelateerd aan de ramingen Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ). De prognose laat een daling zien van het aantal Halt-zaken. Nu de verwachting is dat het aantal zaken daalt, daalt ook de bijdrage aan Halt. |
329 |
Kunt u de personele en organisatorische ontwikkelingen per Justitiële Inrichting over de afgelopen vijf jaar weergeven? Wat is de precieze stand van zaken in het werven van de benodigde fte voor het gevangeniswezen? |
In de bijgevoegde tabel (bron is P-Direkt) is de ontwikkeling van de ambtelijke bezetting vanaf ultimo 2015 voor de Rijksinrichtingen weergegeven. De particuliere inrichtingen zijn verantwoordelijk voor hun eigen personeelsbeleid. DJI heeft hierdoor geen gedetailleerde cijfers. Voor de divisie Gevangeniswezen/Vreemdelingenbewaring stonden op 12 oktober 2020 in totaal bijna 660 fte aan vacatures open. Deze vacatures zijn vooral opengesteld om uitbreiding van de detentiecapaciteit te realiseren conform de meest recente behoefteramingen (PMJ), vervanging van thans ingezette externen en om te anticiperen op toekomstige uitstroom van personeel. Over het geheel genomen is de personele bezetting op executieve functies van het Gevangeniswezen op orde. Grotendeels met eigen bezetting (ongeveer 95%) en gedeeltelijk (5%) met inhuur van medewerkers van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van DJI (ongeveer de helft van de inhuur) en met externen voor de beveiligingsfunctie (ook ongeveer de helft van de inhuur). Daarnaast worden op enkele (zorg)functies externe medewerkers ingehuurd. |
330 |
Is het strategisch personeelsplan van DJI, dat moet zorgdragen voor een toereikende personele bezetting, nog actueel gezien de economische onzekerheden door COVID-19? Zo nee, wordt het strategisch personeelsplan van DJI geactualiseerd? |
• DJI doet regelmatig een check op de actualiteit van het Strategisch Personeelsplan in het licht van relevante ontwikkelingen en in dat kader te treffen maatregelen, zoals recent de ramingen van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ), die een stijging van de benodigde detentiecapaciteit laten zien, maar bijvoorbeeld ook leeftijdsontwikkelingen van het personeel. • Op basis van voornoemde ontwikkelingen is de wervingsprognose voor DJI de komende 4 jaar bijgesteld naar gemiddeld 1.500 medewerkers per jaar ten opzichte van de in totaal 4.300 fte tussen 2019 en 2023 (1.075 fte per jaar) die aanvankelijk in het SPP DJI 2019–2024 was voorzien. • Voor de periode 2020–2021 geldt voor het Gevangeniswezen een aangepaste operationele detentiecapaciteit. Vanwege de coronamaatregelen is er minder operationele detentiecapaciteit beschikbaar (inkomstenproces op eenpersoonscelcompartimentering, beperking groepsgroottes). Bezien wordt op welke plekken het mogelijk is extra capaciteit te operationaliseren om de balans tussen benodigde en inzetbare capaciteit te borgen. |
331 |
Is het strategisch personeelsplan van DJI, dat moet zorgdragen voor een toereikende personele bezetting, nog actueel gezien de economische onzekerheden door COVID-19? |
Zie het antwoord op vraag 330. |
332 |
Is het strategisch personeelsplan van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), dat moet zorgdragen voor een toereikende personele bezetting, nog actueel gezien de economische onzekerheden door COVID-19? Zo nee, wordt het strategisch personeelsplan van de DJI geactualiseerd? |
Zie het antwoord op vraag 330. |
333 |
Hoe staat het met de plannen de werkvoorraden bij de reclasseringsorganisaties terug te dringen? Wat is hierop de invloed van de coronacrisis? |
Toepassing van de RIVM-richtlijnen, zoals het houden van 1,5 meter afstand en thuisblijven bij klachten, brengt beperkingen met zich mee voor de uitvoering van taakstraffen. Zo zijn veel werkplaatsen bij bijvoorbeeld verzorgingstehuizen, kringloopwinkels en voedselbanken tijdelijk komen te vervallen en kan de capaciteit van andere projecten slechts gedeeltelijk worden benut. De huidige werkvoorraad betreft ongeveer 23.000 taakstraffen. Voor de corona-uitbraak was de gemiddelde voorraad taakstraffen ongeveer 18.000. Het streven is om binnen de bestaande capaciteit van taakstrafprojecten door te groeien naar een productieniveau van 75% eind 2020. De reclassering verwacht in 2021 met de extra financiële middelen de extra ontstane voorraden het hoofd te kunnen bieden door nog dit jaar te investeren in acquisitie van grootschalige projecten, in combinatie met werving en opleiding van extra personeel. |
334 |
Kan een overzicht worden gegeven van wat er is gebeurd met Nederlandse jihadisten die het afgelopen jaar zijn teruggekeerd? Hoeveel zijn er veroordeeld? Hoeveel zitten er in voorarrest? Hoeveel zijn er vrijgesproken? Tegen hoeveel Nederlandse jihadisten loopt nog een procedure? |
In 2020 zijn ongeveer vijf uitreizigers onder begeleiding van de Marechaussee teruggekeerd. Het kabinet gaat niet in op individuele gevallen. Vanwege de herleidbaarheid naar individuen kan de gevraagde uitsplitsing daarom niet worden gegeven. Het OM heeft alle onderkende uitreizigers internationaal gesignaleerd. Bij terugkeer en na aanhouding op Schiphol zal een verdachte – indien opportuun – worden vervolgd. De meest voorkomende artikelen zijn daarbij 140a (deelneming) en 96 lid 2 (voorbereidingshandelingen) van het Wetboek van Strafrecht. Het is afhankelijk van de individuele omstandigheden welke straf de rechtbank oplegt. De term «Nederlandse jihadist» is overigens geen kwalificatie op basis waarvan wordt geregistreerd. Zoals ook gemeld in de Kamervragen naar aanleiding van jaarverslag 2019 (Kamerstuk 35 470-VI, nr. 6) gebeurt registratie in de strafrechtelijke informatiesystemen op basis van de artikelen uit het Wetboek van strafrecht. |
335 |
Van hoeveel uitgereisde jihadisten die zijn teruggekeerd naar Nederland is tot nu toe het Nederlanderschap ingetrokken? |
Er is in totaal in 12 gevallen een intrekkingsbesluit genomen na onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf (art 14, tweede lid, onder b, RWN). Er kan niet gemeld worden of deze 12 personen uitgereisd zijn en daarvoor onherroepelijk veroordeeld zijn geweest of veroordeeld zijn voor andere terroristische misdrijven, omdat dit vanwege de geringe aantallen individueel herleidbaar kan zijn. |
336 |
Van hoeveel teruggekeerde uitreizigers is nog niet beoordeeld of het Nederlanderschap kan worden ingetrokken? Hoeveel procedures lopen hier nog? |
Op deze vraag kan helaas geen antwoord gegeven worden omdat de aantallen dusdanig gering zijn dat deze individueel herleidbaar zouden kunnen zijn. In zijn algemeenheid geldt dat altijd een beoordeling van de intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b RWN plaatsvindt indien een persoon onherroepelijk veroordeeld wordt voor een terroristisch misdrijf en de intrekking geen staatloosheid tot gevolg heeft. |
337 |
Van hoeveel onderkende uitreizigers is wel geprobeerd om het Nederlanderschap in te trekken, maar is dit niet gebeurd? Om welke redenen is dit niet gebeurd? |
In zeven zaken is het Nederlanderschap ingetrokken maar zijn deze besluiten in 2019 vernietigd door de Raad van State of ingetrokken door de Staatssecretaris van JenV. Dit was het gevolg van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hierover is uw Kamer geïnformeerd bij brief van 24 september 2019.[1] [1] Kamerstuk 29 754, nr. 525 |
338 |
In hoeveel gevallen is het Nederlanderschap ingetrokken in het belang van nationale veiligheid? |
Het Nederlanderschap is in 17 gevallen ingetrokken op basis van artikel 14 vierde lid RWN. In al deze zaken lopen nog procedures bij de rechtbank dan wel bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. |
339 |
In hoeveel gevallen heeft gerechtelijke vervolging in Nederland van een teruggekeerde uitreiziger geprevaleerd boven intrekking van het Nederlanderschap conform artikel 14, lid 2, van de Rijkswet op het Nederlanderschap? Om welke redenen is dit gebeurd? |
Uit de vraagstelling wordt afgeleid dat artikel 14, vierde lid, RWN wordt bedoeld (intrekking van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid); het in de vraag genoemde artikel 14, tweede lid, RWN ziet immers op intrekking van het Nederlanderschap na een onherroepelijke veroordeling. Tot op heden is het strafrechtelijk belang nooit doorslaggevend geweest om af te zien van intrekking van het Nederlanderschap. Bij elk besluit tot intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, vierde lid, RWN vindt een belangenafweging plaats. Ook het belang van opsporing, vervolging en berechting en tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf wordt daarbij meegewogen. Geen van de meegewogen belangen is op voorhand doorslaggevend. |
340 |
Welke resultaten zijn er de afgelopen vier jaar behaald op het gebied van deradicalisering? Hoe worden resultaten van dit beleid gemeten? Hoeveel geld is hiervoor in 2021 vrijgemaakt? Hoeveel geld is er afgelopen vier jaar besteed aan deradicaliseringstrajecten? |
In de periode 2012–2020[1] hebben 252 justitiabelen met een extremistische achtergrond deelgenomen aan een programma van het gespecialiseerde team Terrorisme, Extremisme en Radicalisering (TER-team) van reclassering. In de periode 2017–2020[2] hebben 50 personen aan een Forsa-programma van het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE) deelgenomen. Resultaten van het beleid worden, voor zover mogelijk, periodiek geëvalueerd. In 2018 is de inzet van zowel het TER-team als van het LSE positief geëvalueerd. Het blijft, zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd, lastig om vast te stellen hoeveel personen daadwerkelijk zijn gederadicaliseerd. Betrokkenheid van de verschillende partners en monitoring is daarom van belang. Zo is in 2019 binnen Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) het Multidisciplinair Afstemmingsoverleg Resocialisatie (MAR) opgericht. Hierin worden gemeenten en reclassering betrokken bij het opstellen van een re-integratieplan waarin wordt ingezet op deradicalisering. Na detentie wordt de betrokkene vanuit het lokale casusoverleg onder regie van de gemeente met diverse zorg- en veiligheidspartners gemonitord en het re-integratieplan verder vormgegeven. Ook wordt met verschillende ketenpartners geïnvesteerd in het doorontwikkelen en inzicht krijgen in de effectiviteit en werkzame elementen van interventies gericht op deradicalisering. Zo kunnen gemeenten Versterkingsgelden aanvragen voor het (laten) evalueren van lokale interventies en is de Toolkit Evidence Based Werken ontwikkeld om gemeenten te ondersteunen in het uitvoeren van dergelijke evaluaties. Vanuit de Regeerakkoordgelden wordt jaarlijks structureel 2 miljoen geïnvesteerd in intensivering van deradicalisering en re-integratie. Dit betreft ook personeels- en apparaatskosten. Daarnaast ontvangt het LSE jaarlijks subsidie, waaronder voor diensten ten behoeve van deradicalisering. Dit betreft gemiddeld ca. 1,5 miljoen per jaar. [1] Peildatum 20 oktober 2020. [2] Peildatum 25 oktober 2020. |
341 |
Hoeveel (extra) middelen zijn er de afgelopen vier jaar ter beschikking gesteld voor de bestrijding van online seksueel kindermisbruik? |
Het identificeren en berechten van makers, verspreiders en downloaders van kinderporno is een belangrijk speerpunt. De nadruk van de strafrechtelijke aanpak ligt op het zo snel mogelijk beëindigen van het fysieke misbruik en het bevrijden van kinderen uit acute, schrijnende misbruiksituaties en het opsporen van de daders. 150 politierechercheurs en 5 Officieren van Justitie zijn hiervoor vrijgemaakt. Verder loopt sinds 2018 het programma «Hernieuwde aanpak online seksueel kindermisbruik». Met deze kwam in 2018 en in 2019 € 400.000 extra beschikbaar voor het tegengaan van online seksueel kindermisbruik. In 2020 is een bedrag van € 450.000 extra beschikbaar gesteld. Het Expertisebureau Meldpunt Kinderporno speelt een belangrijke rol in de aanpak van online seksueel kindermisbruik. Een deel van de programmagelden wordt gebruikt voor de subsidie aan het EOKM. Onderstaande bedragen zijn door het Ministerie van Justitie en Veiligheid overgemaakt naar het EOKM: 2016: € 207k 2017: € 294k 2018: € 395k 2019: € 409k 2020: € 795k De financiële positie van het EOKM is daarnaast afhankelijk van bijdragen van derden, zoals bijvoorbeeld subsidies van de EU, bijdragen van het betrokken bedrijven en bijdragen uit fondsen. |
342 |
Welk deel van de begrote 95 miljoen euro voor cybersecuritybeleid is begroot voor het jaar 2021? |
In het Regeerakkoord is opgenomen dat het kabinet een investering doet in cybersecurity, die oploopt tot structureel 95 miljoen euro per jaar. 2021 is het eerste jaar waarin de investeringen het bedrag van 95 miljoen euro bereiken. |
343 |
Kunt u aangeven wat de status is van de motie van het lid Weverling over een stresstest digitale ontwrichting (Kamerstuk 24 095, nr. 496)? Is er inmiddels een structureel oefenprogramma waarbij de overheid en vitale sectoren cross-sectoraal oefenen op digitale incidenten? Zo nee, waarom niet? |
Het oefen- en testprogramma is inmiddels in gebruik genomen, maar blijft continu in ontwikkeling. Het kabinet heeft in dit programma drie sporen uitgezet op het gebied van oefenen, die in de voortgangsbrief NCSA van 29 juni jl. uitgebreid zijn toegelicht. [1] Het eerste spoor bestaat uit het organiseren van grootschalige oefeningen door dit kabinet, in het kader van het Nationaal Crisisplan Digitaal (NCP Digitaal). Het organiseren van de cyberoefening Isidoor is daarbinnen een belangrijke activiteit, waarmee tevens tegemoet wordt gekomen aan de wens om cross-sectoraal te oefenen op scenario’s van digitale ontwrichting om zo de digitale weerbaarheid te vergroten. Het tweede spoor is de deelname van de overheid aan bestaande cyberoefeningen in verschillende sectoren. Zodoende kan gezamenlijk gewerkt worden aan de digitale weerbaarheid van organisaties. Het derde spoor is het ontwikkelen van initiatieven op oefeningen in publiek-privaatverband om oefeningen in verschillende sectoren verder te stimuleren. De publiek-private Cybersecurity Alliantie, waaraan ook vitale aanbieders deelnemen, speelt hierin een belangrijke rol. Met de verschillende partners wordt steeds meer invulling gegeven aan deze drie sporen. Om organisaties te helpen bij securitytesten heeft het NCSC bovendien een Whitepaper Securitytesten gepubliceerd in maart 2020. Dit document biedt een handleiding voor organisaties voor het opzetten van securitytesten. Over de voortgang en verdere ontwikkeling van het oefen- en testprogramma zal de Tweede Kamer jaarlijks worden geïnformeerd in de voortgangsbrief NCSA, zoals dit jaar ook gebeurd is. [1] Kamerstuk 26 643, nr. 695 |
344 |
Kunt u aangeven en duidelijk uitsplitsen waaraan u het extra geld dat u voor cyberveiligheid heeft gekregen naar aanleiding van het regeerakkoord van Rutte III heeft uitgegeven en welke effecten deze investeringen hebben gehad? |
De uitsplitsing van de investeringen die dit kabinet naar aanleiding van het Regeerakkoord doet op het gebied van cybersecurity is als bijlage bijgevoegd (Bron: financiële bijlage van het Regeerakkoord) Daarnaast heeft het kabinet bij de Miljoenennota van 2018 (Kamerstuk 34 775, nr. 1) een investering van 26 miljoen euro structureel gedaan in cybersecurity. Dit bedrag telt samen dus op tot 95 miljoen euro structureel vanaf 2021. Met de investering uit de Miljoenennota wordt geld vrijgemaakt om de detectie- en inlichtingenpositie van Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) te versterken om cyberspionage en -sabotage aan te pakken, de politie en het OM cybercrime te laten bestrijden en cybersecurity te bevorderen bij het niet-vitale Nederlandse bedrijfsleven door een Digital Trust Center op te zetten. De kabinetsbrede aanpak op cybersecurity is vastgelegd in de Nederlandse Cyber Security Agenda (NCSA). De investeringen van het kabinet worden gebruikt om invulling te geven aan de ambities uit de NCSA. Om zicht te krijgen op de effecten van de activiteiten die het kabinet in dit kader onderneemt, is er een evaluatie van de NCSA toegezegd. Deze evaluatie staat gepland voor 2021. |
345 |
Welke lessen voor de normale praktijk leert u van de inzet en werkwijze van de Taskforce die de achterstanden bij de IND aanpakt |
Over de lessen die geleerd zijn door de inzet en werkwijze van de Taskforce bent u per voortgangsbrief Taskforce geïnformeerd. |
346 |
Met welke partners bestaat volgens u een substantiële subsidierelatie? |
Een substantiële subsidierelatie met een partner bestaat als deze in een jaar meer dan € 500.000 subsidie ontvangt. Voor 2021 zal dit naar verwachting gaan om de volgende partners (zie tabel in de bijlage). |
347 |
Aan welke criteria toetst u of een subsidierelatie in de migratieketen effectief/doelmatig is? |
Iedere vijf jaar wordt een beleidsdoorlichting van begrotingsartikelen uitgevoerd. Effectiviteit en doelmatigheid van de begrotingsposten waarop subsidies worden uitgekeerd zijn daar onderdeel van. Voorafgaand aan een begrotingsjaar worden nieuwe subsidieverzoeken geprioriteerd in samenhang met de doelstellingen van het DG. Alle subsidierelaties en projecten worden getoetst op de volgende criteria: • Passend binnen het vigerend beleid • Levert een bijdrage aan het bereiken van de doelstellingen van de migratieketen • Brengt verbinding tussen de partners van de vreemdelingenketen In 2021 evalueert DGM de subsidierelaties met partners waarmee een substantiële subsidierelatie is. |
348 |
Hoeveel asielzoekers komen naar Nederland over land en hoeveel via lucht- of zeehavens? |
Bij de buitengrenzen van het Schengengebied binnen Nederland voeren de Koninklijke Marechaussee (KMar) en Zeehavenpolitie (ZHP) de grensbewaking uit. Bij grensdoorlaatposten ondergaan personen de nodige controles, deze controles worden door de ZHP uitgevoerd in het Rotterdamse havengebied en door de KMar aan de overige buitengrenzen. Indien een vreemdeling bij aankomst aangeeft een asielaanvraag in te willen dienen dan draagt de KMar/ZHP de vreemdeling over aan de IND.[1] Zoals te vinden in de Rapportage Vreemdelingenketen over jan-dec 2019 (p. 34) zijn er in 2019 ongeveer 920 vreemdelingen aangetroffen door de KMar of ZHP die bij aantreffen een asielaanvraag hebben ingediend. Het gaat hierbij om registraties bij de grote lucht- en zeehavens. In 2018 ging het om 860 vreemdelingen met een asielaanvraag. Omdat er binnen het Schengengebied geen vaste grenscontroles mogen worden uitgevoerd, is het niet mogelijk aan te geven hoeveel vreemdelingen naar Nederland komen via land. De KMar controleert de Schengen-binnengrenzen alleen steekproefsgewijs personen in de buurt van de binnengrenzen (Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV)). In 2019 heeft de KMar tijdens MTV-controles 355 asielaanvragen gekregen. In 2018 waren dit er 291. (Bron KMI+) |
349 |
Wat is de reden van de omstandigheid dat veel asielzoekers die Nederland over land bereiken toch niet over kunnen worden gedragen aan de landen waar ze doorheen moeten zijn gereisd? |
De Dublinverordening bevat de criteria om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek. Een van de redenen om een lidstaat verantwoordelijk te achten, is dat dit de lidstaat is waar de asielzoeker de buitengrenzen van het Dublingebied illegaal heeft overschreden. De lidstaat van doorreis is daarentegen geen criterium dat in de Dublinverordening is neergelegd. Een asielzoeker kan dus niet worden overgedragen naar een lidstaat om de enkele reden dat hij daar doorheen is gereisd. Als de verantwoordelijkheid van een lidstaat niet kan worden vastgesteld omdat er geen bewijsmiddelen voor de illegale grensoverschrijding zijn, kan een asielzoeker niet aan die lidstaat worden overgedragen. Die bewijsmiddelen kunnen ontbreken in gevallen waarin de vingerafdrukken van de asielzoeker in de verantwoordelijke lidstaat niet zijn geregistreerd en er evenmin indirect bewijs van de inreis is. Gegeven de corona-situatie in veel Europese landen zijn er soms aanvullende omstandigheden die van invloed zijn op deze overdrachten, zoals onder meer corona-testen en quarantainemaatregelen. |
350 |
Hoeveel asielzoekers geven geen duidelijkheid over de gevolgde reisroute naar Nederland? Welke gevolgen heeft het geen duidelijkheid verschaffen aan de IND over de gevolgde reisroute naar Nederland voor de beoordeling van de asielaanvraag? Kunt u dit specificeren naar aantallen; geen gevolg, wel gevolg en consequentie? |
Alle asielzoekers (van 15 jaar en ouder) wordt gevraagd naar hun reisroute naar Nederland. De gevolgde reisroute is een van de elementen die bij de beoordeling van de asielaanvraag wordt betrokken; enerzijds om te bepalen of de vreemdeling aan een ander land kan worden overgedragen en anderzijds om te kunnen achterhalen of er sprake is van mensensmokkel. De reisroute wordt in een rapport van gehoor vastgelegd, maar deze wordt niet op een zodanige wijze geregistreerd in het IND-systeem, dat er kwantitatieve informatie over kan worden gegenereerd. Er zijn daarom geen cijfers beschikbaar over het aantal asielzoekers dat geen duidelijkheid geeft over de gevolgde reisroute. Wanneer de IND van mening is dat de asielzoeker bewust geen duidelijkheid geeft over de reisroute of deze anderszins foutieve informatie over de reisroute verschaft, kan artikel 30b, eerste lid onder c van de Vreemdelingenwet worden tegengeworpen: Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling Onze Minister heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden. |
351 |
Hoeveel asielzoekers dienen een verblijfsaanvraag in waarbij zij geen reis- en identiteitsdocumenten kunnen overleggen? |
Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen neemt de AVIM of de KMar ze in voor nader onderzoek. Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten (of het ontbreken daarvan). In tegenstelling tot het antwoord op dezelfde vraag (toen vraag 291) van vorig jaar is op dit moment niet mogelijk om binnen de gestelde termijn uit de geautomatiseerde systemen van de migratieketen aan te kunnen geven in hoeveel gevallen een asielzoeker een verblijfsaanvraag indient waarbij zij geen reis- en identiteitsdocumenten kan overleggen. Vanwege data-technische redenen is bij het samenstellen van het antwoord gebleken dat er extra controles nodig zijn om over te gaan tot een accurate en volledige beantwoording. Vanuit politie en de migratieketen wordt dit gezamenlijk opgepakt om het geaggregeerd rapporteren over dergelijke aantallen weer mogelijk te maken. |
352 |
Hoeveel van de asielzoekers die in 2019 en in 2020 (tot nu toe) geen geldige reis- en identiteitsdocumenten hebben overlegd zijn in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning? |
Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten. Of een asielzoeker zonder geldige reis- en identiteitsdocumenten in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning wordt niet apart geregistreerd. Het beschikken over documenten maakt immers deel uit van de algehele beoordeling. Deze gegevens zijn niet uit de geautomatiseerde systemen van de IND te genereren. |
353 |
Hoeveel asielzoekers verblijven momenteel in een HTL en om welke reden? |
De bezetting in de HTL op 19 oktober 2020 is 32 bewoners. De bezetting in de afgelopen maanden is redelijk stabiel en varieert tussen 28 en 33. Personen die in aanmerking komen voor plaatsing op de HTL moeten voldoen aan strenge criteria en er is veelal sprake van een historie met meerdere incidenten zoals fysieke en verbale agressie op COA-locaties. |
354 |
Welke resultaten zijn er geboekt door de aangestelde ketenmariniers? Hoeveel overlastgevende vreemdelingen zijn er door toedoen van de ketenmariniers aantoonbaar teruggekeerd naar het land van herkomst? |
Zoals aangegeven in de brief van De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 10 november jl., hebben de vier ketenmariniers verschillende gemeenten en ketenpartners zoals IND, COA, DT&V en AVIM ondersteuning geboden bij de aanpak van de criminele en/of overlastgevende asielzoekers. Zij hebben hierdoor direct gebruik kunnen maken van de kennis en ervaring van de ketenmariniers. Hierdoor is de afgelopen periode ervaring opgedaan met maatregelen die lokaal kunnen worden opgelegd door partijen uit de migratie- en strafrechtketen, gemeenten, winkeliers en openbaar vervoerders. Naast het bestaande instrumentarium aan bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen, valt hierbij te denken aan de invoering van verbeterd toezicht in winkels en het openbaar vervoer en de invoering van winkel- en reisverboden. De maatregelen zijn gebundeld in een toolbox, De toolbox is bestemd voor partijen die te maken hebben met overlastgevend gedrag door asielzoekers en biedt handvatten om overlast te voorkomen en aan te pakken. Hierbij valt weliswaar niet direct aan te tonen hoeveel van deze personen direct door toedoen van de ketenmariniers zijn teruggekeerd naar het land van herkomst, maar de ketenmariniers zorgen ervoor dat in diverse gemeenten de overlastgevende en /of criminele asielzoekers stevig worden aangepakt. Dit zal in het komende jaar worden versterkt door het landelijk gebruik van de zogenoemde toolbox. Daarnaast hebben de ketenmariniers de Top-X aanpak per 1 mei 2020 landelijk uitgerold. Het doel van de Top-X aanpak is om de zwaarste groep overlastgevende en/of criminele asielzoekers goed in beeld te hebben. Op lokaal niveau worden zij op basis van de aard van de problematiek daar waar nodig van een individuele aanpak voorzien. Hierbij wordt door betrokken partijen gebruik gemaakt van het brede palet aan maatregelen dat voorhanden is, zoals plaatsing in de Handhaving- en Toezichtlocatie (htl) of een specialistische opvanglocatie zoals Veldzicht, versnelling asiel- en eventuele vertrekprocedures, het doen van aangifte in geval van crimineel gedrag, het uitvoeren van kamercontroles en het uit elkaar halen van groepen. De ketenmariniers blijven de Top-X aanpak de komende tijd verder ontwikkelen. Van alle personen die op de Top-X lijst staan, wordt de vertrekprocedure, waar mogelijk, geprioriteerd. |
355 |
Tegen hoeveel van de asielzoekers die momenteel in een HTL verblijven loopt een strafrechtelijk onderzoek of heeft er al een veroordeling bij plaatsgevonden? |
Alle meest recente en beschikbare cijfers met betrekking tot incidenten zijn te vinden in het incidentenoverzicht 2019, dat in mei van dit jaar is gepubliceerd[1]. Voor de gevraagde cijfers over het aantal asielzoekers in een HTL, waarbij een strafrechtelijk onderzoek of veroordeling heeft plaatsgevonden is het op dit moment niet mogelijk om deze binnen de gestelde termijn te genereren. Voor het genereren van de cijfers uit Politie en OM registratiesystemen en deze te koppelen aan de gegevens van het COA zijn namelijk complexe bewerkingen nodig. SJenV heeft het WODC opdracht gegeven om de cijfers uit het incidentenoverzicht 2019 te duiden. Daarnaast heeft SJenV het WODC opdracht gegeven om voortaan het incidentenoverzicht op te stellen. Hierover heeft SJenV u eerder bericht in een brief van 13 mei 2020[2]. [1] Bijlage bij Kamerstuk 19 637, nr. 2604 [2] Kamerstuk 19 637, nr. 2604 |
356 |
Hoeveel asielzoekers die in een HTL hebben gezeten, hebben inmiddels een verblijfsvergunning ontvangen? |
Sinds 1 februari 2020 kunnen overlastgevende asielzoekers worden geplaatst op de Handhaving en Toezichtlocatie (HTL, voorheen EBTL) in Hoogeveen. Ongeveer 10 van de 170 vreemdelingen die sinds 1 februari 2020 op de HTL zijn geplaatst, zijn op dit moment in het bezit van een verblijfsvergunning asiel of regulier (afgerond op tientallen). |
357 |
Hoeveel asielzoekers hebben tijdens hun verblijf in Nederland een misdrijf gepleegd en voor welke delicten? Bij hoeveel asielzoekers is dit bij de verblijfsaanvraag tegengeworpen? |
Alle meest recente en beschikbare cijfers met betrekking tot incidenten zijn te vinden in het incidentenoverzicht 2019, dat in mei van dit jaar is gepubliceerd[1]. Voor het aantal schuldig bevonden vreemdelingen voor bewezen verklaarde feiten in 2019 verwijs ik u naar pagina 30 van het incidentenoverzicht. Het is momenteel niet mogelijk om voor deze groep het aantal gevraagde aantal asielzoekers, waarbij dit is tegengeworpen bij de verblijfsaanvraag binnen de gestelde termijn te genereren. Voor het genereren van deze cijfers uit Politie en OM registratiesystemen en deze te koppelen aan de gegevens van de IND en het COA zijn namelijk complexe bewerkingen nodig. SJenV heeft het WODC opdracht gegeven om de cijfers uit het incidentenoverzicht 2019 te duiden. Daarnaast heeft SJenV het WODC opdracht gegeven om voortaan het incidentenoverzicht op te stellen. Hierover heeft SJenV u eerder bericht in een brief van 13 mei 2020[2]. Een verblijfsvergunning kan worden afgewezen op grond van strijd met de openbare orde. Dat is mogelijk als het misdrijf in Nederland is gepleegd of in een ander land. Dit wordt echter niet afzonderlijk geregistreerd. Deze gevraagde cijfers kunnen derhalve niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND. Wel kan het aantal afgewezen asielvergunningen op grond van openbare orde aspecten worden genoemd. In 2019 ca. 30 asielzaken afgewezen op grond van de openbare orde, in het eerste half jaar van 2020 waren dit ca. 10 zaken. Cijfers zijn afgerond op tientallen. [1] Bijlage bij Kamerstuk 19 637, nr. 2604 [2] Kamerstuk 19 637, nr. 2604 |
358 |
Hoeveel asielzoekers hebben tijdens hun verblijf in Nederland een misdrijf gepleegd en voor welke delicten? Bij hoeveel asielzoekers is dit bij de verblijfsaanvraag tegengeworpen? |
Alle meest recente en beschikbare cijfers met betrekking tot incidenten, gepleegd door vreemdelingen die opvang hebben gekregen door COA, zijn te vinden in het incidentenoverzicht 2019, dat in mei, van dit jaar is gepubliceerd[1]. De gevraagde cijfers over houders van verblijfsvergunningen die een misdrijf hebben gepleegd staan niet vermeld in het incidentenoverzicht en het is op dit moment niet mogelijk om deze binnen de gestelde termijn te genereren. Voor het genereren van de cijfers uit Politie en OM registratiesystemen en deze te koppelen aan de gegevens van de IND en DT&V zijn namelijk complexe bewerkingen nodig. SJenV heeft het WODC opdracht gegeven om de cijfers uit het incidentenoverzicht 2019 te duiden. Daarnaast heeft SJenV het WODC opdracht gegeven om voortaan het incidentenoverzicht op te stellen. Hierover heeft SJenV u eerder bericht in een brief van 13 mei 2020[2]. Als een vreemdeling een strafbaar feit heeft gepleegd, wordt beoordeeld of dit consequenties heeft voor zijn verblijfsrecht in Nederland. Mogelijke maatregelen hierbij zijn intrekken en/of niet verlengen van een verblijfsvergunning, het opleggen van een inreisverbod en terugkeerbesluit, het ongewenst verklaren van de vreemdeling of de vreemdeling het Nederlanderschap weigeren. Als de vreemdeling in het bezit is van een verblijfsvergunning wordt de intrekking mede beoordeeld aan de hand van de «glijdende schaal». Volgens het principe van de glijdende schaal wordt er een verband gelegd tussen de duur van de opgelegde straf en de duur van het rechtmatig verblijf in Nederland. Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe zwaarder de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan. Om vreemdelingrechtelijke maatregelen te kunnen nemen (indien van toepassing het beëindigen van het verblijf en starten van het vertrekproces, opleggen van een inreisverbod of ongewenstverklaring) is een goede en tijdige (vanaf de aanhouding van de verdachte tot het einde van detentie) informatieverstrekking van de strafrechtketen naar de vreemdelingenketen noodzakelijk. Dit gebeurt volgens de Ketenprocesbeschrijving Vreemdeling In de Strafrechtketen (het VRIS-protocol). In het VRIS-protocol zijn de afspraken vastgelegd over de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de migratie- en strafrechtketenpartners: politie, OM, IND, DT&V, DJI en KMar. Uitgangspunt van het VRIS-protocol is dat criminele vreemdelingen na het uitzitten van hun straf, Nederland aantoonbaar verlaten, bij voorkeur vertrekkend vanuit de strafrechtelijke detentie. Op pagina 49 van de Rapportage Vreemdelingenketen 2019[3] treft u een overzicht van het aantal vertrokken VRIS-ers. [1] Bijlage bij Kamerstuk 19 637, nr. 2604 [2] Kamerstuk 19 637, nr. 2604 [3] Kamerstuk 19 637, nr. 2604 |
359 |
Hoeveel vreemdelingen zijn in heel 2019 en in 2020 (tot nu toe) door de politie aangehouden? |
Alle meest recente en beschikbare cijfers met betrekking tot incidenten zijn te vinden in het incidentenoverzicht 2019, dat in mei van dit jaar is gepubliceerd[1]. Het aantal aanhoudingen van vreemdelingen staat niet vermeld in het incidentenoverzicht en het is op dit moment niet mogelijk om deze binnen de gestelde termijn te genereren. Voor het genereren van de cijfers uit Politie registratiesystemen en deze te koppelen aan de gegevens van het COA zijn namelijk complexe bewerkingen nodig. In het incidentenoverzicht 2019 staat wel opgenomen hoeveel vreemdelingen, die op enig moment in het rapportagejaar op een COA-locatie verbleven, er in 2019 van een misdrijf zijn verdacht door de politie. Het gaat om 4.999 politieregistraties en 2.821 unieke verdachten. SJenV heeft het WODC opdracht gegeven om de cijfers uit het incidentenoverzicht 2019 te duiden. Daarnaast heeft SJenV het WODC opdracht gegeven om voortaan het incidentenoverzicht op te stellen. Hierover heeft SJenV u eerder bericht in een brief van 13 mei 2020[2]. [1] Bijlage bij Kamerstuk 19 637, nr. 2604 [2] Kamerstuk 19 637, nr. 2604 |
360 |
Hoeveel asielzoekers/statushouders/uitgeprocedeerde vreemdelingen zijn er het afgelopen jaar in aanraking geweest met justitie/politie? |
Alle meest recente en beschikbare cijfers met betrekking tot incidenten zijn te vinden in het incidentenoverzicht 2019, dat in mei van dit jaar is gepubliceerd[1]. Het aantal asielzoekers, statushouders/uitgeprocedeerde vreemdelingen dat in aanraking is geweest met de politie of justitie staat niet vermeld in het incidentenoverzicht en het is op dit moment niet mogelijk om deze binnen de gestelde termijn te genereren. Voor het genereren van de cijfers uit Politie en OM registratiesystemen en deze te koppelen aan de gegevens van de IND en het COA zijn namelijk complexe bewerkingen nodig. In het incidentenoverzicht 2019 staat wel opgenomen hoeveel vreemdelingen, die op enig moment in het rapportagejaar op een COA-locatie verbleven, er in 2019 van een misdrijf zijn verdacht door de politie. Het gaat om 4.999 politieregistraties en 2.821 unieke verdachten. SJenV heeft het WODC opdracht gegeven om de cijfers uit het incidentenoverzicht 2019 te duiden. Daarnaast heeft SJenV het WODC opdracht gegeven om voortaan het incidentenoverzicht op te stellen. Hierover heeft SJenV u eerder bericht in een brief van 13 mei 2020[2]. [1] Bijlage bij Kamerstuk 19 637, nr. 2604 [2] Kamerstuk 19 637, nr. 2604 |
361 |
Hoeveel van de in Nederland gepleegde misdrijven zijn gepleegd door asielzoekers/vreemdelingen /(oud)statushouders? |
Alle meest recente en beschikbare cijfers met betrekking tot incidenten zijn te vinden in het incidentenoverzicht 2019, dat in mei van dit jaar is gepubliceerd[1]. Voor de gevraagde cijfers die niet vermeld staan in het incidentenoverzicht is het op dit moment niet mogelijk om deze binnen de gestelde termijn te genereren. Voor het genereren van de cijfers uit Politie en OM registratiesystemen en deze te koppelen aan de gegevens van het COA en de IND zijn namelijk complexe bewerkingen nodig. SJenV heeft het WODC opdracht gegeven om de cijfers uit het incidentenoverzicht 2019 te duiden. Daarnaast heeft SJenV het WODC opdracht gegeven om voortaan het incidentenoverzicht op te stellen. Hierover heeft SJenV u eerder bericht in een brief van 13 mei 2020[2]. [1] Bijlage bij Kamerstuk 19 637, nr. 2604 [2] Kamerstuk 19 637, nr. 2604 |
362 |
Wat zijn de kosten voor politie-inzet in en om de AZC’s? |
De kosten van de politie-inzet in en om asielzoekerscentra worden niet afzonderlijk bijgehouden. De «blauwe» basisteams van de politie zijn verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde in hun regio, ook als er een AZC in een regio staat. Daarnaast is tweederde van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) belast met het uitvoeren van de politiële migratietaken. Het gaat hierbij om het identificeren en registeren van asielzoekers en het handhaven van de Vreemdelingenwet. |
363 |
Hoe vaak moet de politie reageren op meldingen die verband houden met overlast/geweld of andere problemen gerelateerd aan de opvang van asielzoekers/statushouders en uitgeprocedeerde vreemdelingen? |
SJenV verwijst u graag naar de brief van 13 mei jl. inzake het laatste incidentenoverzicht dat aan uw Kamer is aangeboden. [1] In dit overzicht staan de registraties van verdenkingen van misdrijven. [1] Kamerstuk 19 637, nr. 2604 |
364 |
Hoe vaak zijn bij verblijfsaanvragen vervalste of onjuiste documenten aangetroffen? Bij hoeveel aanvragen is hierop gecontroleerd? |
Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen neemt de AVIM of de KMar ze in voor nader onderzoek. Daarnaast hebben alle IND-loketmedewerkers binnen het reguliere proces een training documentenherkenning gevolgd om de echtheid van documenten te beoordelen indien de vreemdeling een reguliere aanvraag indient. Of in het kader van een verblijfsaanvraag een vervalst of onjuist document is aangetroffen, is echter niet te genereren uit de geautomatiseerde systemen van de IND nu dit niet centraal geregistreerd wordt. |
365 |
Hoe vaak is vorig jaar aangifte gedaan tegen vreemdelingen wegens fraude of het verstrekken van onjuiste informatie bij een verblijfsaanvraag? |
Uit de handmatig bijgehouden gegevens blijkt dat er in het kader van migratiefraude door de IND vorig jaar 50 keer aangifte is gedaan bij de politie en <5 keer bij de Inspectie SZW. |
366 |
Hoe vaak wordt bij asielzoekers de verblijfsvergunning ingetrokken wegens vakanties naar de landen van herkomst, hetgeen haaks staat op de geclaimde onveiligheid daar? Hoe wordt hier actief op gehandhaafd? |
De IND werkt samen met de KMar en andere ketenpartners om te controleren of vreemdelingen met een asielvergunning naar hun herkomstland zijn gereisd. Als wordt geconstateerd dat vreemdelingen met een asielvergunning voor bepaalde tijd hun herkomstland hebben bezocht, dan start de IND in de regel een intrekkingsprocedure. Terugkeer naar het land van herkomst wordt als onderdeel van de intrekkings/niet-verlengingsgronden onder artikel 32, eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet niet apart geregistreerd in het registratiesysteem van de IND. Het is derhalve niet mogelijk om cijfers te geven over het aantal herbeoordelingsonderzoeken en intrekkingen op grond van het bezoeken van het herkomstland. |
367 |
Kunt u een overzicht geven van alle asielzoekerscentra in Nederland en hoeveel asielzoekers er op dit moment in alle COA-locaties verblijven en hun geslacht, leeftijd en land van herkomst? |
Overzicht locaties van het COA Almelo Almere Amersfoort Amsterdam Apeldoorn Arnhem Arnhem Vreeden Assen Baexem Balk Budel Cranendonck Burgum Delfzijl Den Helder Drachten Dronten Duinrell Echt Emmen Gilze en Rijen Grave Hardenberg Harderwijk Heeg Heerhugowaard Heerlen Hengelo Hoogeveen Katwijk Leersum Luttelgeest Maastricht FV Maastricht Middelburg Musselkanaal Nijmegen Oisterwijk Overloon Rijswijk Rotterdam Schalkhaar Sneek St. Annaparochie Sweikhuizen Ter Apel Utrecht Wageningen BW Wageningen KW Winterswijk Zutphen Zweeloo Bezetting COA-locaties op 19 oktober M/V Aantal M 18.068 V 9.719 O 3 Totaal 27.790 De 20 landen van herkomst met de meeste bewoners in de locaties van het COA zie tabel in de bijlage. Peildatum: 19 oktober 2021 Leeftijd van bewoners van COA-locaties, onderverdeeld in 9 categorieën zie tabel in de bijlage. Peildatum: 19 oktober 2020 |
368 |
Welke toekomstplannen heeft u voor wat betreft de opvangcapaciteit op COA-locaties en welke kosten/besparingen gaan hiermee gepaard? |
Het COA is verantwoordelijk voor de opvang en de begeleiding van asielzoekers. Inzake de capaciteitsbehoefte volgt het COA de uitgangspunten van de Meerjaren Productie Prognose (MPP), de meerjarige productieplanning van JenV. Het COA vertaalt de MPP naar een COA-prognose en vandaaruit kan de capaciteitsbehoefte worden vastgesteld. Het COA is qua capaciteit altijd in beweging: naast effect van instroom, doorstroom en uitstroom is er ook effect van aflopende bestuursovereenkomsten, onderhoud van locaties, frictie door leegstand en/of het niet uitwisselbaar zijn van modaliteiten. Ook de huidige maatregelen om het aantal corona besmettingen tegen te gaan hebben invloed op de capaciteitsbehoefte van het COA. Uitgangspunt is dat de opvang veilig en verantwoord blijft ingericht. Het op- en afschalen vindt plaats in nauwe samenwerking met de Landelijke Regie Tafel migratie en integratie en uiteraard met gemeenten. Binnen de opvangcapaciteit worden vormen van flexibele opvang onderzocht en ontwikkeld, waarmee sneller en voorspelbaarder op fluctuaties in de instroom kan worden ingespeeld. Daarnaast worden er bestuurlijke afspraken uitgewerkt tussen gemeenten, provincies en rijk, waarbij ook wordt ingezet op een gezamenlijke strategie voor flexibele opvangcapaciteit. |
369 |
Welk percentage asielaanvragen wordt toegekend in de diverse EU-lidstaten, inclusief Nederland? |
In de tabel in de bijlage staan de inwilligingspercentages per EU-land volgens de definities van Eurostat. Eén van de verschillen met de nationale definities is dat Dublin afdoeningen niet in de Eurostat cijfers zijn opgenomen. Daarmee is het totaal aantal afdoeningen in bijgevoegde tabel lager, waardoor de inwilligingspercentages hoger uitvallen wanneer wordt vergeleken met rapportages in Nederland. Zie de tabel in de bijlage voor de beslissingen op eerste aanvragen per land, 2019 Bron: Eurostat, afgerond op vijftallen. https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/view/MIGR_ASYDCFSTA/default/table |
370 |
Wat is het aandeel mannen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de eerste asielinstroom in Nederland en de EU? |
Het aandeel mannen in de Nederlandse instroom eerste asielaanvragen is in 2020 (tot en met juli) 77%. Het aandeel mannen in de Europese instroom eerste asielaanvragen over dezelfde periode is 63%[1]. Eurostat-cijfers over 2020 over alleenstaande minderjarige vreemdelingen zijn nog niet beschikbaar, daarom worden voor deze groep de cijfers over 2019 gegeven. Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de Nederlandse instroom eerste asielaanvragen was in 2019 5% (1.045 op een instroom van 22.485)[2]. Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de Europese instroom asielaanvragen in 2019 is 2% (14.025 op een instroom van 631.285). [1] Bron: Eurostat, betreft EU-27 https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/bookmark/56267594-ce07-4655-8e93–8c0998fb8dee?lang=en [2] Bron: Eurostat, betreft EU-27 https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/bookmark/5955055a-af7a-441c-8e39-a21b07a2dc85?lang=en |
371 |
Hoeveel gezinsleden hebben asielzoekers vorig jaar gemiddeld later overkomen in het kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging? Hoe verhouden deze aantallen zich tot andere EU-landen, in het bijzonder Denemarken? |
De vraag hoeveel gezinsleden een asielzoeker vorig jaar gemiddeld heeft laten overkomen in het kader van nareis of op basis van reguliere gezinsvorming en gezinshereniging is niet te beantwoorden[1]. Wel kan worden aangegeven voor hoeveel gezinsleden een houder van een verblijfstatus asiel gemiddeld een nareisaanvraag indient. Zie hiervoor de tabel in de bijlage. Er zijn geen cijfers bekend over het gemiddeld aantal aanvragen in andere EU-lidstaten. Bron: metis, standdatum 2020 en september 2020. [1] Voor een antwoord op de vraag hoeveel partners c.q. gezinsleden niet-Nederlandse referenten gemiddeld in de periode januari 2014 tot en met december 2019 naar Nederland hebben laten komen in het kader van reguliere gezinshereniging/gezinsvorming dan wel artikel 8 EVRM (familie- en gezinsleven wordt verwezen naar het antwoord op vraag 372. |
372 |
Hoeveel partners/gezinsleden laat een zich in Nederland verblijvende vreemdeling gedurende zijn leven gemiddeld naar Nederland komen? |
Niet-Nederlandse referenten hebben in de periode januari 2014 tot en met december 2019 gemiddeld 1,63 partners c.q. gezinsleden laten overkomen in het kader van reguliere gezinshereniging/gezinsvorming dan wel artikel 8 EVRM (familie- en gezinsleven). Hieronder vallen ook houders van een verblijfstatus asiel die niet voor nareis in aanmerking komen en een reguliere aanvraag doen voor gezinshereniging. Bij reguliere gezinshereniging wordt, in tegenstelling tot bij nareis, het mvv en middelenvereiste gesteld. Voor wat betreft het aantal partners en gezinsleden dat gemiddeld via nareis naar Nederland komt kan de vraag niet worden beantwoord omdat deze gegevens niet uit de geautomatiseerde systemen van de IND gegenereerd kunnen worden. |
373 |
Hoeveel vreemdelingen zijn er door middel van gezinsmigratie de afgelopen 5 jaar naar Nederland gekomen, uitgesplitst in nareis en regulier? |
In de periode van 2015 tot en met 2019 zijn 139.830 aanvragen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- of gezinslid in eerste aanleg ingewilligd. Daarnaast zijn in de periode van 2015 tot en met 2019 50.420 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd op grond van nareis ingewilligd.[1] [1] Bron: INDiGO/METiS. Cijfers zijn op jaarbasis en afgerond op tientallen. |
374 |
In hoeveel gevallen heeft de hoofddirecteur van de IND dit jaar een verblijfsvergunning verleend op basis van schrijnendheid? |
De Hoofddirecteur IND heeft in de periode van 1 januari 2020 tot 1 oktober 2020 in 4 zaken besloten een vergunning te verlenen op grond van een schrijnende situatie in de zin van artikel 3.6ba lid 1Vb. |
375 |
Hoeveel vreemdelingen hebben er, sinds de inwerkingtreding, een beroep gedaan op de regeling langdurig verblijvende kinderen, uitgesplitst naar de Definitieve regeling en de Afsluitingsregeling? Hoe vaak is er alsnog verblijfsrecht toegekend op basis van deze regelingen en hoeveel vreemdelingen zijn afgewezen? Hoeveel van de afgewezen vreemdelingen hebben Nederland uiteindelijk verlaten? |
Sinds de invoering van de Definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen (DRLVK) hebben 2.140 vreemdelingen een beroep gedaan op deze regeling. Op basis van de DRLVK hebben 120 vreemdelingen verblijfsrecht gekregen. 1.840 vreemdelingen werden in het kader van deze regeling afgewezen. Sinds de invoering van de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen (ARLVK) (30 januari 2019) hebben 2.190 vreemdelingen een beroep gedaan op deze regeling. Tot 19 oktober 2020 hebben, inclusief de resultaten na bezwaar, 1.140 vreemdelingen alsnog verblijfsrecht toegewezen gekregen in het kader van deze regeling. 880 vreemdelingen werden, inclusief de resultaten na bezwaar, alsnog afgewezen. Van de vreemdelingen van wie de aanvraag op de overgangsregeling, de definitieve regeling en/of de afsluitingsregeling tot een afwijzing heeft geleid, zijn er sinds de start van de regelingen tot en met september 2020 230 vreemdelingen aantoonbaar uit Nederland vertrokken. Ongeveer 850 van de afgewezen personen zijn zelfstandig vertrokken zonder toezicht. Cijfers afgerond op tientallen. (Bron: Metis IND, DTenV, Ministerie van Justitie en Veiligheid.) |
376 |
Hoeveel van het totaal aantal reguliere verblijfsprocedures wordt doorlopen door vreemdelingen die daarvoor ook (één of meerdere) asielprocedures hebben doorlopen? |
In de periode van 2018 tot en met september 2020 zijn 6.110 reguliere aanvragen ingediend door vreemdelingen die eerder een asielaanvraag hebben ingediend. In dezelfde periode zijn 300.050 reguliere aanvragen ingediend door vreemdelingen die geen asielaanvraag hebben ingediend. NB. De aantallen zijn afgerond op tientallen. |
377 |
Hoeveel immigranten uit islamitische landen zijn vorig jaar tot Nederland toegelaten, uitgesplitst in aanvragen asiel en regulier? Hoe groot is dit aantal als de Europa-route wordt meegerekend? |
Zoals eerder is aangegeven, hanteren het CBS en de migratieketen geen lijst van «islamitische landen».[1] Voor de beantwoording van eerdere Kamervragen in het kader van de JenV-begroting omtrent migratie uit «islamitische landen» is gebruik gemaakt van een lijst van landen waarvan de meerderheid van de inwoners zich tot het islamitische geloof rekent. Deze lijst is uitsluitend aangemaakt voor het beantwoorden van deze vragen en heeft zowel voor het CBS als voor de migratieketen geen inhoudelijke betekenis en is als zodanig ook niet geactualiseerd. Op basis van de eerder gehanteerde lijst zijn van migranten uit deze landen in 2019 8.230 aanvragen om een eerste asielvergunning ingewilligd (inclusief nareis) en 22.050 aanvragen om een reguliere verblijfsvergunning ingewilligd. (bron IND) Ten aanzien van deze aantallen wordt opgemerkt dat personen met de nationaliteit van een «islamitisch land» niet noodzakelijk zelf moslim zijn; terwijl immigranten uit een «niet-islamitisch land» het islamitisch geloof kunnen aanhangen. Op basis van het aantal immigranten uit een «islamitisch land» kunnen dus geen sluitende conclusies worden getrokken over het aantal moslims dat zich in Nederland vestigt. De zeggingskracht van de vorenstaande getallen is dus beperkt. [1] Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1715 |
378 |
Hoe vaak is door Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV)-plichtige vreemdelingen in Nederland een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning ingediend en waarbij toch niet aan het MVV-vereiste is voldaan? |
Over het verantwoordingsjaar 2019 zijn in totaal 16.660 aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning zonder MVV van MVV plichtige vreemdelingen afgehandeld, daarvan zijn 2.710 aanvragen afgewezen. Doordat er meerdere afdoeningsgronden mogelijk zijn, is het op basis van bestaande registratie niet te genereren hoeveel daarvan zijn afgewezen door het niet voldoen aan het MVV-vereiste. |
379 |
Hoeveel vreemdelingen zijn vorig jaar vrijgesteld van het MVV-vereiste en op welke gronden? |
Over het verantwoordingsjaar 2019 zijn in totaal 16.660 aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning zonder MVV van MVV-plichtige vreemdelingen afgehandeld. Daarvan zijn 12.750 aanvragen ingewilligd. Dit betekent dat in deze 12.750 ingewilligde aanvragen de vreemdeling vrijgesteld is van het MVV-vereiste. Doordat er meerdere afdoeningsgronden mogelijk zijn, is het op basis van bestaande registratie niet te genereren op welke gronden in deze zaken is vrijgesteld van het MVV-vereiste. |
380 |
Hoe vaak hebben kennismigranten vorig jaar een verblijfsvergunning gekregen en hoe vaak is verblijfsrecht van kennismigranten geweigerd of ingetrokken wegens fraude? |
In 2019 hebben 18.620 vreemdelingen een verblijfsvergunning voor kennismigratie gekregen. Er zijn 100 aanvragen om een verblijfsvergunning voor kennismigratie afgewezen. [1] Voor wat betreft de vraag hoe vaak het verblijfsrecht van kennismigranten is geweigerd of ingetrokken specifiek wegens fraude, geldt dat deze informatie niet vanuit het IND-automatiseringssysteem is te genereren. [1] Deze aantallen zijn het totaal aantal ingewilligde en afgewezen aanvragen voor de nationale kennismigrantenregeling, Europese Blauwe kaart en «overplaatsing binnen een onderneming» (inclusief de ingewilligde en afgewezen aanvragen wijziging beperking naar deze verblijfsdoelen). Het verblijfsdoel «overplaatsing binnen een onderneming» vloeit voort uit de per 29 november 2016 geïmplementeerde Europese Richtlijn 2014/66 voor Intra Corporate Transferees. Aantallen zijn afgerond op tientallen. |
381 |
Hoe vaak is vorig jaar het verblijfsrecht ingetrokken van EU-onderdanen? Op welke gronden is dat gebeurd en hoe verhoudt dit aantal zich tot de intrekkingen in omliggende landen? Hoeveel van de betreffende EU-onderdanen hebben ons land aantoonbaar verlaten? |
In 2019 is in 1110 zaken het verblijf van een EU-burger beëindigd. In 240 zaken is het verblijf beëindigd en is vervolgens tot ongewenst verklaring overgegaan. In de overige 870 zaken is het verblijf beëindigd, omdat niet aan één of meer voorwaarden uit de Richtlijn vrij verkeer van personen is voldaan. De grond waarop de intrekking heeft plaats gevonden is niet te genereren uit het geautomatiseerde systeem van de IND. Met betrekking tot hoe deze cijfers zich verhouden tot de omliggende landen kunnen geen gegevens worden verstrekt, aangezien deze niet bekend zijn bij de IND[1]. In 2019 zijn 340 EU-burgers aantoonbaar uit Nederland vertrokken, 300 daarvan zijn gedwongen vertrokken[2]. [1] Bron: IND. Cijfers zijn afgerond op tientallen. [2] Bron: DT&V. Cijfers zijn afgerond op tientallen. |
382 |
Hoe vaak is vorig jaar EU-verblijfsrecht gevraagd door partners en gezinsleden van EU-onderdanen die zelf geen EU-nationaliteit hadden? Hoeveel van deze aanvragen zijn ingewilligd? |
In 2019 zijn in Nederland ongeveer 7750 aanvragen ingediend voor een EU-document door niet EU-onderdanen. In 2019 zijn in Nederland ongeveer 6.740 aanvragen door partners en familieleden van EU-onderdanen die zelf geen EU-nationaliteit hadden ingewilligd. Bron: IND. |
383 |
Hoeveel MOE-landers verblijven momenteel in Nederland en van hoeveel is door middel van registratie zeker dat ze hier zijn? Hoeveel van de in Nederland verblijvende MOE-landers zitten in sociale huurwoningen? |
Deze arbeidsmigranten zijn EU burgers en zij hoeven zich dus niet te laten registreren bij de IND. Ze worden alleen geregistreerd in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) wanneer ze zich inschrijven als inwoner van een gemeente. Het is daarom niet exact aan te geven hoeveel arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europese landen momenteel in Nederland verblijven. Op 1 september 2020 stonden er 279.387 personen van de eerste generatie met een Midden- en Oost- Europese migratieachtergrond ingeschreven in de BRP als inwoner van Nederland. Het is niet mogelijk te specificeren waar deze personen verblijven en dus ook niet of zij in een sociale huurwoning verblijven. bron: CBS, voorlopige cijfers; Zie de StatLine link: https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/83482NED/table?dl=4367D |
384 |
Hoe vaak zijn vorig jaar verblijfsdocumenten aangemerkt als zijnde verloren of gestolen? Hoe verhoudt dit zich tot het aantal verloren of gestolen paspoorten, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal mensen dat dergelijke documenten bezit? |
In 2019 zijn circa 9.280 aanvragen ontvangen voor het vervangen van het vreemdelingendocument vanwege verlies of diefstal. Het is niet mogelijk om het totaal van uitgegeven verblijfsdocumenten te genereren uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de IND waardoor er geen verhouding kan worden berekend. In 2019 zijn 54.000 paspoorten en 138.000 identiteitskaarten als vermist/gestolen opgegeven (bron RvIG). |
385 |
Hoe vaak is vorig jaar een verblijfsvergunning ingetrokken? Op welke gronden is dat gebeurd? |
In 2019 zijn 15.750 reguliere- en 250 asielvergunningen ingetrokken. De IND trekt een verblijfsvergunning in om verschillende redenen. Dit kan onder andere zijn omdat iemand een beroep op bijstand doet, iemand niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het verblijfsdoel of dat iemand bijvoorbeeld uit Nederland is vertrokken voordat diens verblijfsvergunning is verlopen (dit betreft het merendeel van de intrekkingen). Ten aanzien vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning zijn cijfers te leveren over het aantal waarvan in een bepaalde periode asielvergunningen zijn ingetrokken op grond van openbare orde. In 2019 zijn in totaal 30 asielvergunningen ingetrokken op grond van openbare orde. Als een vergunning om deze reden wordt ingetrokken, betekent dat, dat de vreemdeling een «ernstig misdrijf» of een «bijzonder ernstig misdrijf» heeft gepleegd, afhankelijk van de vergunning die hij had. Kort gezegd is in beginsel sprake van een «ernstig misdrijf» als de rechter zes maanden gevangenisstraf of meer heeft opgelegd en van een «bijzonder ernstig misdrijf» bij tien maanden of meer. Het is op dit moment niet mogelijk om vanuit de geautomatiseerde systemen van de IND op te maken waarom de vergunning is ingetrokken op basis van de andere gronden dan openbare orde. Cijfers zijn afgerond op tientallen. |
386 |
Hoe vaak wordt een aanvraag om een verblijfsvergunning afgewezen vanwege in het land van herkomst gepleegde misdrijven/openbare orde? |
Een verblijfsvergunning kan worden afgewezen op grond van strijd met de openbare orde. Dat is mogelijk als het misdrijf in Nederland is gepleegd of in een ander land. Dit wordt echter niet afzonderlijk geregistreerd. Deze gevraagde cijfers kunnen derhalve niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND. Wel kan het aantal afgewezen asielvergunningen op grond van openbare orde aspecten worden genoemd. In 2019 zijn ca. 30 asielaanvragen afgewezen op grond van de openbare orde, in het eerste half jaar van 2020 waren dit ca. 10 zaken. Cijfers zijn afgerond op tientallen. |
387 |
Hoe wordt gecontroleerd of asielzoekers in het land van herkomst geen misdrijven hebben gepleegd? |
Bij de asielaanvraag dient de vreemdeling (van 12 jaar en ouder) een antecedentenverklaring in te vullen waarin hij verklaart zich niet schuldig te hebben gemaakt aan het begaan van strafbare feiten. Als hij dit niet kan, moet hij aangeven welke strafbare feiten hij heeft begaan. Aan het begin van de asielprocedure wordt standaard het register op signaleringen van de Schengenlanden gecheckt. Indien de vreemdeling als gesignaleerd geregistreerd staat, wordt altijd navraag gedaan bij de lidstaat naar de reden van signalering en kan een vonnis opgevraagd worden. Er zijn geen registers om te bekijken of er een asielzoeker veroordeeld is in andere landen tenzij de asielzoeker is gesignaleerd in een van de registers die betrekking hebben op grenscontroles. Daarnaast maakt een toets aan artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag onderdeel uit van de asielprocedure. Voor alle asielzoekers geldt dat de IND een screening uitvoert na de aanmeldfase van het asielproces. Bij deze screening is er specifieke aandacht voor o.a. signalen die kunnen wijzen op oorlogsmisdrijven (1F). Bij aanwijzingen dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan mensenrechtenschendingen wordt een 1F-onderzoek opgestart door Unit 1F. Naast deze screening, kunnen er ook tijdens de procedure signalen bij de IND binnenkomen waaruit 1F-indicaties naar voren komen (klik- of tipbrieven van burgers, slachtoffers/getuigen van 1F-misdrijven, meldingen vanuit de migratieketen), waarna een 1F-onderzoek kan worden gestart. |
388 |
Hoe vaak is actief (door Vreemdelingendienst) gecontroleerd of bezitters van verblijfsvergunningen nog aan de gestelde voorwaarden voldoen (zoals in Nederland (samen)wonen)? Hoe verhoudt het aantal controles zich tot voorgaande jaren? |
Er bestaan verschillende instrumenten om na te gaan of vergunninghouders nog voldoen aan de voorwaarden voor hun verblijf in Nederland. Naast de door de IND uitgevoerde administratieve controles in de systemen, voert de politie persoonsgerichte controles uit om na te gaan of vergunninghouders nog voldoen aan de vereisten voor vergunningverlening. De politie voert deze controles onder meer uit op verzoek van de IND wanneer sprake is van indicaties van fraude of misbruik of van het niet naleven van de aan de afgegeven vergunning gestelde vereisten bij gezinsmigratie. De tabel in de bijlage geeft het totaal aantal persoonsgerichte controles weer vanuit de politie in de periode 2015 tot en met 2020 (t/m juni). Uit de geautomatiseerde data systemen van de migratieketen is niet op te maken in hoe veel gevallen het hierbij een persoonsgerichte controle bij een vergunninghouder betreft. De afname van het aantal controles in de periode 2015 tot en met 2017 is veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder de toegenomen prioriteit voor de bestrijding van mensenhandel en -smokkel, de hoge instroom van asielzoekers in 2015 en 2016 en de extra aandacht en capaciteit voor nationale veiligheid in de migratieketen. Sinds 2018 is een herstel zichtbaar en is het aantal persoonsgerichte controles weer gestegen. Vanwege de situatie rondom corona zijn er minder controles uitgevoerd in 2020 (t/m juni). Met name vanaf maart tot mei is er een verminderd aantal controles uitgevoerd, na mei neemt het aantal controles weer toe. Zie tabel in de bijlage voor de Persoonsgerichte controles van 2015 t/m 2020 (t/m juni). |
389 |
Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd c.q. omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd? |
Van de 25.300 afgehandelde aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd c.q. voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in 2019 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 590 afgewezen en 1.080 niet inhoudelijk afgedaan (bijvoorbeeld verkeerd of te vroeg ingediend). Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning voor bepaalde tijd in sommige gevallen om hen moverende redenen geen aanvraag doen voor verlenging of omzetting naar een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Deze zaken zijn niet in voornoemde aantallen opgenomen. Bron: IND. Aantallen afgerond op tientallen. |
390 |
Wat is het totaal aantal vreemdelingen dat op basis van een verblijfsvergunning asiel in Nederland verblijft, uitgesplitst in verblijfsvergunningen voor bepaalde en onbepaalde tijd? |
Op dit moment zijn er 90.690 vreemdelingen die bij de IND geregistreerd staan als houder van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en 35.040 vreemdelingen die geregistreerd staan als houder van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd (peildatum 19 oktober 2020, afgerond op tientallen). Hoeveel van deze vreemdelingen op dit moment feitelijk in Nederland verblijven is niet uit de geautomatiseerde systemen van de IND te genereren. Wel ontvangt de IND een melding wanneer de vreemdeling uitgeschreven is uit de Basisregistratie Persoonsgegevens. De IND beziet vervolgens of er aanleiding bestaat om de verleende vergunning in te trekken. |
391 |
Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst in zelfstandig en gedwongen vertrek? Hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken? Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van 2010 tot en met 2019? |
De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken. In 2020, tot en met september, zijn ongeveer 13.390 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Dit zijn niet alleen afgewezen asielzoekers maar ook mensen van wie de vergunning is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen die nooit een verblijfsvergunning hebben aangevraagd. Daarvan zijn ongeveer 3.250 vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ongeveer 2.730 vreemdelingen gedwongen. Circa 7.410 vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken. Zie bijlage voor de tabel. Bron: KMI+ |
392 |
Hoeveel landen weigeren het toelaten van onderdanen in het kader van het terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat? |
Het merendeel van de herkomstlanden heeft geen principiële bezwaren tegen gedwongen terugkeer en werkt daar aan mee. Een aantal landen weigert mee te werken aan gedwongen terugkeer. Daarnaast is er een aantal landen dat veel voorwaarden en vragen opwerpt, of juist niet reageert op verzoeken tot terugname van eigen onderdanen, zodat er feitelijk gesproken kan worden van tegenwerking. Het is moeilijk om een representatief beeld te geven over een langere periode. Bij veel landen kent medewerking een wisselend beeld: perioden van relatief voldoende medewerking worden afgewisseld door perioden met minder medewerking. Waar de samenwerking stokt, zetten Nederland en de EU uitdrukkelijk in op het komen tot effectieve werkafspraken. Voor een aantal voor Nederland relevante landen geldt, dat de afgelopen jaren een structureel beeld laten zien van tekortschietende samenwerking op gedwongen terugkeer, dit geldt bijvoorbeeld voor Ethiopië, Irak, Iran, Marokko en Somalië. |
393 |
Hoe vaak heeft het kabinet negatieve prikkels aangewend om landen van herkomst te bewegen tot het terugnemen van onderdanen? Welke sancties zijn er uitgevoerd? |
Zie antwoord op vraag 128. Hiervoor verwijst het kabinet naar de reactie op de motie van het lid Becker c.s. van 10 juli jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2675). |
394 |
Met welke landen heeft Nederland overeenkomsten van de terugname van onderdanen? Zijn er op dit moment onderhandelingen gaande met landen om overeenkomsten te sluiten om hun onderdanen terug te nemen? Zo ja, welke landen zijn dit en wat is de voortgang van deze onderhandelingen? |
In Benelux-verband zijn er reeds 19 gesloten terug- en overnameovereenkomsten (T&O’s): Armenië, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Duitsland, Estland, Frankrijk, Hongarije, (ex-)Joegoslavië – waarbij moet worden gesteld dat de overeenkomst wel is overgenomen door Servië, maar niet door Montenegro (het werd door Montenegro wel als zodanig toegepast) – Kazachstan, Kosovo, Kroatië, Letland, Litouwen, Noord-Macedonië, Oostenrijk, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Zwitserland. In EU-verband zijn er reeds 18 gesloten T&O’s: Albanië, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Bosnië-Herzegovina, Georgië, Hong Kong, Kaapverdië, Macao, Noord-Macedonië, Moldavië, Montenegro, Oekraïne, Pakistan, Russische Federatie, Servië, Sri Lanka en Turkije. Dat meerdere landen in beide lijsten voorkomen, is omdat er eerst in Benelux-verband een T&O is afgesloten voordat dit in EU-verband gebeurd. Nederland sluit al decennia lang T&O’s in Benelux-verband dan wel EU-verband af en heeft niks bilateraal afgesloten. Nederland tracht in Benelux- en Europees verband met meer dan een dozijn landen om tot een T&O of andere terugkeerafspraken te komen. Dit is vaak een complex en tijdrovend proces. In het belang van de Nederlandse onderhandelingspositie dan wel de bilaterale betrekkingen kan ik niet in de openbaarheid aangeven welke landen het betreft. Naast de T&O’s heeft Nederland, maar ook de Europese Commissie, sinds de migratiecrisis enkele andere overeenkomsten gesloten, waaronder bijvoorbeeld «arrangements» met Bangladesh, Ethiopië, Gambia en Ivoorkust, om de terugname van onderdanen te bevorderen. |
395 |
Hoeveel vreemdelingen zijn gedwongen teruggestuurd naar Marokko? Wat is de reden van gedwongen terugkeer? Hoe vaak had gedwongen terugkeer moeten plaatsvinden, maar is dit niet gelukt? Wat is de reden voor deze mislukking en wat heeft het kabinet gedaan om dit te corrigeren? |
In 2019 zijn circa 250 Marokkanen gedwongen uitgezet. Hiervan zijn circa 210 Marokkanen uitgezet vanuit vreemdelingenbewaring en 40 Marokkanen vanuit strafrechtelijke detentie. In de meeste gevallen (circa 210) betrof het gedwongen overdrachten op basis van een Dublin claim. Ongeveer 30 Marokkanen zijn gedwongen teruggekeerd naar Marokko. In 2019 zijn circa 220 bewaringen opgeheven vanwege een andere reden dan gecontroleerd vertrek. In 2020 t/m september zijn circa 90 Marokkanen gedwongen uitgezet. Hiervan zijn circa 70 Marokkanen uitgezet vanuit vreemdelingenbewaring, en 20 Marokkanen vanuit strafrechtelijke detentie. In de meeste gevallen (circa 70) betrof het gedwongen overdrachten op basis van een Dublin claim. Ongeveer 10 Marokkanen zijn gedwongen teruggekeerd naar Marokko. In 2020 zijn t/m september circa 200 bewaringen opgeheven vanwege een andere reden dan gecontroleerd vertrek. Als gevolg van de corona crisis doen zich bij het realiseren van vertrek veel beperkingen voor (zoals vluchtbeletselen), waardoor in 2020 tot op heden minder vreemdelingen Nederland gecontroleerd verlaten. Dit geldt ook voor terugkeer naar Marokko. De voortduring van de vreemdelingenbewaring wordt in alle zaken steeds opnieuw beoordeeld. Indien terugkeer niet kan worden gerealiseerd, zal na verloop van tijd het belang van de vreemdeling om in vrijheid gesteld te worden zwaarder wegen dan het belang van de Staat om de vreemdeling langer vast te houden ter fine van zijn uitzetting. Deze vreemdelingen moeten als gevolg van een belangenafweging vaak in vrijheid worden gesteld omdat er (ondanks langdurig tijdsverloop) nog geen geldige reisdocumenten zijn verstrekt ten behoeve van gedwongen terugkeer. Dit is ook bij Marokkaanse vreemdelingen het geval. Een groot deel van de bewaringen (in zowel 2019 als t/m september 2020 circa 150) is om deze reden beëindigd. De mate waarin een herkomstland de nationaliteit van een onderdaan kan vaststellen is mede afhankelijk van de medewerkingsbereidheid van de vreemdeling. Frustratie, bijvoorbeeld door het achterhouden van identiteitsdocumenten of het niet beantwoorden van vragen, maakt het voor herkomstlanden soms niet mogelijk de nationaliteit vast te stellen. Ook zijn vreemdelingen niet altijd procedureel verwijderbaar, verdwijnen vreemdelingen soms uit beeld en is de samenwerking met het herkomstland voor verbetering vatbaar. De relatie met Marokko is complex. Zoals bekend is Marokko een belangrijk land voor samenwerking op migratie, waaronder terugkeer. De inzet van het kabinet is dan ook gericht op dialoog met Marokko op verschillende niveaus om de samenwerking in den brede te verbeteren. Dit vindt plaats binnen de bredere bilaterale relatie samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De beperkingen inzake het corona virus hebben impact gehad op de uitvoering van deze inzet en de relatie stond dit jaar in het teken van de corona-crisis. |
396 |
Hoeveel vreemdelingen zijn er dit jaar in vreemdelingenbewaring geplaatst, en hoeveel van deze vreemdelingen hebben Nederland daadwerkelijk verlaten? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren? |
In 2020 zijn tot en met september ca. 1.690 vreemdelingen in bewaring gesteld. Van de vreemdelingen van wie in die periode de bewaring werd opgeheven vanwege een vorm van vertrek, heeft 62% (ca. 1.290) Nederland aantoonbaar verlaten. In 2018 en 2019 lag dit percentage op respectievelijk 74% (ca. 2.260) en 75% (ca. 2.500). Als gevolg van de corona-crisis doen zich bij het realiseren van vertrek veel beperkingen voor (zoals vluchtbeletselen), waardoor in 2020 tot op heden minder vreemdelingen Nederland daadwerkelijk hebben verlaten. In de Kamerbrief van 5 oktober jl. (Kamerstukken II, 2019/20, 19 637, nr. 2620) is verder ingegaan op de gevolgen van corona en de genomen maatregelen, waaronder op het gebied van terugkeer. Bron: DT&V. Aantallen afgerond op tientallen. |
397 |
Hoeveel van de vreemdelingen die het afgelopen jaar in vreemdelingendetentie hebben gezeten, zijn daar meer dan 1 keer vastgezet? |
Onder het aantal vreemdelingen dat in 2019 in vreemdelingenbewaring heeft gezeten bevinden zich 160 vreemdelingen die meer dan één keer in vreemdelingenbewaring hebben verbleven. Bron: DJI, afgerond op tientallen. |
398 |
Hoeveel van de aan de DT&V overgedragen personen hebben afgelopen vijf jaar daadwerkelijk Nederland aantoonbaar verlaten? Uitgesplitst naar aantallen overdrachten/vertrekken per jaar. |
Tabel 1 in de bijlage geeft een overzicht van de instroom en de uitstroom bij de DT&V over de afgelopen vijf jaar. Zie de tabel in de bijlage voor instroom DT&V. Afgerond op tientallen (Bron: Rapportage Vreemdelingenketen jan-dec 2015 t/m 2019). Tabel 2 in de bijlage geeft een overzicht van de uitstroom bij de DT&V over de afgelopen vijf jaar. De uitstroom is onderverdeeld in aantoonbaar vertrek en zelfstandig vertrek zonder toezicht. Aantoonbaar vertrek is daarbij uitgesplitst in gedwongen- en zelfstandig vertrek. De bijgevoegde gegevens komen uit de Rapportage Vreemdelingenketen (RVK) zoals die elk jaar gepubliceerd wordt.[1] Zie de tabel in de bijlage voor de uitstroom DT&V. Afgerond op tientallen (Bron: Rapportage Vreemdelingenketen jan-dec 2015 t/m 2019). Bij de aantallen in de tabellen is van belang dat vreemdelingen die in een bepaald jaar instromen bij de DT&V in een ander jaar kunnen vertrekken. Verder wordt opgemerkt dat, zoals ook uit de Rapportage Vreemdelingenketen blijkt, de DT&V naast aantoonbaar vertrek ook nog uitstroom uit de caseload kent, omdat een verblijfsvergunning wordt verleend of omdat er sprake is van een andere vorm van (tijdelijk) rechtmatig verblijf (bijvoorbeeld vanwege een herhaalde toelatingsaanvraag of om medische redenen). [1] Kamerstuk 19 637, nr. 2606 |
399 |
Wat zijn de gemiddelde kosten van de DT&V per asielzoeker over de jaren 2010 – 2019? Uitgesplitst per jaar. |
Het bepalen van de gemiddelde kosten van DT&V per asielzoeker per jaar is niet eenduidig vast te stellen, deels omdat de preventieve werking niet gekwantificeerd is. Daarnaast fluctueert de lengte van het terugkeerproces, waardoor toewijzing aan een specifiek begrotingsjaar niet eenduidig te doen is. De totale begrote kosten van de DT&V in 2021 zijn 96 miljoen euro, waarmee de DT&V haar taak als professionele uitvoerder van het terugkeerbeleid uitvoert. Zie tabel in de bijlage voor de begrote kosten voor DT&V in 2021. Hierin staat hoe die zijn onder te verdelen. Hiermee streeft de DT&V ernaar om vertrek zo snel als mogelijk te laten verlopen. Daarnaast is het doel van de DT&V ook dat de behaalde terugkeerresultaten nieuwe kansarme asielaanvragen helpen voorkomen. |
400 |
Hoe vaak moet de DT&V een geplande uitzetting afbreken als gevolg van geweld, misdragingen, intimidaties of andere manieren van frustratie van het terugkeer proces? Welke kosten brengen deze wandaden met zich mee? |
In 2019 zijn ca. 90 vluchten geannuleerd doordat de vreemdeling zich heeft verzet tegen het vertrek. In 2020 t/m september waren dit ca. 30 vluchten. Dit betreft zowel gedwongen als zelfstandig vertrek. De kosten van iedere uitzetting en annulering is per individuele casus afhankelijk van een combinatie van diverse factoren. Daarom is er geen specifieke informatie beschikbaar over de kosten annuleringen als gevolg van fysiek verzet van de vreemdeling. Ook zijn er meerdere ketenpartners bij betrokken zoals de Kmar en de Dienst Vervoer en Ondersteuning. In het kader van kostenbesparing worden waar mogelijk flexibele tickets geboekt. |
401 |
Hoeveel vertrekplichtige gezinnen zijn vanuit de gezinslocaties daadwerkelijk teruggekeerd naar de landen van herkomst? Hoe verhoudt het aantal teruggekeerde gezinnen zich tot de resultaten van de afgelopen jaren? |
Vanuit de gezinslocaties zijn in 2020 tot en met september ca. 65 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst. Er zijn daarnaast circa 5 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie. In 2019 zijn ca. 85 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst. Daarnaast zijn er ca. 20 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie. In 2018 zijn ca. 75 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst. Ook zijn er ca. 55 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie. In 2017 zijn ca. 85 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst. Er zijn ca. 55 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie. Als gevolg van de corona-crisis doen zich bij het realiseren van vertrek veel beperkingen voor (zoals vluchtbeletselen), waardoor in 2020 tot op heden minder vreemdelingen Nederland gecontroleerd verlaten. |
402 |
Hoeveel vertrekplichtige vreemdelingen zijn na hun verblijfsprocedure(s) toch niet uit Nederland vertrokken c.q. hebben hun vertrekplicht genegeerd? Hoe verhoudt dit percentage zich tot andere EU-lidstaten? |
Inzet van de overheid is dat vreemdelingen, die niet (langer) in Nederland mogen blijven, terugkeren. Als van zelfstandig vertrek geen gebruik is gemaakt, kan worden ingezet op gedwongen terugkeer. Wanneer vertrekplichtige vreemdelingen zich aan het zicht van de overheid onttrekken (niet-aantoonbaar vertrek), is niet te zeggen waar zij verblijven. Mogelijk vertrekt een deel van deze groep alsnog uit Nederland. De migratieketen heeft hier niet rechtstreeks zicht op. Zoals tijdens het notaoverleg van 3 juni jl. is toegezegd, verwacht ik het WODC rapport inzake een schatting van illegaliteit in Nederland, samen met een beleidsbrief over illegaliteit, op korte termijn aan uw Kamer te kunnen sturen. Het laatste rapport van het Europees Migratienetwerk (EMN), genaamd «Dissemination of Information on Voluntary Return[2]: how to reach irregular migrants not in contact with the authorities», verscheen in 2015. Dit rapport leert dat onder de Europese lidstaten, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Spanje, Zweden en het VK naar schatting de grootste populatie onrechtmatig verblijvende personen hebben. Paragraaf 2.1 van het rapport meldt: «However, the contrast in the perceived scales in different countries, is notable with Finland having the lowest estimate at 1,000 and Germany the highest at to up to 520,000.» Er zijn geen recentere cijfers beschikbaar. [1] https://www.wodc.nl/binaries/2917_Volledige_Tekst_tcm28–356573.pdf |
403 |
Hoeveel vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland maar worden op grond van artikel 3 EVRM niet uitgezet? |
Voor vreemdelingen met een 1F-status wordt door DT&V bijgehouden indien deze op grond van artikel 3 EVRM niet kunnen worden uitgezet. Het aantal vreemdelingen met een 1F-status in de werkvoorraad van de DT&V bedroeg eind 2019 ongeveer 110. Bij ongeveer 60 van deze dossiers is ook sprake van niet verwijderbaarheid vanwege artikel 3 EVRM. In 2019 hebben ongeveer 5 1F-ers Nederland aantoonbaar verlaten waarvan enkele gedwongen. Ten aanzien van de overige categorieën vreemdelingen in de werkvoorraad van DT&V wordt niet geregistreerd of er sprake is van een 3 EVRM-beletsel. Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt en op grond van artikel 3 EVRM niet naar het land van herkomst kan worden uitgezet, is niet als zodanig uit de systemen van de migratieketen te genereren. De Nederlandse overheid heeft immers geen zicht op vreemdelingen die weliswaar in Nederland zijn, maar zich aan het vreemdelingentoezicht onttrekken. |
404 |
Hoeveel criminele vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland? Hoeveel daarvan kunnen niet worden uitgezet en waarom niet? Hoeveel daarvan zitten in (vreemdelingen)bewaring? |
De vraag wordt opgevat als betrekking hebbende op vreemdelingen die ooit een strafrechtelijk feit hebben begaan. Deze vragen naar vreemdelingen zonder verblijfsrecht zijn niet te beantwoorden, omdat de overheid geen zicht heeft op alle vreemdelingen die zich illegaal in Nederland bevinden. Dit is inherent aan illegaal verblijf. DT&V heeft wel zicht op vreemdelingen met een strafrechtelijke achtergrond die zijn overgedragen aan de DT&V door de strafrechtketen. Hoe die overdracht plaatsvindt, staat beschreven in de Ketenprocesbeschrijving Vreemdelingen in de Strafrechtketen (het VRIS-protocol). Het VRIS-protocol is van toepassing op: Een in Nederland verblijvende vreemdeling; 1. Met of zonder rechtmatig verblijf; 2. Die in Nederland verdacht wordt van het plegen van een misdrijf en/of hiervoor is veroordeeld. Uitgangspunt van het VRIS-protocol is dat indien van toepassing de vreemdelingenketen verblijfrechtelijke gevolgen zal geven aan de strafrechtelijke veroordelingen van een vreemdeling en dat criminele vreemdelingen na het uitzitten van hun straf, Nederland aantoonbaar verlaten, bij voorkeur vertrekkend vanuit de strafrechtelijke detentie. Op 30 september 2020 had de DT&V ca. 760 vreemdelingen met een VRIS- achtergrond in de caseload. Nagenoeg alle vreemdelingen bevonden zich op een DJI-locatie, de meesten voor het uitzitten van een (preventieve) straf of maatregel en een klein deel (ca. 40) zat in vreemdelingenbewaring. In principe wordt in al deze zaken gewerkt aan terugkeer, afhankelijk van het al dan niet uitdienen van een strafrechtelijke detentie. Het slagen van uitzetting is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder het beschikbaar zijn van reisdocumenten, informatie over identiteit en nationaliteit en de mate van medewerking door landen van herkomst. In 2020 (t/m september) zijn ca. 720 VRIS-vreemdelingen uit de caseload van de DT&V vertrokken, waarvan ca. 460 (64%) aantoonbaar en ca. 260 (36%) zelfstandig zonder toezicht. In heel 2019 lag het percentage aantoonbaar vertrek op 79%. Vanwege de situatie rondom corona is het vertrek vanaf maart t/m september lager dan in eerdere jaren. |
405 |
Hoeveel dossiers van vreemdelingen zijn dit jaar en vorig jaar overgedragen aan DT&V en welk deel hiervan betreft vreemdelingen die een reguliere verblijfsprocedure hebben doorlopen? |
In 2019 zijn ca. 22.470 dossiers overgedragen aan de DT&V. In 2020 zijn (tot en met september) ca. 11.060 dossiers overgedragen aan de DT&V. In de registratie van de DT&V wordt geen onderscheid gemaakt naar de verblijfsrechtelijke achtergrond van een vreemdeling omdat dit niet relevant is in het kader van terugkeer. Het gaat bij terugkeer enkel om het feit dat vreemdelingen niet (langer) in Nederland mogen blijven. Bron: DT&V. Afgerond op tientallen. |
406 |
Hoeveel (gewelds) incidenten vonden er afgelopen jaar plaats in de centra voor vreemdelingendetentie in Rotterdam, Zeist en Schiphol? |
In 2019 hebben in de detentiecentra ca. 110 geweldsincidenten plaatsgevonden. In 2020 ging het t/m augustus om ca. 60 geweldsincidenten. Hierbij moet worden opgemerkt dat de gemiddelde bezetting in 2019 met ca. 420 ruim 100 hoger lag dan de gemiddelde bezetting van jan. t/m aug. 2020 (ca. 320). Bron: DJI, afgerond op tientallen. |
407 |
Om wat voor incidenten gaat dit en welke straffen zijn hiervoor opgelegd en hoeveel vreemdelingen zijn als gevolg hiervan uit Nederland verwijderd? |
In 2019 ging het in ca. 55% van de gevallen om fysiek geweld tussen ingeslotenen onderling en in ca. 45% van de gevallen om fysiek geweld tegen personeel. In alle gevallen werden de geweldplegers in afzondering geplaatst, waarvan in ca 30% van de gevallen op eigen cel. In 2020 ging het in ca. 67% van de gevallen om fysiek geweld tussen ingeslotenen onderling en in ca. 33% van de gevallen om fysiek geweld tegen personeel. Eén keer werd een waarschuwing gegeven. In alle andere gevallen werden de geweldplegers in afzondering geplaatst, waarvan in ca. 29% van de gevallen op eigen cel. Alle vreemdelingen in detentiecentra verblijven daar ter fine van uitzetting. Het gedwongen vertrek hoeft dus niet direct gerelateerd te zijn aan het geweldsincident waarbij de vreemdeling is betrokken. Het is op dit moment niet mogelijk om binnen de gestelde termijn vanuit de geautomatiseerde systemen van de migratieketen op te maken hoeveel van de vreemdelingen met een geweldsincident uiteindelijk uit Nederland zijn vertrokken. Voor het generen van de cijfers uit DJI en DT&V registratiesystemen en deze aan elkaar te koppelen zijn complexe bewerkingen nodig. |
408 |
Van hoeveel vreemdelingen die in het BRP staan ingeschreven hebben gemeenten het vermoeden dat zij feitelijk niet op dit adres cq. in Nederland verblijven? Welk aandeel hiervan is het verblijfsrecht ingetrokken? |
Op 13 oktober 2020 woonden ca 6.710 personen in Nederland op een adres dat op dat moment in onderzoek was door gemeenten. Het betreft hier alle personen, ongeacht nationaliteit. Ca 2.100 personen hiervan hebben een niet-Nederlandse nationaliteit (al deze cijfers zijn afgerond op tientallen). Het feit dat een adres in onderzoek is, betekent niet per definitie dat een gemeente eraan twijfelt of de betrokkene op het adres woont. Wel dat de gemeente in deze gevallen twijfelt aan de correctheid van een of meer gegevens in het opgegeven adres. Dat kan bijvoorbeeld ook de schrijfwijze van de straatnaam zijn of een eventuele toevoeging bij het huisnummer. Het zal echter in veruit de meeste gevallen gaan over twijfel over wie er op dat adres woont. Het CBS kan niet aangeven van welk deel van deze groep de verblijfsvergunning is ingetrokken. |
409 |
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de behartiging van belangen van vreemdelingen en die worden gesubsidieerd door de Nederlandse overheid? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, uitgesplitst naar subsidies door het Rijk en gemeenten? |
JenV subsidieert een aantal organisaties die zich inzetten voor de belangen van vluchtelingen. Die inzet is breder dan belangenbehartiging. In de tabel in de bijlage is weergegeven met welke organisaties JenV op dit moment een subsidierelatie heeft. JenV houdt geen overzicht bij van de subsidierelaties die gemeenten of andere onderdelen van het Rijk hebben met organisaties. Zie de bijlage voor de tabel. |
410 |
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, en hoeveel vreemdelingen laten zij terugkeren? |
Vanuit de rijksoverheid wordt de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst georganiseerd door, of in afstemming met de Dienst Terugkeer & Vertrek. Het budget van de DT&V is in 2021 96 miljoen euro. Ook worden er verschillende projecten gefinancierd met middelen van het Ministerie van J&V en het Ministerie van BZ. Op dit moment worden, naast de begeleiding van de DT&V, projecten uitgevoerd op het terrein van terugkeer van vreemdelingen naar landen van herkomst door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), INO perspectief, Vluchtelingenwerk Nederland, de Stichting Wereldwijd, de Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt, Goedwerk Foundation, Solid Road en Barka Nederland. Daarnaast is het mogelijk dat er andere organisaties actief zijn op dit gebied, op lokaal niveau bijvoorbeeld in samenwerking met gemeenten, waar de rijksoverheid niet bij betrokken is. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om Nederland te verlaten wanneer er geen recht op verblijf is. De vreemdeling is daarbij vrij om gebruik te maken van iedere mogelijke ondersteuning. Voor 2021 is een bedrag van 5,5 miljoen euro beschikbaar voor IOM en 3 miljoen euro aan terugkeersubsidies voor de overige hiervoor genoemde projecten. Ook uit het Europese Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) 2014–2020 worden subsidies verleend. Uit het AMIF is tot dusver 91 miljoen euro gecommitteerd voor subsidies over deze gehele periode. Circa 11 miljoen euro ziet op «begeleidende maatregelen», te weten projecten voor het doel de terugkeer van onderdanen uit derde landen naar hun land van herkomst te vergemakkelijken. Hierbij valt te denken aan het versterken van logistiek van het terugkeerproces door inzet van transportmiddelen, het verbeteren van de communicatie van de derdelander door de inzet van tolk- en vertaaldiensten, het opleiden van personeel van organisaties die betrokken zijn bij de terugkeer en het bevorderen van het welbevinden van afgewezen asielzoeker. Circa 39 miljoen euro ziet op «maatregelen voor terugkeer», te weten projecten met als doel zelfstandige terugkeer van onderdanen uit derde landen naar hun land van herkomst te stimuleren. Hierbij gaat het om terugkeerfaciliteiten, bieden van directe ondersteuning in Nederland of in het land van herkomst aan de derdelander bij herintegratie in het land van herkomst, versterken van de samenwerking met autoriteiten van het land van herkomst, versterken van de samenwerking met en tussen organisaties in Nederland die betrokken zijn bij terugkeer en het versterken van de samenwerking met andere Europese (lid)staten. Circa 41 miljoen euro ziet «specifieke acties», te weten projecten waarin verschillende EU lidstaten samenwerken met NL als leidende lidstaat. Dit subsidiebedrag is specifiek voor deze projecten beschikbaar gesteld en is aan de Nationale enveloppe toegevoegd. Deze projecten worden uitgevoerd voor de volgende organisaties: Ministerie van Justitie en Veiligheid, Dienst Terugkeer en Vertrek, Dienst Justitiële Inrichtingen, Internationale Organisatie voor Migratie, New Dutch Connections, Stichting ASKV/Steunpunt Vluchtelingen. Meer informatie over het AMIF is te vinden op https://www.uitvoeringvanbeleidszw.nl/subsidies-en-regelingen/asiel-migratie-en-integratiefonds-amif. |
411 |
In welke gemeenten wordt opvang verleend aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Kunt u een overzicht geven van alle locaties, en hierbij aangeven of, en zo ja, hoeveel vreemdelingen er aantoonbaar zijn vertrokken vanuit deze locaties? Welke kosten werden hiervoor uitgetrokken? |
In zowel de landelijke vreemdelingenvoorzieningen (LVV’s) als Bed, Bad en Broodvoorzieningen (BBB’s) worden vreemdelingen zonder recht op verblijf of Rijksopvang opgevangen. Aan de pilot-LVV’s doen 5 gemeenten mee: Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Groningen en Eindhoven. SJenV heeft met de VNG bestuurlijke samenwerkingsafspraken gemaakt over de opvang en begeleiding van vreemdelingen zonder recht op verblijf of Rijksopvang met als doel het bereiken van meer bestendige oplossingen, dit hoeven niet altijd uitgeprocedeerde vreemdelingen te zijn. Onderdeel van deze samenwerkingsafspraak is een programmafinanciering waaraan zowel Rijk als gemeenten bijdragen. De bijdrage van het Rijk aan het programma LVV en de transitie van BBB’s naar LVV’s bedraagt 12 miljoen euro. Dit wordt aangevuld met 1,5 miljoen euro aan Europese subsidies (6,5 miljoen euro voor de periode 2019–2021) en een bijdrage uit het gemeentefonds van 4,4 miljoen euro. In totaal bedraagt de totale kostenraming van het programma LVV en de transitie van BBB’s naar LVV’s 17,9 miljoen euro. Van deze 17,9 miljoen euro wordt er in 2021 1,6 miljoen euro besteed aan een transitievergoeding voor gemeenten. Later in dit antwoord wordt dit verder toegelicht. Hiernaast is er een aanvullende bijdrage van het Rijk voor de personele inzet in de migratieketen in 2021. Deze aanvullende bijdrage bedraagt 2,4 miljoen euro. Ten aanzien van vertrek wordt er vanuit het LVV-programmabureau een driemaandelijkse monitor bijgehouden. De cijfers hiervoor worden aangeleverd door de LVV-gemeenten in afstemming met de IND, DT&V en AVIM. De cijfers die worden genoemd zijn afkomstig uit de monitor van 1 november 2020. Deze cijfers worden bijgehouden per gemeente. Binnen een gemeente kunnen er meerdere fysieke locaties zijn waar de LVV doelgroep wordt opgevangen. In de bijlage vindt u een tabel met het aantal personen uit de LVV dat aantoonbaar is vertrokken[1] tot 1 november 2020. In de monitor wordt er geen uitsplitsing gemaakt tussen het aantal personen dat is vertrokken naar het land van herkomst en het aantal personen dat is vertrokken naar een ander land (doormigratie). De vertrekcijfers worden negatief beïnvloed door de gevolgen van corona. Er zijn op dit moment geen gegevens beschikbaar van het aantal personen dat bereid is om nu te vertrekken uit Nederland maar waarvoor terugkeer nu niet mogelijk is. In de lokale samenwerkingsoverleggen (LSO’s) stellen de betrokken partijen samen een begeleidingsscenario vast voor iedere individuele vreemdeling. Dit begeleidingsscenario kan op vertrek of verblijf zien. Soms zijn meerdere besprekingen noodzakelijk om een scenario vast te kunnen stellen. In de tabel in de bijlage vindt u ook het aantal personen in de LVV van wie het begeleidingsscenario op vertrek is gericht op 1 september 2020. Voor een uitgebreider beeld van de tot op dusver behaalde resultaten in de LVV’s verwijs ik u naar de brief van de SJenV van 17 november jl. aan uw Kamer over de motie Becker-Van Toorenburg en de beleidsreactie op de plan- en procesevaluatie van het WODC. Tevens zijn er gemeenten met Bed, Bad en Broodvoorzieningen (BBB). Deze gemeenten ontvangen een transitievergoeding die is bedoeld om tijdens de overgang naar de LVV’s tegemoet te komen aan de kosten die de gemeenten maken. Voor deze gemeenten is in de meicirculaire van 2019 een lijst opgenomen met de respectievelijke decentralisatie-uitkeringen. Het totaalbedrag voor al deze gemeenten samen is 1.599.999 euro voor 2021. Dit bedrag is sterk gedaald sinds 2018. In 2018 bedroeg dit 12 miljoen euro, in 2019 4.799.999 euro en in 2020 2,9 miljoen euro. De berekening van deze bedragen is vooraf afgesproken op basis van een vaste kostprijs maal de opgegeven capaciteit. In de tabel in de bijlage zijn de bedragen voor 2021 per gemeente bijgesloten. Er zijn gemeenten die reeds hun BBB hebben afgebouwd of aan het afbouwen zijn. Ten aanzien van aantoonbaar vertrek naar het land van herkomst of doorreis is er vanuit het Rijk onvoldoende zicht op welk aandeel vanuit de BBB’s vertrekt. [1] Hieronder wordt aantoonbaar vertrek naar het land van herkomst of doormigratie verstaan. |
412 |
Hoeveel uitgeprocedeerde vreemdelingen maken gebruik van de LVV’s in Nederland, uitgesplitst naar locatie? Hoeveel van de in LVV’s verblijvende vreemdelingen keren daadwerkelijk terug naar land van herkomst? |
Vanuit het programmabureau wordt een driemaandelijkse monitor bijgehouden, zie het antwoord op vraag 411 over de samenstelling van deze cijfers. Zie bijgevoegde tabel voor het aantal personen dat gebruik maakt van de LVV op 1 september 2020. Voor de cijfers over terugkeer naar het land van herkomst wordt u verwezen naar het antwoord op vraag 411. |
413 |
Wat zijn de kosten voor politie-inzet in en om de LVV’s? |
De kosten van de politie-inzet in en om LVV's worden niet afzonderlijk bijgehouden. Handhaving van de openbare orde betreft een lokale aangelegenheid waarin de driehoek zelfstandig keuzes maakt hoe politiecapaciteit binnen de eenheid wordt ingezet. Binnen de deelnemende politie-eenheden zijn coördinatoren vanuit AVIM betrokken die gelden als eerste aanspreekpunt. De evaluatie zal inzichtelijk maken hoeveel van hun arbeidstijd aan LVV-werkzaamheden is besteed. |
414 |
Hoeveel uitgeprocedeerde vreemdelingen verblijven en maken momenteel gebruik van de LVV in Amsterdam? Welke kosten zijn hieraan verbonden? |
Op peildatum 1 september verbleven er 299 personen in de LVV in Amsterdam, zie verder ook het antwoord op vraag 412. Dit aantal zal naar verwachting oplopen tot 360 in 2021. Voor wat betreft de kosten ontvangt de gemeente Amsterdam een decentralisatie-uitkering voor de uitvoering van de pilot-LVV. Dit bedrag bedraagt 4.604.444 euro voor 2021. Daarnaast kan iedere gemeente aanspraak maken op subsidiering van het Asiel- en Migratiefonds van de Europese Unie (AMIF). Voor Amsterdam betreft dit een bedrag van 2,08 miljoen euro in de periode 2019–2021. Ten aanzien van de middelen die de gemeente Amsterdam zelf toevoegt wordt verwezen naar de begroting van de gemeente Amsterdam. |
415 |
Hoeveel woningen en panden zijn er door de groep uitgeprocedeerde groep «We are here» de afgelopen jaren gekraakt in Amsterdam? Hoeveel van deze uitgeprocedeerde asielzoekers zijn vervolgd en veroordeeld voor kraken en wat zijn de kosten? |
De gemeente Amsterdam heeft aangegeven dat onder de noemer van We Are Here (WAH) in Amsterdam in 2019 39 panden gekraakt zijn en in 2020 tot nu toe 1 pand. De kraak door WAH van dit jaar is direct beëindigd. Dit heeft geresulteerd in 14 aanhoudingen die zijn behandeld door de politierechter. In 2019 waren er minder aanhoudingen. Bij één poging tot kraak in 2019 door WAH zijn 6 aanhoudingen verricht. Op 10 december 2019 heeft de burgemeester van Amsterdam mede namens de driehoek van Amsterdam de Amsterdamse gemeenteraad per brief geïnformeerd over een aanscherping van het kraak- en ontruimingsbeleid. Het OM registreert niet op de verblijfsstatus van aangehouden personen. Het is dan ook niet bekend hoeveel van de aangehouden personen als asielzoeker uitgeprocedeerd waren. Als gevolg daarvan kunnen ook de kosten niet worden vastgesteld. |
416 |
Hoeveel vluchtelingen hebben de Arabische golfstaten, zoals Qatar, Dubai en de Verenigde Arabische Emiraten, opgenomen? |
Qatar, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) zijn geen partij bij het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties. Vluchtelingen worden dan ook niet als zodanig geregistreerd door deze landen. Het is dan ook niet vast te stellen hoeveel vluchtelingen zich exact in deze landen bevinden. Wel heeft UNHCR eerder de aanwezigheid gemeld van ca. 500.000 Syriërs, waaronder vluchtelingen, in Saudi-Arabië, doorgaans met een verblijfsvergunning als arbeidsmigrant of in het kader van een vorm van gezinshereniging. Ook in Qatar en de VAE bevinden zich Syriërs, veelal onder dergelijke verblijfstitels. UNHCR sprak eerder over een aantal van ca.100.000 in de VAE. |
417 |
Hoeveel asielzoekers zijn er het afgelopen jaar teruggestuurd naar een ander EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening? Hoeveel Dublinclaimanten waren er? |
In 2019 zijn, zoals ook uit de Rapportage Vreemdelingenketen 2019 blijkt, vanuit de caseload van de DT&V 2.430 vreemdelingen aantoonbaar vertrokken (zelfstandig of gedwongen) naar een andere EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening. In 2019 zijn 3.660 vreemdelingen met een Dublinclaim ingestroomd in de caseload van DT&V. De uitstroomcijfers zijn niet rechtstreeks te relateren aan de instroomcijfers. Een Dublinclaimant kan bijvoorbeeld eind 2019 de caseload van DT&V instromen, en pas in 2020 de caseload van DT&V uitstromen. |
418 |
Hoeveel Dublinclaims heeft Nederland de afgelopen vijf jaar ingediend en bij welke EU landen? Wat is het inwillingspercentage van deze take charge claims van de betreffende landen? Hoe vaak worden deze claims geweigerd, graag uitgesplitst per land? Welke kosten moet Nederland maken als gevolg van geweigerde Dublin claims door andere EU landen? |
Zie voor de beantwoording van de eerste drie vragen de tabellen in de bijlage. De gevraagde kostenberekening kan niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND. Bij kosten kan worden gedacht aan personeels- en huisvestingkosten in de keten. Niet iedere afwijzing van de claim betekent overigens een opname in de nationale procedure en daarmee kosten. Een kostenberekening is ook verder niet mogelijk omdat het veelal indirecte kosten betreffen die niet worden geregistreerd en bovendien neerslaan bij verschillende organisaties binnen J&V. 418a Hoeveel Dublinclaims heeft Nederland de afgelopen vijf jaar ingediend en bij welke EU-landen? zie tabel in de bijlage. De cijfers in de bijgevoegde tabel zijn geleverd op basis van claimjaar, aantallen bevatten zowel vreemdelingen die een asielverzoek in Nederland hebben ingediend als vreemdelingen die hier te lande illegaal zijn aangetroffen. Cijfers betreffen alle geregistreerde claim-uit procedures, niet in elke claim-uit procedure wordt uiteindelijk een claimverzoek verzonden. 418b Wat is het inwilligingspercentage van deze «take charge claims» van de betreffende EU-landen? zie tabel in de bijlage. Bij deze vraag zijn er voor een vollediger beeld geen percentages maar cijfers geleverd: aantallen claimakkoorden per lidstaat, uitgesplitst in terug- en overname, inclusief verzoeken tot heroverweging. Cijfers geleverd op basis van claimjaar. De aantallen claimakkoorden kunnen niet direct in verband worden gebracht met de aantallen onder 418a, claimakkoorden kunnen bijvoorbeeld in een ander jaar geregistreerd worden. Deze aantallen bevatten zowel vreemdelingen die een asielverzoek in Nederland hebben ingediend als vreemdelingen die hier te lande illegaal zijn aangetroffen. 418c Hoe vaak worden deze claims geweigerd, graag uitgesplitst per land? zie tabel in de bijlage. De cijfers in de bijgevoegde tabel (zowel de totalen als de verschillende deelcijfers) zijn afgerond op tientallen. Cijfers tussen 0–9 worden aangegeven met < 10, een leeg veld is gelijk aan 0. Door de afrondingen kan een ogenschijnlijk verschil ontstaan tussen de eindtotalen en de optelsommen van de verschillende deelcijfers. Voor de vermelde cijfers geldt dat cijfers over eenzelfde periode in vorige of toekomstige rapportages kunnen afwijken van de thans verstrekte informatie. Reden hiervoor is dat een klein deel van de registraties van een bepaalde rapportageperiode pas na het verstrijken van die periode plaatsvindt. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan tussen rapportages en/of edities. Cijfers geleverd op basis van claimjaar, aantallen zijn niet in cohort met aantallen onder 418a, aantallen bevatten zowel vreemdelingen die een asielverzoek in Nederland hebben ingediend als vreemdelingen die hier te lande illegaal zijn aangetroffen. |
419 |
Hoe vaak wordt (anders dan bij verlenging of omzetting van de verblijfsvergunning) gecontroleerd of asielzoekers nog aan de verblijfsvoorwaarden voldoen, vooral met het oog op de veranderde veiligheidssituatie in het land van herkomst? Hoe vaak is dit bij de Syrische asielzoekers gebeurd? Klopt het dat een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op elk moment kan worden ingetrokken wanneer niet meer aan de verblijfsvoorwaarden wordt voldaan? |
De gevraagde cijfers kunnen niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND. De verleningsgrond van de asielvergunning vervalt wanneer de vreemdeling niet langer de bescherming van Nederland behoeft tegen de situatie in het land van herkomst vanwege individuele of algemene omstandigheden. In het algemeen geldt dat een beleidswijziging ten grondslag ligt aan de herbeoordeling van asielvergunningen voor bepaalde tijd vanwege een veranderde veiligheidssituatie in het land van herkomst. Er dient dan namelijk – conform artikel 3.37g VV, artikel 11, tweede lid, en artikel 16, tweede lid, van de EU kwalificatierichtlijn – door de Staassecretaris te zijn vastgesteld dat de wijziging van de situatie in het land van herkomst een voldoende ingrijpend en niet voorbijgaand karakter heeft. Een dergelijke wijziging van de situatie heeft zich nog niet voorgedaan in Syrië waardoor er geen aanleiding bestaat om het beleid te wijzigen. Naast een gewijzigde veiligheidssituatie in het land van herkomst zijn er ook andere aanwijzingen voor het vervallen van de verleningsgrond, zoals terugreis door de vreemdeling naar het land van herkomst, een amnestieregeling in het land van herkomst en/of ander bewijs dat de feitelijke machthebbers de vreemdeling niet langer vervolgen zoals een rechterlijke uitspraak of de verplaatsing van het hoofdverblijf. Indien de IND dergelijke meldingen ontvangt in individuele zaken wordt aan de hand van het geldende beleid en regelgeving getoetst of de vreemdeling in het bezit dient te blijven van een verblijfsvergunning dan wel of de verblijfsvergunning ingetrokken dient te worden. |
420 |
Welk deel van de vluchtelingen die in het kader van hervestiging/herplaatsing naar Oost- of Zuid-Europese landen zijn gegaan is daar ook daadwerkelijk gebleven en niet doorgereisd naar andere (Europese) landen? |
Voor zover bekend wordt het aantal vreemdelingen dat in het kader van hervestiging/herplaatsing naar Oost- of Zuid-Europese landen is gegaan en vervolgens is doorgereisd naar andere (Europese)landen, niet centraal bijgehouden. Ook uit de systemen van de IND is niet te generen hoeveel van hen naar Nederland zijn doorgereisd. Mocht een dergelijke situatie zich in de praktijk voordoen, dan wordt door de IND het asielverzoek afgewezen, onder de motivering dat de vreemdeling al bescherming geniet/kan genieten in een andere EU-lidstaat. |
421 |
Hoeveel sociale huurwoningen zijn er de afgelopen vijf jaar verstrekt aan statushouders? |
In de bijlage staat in een tabel hoeveel statushouders de afgelopen vier jaar door Nederlandse gemeenten zijn gehuisvest in het kader van de taakstelling huisvesting vergunninghouders. Naar verwachting zijn de meeste statushouders door gemeenten gehuisvest in sociale huurwoningen, hierover zijn echter geen gegevens beschikbaar. Uiteraard staat het aantal gehuisveste statushouders niet gelijk aan het aantal woningen, omdat meerdere statushouders (bijv. een gezin) samen gehuisvest worden. Zie bijlage voor de tabel. |
422 |
Hoeveel verblijfsprocedures doorloopt een vreemdeling gemiddeld wiens eerste verblijfsaanvraag is afgewezen? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren? |
Voor een inzicht in het procedeergedrag van vreemdelingen verwijs ik u naar het rapport van de onderzoekscommissie Langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht dat in juni 2019 gepubliceerd is[1]. In de bijlage daarvan treft u onder meer een cijfermatige analyse van de afwikkeling van de in 2017 en 2018 ingediende eerste asielverzoeken, en aanvullende informatie over tweede en volgende asielprocedures. Het door de jaren heen vergelijken van het gemiddeld aantal verblijfsprocedures dat een vreemdeling doorloopt na afwijzing van een eerste verblijfsaanvraag kan een vertekend beeld en incomplete informatie opleveren. Immers, hoe verder we teruggaan in de tijd hoe meer tijd een vreemdeling heeft gehad om nieuwe verblijfsprocedures in te dienen. Dit betekent dat er per definitie een neergaande trend te zien zal zijn. Om inzicht te geven in het procedeergedrag over tijd is er meer nodig dan het genereren van het gemiddeld aantal procedures per jaar. Een dergelijk soort onderzoek kan niet binnen de gestelde termijn uitgevoerd worden. [1] Kamerstuk 19 637, nr. 2501 |
423 |
Bij hoeveel van de minderjarige vreemdelingen die momenteel in Nederland verblijven is medisch geverifieerd dat zij daadwerkelijk minderjarig zijn? In hoeveel gevallen kan dit niet met zekerheid worden vastgesteld en is desondanks toch een verblijfsstatus toegekend? |
De gevraagde cijfers kunnen niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND. Elke alleenstaande minderjarige vreemdeling die asiel aanvraagt en zijn identiteit niet met documenten kan aantonen, wordt na binnenkomst in Nederland geschouwd door AVIM (of Kmar) en de IND. Wanneer de uitkomst hiervan is dat er twijfel bestaat over de gestelde leeftijd, wordt nader onderzoek gedaan. Dit kan bestaan uit een Dublin-onderzoek of een medisch leeftijdsonderzoek. In 2019 heeft NFI 60 medische leeftijdsonderzoeken uitgevoerd. |
424 |
Bij hoeveel vreemdelingen is vastgesteld dat zij liegen (over leeftijd, geaardheid of geloofsovertuiging) tijdens de asielprocedure? Hoeveel van hen hebben alsnog een verblijfsvergunning gekregen? |
De hier gevraagde informatie wordt in het individuele dossier vastgelegd. Deze vastlegging vindt plaats in de vorm van tekstbestanden en wordt bij de behandeling van de zaak ingezien en gebruikt. Vanwege deze wijze van registreren is het niet mogelijk de gevraagde managementinformatie geautomatiseerd voor een groot aantal zaken te ontsluiten. Dit betekent als gezegd niet dat de hierover geen individuele dossiergegevens bestaan. Wanneer door de IND in een individuele zaak vaststelt dat een opgegeven leeftijd, geaardheid of geloofsovertuiging niet geloofwaardig is dan wordt dit betrokken bij de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Dit betekent dat dit gevolgen kan hebben voor de geloofwaardigheid van overige aangevoerde elementen in het asielrelaas. |
425 |
Welke gemeenten kennen een subsidieregeling voor bijstand aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Hoe hoog is deze per gemeente en met welk doel worden deze verstrekt? |
Het is aan de gemeenten zelf of zij een subsidieregeling kennen. Hierover zijn door het ministerie geen gegevens verzameld. |
426 |
Waarom wordt ervoor gekozen het budget van de Immigratie- en NaturalisatieDienst (IND) richting 2025 af te bouwen naar 3.572.000 euro? |
Naar aanleiding van de motie van de leden Van Ojik en Jasper van Dijk over een andere financieringssystematiek voor de IND[1] is de wijze waarop de begrotingsreeks van de IND tot stand komt gewijzigd. Bij voorjaarsnota 2019 heeft het kabinet besloten tot een stabiele financiering wat zorgt voor meer rust in het budget van de IND. Schommelingen als gevolg van wijzigingen in de ramingen (de meerjarige productie prognose, MPP) worden verwerkt voor zover deze boven de stabiele reeks uitkomen.[2] De ramingen van het voorjaar 2020 zijn voor drie jaar in de begroting verwerkt tot en met 2022. Omdat deze ramingen in de jaren na 2022 nog verwerkt moet worden is een lager kader zichtbaar. Indien de asielinstroom en de structurele werklast daar aanleiding voor geven zal bij het volgende begrotingsmoment in het voorjaar van 2021 bezien worden hoe een eventuele tegenvaller gedekt zal worden. Het budget van de IND is opgebouwd uit een structurele budgetreeks (€ 299 mln.), een reeks voor de MPP (verwerkt tot en met 2022), een reeks voor de stabiele financiering (€ 65 mln.) en een doelmatigheidskorting die oploopt naar € 14 mln. in 2024. [1] Kamerstuk 35 000 VI, nr. 42. [2] Kamerstuk 19 637, nr. 2539, p. 11. |
427 |
Wat gaat deze afname van het budget concreet betekenen voor de IND? |
Het budget van de IND is opgebouwd uit een structurele budgetreeks (€ 299 mln.), een reeks voor de MPP (verwerkt tot en met 2022), een reeks voor de stabiele financiering (€ 65 mln.) en een doelmatigheidskorting die oploopt naar € 14 mln. in 2024. De ramingen van het voorjaar 2020 zijn voor drie jaar in de begroting verwerkt tot en met 2022. Omdat deze ramingen in de jaren na 2022 nog verwerkt moet worden is een lager kader zichtbaar. Indien de asielinstroom en de structurele werklast daar aanleiding voor geven zal bij het volgende begrotingsmoment in het voorjaar van 2021 bezien worden hoe een eventuele tegenvaller gedekt zal worden, zodat de IND is gefinancierd op een niveau waarmee, binnen een bepaalde bandbreedte, de instroom aan zaken kan bijhouden en binnen de wettelijke termijnen beslist. [1] Kamerstuk 19 637, nr. 2539, p. 11. |
428 |
Staat de afbouw van het budget voor het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) in verhouding tot de verwachtte instroom richting het COA? |
Het budget voor het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) is vastgesteld op basis van de in de begroting verwerkte prognose van instroom, doorstroom en uitstroom. De afbouw in het budget van het COA na 2021 (en in mindere mate in 2021) wordt veroorzaakt doordat bij opstellen van de begroting is geraamd dat in de loop van 2021 de uitstroom significant groter zal zijn dan de instroom. Bij Voorjaarsnota 2021 worden de budgetten bijgesteld op basis van de prognoses op dat moment. Om de financiële stabiliteit en flexibiliteit van het COA te blijven bevorderen wordt, waar mogelijk en nodig het eigen vermogen van het COA, de eindejaarsmarge, of de asielreserve benut. |
429 |
Is het in het licht van recente ervaringen met de doorstroom realistisch, te beramen dat de doorstroom binnen afzienbare tijd sneller zal verlopen? |
Er zijn verschillende acties in gang gezet om de uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten te versnellen. Uw Kamer is hierover op 3 november jl. geïnformeerd. Over de voortgang van de Taskforce bent u eveneens per brief geïnformeerd. |
430 |
Waarom wordt de financiering van het COA afgeschaald vanaf 2021? |
Zie het antwoord op vraag nummer 428. |
431 |
Kunt u nader toelichten waarom het budget van de IND vanaf 2022 zo sterk daalt t.o.v. 2019 en 2021? Hoe verhoudt deze daling zich tot de structureel extra beschikbaar gestelde middelen voor de IND bij de voorjaarsnota 2019? |
Naar aanleiding van de motie van de leden Van Ojik en Jasper van Dijk over een andere financieringssystematiek voor de IND[1] is de wijze waarop de begrotingsreeks van de IND tot stand komt gewijzigd. Bij voorjaarsnota 2019 heeft het kabinet besloten tot een stabiele financiering wat zorgt voor meer rust in het budget van de IND. Schommelingen als gevolg van wijzigingen in de ramingen (de meerjarige productie prognose, MPP) worden verwerkt voor zover deze boven de stabiele reeks uitkomen.[2] De ramingen van het voorjaar 2020 zijn voor drie jaar in de begroting verwerkt tot en met 2022. Omdat deze ramingen in de jaren na 2022 nog verwerkt moet worden is een lager kader zichtbaar. Indien de asielinstroom en de structurele werklast daar aanleiding voor geven zal bij het volgende begrotingsmoment in het voorjaar van 2021 bezien worden hoe een eventuele tegenvaller gedekt zal worden. Het budget van de IND is opgebouwd uit een structurele budgetreeks (€ 299 mln.), een reeks voor de MPP (verwerkt tot en met 2022), een reeks voor de stabiele financiering (€ 65 mln.) en een doelmatigheidskorting die oploopt naar € 14 mln. in 2024. [1] Kamerstuk 35 000 VI, nr. 42. [2] Kamerstuk 19 637, nr. 2539, p. 11. |
432 |
Hoeveel van de mensen die door de Brexit terug naar Nederland verhuizen hebben een dubbele nationaliteit (graag uitsplitsen per nationaliteit)? |
Er is binnen de vreemdelingenketen geen zicht op personen die vanwege de Brexit terug naar Nederland verhuizen. |
433 |
Waarom lopen de beschikbare middelen voor het COA na 2020 af, terwijl de instroom in het COA na 2020 nagenoeg hetzelfde blijft? Waarop is gebaseerd dat met vergelijkbare aantallen mensen minder middelen nodig zijn? |
Zie het antwoord op vraag nummer 428. |
434 |
Waarom neemt de financiering van de IND vanaf 2021 (bijna) elk jaar af, terwijl de verwachte instroom vanaf 2021 (vrijwel) elk jaar hetzelfde is? Waarom wordt verwacht dat met minder middelen de IND dezelfde instroom aankan? Hoe verhoudt dit zich tot de afgesproken stabiele financieringssystematiek bij de IND bij de Voorjaarsnota 2019? |
Naar aanleiding van de Motie Van Ojik/Jasper van Dijk over een andere financieringssystematiek voor de IND[1] is de wijze waarop de begrotingsreeks van de IND tot stand komt gewijzigd. Bij voorjaarsnota 2019 heeft het kabinet besloten tot een stabiele financiering wat zorgt voor meer rust in het budget van de IND. Schommelingen als gevolg van wijzigingen in de ramingen (de meerjarige productie prognose, MPP) worden verwerkt voor zover deze boven de stabiele reeks uitkomen.[2] De ramingen van het voorjaar 2020 zijn voor drie jaar in de begroting verwerkt tot en met 2022. Omdat deze ramingen in de jaren na 2022 nog verwerkt moet worden is een lager kader zichtbaar. Indien de asielinstroom en de structurele werklast daar aanleiding voor geven zal bij het volgende begrotingsmoment in het voorjaar van 2021 bezien worden hoe een eventuele tegenvaller gedekt zal worden. Het budget van de IND is opgebouwd uit een structurele budgetreeks (€ 299 mln.), een reeks voor de MPP (verwerkt tot en met 2022), een reeks voor de stabiele financiering (€ 65 mln.) en een doelmatigheidskorting die oploopt naar € 14 mln. in 2024. [1] Kamerstuk 35 000 VI, nr. 42. [2] Kamerstuk 19 637, nr. 2539, p. 11. |
435 |
Waarop is de prognose gebaseerd dat de totale asielinstroom en de instroom in het COA per 2021 afneemt? Hoe past dit beeld bij het beeld van de afgelopen jaren waarin de asielinstroom en de daarbij behorende middelen elke keer naar boven moesten worden bijgesteld omdat de instroom hoger was dan verwacht, zoals bijvoorbeeld nog werd gemeld in het persbericht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op Prinsjesdag, waarin zij stelde dat ««vanwege de aanhoudende asielinstroom en achterstanden bij de behandeling van asielaanvragen er 174 miljoen euro bijkomt voor de asielketen in 2021. Dit geld is met name bedoeld voor het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND)»? Hoe wordt voorkomen dat er wederom in de begroting een te lage inschatting van de instroom wordt gemaakt, waardoor dit in toekomstige begrotingen weer gecorrigeerd moet worden, inclusief extra middelen? |
De begroting is gebaseerd op de meest actuele verwachtingen van de instroom, doorstroom en uitstroom die op dat moment beschikbaar waren. De ramingen van het voorjaar 2020 zijn voor drie jaar in de begroting verwerkt tot en met 2022. Indien deze verwachtingen identiek zijn ten opzichte van het voorgaande begrotingsmoment zal er geen wijziging optreden in de begroting gedurende het begrotingsjaar. Bij de kengetallen van de asielinstroom en de instroom van het COA, zoals zichtbaar in tabel 30, is de veronderstelling gemaakt dat na 2020 de geopolitieke spanningen zullen afnemen, waarbij destijds de gedachte speelde dat binnen de Europese en nationale politiek maatregelen getroffen zullen worden indien er een stijging in de instroom plaatsvindt. De verwachting was daarom dat de asielinstroom zou afnemen. In de begroting zijn de effecten niet meegenomen van corona en de ingestelde Taskforce, aangezien deze ontwikkelingen zich na vaststelling van de bij deze begroting gehanteerde prognose hebben voorgedaan. Bij Voorjaarsnota worden de budgetten meerjarig bijgesteld. |
436 |
In hoeverre is de inschatting voor een lagere asielprognose niet gewoon een manier om geld te bezuinigen? |
De begroting wordt gebaseerd op de meest actuele verwachtingen van de instroom, doorstroom en uitstroom die op dat moment beschikbaar zijn. Bezuinigingsmotieven spelen geen rol in het proces omtrent de instroomprognose. |
437 |
Welke nationaliteiten hebben de asielinstromers naar verwachting in percentages? |
Tijdens de periodieke bijstellingen van de Meerjarige Productie Prognose (MPP) worden prognoses opgesteld met betrekking tot de spontane eerste asielinstroom. Deze worden echter niet uitgesplitst naar nationaliteit. De instroomaantallen in 2020 tot en met september zijn bijgevoegd in bijgevoegde tabel. Bron: Asylum trends september 2020. |
438 |
Wat was de gemiddelde doorlooptijd voor asielverzoeken van na 1 april in spoor 4 in mei, juni, juli, augustus, september en oktober van dit jaar? |
Voor de beantwoording van deze vraag is uitgegaan van eerste asielaanvragen die zijn ingediend op of na 1 april 2020, en die in de genoemde maanden zijn uitgestroomd in spoor 4 (AA/VA). De gemiddelde doorlooptijd in weken (stand van 19 oktober 2020)[1]: April 2 weken Mei 5 weken Juni 6 weken Juli 7 weken Augustus 9 weken September 10 weken Oktober 11 weken De doorlooptijd van asielaanvragen ziet op het tijdsverloop tussen de indiening van de asielaanvraag en de beslissing daarop. Voor de beantwoording van deze vraag is gekeken naar aanvragen die vanaf 1 april 2020 zijn ingediend en in de maanden daarna zijn uitgestroomd omdat er een beslissing op de aanvraag is genomen. De eerste maanden ligt de gemiddelde doorlooptijd daarom logischerwijs laag. Door de afspraken met de Taskforce en door de lage instroom vanwege corona begon de IND dus zonder voorraad, om vervolgens steeds meer eerste aanvragen in behandeling te nemen. In de eerste maanden stromen er vervolgens zaken uit met een korte doorlooptijd en ligt de gemiddelde doorlooptijd daarom laag. Naarmate de tijd vordert loopt de doorlooptijd op omdat er meer aanvragen in behandeling worden genomen dan in eenzelfde periode worden afgehandeld. [1] Doorlooptijd van eerste asielaanvragen die zijn ingediend op of na 1 april 2020, en die in de genoemde maanden zijn uitgestroomd in spoor 4 (AA/VA). |
439 |
Kunt u aangeven welk percentage asielverzoeken van Syriërs, Afghanen, Irakezen, Iraniërs, Turken, Jemenieten en Eritreeërs die onder de taskforce vallen inmiddels is afgehandeld? Kunt u daarbij aangeven om hoeveel zaken het gaat? Zo nee, kunt u dan aangeven hoeveel asielverzoeken van Syriërs, Afghanen, Irakezen, Iraniërs, Turken, Jemenieten en Eritreeërs in totaal in 2020 zijn afgehandeld en hoeveel verzoeken uit die landen van herkomst nog openstaan? |
In de tabel in de bijlage is het aantal afgehandelde asielverzoeken die onder de Taskforce vallen opgenomen voor de gevraagde nationaliteiten, met de daarbij behorende percentage. |
440 |
Kunt u onderbouwen waarom u vanaf 2021 ineens 3000 mensen minder verwacht als het gaat om de asielinstroom? Waar is dat op gebaseerd? |
Zie het antwoord op vraag nummer 435. |
441 |
Hoeveel nareisprocedures lopen vertraging op doordat bij de ambassades geen onderzoek kan plaatsvinden en de afgifte voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinsleden nog slechts beperkt plaatsvindt? Wanneer is de verwachting dat deze opgelopen achterstanden weer zijn weggewerkt? |
Hoeveel nareisprocedures vertraging oplopen doordat bij de ambassade geen onderzoek kan plaatsvinden is niet bekend, omdat dit sterk afhangt van de lokale situatie en of er reismogelijkheden naar Nederland waren. Op dit moment heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 90% van de Nederlandse ambassades en consulaten-generaal de MVV-dienstverlening weer hervat. Dit geldt ook voor de posten waar zich de meeste nareizigers toe wenden: de grootste «nareisposten» geven allen, al dan niet binnen beperkte capaciteit, weer MVV’s af. Voor nareizigers geldt echter dat zij door lokale maatregelen, zoals gesloten lands-of districtsgrenzen, vaak beperkt worden in hun reismogelijkheden. Hierdoor kan het voorkomen dat nareizigers niet in staat zijn om tijdig de MVV op te halen, ondanks dat de post in de desbetreffende regio de MVV-dienstverlening heeft hervat. Voor nareizigers die er niet in slagen om een aangewezen post te bereiken voor het afhalen van de MVV, bestaat de mogelijkheid om naar een andere ambassade of consulaat-generaal uit te wijken voor het afhalen van de MVV. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zet zich hard in om de consulaire dienstverlening, zoals nader onderzoek waar mogelijk uit te breiden. Helaas kan niet gezegd worden wanneer de nu nog afgeschaalde ambassades en consulaten-generaal kunnen worden opgeschaald, aangezien het Ministerie van Buitenlandse Zaken daarin grotendeels afhankelijk is van de lokale situatie en maatregelen die landen nemen tegen corona. Ook dient er rekening mee gehouden te worden dat het kan voorkomen dat een nu opgeschaalde ambassade of consulaat-generaal door een veranderende lokale situatie en maatregelen mogelijk opnieuw moet worden afgeschaald. Er wordt continu gezocht naar oplossingen om het nader onderzoek te hervatten. |
442 |
Kunt u onderbouwen hoe de prognoses voor het aantal toekenningen voor mvv-nareisaanvragen voor 2020 (4.000) en 2021 (3.600) zijn opgebouwd en waarom deze lager zijn dan de realisatie in 2019? Met hoeveel vergunningverleningen is rekening gehouden bij het wegwerken van de asielachterstanden van de IND en de achterstanden die in 2020 zijn ontstaan door de beperkte dienstverlening van ambassades? |
In de JenV-begroting 2021 zijn in tabel 30 abusievelijk verkeerde cijfers opgenomen voor nareisaanvragen. Voor de begrotingsreeksen zijn de juiste aantallen gehanteerd, namelijk 7.150 nareisaanvragen in 2020 en 2021. Dit is hoger dan de realisatie van nareisaanvragen in 2019 (6.130). Bij het opstellen van de Rijksbegroting is nog geen rekening gehouden met beperkte dienstverlening door de ambassades. Zoals ik op 5 oktober jl. aan uw Kamer heb gemeld zijn de dienstverlening van IND-loketten en de reguliere consulaire dienstverlening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in maart tijdelijk afgeschaald. Daardoor hebben interviews niet plaats kunnen vinden en zijn DNA-onderzoeken uitgesteld. Deze omstandigheden hebben mede geresulteerd in een verdere toename van het aantal openstaande aanvragen. Inmiddels wordt de IND-dienstverlening op loketten en de consulaire dienstverlening van het Ministerie van Buitenlandse zaken op veel locaties weer grotendeels uitgevoerd. Het zal enige tijd vergen om deze voorraad bij te werken. Bij de Voorjaarsnota worden jaarlijks de budgetten bijgesteld op basis van de meest recente ramingen. |
443 |
Wat is het inwilligingspercentage van de top tien nationaliteiten ten aanzien van nareisaanvragen voor het jaar 2019 en 2020? |
Zie tabel in de bijlage. |
444 |
Hoe lang is de wachttijd bij de aanvraag voor de vergunning onbepaalde tijd asiel, voor de beslissing als deze tijdig is aangevraagd? |
De verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd mag maximaal 6 maanden vóór het aflopen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd worden aangevraagd. De IND kan echter pas vanaf vier weken voordat de statushouder gedurende vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad de aanvraag in behandeling nemen en pas een beslissing nemen op de aanvraag op het moment dat de statushouder 5 jaar onafgebroken rechtmatig verblijf heeft gehad. De termijn van 5 jaar onafgebroken rechtmatig verblijf is de wettelijke voorwaarde om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. In de maand oktober 2020 besliste de IND, nadat een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd in behandeling werd genomen, gemiddeld in ongeveer 9 weken op de aanvraag. Bron: IND. |
445 |
Hoe lang na het verlopen van het verblijfsdocument wordt het nieuwe verblijfsdocument gemiddeld genomen verstrekt? |
Nadat de aanvraag voor een asielvergunning voor onbepaalde tijd in behandeling wordt genomen, beslist de IND gemiddeld in ongeveer 9 weken op de aanvraag (Zie antwoord op vraag 444). Na een positieve beslissing op deze aanvraag volgt het bestellen van het verblijfsdocument, dat vervolgens binnen 2–4 weken op afspraak kan worden opgehaald bij één van de loketten van de IND. De beperkingen die de RIVM-richtlijnen, ter bestrijding van het coronavirus, momenteel met zich meebrengen zorgen voor een uitdaging om bij het uitreiken van de verblijfsdocumenten bij de IND loketten binnen de termijn van 2–4 weken te blijven. De IND heeft maatregelen (verruimde weekopenstelling, zaterdagopenstelling, extra locaties) genomen om ervoor te zorgen dat de dienstverlening zo goed als mogelijk doorgang kan vinden. Ondanks deze maatregelen is bij sommige loketlocaties op dit moment een extra wachttijd van circa 2 weken ontstaan. De IND zet door de genoemde maatregelen maximaal in om het oplopen van de wachttijden tegen te gaan of te verminderen. Bron: IND. |
446 |
Hoeveel vergunningen tot verblijf voor onbepaalde tijd asiel heeft de IND verleend in 2019 en in 2020 tot dusver? |
De IND heeft in 2019 18.260 aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingewilligd en in 2020 (t/m september) 12.150. |
447 |
In hoeveel gevallen is na vijf jaar vergunning bepaalde tijd asiel alleen een verlenging gegeven? |
De IND heeft in 2019 van 4.670 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd de geldigheidsduur na 5 jaar verlengd en in 2020 (t/m september) bedroeg het aantal verlengingen van de geldigheidsduur van verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd na 5 jaar 7.200. |
448 |
In hoeveel gevallen is de vergunning voor bepaalde tijd asiel en onbepaalde asiel ingetrokken in 2019 en in 2020 en om welke redenen? |
In 2019 zijn 220 asielvergunningen voor bepaalde tijd ingetrokken. In 2019 zijn 30 asielvergunningen voor onbepaalde tijd ingetrokken. In 2020 (t/m september) zijn 90 asielvergunningen voor bepaalde tijd ingetrokken. In 2020 (t/m september) zijn 20 asielvergunningen voor onbepaalde tijd ingetrokken (cijfers afgerond op tientallen). Een asielvergunning kan worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden, de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is en als de vreemdeling zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Een asielvergunning voor bepaalde tijd kan daarnaast nog worden ingetrokken als de grond voor verlening is komen te vervallen. Doordat er meerdere afdoeningsgronden mogelijk zijn, kan niet worden uitgegaan van eenduidige registratie in het systeem. Om die reden kunnen er geen gevalideerde cijfers uit de geautomatiseerde systemen van de IND worden gegenereerd. |
449 |
Is de verwachting dat er minder houders van de vergunning bepaalde tijd asiel in aanmerking komen voor een vergunning onbepaalde tijd asiel in 2021 vanwege een zwaarder inburgeringsvereiste? Is een zwaarder inburgeringsvereiste in overeenstemming met de Kwalificatierichtlijn? |
Op dit moment wordt uitgewerkt hoe vanaf 1 juli 2021 vorm zal worden gegeven aan het inburgeringsvereiste voor een vergunning onbepaalde tijd asiel; derhalve kan op bovenstaande vragen nog geen antwoord worden gegeven. Vanzelfsprekend zal bij die vormgeving rekening worden gehouden met Europese wet- en regelgeving, waaronder ook de kwalificatierichtlijn. |
450 |
Hoeveel houders van een vergunning bepaalde tijd asiel zijn genaturaliseerd in 2019 en in 2020 tot dusver? |
In 2019 zijn in totaal 5.600 personen genaturaliseerd tot Nederlander, met een voorgaande verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. In 2020 (tot en met september) zijn in totaal 4.660 personen genaturaliseerd tot Nederlander met een voorgaande verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bron: IND. Aantallen zijn afgerond op tientallen. |
451 |
Hoeveel vluchtelingen zal Nederland in 2021 in het kader van het EU-programma hervestigen? |
Bij brief van 5 oktober 2020 inzake de gevolgen van de corona-pandemie voor het migratiebeleid (Kamerstukken 19 637 en 25 295, nr. 2666) is uw Kamer geïnformeerd over de vertraging in de uitvoering van hervestiging. In 2021 zal de hervestiging door Nederland allereerst in het teken staan van het uitvoeren van het restant aantal hervestiging onder het EU 2020 hervestigingsprogramma dat vanwege de corona pandemie is vertraagd. Nederland heeft in dit verband toegezegd om in 2020 totaal 500 vluchtelingen op grond van het nationaal quotum en zo’n 1.000 vluchtelingen in het kader van de EU-Turkije verklaring te hervestigen. Tot en met september 2020 is sprake van ongeveer 160 aankomsten van hervestigde vluchtelingen, waarvan ongeveer 130 uit Turkije. Daarnaast zijn ongeveer 570 voor hervestiging geselecteerde vluchtelingen in afwachting van hun komst naar Nederland zodra dit in verband met corona mogelijk is. Verder zal de hervestiging in 2021 in het teken staan van de verdere uitvoering van het nationaal meerjarig beleidskader hervestiging 2020–2023 (Brief d.d. 26 mei 2020, Kamerstuk 19 637, nr. 2608). Dit gaat uit van een nationaal quotum van gemiddeld 500 hervestigde vluchtelingen per jaar, waarbij ook rekening zal worden gehouden met het kabinetsbesluit met betrekking tot de herplaatsing van 100 asielzoekers/vluchtelingen uit Griekenland waarover uw kamer bij brief van 10 september jongstleden is geïnformeerd.[1] De met deze herplaatsing gepaard gaande aantallen asielzoekers, inclusief eventuele nareizende familieleden, worden in mindering gebracht op het hervestigingsquotum. Daarnaast zal in 2021 de hervestiging uit Turkije worden voortgezet. Over de totale hervestigingsinzet in 2021 wordt uw Kamer nog nader geïnformeerd. [1] Kamerstuk 19 637, nr. 2652. |
452 |
Welke prioriteitslanden en gebieden heeft de EU daarvoor vastgesteld en uit welke daarvan zal Nederland vluchtelingen hervestigen? |
De Commissie heeft in de recente aanbeveling van 23 september jl. lidstaten aangemoedigd om de hervestiging in 2020 en 2021 voort te zetten en te focussen op Syrische vluchtelingen uit Turkije ter ondersteuning van de EU-Turkije Verklaring, vluchtelingen uit Libanon en Jordanië, vluchtelingen uit landen langs de Centraal-Mediterrane Route (Libië, Niger, Tsjaad, Egypte, Ethiopië, Soedan) inclusief het ondersteunen van de door UNHCR opgezette Emergency Transit Mechanisms in Niger en Rwanda voor kwetsbare vluchtelingen geëvacueerd uit Libië, evenals hervestiging van spoedzaken wereldwijd (Aanbeveling betreffende legale trajecten voor bescherming in de EU: bevordering van hervestiging, toelating op humanitaire gronden en andere aanvullende trajecten, C (2020) 6467). De inzet van Nederland in 2020 en 2021 komt overeen met de door de Commissie aangegeven prioriteiten. De inzet richt zich op Libanon, Jordanië, Egypte, Ethiopië, ETM Niger/Rwanda, Kenia, Oeganda, en een beperkt aantal individuele spoedzaken van over de hele wereld als mogelijke bestemmingen onder het nationaal quotum, evenals hervestiging van Syrische vluchtelingen op grond van de EU-Turkije Verklaring (zie ook brief aan de Tweede Kamer inzake de gevolgen van de corona pandemie voor het migratiebeleid, 5 oktober 2020). Uit welke bestemmingen in 2021 uiteindelijk zal worden hervestigd is onder meer afhankelijk van de verdere ontwikkelingen met betrekking tot de corona pandemie en de beschikbaarheid van de relevante uitvoeringspartners in de verschillende opvanglanden. |
453 |
Waarom verwacht de regering in 2021 minder asielzoekers dan in 2020 en 2019? Heeft dit al effect gehad in personeelsmanagement? |
De begroting is gebaseerd op de meest actuele verwachtingen van de instroom, doorstroom en uitstroom die op dat moment beschikbaar waren. De ramingen van het voorjaar 2020 zijn voor drie jaar in de begroting verwerkt tot en met 2022. Bij de kengetallen van de asielinstroom en de instroom van het COA, zoals zichtbaar in tabel 30, is de veronderstelling gemaakt dat na 2020 de geopolitieke spanningen zullen afnemen, waarbij destijds de gedachte speelde dat binnen de Europese en nationale politiek maatregelen getroffen zullen worden indien er een stijging in de instroom plaatsvindt. De verwachting was daarom dat de asielinstroom zou afnemen. In de begroting zijn de effecten niet meegenomen van corona en de ingestelde Taskforce, aangezien deze ontwikkelingen zich na vaststelling van de bij deze begroting gehanteerde prognose hebben voorgedaan. Bij Voorjaarsnota worden de budgetten meerjarig bijgesteld op basis van de inzichten van dat moment. Zoals gebruikelijk blijven het kabinet en de uitvoeringsorganisaties van de migratieketen in- door- en uitstroom, continu ramen en monitoren van om tijdig te kunnen handelen, ook op gebied van personeel, mocht het werkaanbod van de organisaties in de migratieketen daar aanleiding toe geven. |
454 |
Waarom verwacht de regering in 2021 een grotere uitstroom uit de opvang van het COA dan in 2020 en 2019? Hoe komt deze prognose tot stand? |
Zie het antwoord op vraag nummer 428. |
455 |
Kunt u de streefwaarden terugkeer in absoluten aangeven? Hoe verhoudt de terugkeer zich tot het aantal afwijzingen voor een verblijfstatus en het aantal illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen? |
De streefwaarden terugkeer zien op de verhouding tussen «zelfstandig vertrek», «gedwongen vertrek» en «zelfstandig vertrek zonder toezicht» binnen het aantal zaken dat de DT&V jaarlijks afhandelt. Daarvoor zijn geen absolute aantallen aan te geven, omdat het totaal aantal afgehandelde zaken afhankelijk is van diverse factoren, waaronder de daadwerkelijke mogelijkheden tot terugkeer, de actieve medewerking van de vreemdeling en diens land van herkomst. Zie voor beschikbare cijfers het antwoord op vraag 391. De caseload van de DT&V bestaat vooral uit vreemdelingen van wie de asielaanvraag is afgewezen door de IND, illegaal verblijvende vreemdelingen aan wie vanuit het toezichtproces een toezichtmaatregel is opgelegd, niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen in strafrechtelijke detentie (de zogenaamde VRIS-er) en vreemdelingen die aan de DT&V het verzoek doen om namens hen bij hun autoriteiten te bemiddelen bij afgifte van een (vervangend) reisdocument. Het aantal illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen is groter dan het aantal vreemdelingen in de caseload van de DT&V. |
456 |
Kunt u de gehanteerde definities geven bij streefwaarde vertrek? |
• Zelfstandig vertrek: het zelfstandig ondersteund vertrek van een vreemdeling uit Nederland, al dan niet met toepassing van lichtere toezichtmaatregelen. • Gedwongen vertrek: Uitreizen uit Nederland onder dwang (al dan niet met escortering) van een vreemdeling zonder recht van verblijf. • Zelfstandig vertrek zonder toezicht: de vreemdeling is niet meer aanwezig op het laatst bekende adres, maar het daadwerkelijke vertrek uit Nederland is niet aantoonbaar. Gedacht kan worden aan een vreemdeling die zich niet meer beschikbaar houdt voor de opgelegde meldplicht, een vreemdeling waarvan bij een controle blijkt dat hij of zij bij het COA niet meer verblijft of bij een controle blijkt dat hij of zij niet of het opgegeven adres meer verblijft of een vreemdeling die een aanzegging heeft gehad Nederland te verlaten. |
457 |
Op welke manier is de stabielere financieringssystematiek van de asielketen, die is afgesproken bij de Voorjaarsnota in 2019, verwerkt in de begroting van Justitie en Veiligheid van 2021? Waaruit blijkt een stabiele financieringssystematiek die onverwacht hogere instroom kan opvangen? |
Bij de Voorjaarsnota 2019 is het budget van de IND opgehoogd met een structurele reeks van 65 mln. voor stabiele financiering. Schommelingen als gevolg van wijzigingen in de ramingen (de meerjarige productie prognose, MPP) worden verwerkt voor zover deze boven de stabiele reeks uitkomen.[1] De budgetten in de begroting zijn gebaseerd op de verwachtingen uit het voorjaar. [1] Kamerstuk 19 637, nr. 2539, p. 11. |
458 |
Wordt bij de kasschuif IND ook rekening gehouden met de hoeveelheid complexe zaken, die waarschijnlijk niet voor 1 januari 2021 beslist worden, en met aanvragen voor gezinshereniging die gedaan zullen worden bij inwilligingen waardoor de productie ook in 2021 hoog zal blijven? |
Bij opstellen van de begroting is met de kasschuif IND budget van 2021 naar 2020 gehaald om de productie die de Taskforce in 2020 levert te financieren. De budgettaire verwerking van de vertraging van de afhandeling van de zaken door de Taskforce is bij voorjaarsnota 2021, het reguliere begrotingsmoment. In de MPP wordt voor alle verschillende aanvragen voor 2021 een prognose opgenomen waarop de productie bij de IND gebaseerd is. De aanvragen voor gezinshereniging zijn hier onderdeel van. |
459 |
Kunt u onderbouwen of de doelmatigheidskorting in 2020 terecht is toegepast op de IND omdat de meer stabiele financiering tot meer doelmatigheid gaat leiden (35 300 VI, nr. 23, p.103)? |
De doelmatigheidskorting is ingesteld als onderdeel van de afspraak over de ophoging van de stabiele en structurele financiering van de IND. Met het ophogen van de stabiele financiering kan de IND meer capaciteit op vaste basis aanstellen. De veronderstelling is dat deze extra capaciteit steeds doelmatiger het werk kan doen. De korting betreft 0,75% per jaar. Vanwege een kostprijs aanpassing is de korting per saldo gerealiseerd. De kostprijzen per product zijn van 2019 naar 2020 gedaald wat een positieve ontwikkeling van de doelmatigheid bevestigd. Echter gezien de impact van de coronamaatregelen biedt 2020 geen goede referentie om het effect van doelmatigheidskorting specifiek te kunnen duiden. |
460 |
Wat is de onderbouwing voor de doelmatigheidskorting in 2021 op de IND? |
De doelmatigheidskorting is ingesteld als onderdeel van de afspraak over de ophoging van de stabiele en structurele financiering van de IND. Met het ophogen van de stabiele financiering kan de IND meer capaciteit op vaste basis aanstellen. De veronderstelling is dat deze extra capaciteit steeds doelmatiger het werk kan doen. De korting betreft 0,75% per jaar. Vanwege een kostprijs aanpassing is de korting per saldo gerealiseerd. |
461 |
Bij hoeveel asielzaken is er een ervaren IND-medewerker die toezicht houdt? Hoe lang zijn IND-medewerkers getraind? |
Alle asielmedewerkers die starten bij de IND (dus niet de Taskforce) doorlopen een opleidings- en begeleidingstraject waarin zij leren horen en beslissen. Gedurende het opleidings- en begeleidingstraject worden zij in hun dagelijkse werkzaamheden begeleid door een ervaren (senior) medewerker. Na het met goed gevolg doorlopen van dit traject, neemt de medewerker zelfstandig gehoren af en is hij tekenbevoegd om zelfstandig te beslissen op de aanvraag. De snelheid waarmee een nieuwe medewerker het gehele opleidings- en begeleidingstraject doorloopt, wisselt per medewerker. Doorgaans neemt het traject naar 100% inzetbaarheid op bepaalde werksoort(en) gemiddeld 9 maanden in beslag. Het traject naar zelfstandige inzetbaarheid van een medewerker (dus alle werksoorten) neemt 1 tot anderhalf jaar in beslag. Overigens vindt na het afronden van het eerste opleidings- en begeleidingstraject regelmatig bijscholing plaats, voor alle ervaren medewerkers, net als intercollegiale afstemming. Medewerkers van de Taskforce krijgen een doelgerichte opleiding van twee weken waarna zij onder begeleiding van ervaren IND medewerkers met bepaalde deeltaken aan de slag gaan in een werk- en leertraject. Om die reden is de duur van het opleidingstraject veel korter. De uiteindelijke beslissingen van de Taskforce worden altijd onder de verantwoordelijkheid van ervaren IND medewerkers genomen. |
462 |
Hoeveel extra FTE werken er bij de IND sinds de Taskforce achterstanden is gestart? Hoe lang is de verwachting dat deze FTE in dienst blijven bij de IND? |
De Taskforce bestaat op dit moment uit 180 FTE van de directie Asiel en Bescherming, 20 FTE van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, 30 FTE van de Dienst Terugkeer en Vertrek en 270 FTE van het bureau Start People. Niet alle medewerkers die momenteel werkzaam zijn voor de Taskforce zijn hier apart voor aangenomen. Zoals hierboven beschreven bestaat een groot deel medewerkers die al in dienst zijn van de IND, DT&V en Buitenlandse Zaken. De mensen van het uitzendbureau hebben in principe een contract tot eind 2020. |
463 |
Hoeveel zaken zijn er door de Taskforce achterstanden IND afgehandeld sinds de start van de Taskforce? Hoe groot is het aantal kansrijke asielzaken dat is afgehandeld van het totaal aantal afgehandelde zaken door de Taskforce? |
Tot en met week 43 zijn circa 5.500 zaken afgehandeld door de Taskforce. Hiervan zijn ruim 3.000 zaken zogenaamde kansrijke zaken. Als kansrijk zijn de zaken van vreemdelingen met de volgende nationaliteiten aangemerkt: Syrisch, Jemenitisch, Turks en Eritrees. |
464 |
Gaat het lukken om de achterstanden voor het einde van 2020 weg te werken, zoals toegezegd? Zo nee, wat is dan de huidige prognose? |
Per brief van 18 november jl. bent u geïnformeerd over de stand van zaken van de taskforce. |
465 |
Kunt u toelichten hoe de stabielere financiering van de IND zich verhoudt tot de sterke daling van het budget vanaf 2022? |
Naar aanleiding van de motie van de leden Van Ojik en Jasper van Dijk over een andere financieringssystematiek voor de IND[1] is de wijze waarop de begrotingsreeks van de IND tot stand komt gewijzigd. Bij voorjaarsnota 2019 heeft het kabinet besloten tot een stabiele financiering wat zorgt voor meer rust in het budget van de IND. Schommelingen als gevolg van wijzigingen in de ramingen (de meerjarige productie prognose, MPP) worden verwerkt voor zover deze boven de stabiele reeks uitkomen.[2] De ramingen van het voorjaar 2020 zijn voor drie jaar in de begroting verwerkt tot en met 2022. Omdat deze ramingen in de jaren na 2022 nog verwerkt moet worden is een lager kader zichtbaar. Indien de asielinstroom en de structurele werklast daar aanleiding voor geven zal bij het volgende begrotingsmoment in het voorjaar van 2021 bezien worden hoe een eventuele tegenvaller gedekt zal worden. Het budget van de IND is opgebouwd uit een structurele budgetreeks (€ 299 mln.), een reeks voor de MPP (verwerkt tot en met 2022), een reeks voor de stabiele financiering (€ 65 mln.) en een doelmatigheidskorting die oploopt naar € 14 mln. in 2024. [1] Kamerstuk 35 000 VI, nr. 42. [2] Kamerstuk 19 637, nr. 2539, p. 11. |
466 |
In welk stadium is het programma flexibilisering asielketen? Is de uitvoering al bezig met de toepassing? |
Recent is de bestaande programmastructuur beëindigd. De onderdelen die in het kader van het Programma Flexibilisering Asielketen zijn uitgewerkt, zijn vanuit het programma overgedragen aan de organisaties in de migratieketen (IND, COA, DT&V, Politie, Koninklijke Marechaussee en het Directoraat-Generaal Migratie). Het gaat hierbij om maatregelen die zien op een flexibeler en effectiever asielproces, een gezamenlijke planningsomgeving, het ontwikkelen van gemeenschappelijke vreemdelingenlocaties, flexibilisering van de opvangcapaciteit en het verbeteren van de aansluiting tussen asielopvang en integratie danwel terugkeer. De organisaties in de migratieketen zullen zorgdragen voor de verdere doorontwikkeling en (voorbereiding van de) implementatie van de maatregelen. Het tijdpad van doorontwikkeling en implementatie verschilt per traject en de resultaten zullen dan ook gefaseerd vorm krijgen. Voor het einde van het jaar zal ik uw Kamer hierover in een brief nader informeren. Sommige maatregelen zijn al of worden binnenkort gerealiseerd. Zo is het vernieuwde I&R-proces al gestart met de regietafels in Ter Apel en Budel en zijn de verbeteringen in het HASA-proces in 2019 reeds gerealiseerd. Andere maatregelen vragen meer tijd. Zo wordt de oplevering van de GVL’s in Budel en Gilze in definitieve vorm en onder voorbehoud van een positieve ontwikkeling, over enkele jaren verwacht, maar werken de asieldiensten al wel samen op beide locaties. Ook de stappen die in de Uitvoeringsagenda zijn aangekondigd, zullen gefaseerd over een aantal jaren worden gerealiseerd. |
467 |
Wordt er in de praktijk al aan de regietafels gewerkt? Hoeveel asielverzoeken heeft de regietafel tot op heden beoordeeld? |
Sinds 1 september 2020 wordt op locatie Budel en vanaf 16 september 2020 wordt op de locatie Ter Apel gewerkt aan de regietafels. Met deze regietafels wordt beoogd bij te dragen aan een flexibeler en effectiever asielproces. Aan de regietafels geven IND, DT&V, COA en Politie samen op basis van alle beschikbare informatie en met gebruikmaking van een doelgroepgerichte benadering de juiste richting aan het vervolgtraject naar terugkeer of integratie. In beginsel worden alle nieuwe asielaanvragen aan de regietafel besproken. Qua aantallen volgt de regietafel grotendeels de actuele instroom(cijfers). |
468 |
Hoe is de GVL ingericht? Hebben alle ketenpartners een vaste positie op de GVL? Welk voordelen heeft de GVL voor de samenwerking t.o.v. het eerdere systeem? Welke nadelen heeft de GVL ten opzichte van het eerdere systeem? |
In een GVL werken ketenpartners intensief samen. In nauwe samenwerking verzorgen zij het flexibele en doelgroepgerichte asielproces. Asielzoekers die veelvuldig contact hebben met ketenpartners verblijven in een GVL. Een GVL bestaat uit zowel een dienstencentrum als een opvanglocatie. De behandeling van een asielaanvraag en, bij afwijzing van een aanvraag, de handelingen ten behoeve van het vertrek, vinden plaats in het dienstencentrum. De GVL is niet (volledig) nieuw. De locatie Ter Apel functioneert in veel opzichten al als een GVL. Verder wordt toegewerkt naar GVL-vorming in Budel en Gilze en werken de ketenpartners op deze locaties ook nu al intensief samen. Een belangrijk voordeel van een GVL is dat, doordat ketenpartners onder een dak werkzaam zijn, de dienstverlening rondom de asielzoeker is geconcentreerd. Zo kan meer efficiency en effectiviteit worden bereikt. Onder meer door efficiënter gebruik van de beschikbare ruimten, door het gebruik van elkaars faciliteiten en door intensievere samenwerking en sterkere regie. Ketenpartners kunnen op de GVL’s hun werkprocessen beter op elkaar afstemmen zodat het asielproces effectiever en sneller kan worden uitgevoerd. Meer efficiency ontstaat ook door het samenwerken binnen de bedrijfsvoering, zoals ICT, facilitaire zaken en beveiliging. Een grotere efficiency en effectiviteit, en meer samenwerking zorgen er ook voor dat de organisaties in de keten beter kunnen meebewegen met wisselingen in de instroom van asielzoekers. Voordeel is verder dat verhuis- en reisbewegingen van een asielzoeker worden verminderd. Op een GVL wordt vroeg in het proces bepaald of sprake is van een kansrijke aanvraag. Asielzoekers die een kansrijke aanvraag hebben ingediend worden zo snel mogelijk in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning en overgedragen aan gemeenten, zodat zij snel kunnen starten met integratie en participatie. |
469 |
Hoe verhoudt het simulatiemodel zich tot de snelle op- en afschaling in de asielketen en de bijbehorende financiering? |
Momenteel werken de ketenpartners binnen de asielketen gezamenlijk aan de ontwikkeling van het simulatiemodel. Het simulatiemodel stelt de asielketen in staat om sneller complexe vraagstukken door te rekenen, waardoor een beter beeld ontstaat van de effecten op de asielketen bij beleidswijzigingen of fluctuaties in de asielinstroom. Dit kan bijdragen aan het nauwkeuriger en tijdiger op- of afschalen, wat mogelijk beter bij kan dragen aan passende financiering. |
470 |
Hoe groot is de huidige buffercapaciteit bij het COA en hoe groot is deze voor 2021? Acht u deze voldoende om onvoorziene fluctuaties in de asielinstroom op te kunnen vangen? |
Om in te kunnen spelen op onvoorziene fluctuaties in de asielinstroom en andere gebeurtenissen die de steeds veranderende bezetting in de opvang, en dus veranderende capaciteitsbehoefte, raken, hield het COA voor eigen rekening en risico in 2020 2.000 plekken reservecapaciteit (buffercapaciteit) aan. Zoals eerder aan u bericht wordt deze reservecapaciteit momenteel reeds volledig benut om de wederom oplopende bezetting bij het COA te accommoderen. Mijn ministerie is met het COA in gesprek over het verwachte aantal opvangplekken in 2021. Veel zaken hebben invloed op het aantal benodigde opvangplekken. Zo verblijven asielzoekers door de achterstanden van de IND gemiddeld langer in de COA-opvang. Daarnaast heeft ook de mate van uitstroom van statushouders naar gemeenten invloed op het aantal opvangplekken. In 2021 is er een forse taakstelling voor gemeenten om statushouders te plaatsen. Deze is aanzienlijk hoger dan de taakstelling voor 2020. In 2020 hebben de maatregelen die nationaal en internationaal werden genomen om corona tegen te gaan grote invloed gehad op de instroom van nieuwe asielzoekers bij het COA. Aangezien dit een unieke situatie is, is het lastig in te schatten wat de invloed van de pandemie op de benodigde capaciteit bij het COA in 2021 zal zijn. In de opdracht aan het COA voor 2021 zal geen vraag worden opgenomen om niet direct gebruikte capaciteit aan te houden. Voor dergelijke capaciteit is in de begroting geen budget gereserveerd. Dit neemt niet weg dat het COA, als dit financieel mogelijk is, ervoor kan kiezen om buffercapaciteit aan te houden. |
471 |
Wat is de prognose met betrekking tot het aantal op te vangen asielzoekers door het COA voor de rest van 2020 en 2021? Kunt u een uitsplitsing maken per spoor 1, 2 en 4? In hoeverre zijn er op dit moment voldoende plekken om dit aantal asielzoekers op te vangen? Hoeveel plekken zijn er tekort voor de komende periode? Welke oplossing zoekt u om aan de vraag te voldoen? |
De prognose van het aantal op te vangen asielzoekers is opgenomen in tabel 30 van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2021. Bij het ramen van het aantal op te vangen asielzoekers wordt geen uitsplitsing per spoor gemaakt. Op 3 november jl. heeft de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie een brief gestuurd aan alle commissarissen van de Koning en burgemeesters, uw Kamer is hierover ook geïnformeerd op 3 november jl. In deze brief is aangegeven dat het COA een tekort aan opvang plekken heeft. Eerdere verzoeken aan provincies en gemeenten om op korte termijn 417 opvangplaatsen per provincie te realiseren heeft te weinig plekken opgeleverd. Het COA zet daarom in op een aantal extra mogelijkheden om opvang te kunnen blijven bieden. Het gaat dan om de inzet van commercieel vastgoed, versoepelen van het programma van eisen en het versoepelen van de logeerregeling. Daarnaast wordt gewerkt aan een routekaart wanneer deze inzet onverhoopt niet toereikend blijkt. Het is goed om in dit verband op te merken dat de gebruikelijke mogelijkheden, zoals beschreven in het handelingsperspectief op- en afschalen, het COA niet zondermeer voorhanden staan. Door de RIVM-richtlijnen om verdere coronabesmettingen tegen te gaan kan bijvoorbeeld niet worden overgegaan tot noodopvang in evenementenhallen. Wel wordt nu onderzocht met betrokken partners hoe, binnen de RIVM-richtlijnen, gebruik kan worden gemaakt van crisisnoodopvang als uiterste redmiddel. |
472 |
Zijn alle asielzoekers die een halfjaar of langer in Nederland verblijven ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP)? Zijn er ook achterstanden bij de inschrijving in de BRP van vergunninghouders die in de opvang verblijven? Zijn er extra maatregelen genomen met betrekking tot de inzet van BRP-straten om de achterstanden weg te werken? Is er nu en in 2021 voldoende personele inzet van alle ketenpartners met name IND en COA voor planning en vervoer beschikbaar? Wanneer is het streven dat de achterstanden weggewerkt zijn? |
Vreemdelingen die langer dan 6 maanden in Nederland verblijven – of die een inwilligende beschikking ontvangen – dienen te worden ingeschreven in de BRP. Op 1 november wachten ongeveer 4.700 vreemdelingen op een BRP inschrijving. Aan het begin van de eerste golf van de corona pandemie hebben de BRP-inschrijvingen stilgelegen. In juni is het BRP-proces op de diverse locaties weer opgestart. De naleving van de 1,5 meter en andere voorzorgsmaatregelen gericht op het bestrijden van corona hebben ertoe geleid dat de beschikbare ruimte bij de BRP-straten minder intensief kan worden benut. Daarbij wordt vanwege de aanhoudende pandemie de aanwezigheid van vreemdelingen op de aanmeldcentra zoveel mogelijk beperkt tot het strikt noodzakelijke. De betrokken gemeenten zetten intensief in op het vergroten van zowel de huisvesting als de personele capaciteit van de BRP-straten met inachtneming van de RIVM-maatregelen. Wanneer de achterstanden kunnen worden ingelopen door de gemeenten is moeilijk te zeggen. Dit is mede afhankelijk van de vraag wanneer er voldoende huisvesting en personele capaciteit gerealiseerd kan worden. |
473 |
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van kleinschalige opvanglocaties? Zijn hier extra middelen voor gereserveerd? Waarom wordt een ondergrens van 150 bewoners gehanteerd? Als een gemeente een aantal kleinere locaties aanbiedt die bij elkaar in de buurt liggen zal het COA deze dan weigeren? |
Om gemeenten tegemoet te komen in de wens voor kleinschalige locaties heb ik hen de mogelijkheid geboden om te experimenteren met kleinschaligere opvang op ongeveer tien locaties. De dienstverlening die het COA conform de Opvangrichtlijn moet leveren kan operationeel worden ingevuld voor minimaal 150 plekken, mits de vereiste voorzieningen (bijvoorbeeld scholen of medische zorg) op of in de nabijheid van de locatie beschikbaar zijn. Dit is de ondergrens om kwaliteit, doelmatigheid en efficiëntie van de opvang te kunnen blijven garanderen. Voor de experimenten met dergelijke kleinschalige opvanglocaties zijn vanuit het departement geen extra middelen gereserveerd. De kaders voor dergelijke kleinschaliger locaties worden op dit moment gefinaliseerd. Het COA zal vervolgens aanmeldingen van gemeenten per voorstel bezien en beoordelen op haalbaarheid ten opzichte van de kaders. Het COA gaat ook in gesprek met gemeenten die kleinere locaties aanbieden die bij elkaar in de buurt liggen en samen minimaal 150 plekken hebben. De voorkeur gaat echter uit naar ten minste 150 plekken per locatie. |
474 |
Hoe wordt vastgesteld of een asielzoeker daadwerkelijk amv'er is? Op welke manier wordt daarbij gebruik gemaakt van objectieve biometrische gegevens? |
Elke alleenstaande minderjarige vreemdeling die asiel aanvraagt en niet (voldoende) is gedocumenteerd, wordt na binnenkomst in Nederland geschouwd door AVIM (of Kmar) en de IND. Wanneer de uitkomst hiervan is dat er twijfel bestaat over de gestelde leeftijd, wordt nader onderzoek gedaan. Dit kan bestaan uit een Dublin-onderzoek of een medisch leeftijdsonderzoek. Dublin-onderzoek vindt met name plaats wanneer er een treffer in een andere lidstaat naar voren komt bij invoering van de biometrische gegevens (vingerafdrukken) van de amv in Eurodac. Wanneer de amv in een andere lidstaat als meerderjarig staat geregistreerd, merkt de IND de asielzoeker in beginsel als meerderjarig aan op grond van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. |
475 |
Welke taken heeft vluchtelingenwerk Nederland in het formele asielproces? Waarom is ervoor gekozen dit uit te besteden aan een stichting en niet door de overheid zelf te laten verrichten? |
Sinds de invoering van de verbeterde asielprocedure (per 1 juli 2010) geeft Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) voorlichting aan asielzoekers over de asielprocedure. Bij het geven van voorlichting gaat VWN in op het werk van de verschillende ketenpartners tijdens en rondom de asielprocedure op basis van de informatie die VWN van deze ketenpartners ontvangt. VWN doet dit nu in één keer aan het begin van het proces hetgeen efficiënter is. Destijds is gekozen om de voorlichting op deze manier vorm te geven, om te voorkomen dat asielzoekers door verschillende organisaties, op een groot aantal plekken voorlichting zouden krijgen die voor een belangrijk deel zou overlappen. Naast de voorlichting ondersteunt VWN de asielzoekers in het asielproces. Dit doet VWN onder meer door het bieden van hulp bij het op orde krijgen van de benodigde documenten en gegevens voor de gehoren met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en door de beantwoording van de vele vragen die asielzoekers doorgaans hebben over de procedure. Ook ondersteunt VWN bij de gezinshereniging van statushouders. Het werk van VWN wordt gedaan met behulp van een groot aantal vrijwilligers. Om het werk als vrijwilliger goed te kunnen uitvoeren, geeft VWN opleidingen en trainingen aan de vrijwilligers. Op deze wijze draagt VWN bij aan een efficiënt verloop van de asielprocedure. Door de inzet van VWN worden de ketenpartners ontlast en kunnen kosten worden bespaard op de inzet van betaalde medewerkers. Naast de verschillende analyses en beleidsdoorlichtingen die op het terrein van migratie meerjarig tot stand komen, wordt voor het verder door ontwikkelen van een robuuste migratieketen in 2021 ook gekeken naar partners van de migratieketen waar een substantiële subsidierelatie mee bestaat. |
476 |
Hoeveel vertrekken heeft het IOM, sinds het REAN-programma, gerealiseerd (graag uitsplitsen per jaar en land van herkomst)? |
Sinds het begin van het REAN-programma in 1992 t/m september 2020 heeft het IOM 67.160 vertrekken gerealiseerd (zie tabel in bijlage). Zie ook de bijlage voor de top 5 nationaliteiten sinds het begin van het REAN-programma in 1992. Voor de complete uitsplitsing per land van herkomst wordt verwezen naar het antwoord op vraag 476 en de website van IOM Nederland: https://iom-nederland.nl/cijfers. Op de website van IOM is het vertrek uitgesplitst naar land van bestemming. [1] Servië en Montengro werd ontbonden in 2006 nadat Montenegro zich na een volksraadpleging onafhankelijk verklaarde. Servië en Montenegro en Servië bij elkaar opgeteld komen neer op 6.523 vertrekken. |
477 |
Kunt u een overzicht geven van de non-gouvermentele organisaties die zich bezighouden met terug van vreemdelingen? |
Er zijn verschillende organisaties die zich bezighouden met terugkeer van vreemdelingen. Er is geen totaaloverzicht, omdat niet al deze projecten door het Ministerie van Justitie en Veiligheid worden gesubsidieerd. Er zijn bijvoorbeeld ook gemeenten die non-gouvernementele organisaties financieren die zich bezighouden met de terugkeer van vreemdelingen. Wel kan ik aangeven welke non-gouvernementele organisaties momenteel vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid via de DT&V gesubsidieerd worden voor de uitvoering van een terugkeerproject. Het betreft de volgende non-gouvernementele organisaties: • INO Perspectief • Stichting Barka • Stichting Goedwerk • Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt • Stichting Solid Road • Stichting WereldWijd • Vluchtelingenwerk Nederland Ten overvloede wil ik hierbij opmerken dat de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) geen NGO is maar een intergouvernementele organisatie. IOM voert het REAN-programma uit, dit is het grootste Nederlandse terugkeerprogramma. |
478 |
Hoe zien de projecten die de non-gouvermentele organisaties uitvoeren eruit (graag zo specifiek mogelijke voorbeelden)? |
Via de Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2019 (OZV 2019) financiert de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) terugkeerprojecten van non-gouvernementele organisaties. De hoofddoelstelling van deze subsidieregeling is het voorkomen of beëindigen van onrechtmatig verblijf van vreemdelingen in Nederland, waaronder ook gemeenschapsonderdanen kunnen vallen, door hun zelfstandig vertrek uit Nederland te ondersteunen. De activiteiten die via de Subsidieregeling OZV 2019 worden gesubsidieerd zijn gericht op het bewegen van vreemdelingen tot zelfstandig vertrek uit Nederland, op het voorbereiden van vreemdelingen op hun vertrek uit Nederland en op hun herintegratie in het land van herkomst of bestemming na vertrek. In Bijlage A en Bijlage B van de Subsidieregeling OZV 2019 staan de specifieke activiteiten benoemd die voor subsidie in aanmerking komen. De regeling is te vinden op de website van de DT&V: https://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/ondersteuning-bij-terugkeer/subsidieaanvragen Op de website https://infoterugkeer.nl/ staan de lopende terugkeerprojecten vermeld. De non-gouvernementele organisaties delen hun specifieke activiteiten en aanpak op hun eigen websites, en geven daar ook persoonlijke terugkeerverhalen weer. Deze informatie is terug te vinden op: Stichting Barka Nederland: https://www.barkanl.org/sample-page/ Stichting Goedwerk: http://www.goedwerkfoundation.nl/wat-doen-wij/ Stichting ROS: http://www.solidroad.nl/ondersteuning-bij-terugkeer/ Stichting Solid Road: https://stichtingros.nl/over-ons/#bieden Stichting WereldWijd: https://www.stichtingwereldwijd.nl/wereld-tools/ Vluchtelingenwerk Nederland: https://www.vluchtelingenwerk.nl/wat-wij-doen/onze-projecten/met-opgeheven-hoofd-2 Ten overvloede wordt opgemerkt dat de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) geen non-gouvernementele organisatie is maar een intergouvernementele organisatie. IOM voert het REAN programma uit, dit is het grootste Nederlandse terugkeerprogramma. Op de website https://iom-nederland.nl/vrijwillige-terugkeer kunt u de terugkeeractiviteiten van IOM terugvinden. |
479 |
Met welke landen heeft Nederland al dan niet in EU-verband een terugkeerovereenkomst gesloten? Welke bedragen zijn hiermee gemoeid per land en hoeveel terugkeerders betreft het per land? |
Met betrekking tot het eerste deel van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag nummer 394. Er zijn geen bedragen gemoeid met het tot stand laten komen van T&O’s met andere landen. Dit geldt evenzeer voor de uitvoering van zulke overeenkomsten, behoudens de normale uitvoeringskosten zoals personeelskosten en de kosten die nodig zijn om een vreemdeling te laten terugnemen dan wel overnemen, zoals vliegtickets. Per overeenkomst kan het aantal terugkeerders per land verschillen van een handvol per jaar tot enkele tientallen of tot in de honderdtallen. Voor 2019 staat er in de tabel in de bijlage voor de top 10 terugkeerlanden waarmee Nederland in Benelux- dan wel EU-verband een T&O heeft het aantal aantoonbaar vertrokken personen, zoals geregistreerd door de DT&V. Voor de resterende landen en andere jaren kan nadere data worden gevonden op de open data portaal van de overheid. Waaronder het vertrek zoals geregistreerd wordt door de DT&V en het ketenbreed vertrek: https://data.overheid.nl/dataset/immigratie-dtenv-vertrek. Zie de bijlage voor de tabel. Bron: DT&V. Afgerond op tientallen * Het T&O met Belarus in EU-verband is pas in 2020 geformaliseerd. Deze cijfers hebben dan ook niet specifiek betrekking op de werking van deze T&O. |
480 |
Hoeveel vluchtelingen zaten in 2020 in grensdetentie? Wat was de gemiddelde duur van deze detentie? |
Tot en met september 2020 verbleven 170 vreemdelingen in grensdetentie. 130 hiervan zijn uitgestroomd. De gemiddelde duur van de detentie van de uitgestroomde vreemdelingen was circa 3 weken. Bron: DJI, afgerond op tientallen. |
481 |
Hoeveel gezinnen met kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s) verbleven in 2020 in de gesloten gezinsvoorziening in Zeist? Wat was de gemiddelde duur van de detentie van gezinnen en van AMV’s? |
Er verbleven in 2020 t/m september circa 30 gezinnen op de GGV. De gemiddelde duur van hun detentie was 8 dagen. Er verbleven in 2020 t/m september minder dan 10 AMV’s op de GGV. De gemiddelde duur van hun detentie was 6 dagen. Bron: DJI, afgerond op tientallen. |
482 |
Hoe groot was de instroom van nieuwe medewerkers in het gevangeniswezen het afgelopen jaar en hoeveel medewerkers hebben het gevangeniswezen het afgelopen jaar verlaten? |
In de 12 maanden van oktober 2019 tot en met september 2020 zijn bij de divisie Gevangeniswezen/Vreemdelingenbewaring 1.481 medewerkers ingestroomd en 582 medewerkers uitgestroomd. |
483 |
Hoe groot is het personeelstekort in het gevangeniswezen en de forensische zorg op dit moment? Wanneer zijn deze tekorten naar verwachting opgelost? |
Over het geheel genomen is de personele bezetting op executieve functies van het Gevangeniswezen op orde. Grotendeels met eigen bezetting (ongeveer 95%) en gedeeltelijk (5%) met inhuur van medewerkers van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van DJI (ongeveer de helft van de inhuur) en met externen voor de beveiligingsfunctie (ook ongeveer de helft van de inhuur). Daarnaast worden op enkele (zorg)functies externe medewerkers ingehuurd. De wervingsbehoefte is nog wel hoog en lokaal en op specifieke functies (bijvoorbeeld psychologen) vormt deze nog steeds een forse uitdaging. In de Randstad is de werving van personeel lastiger dan elders in het land. Ook de personele bezetting inclusief externe inhuur van de Rijksinrichtingen Forensische Zorg is over het geheel genomen op orde. De particuliere inrichtingen zijn verantwoordelijk voor hun eigen personeelsbeleid, gedetailleerde cijfers over het personeelstekort in de particuliere inrichtingen heeft DJI niet beschikbaar. Echter naar aanleiding van een recent onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid heeft de Taskforce Veiligheid en Kwaliteit bij alle Forensisch Psychiatrische Centra (FPC) geïnventariseerd of sprake is van acute personeelstekorten, wat niet het geval is gebleken. Dat heeft de Minister voor Rechtsbescherming de Tweede Kamer ook gemeld in zijn brief van 14 oktober 2020 «Beleidsreactie inspectierapporten over de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel» (Kamerstukken II 2020–21, 29 452-239). Daarbij heeft hij ook melding gemaakt van de in augustus 2020 gestarte een arbeidsmarktcampagne «Werken in de forensische zorg». Met een brede arbeidsmarktaanpak en een verbetering van het imago van de sector willen partijen de potentiële arbeidsmarkt vergroten, en (zij-)instroom van nieuwe medewerkers bevorderen. |
484 |
Waarom neemt de tbs-capaciteit bij particuliere instellingen gedurende de jaren af? |
De omvang van de tbs-capaciteit in de J&V-begroting is gebaseerd op de laatste behoefteraming volgens het Prognose Model Justitiële ketens (PMJ). Ten opzichte van de begroting 2020 is de tbs-capaciteit uitgebreid. Het gaat daarbij om het volgend aantal plaatsen per jaar, zie tabel in de bijlage. Desondanks laat ook de begroting 2021 een beperkte daling in de capaciteit zien vanaf 2021 tot en met 2025 (minus 32 plaatsen). Deze daling is gebaseerd op de laatste PMJ-raming. De PMJ ramingen worden jaarlijks geactualiseerd. |
485 |
Waarom is er enkel in 2020 sprake van daling van de inkoop ambulante forensische zorg? |
De daling van de raming voor 2020 heeft een begrotingstechnische verklaring. De ontwerpbegroting 2021 is vastgesteld in het voorjaar van 2020 op basis van de PMJ-raming die in december 2019 was vastgesteld. Eind 2019 was er nog geen volledig zicht op de realisatie 2019. De realisatiecijfers voor geheel 2019 zijn hoger uitgekomen dan op basis van de eerste helft van 2019 werd verwacht. Dit verklaart waardoor de raming voor 2020 e.v. lager is uitgekomen dan de realisatie 2019. Op grond van de laatste behoefteraming zijn ten opzichte van de stand in de J&V-begroting 2020 de geraamde middelen voor de inkoop van ambulante forensische zorg in de J&V-begroting 2021 (fors) verhoogd. Zie bijlage voor tabel. |
486 |
Gaat het aantal fte eveneens verlaagd worden, aangezien de personele kosten bij de IND afnemen? Gaan er ontslagen vallen? |
Om te kunnen anticiperen op een wijzigende instroom bestaat het personeelbestand van de IND naast vast ambtelijk personeel uit externe medewerkers. Vanwege de stabiele financiering is het mogelijk voor de IND meerjarig vast personeel in dienst te hebben. Het uitgangspunt is dat de stabiele basis van vast personeel in stand blijft. |
487 |
Hoe vaak kwam het in 2019 en in 2020 voor dat er geen procesvertegenwoordiger van de IND aanwezig kon zijn bij een zitting? |
In 2018 en 2019 waren er te weinig procesvertegenwoordigers bij de IND om de stijging van het aantal gerechtelijke procedures op te vangen. Om die reden is toen in de meeste zaken waar door de rechter ook een verweerschrift werd gevraagd, besloten om het daar bij te laten en niet ook op de zitting te verschijnen. In zaken met een extra groot procesbelang, zoals meervoudige kamer zaken, openbare orde/nationale veiligheid zaken of zaken waar de IND externe deskundigheid bij heeft gebruikt, is de IND altijd bij de zitting verschenen. In totaal is in 2019 in ca. 20% van de zaken geen procesvertegenwoordiger bij de zitting aanwezig geweest. Dit percentage is in het laatste kwartaal van 2019 afgebouwd. Per 1 januari 2020 kon deze werkwijze worden afgeschaft. Vanaf dat moment was het weer mogelijk om in beginsel bij alle zittingen een procesvertegenwoordiger aanwezig te laten zijn. Wel is in 2020 in verband met de corona pandemie samen met de rechtspraak gezocht naar alternatieven voor fysieke zittingen zoals meer zaken schriftelijk afdoen en zittingen via videoverbindingen. |
488 |
Wat was het aantal te behandelen asielaanvragen voor de IND op 1 oktober 2020 en wat is de prognose voor 1 januari 2021? |
Het aantal door de IND te behandelen asielaanvragen na week 40 (de kalenderweek van donderdag 1 oktober) was 6.110 zaken. Dit aantal omvat eerste asielaanvragen (alle sporen), herhaalde asielaanvragen en zij-instroom. Hierin zijn nareiszaken en aanvragen tot verlenging of een asielvergunning voor onbepaalde tijd niet meegenomen. De prognose van het aantal door de IND te behandelen asielaanvragen op 1 januari 2021 is 10.060. In bovengenoemde antwoorden zijn de asielaanvragen die door de Taskforce worden afgehandeld niet meegenomen. Met betrekking tot het aantal te behandelen asielaanvragen door de Taskforce en de prognose van het aantal asielaanvragen op 1 januari 2021 bij de Taskforce bent u geïnformeerd middels een separate brief van 18 november jl. |
489 |
Hoe groot was de werkvoorraad voor spoor 2 (algemene asielprocedure) en spoor 4 (verlengde asielprocedure) op 1 oktober 2020? Voor hoeveel van deze asielverzoeken is de wettelijke beslistermijn voorbij? Hoeveel mensen wachten langer dan 9 maanden? Hoeveel wachten langer dan een jaar? Hoeveel mensen wachten langer dan 2 jaar? Kunt u de antwoorden uitsplitsen naar de algemene asielprocedure en de verlengde asielprocedure? |
Op 1 oktober staan er 11.400 AA/VA-zaken (spoor 4) bij de IND open die wachten op een besluit op hun asielaanvraag. Gerekend tot en met september 2020 zijn er 8.600 zaken die de algemene asielprocedure (AA) nog moeten doorlopen. In de verlengde asielprocedure zitten tot en met september 2020 2.800 zaken.[1] In deze aantallen vallen ook de aanvragen die worden behandeld door de Taskforce.[2] Dat de behandeling van een asielaanvraag langer duurt dan 6 maanden betekent niet altijd dat de wettelijke beslistermijn ook is verlopen aangezien de wettelijke termijn ook individueel verlengd kan zijn of bijvoorbeeld valt onder een besluit- en vertrekmoratorium. Deze zaken waarin de beslistermijn is verlengd en de wettelijke beslistermijn dus nog niet is verstreken, zijn niet meegenomen in onderstaande cijfers. In 4.420 zaken van zowel IND en de Taskforce in de AA is de wettelijke termijn verstreken, waarvan[3]: • 1.030 aanvragen wachten langer dan 9 maanden • 3.310 wachten langer dan 12 maanden en • 70 wachten langer dan 24 maanden[2] In 1950 zaken van zowel IND en de Taskforce in de VA is de wettelijke termijn verstreken, waarvan[3]: • 430 aanvragen wachten langer dan 9 maanden • 1.060 wachten langer dan 12 maanden en • 180 langer dan 24 maanden[2] [1] Bron: IND. Aantallen afgerond op 100-tallen [2] Disclaimer: Bij een afgeronde opsomming, bijvoorbeeld in een tabel, kan het voorkomen dat de (afgeronde) delen niet optellen tot de (afgeronde) som. De opsomming is in dat geval niet kloppend gemaakt om zo dicht mogelijk bij de niet-afgeronde aantallen te blijven. [3] Bron: IND. Aantallen afgerond op 10-tallen. |
490 |
Wat is de prognose voor het aantal asielzoekers in de algemene procedure en in de verlengde asielprocedure per 1 januari 2021? |
De huidige prognose van het aantal asielzoekers in de algemene procedure (AA) en in de verlengde asielprocedure (VA) per 1 januari 2021, is: 1. 1ste verzoeken Spoor 4 – AA: 2.720 2. 1ste verzoeken Spoor 4 – VA: 1.170 Deze prognose omvat alleen het aantal asielzoekers in spoor 4 (AA en VA). Deze prognose omvat derhalve niet het aantal asielzoekers in de andere sporen, het aantal herhaalde asielaanvragen en zijinstroom zoals genoemd in het antwoord op vraag 488. (totaal 10.060 te behandelen asielaanvragen door IND op 1 januari 2021) Deze prognose is opgemaakt zonder het aantal nog te behandelen asielaanvragen in de algemene procedure en in de verlengde asielprocedure bij de Taskforce. Met betrekking tot de prognose van het aantal asielzoekers bij de Taskforce bent u geïnformeerd middels een separate brief van 18 november jl. |
491 |
Wat zijn de doorlooptijden voor spoor 1, 2 en 4, met onderscheid in algemene en verlengde procedure, in 2019 en 2020? |
Voor 2019 bedragen de gemiddelde doorlooptijden in weken per spoor: Spoor 1 14 weken Spoor 2 4 weken Spoor 4 AA 29 weken Spoor 4 VA 48 weken Voor 2020 bedragen de gemiddelde doorlooptijden in weken per spoor (januari t/m september) [1]: Spoor 1 14 weken Spoor 2 7 weken Spoor 4 AA 40 weken Spoor 4 VA 63 weken De gemiddelde doorlooptijd in spoor 2 ligt in 2020 hoger dan in 2019 doordat het proces enige tijd vertraagd is vanwege corona. De laatste maanden nadert de gemiddelde doorlooptijd weer het niveau van 2019 en wordt 60–70% van de zaken binnen 4 weken afgedaan. Voor spoor 4 geldt het volgende: wanneer ingezet wordt op het wegwerken van oudere voorraad dan is het effect daarvan dat de ouderdom van de voorraad afneemt. Tegelijk ontstaat enige tijd het effect dat de gerapporteerde doorlooptijden toenemen, omdat pas bij afsluiting een zaak wordt opgenomen in de rapportage doorlooptijden Het afdoen van zaken met een lange doorlooptijd, leidt in eerste instantie dus tot toename van de gerapporteerde doorlooptijd. Hoewel gerapporteerde doorlooptijden toenemen, is dan een deel van het goede nieuws dat beslist is op oude zaken. Vanaf het moment dat de voorraad volledig is weggewerkt zullen de gerapporteerde doorlooptijden in spoor 4 versneld afnemen. [1] Het gaat hier om het totaal aantal zaken bij de IND, dus ook zaken die onder de Taskforce vallen. |
492 |
Hoe lang duurt het gemiddeld genomen per spoor voordat de beroepsprocedure in asielzaken is behandeld? Hoelang is de wachttijd in beroep en in hoger beroep gemiddeld per spoor? |
Over het eerste half jaar van 2020 zijn de gemiddelde doorlooptijden per spoor in beroep en hoger beroepszaken als volgt (zie bijlage voor tabellen). De opgenomen doorlooptijden voor de rechtbanken naar sporen zijn afkomstig van de IND aangezien de Rechtspraak geen registratie van doorlooptijden naar sporen kent. In de berekening van deze doorlooptijden zijn de Vovo’s en «Beroep niet tijdig beslissen» niet meegenomen. De werkwijze van berekenen zal nog worden aangescherpt, maar deze gemiddelde doorlooptijden geven een goed eerste beeld. Bron: KMI+ |
493 |
Welk percentage asielverzoeken wordt afgedaan in spoor 1, 2 en 4? |
De verdeling over de sporen in aantallen en percentages van de eerste asielaanvragen die in 2020 (t/m september) zijn afgedaan staan in de tabel in de bijlage. Deze cijfers zijn afgerond op tientallen. Zie tabel in bijlage voor Verdeling over sporen in aantallen en percentages van de eerste asielaanvragen die in 2020 (t/m september) zijn afgedaan |
494 |
Hoe vaak vindt een spoorwisseling plaats van spoor 2 naar spoor 4? Kan dit uitgesplitst worden naar nationaliteit? |
Het is niet mogelijk om de gevraagde informatie over wisselingen tussen behandeltrajecten (spoorwisselingen) te genereren uit de geautomatiseerde systemen van de IND.[1] Het is wel mogelijk om aan te geven hoeveel asielzoekers uit veilige landen van herkomst zijn uitgestroomd uit spoor 4 (AA/VA)[2]: Zie tabel in bijlage. Van deze zaken betrof het in 2019 in 260 en in 2020 110 asielaanvragen van AMV (alleenstaande minderjarige vreemdeling) uit een veilig land van herkomst. Deze aanvragen worden niet in spoor 2 afgehandeld en zijn dus niet via spoor 2 ingestroomd in spoor 4. Verder ging het in 2019 om ongeveer 260 en in 2020 om ongeveer 180 zaken die niet inhoudelijk zijn afgedaan; van het merendeel is het aannemelijk dat deze louter om administratieve redenen in spoor 4 zijn uitgestroomd (het gaat dan om zaken waarin de aanvraag buiten behandeling is gesteld vanwege MOB en die om technische redenen niet in het behandeltraject van spoor 2 werden afgedaan) en daarnaast betreft het een klein aantal intrekkingen van de asielaanvraag. Dit betekent dat in 2019 ongeveer 110 en in 2020 ongeveer 90 asielaanvragen van veilige landers (niet zijnde AMV) die na spoor 2 op inhoudelijke gronden in spoor 4 zijn afgehandeld. Ter vergelijking; in spoor 2 stroomden in 2019 ongeveer 1.840 en in 2020 (tot en met oktober) ongeveer 840 aantallen asielaanvragen van veilige landers uit in spoor 2. In de bijlage worden de aantallen gesplitst naar nationaliteiten: [1] In INDIGO wordt in elke asielaanvraag een behandeltraject geregistreerd, waaruit afgeleid kan worden in welk spoor de asielzaak wordt afgehandeld. Het behandeltraject in een zaak kan wijzigen naarmate de tijd vordert of wanneer blijkt dat een zaak in een ander spoor moet worden afgehandeld. Deze wijzigingen worden niet blijvend vastgelegd in INDIGO; het is enkel mogelijk om het behandeltraject weer te geven waarin een zaak zich op dit moment bevindt, dan wel waarin de zaak op het moment van de beslissing op de aanvraag bevond. Er kan dan ook niet uit de systemen gegenereerd worden hoe vaak een spoorwisseling plaatsvindt. [2] In spoor 2 worden ook asielaanvragen behandeld van asielzoekers die elders in de EU asielbescherming genieten. Het is niet mogelijk om aan te geven hoeveel asielzoekers die elders in de EU bescherming genieten uiteindelijk zijn uitgestroomd in spoor 4. |
495 |
Wat is het inwilligingspercentage van spoor 1, 2 en 4? Kan dat worden opgesplitst naar de top 10 landen van herkomst? Hoe worden deze inwilligingspercentages berekend? |
Het inwilligingspercentage in spoor 1 (Dublinprocedure) is in 2020 t/m september 0%. Dat komt omdat zaken in de Dublinprocedure niet ingewilligd kunnen worden, maar enkel niet in behandeling worden genomen. Als de Dublinverordening niet van toepassing blijkt, wordt een zaak in behandeling genomen in de Algemene asielprocedure (dus in spoor 4). Het inwilligingspercentage in spoor 2 (Veilig land van herkomst of bescherming in ander EU-land) is in 2020 t/m september 0%. Asielaanvragen kunnen niet ingewilligd worden in spoor 2. Als een zaak mogelijk kansrijk is of meer tijd vergt, wordt de zaak in behandeling genomen in de Algemene asielprocedure (spoor 4). Het inwilligingspercentage in spoor 4 (Algemene Asielprocedure) is in 2020 t/m september 70%. Voor spoor 4 is de onderverdeling van de top 10 landen met aantal en percentage inwilligingen opgenomen in de de tabel in de bijlage. Zie tabel in bijlage voor de aantallen inwilligingen en percentages in spoor 4 in 2020 t/m september voor top-10 landen. |
496 |
Hoeveel asielaanvragen van Afghaanse tolken zijn er de afgelopen vijf jaar ingediend, hoeveel zijn daarvan afgewezen, toegewezen, of zitten nog in de procedure? |
Over het asielbeleid ten aanzien van Afghaanse tolken heb ik het afgelopen jaar verschillende malen met uw Kamer gecommuniceerd. Er bestaan specifieke afspraken tussen de Ministeries van BZ, Defensie en JenV waarbij Afghanen die ten behoeve van een Nederlandse militaire missie werkzaamheden hebben verricht én die nog steeds in Afghanistan verblijven een beroep op bescherming door Nederland kunnen doen. Indien zij aan de voorwaarden voldoen, kan aan hen toestemming worden verleend tot overkomst naar Nederland en kan aan hen hier asiel worden verleend. Buiten deze gevallen bestaat daarnaast de mogelijkheid dat Afghaanse asielzoekers die hier te lande een asielaanvraag indienen, een beroep doen op het feit dat zij in Afghanistan voor Nederland of voor een ander land/organisatie tolkwerkzaamheden hebben verricht en dientengevolge te vrezen hebben. Bij brief van 18 december 2019 heb ik de Kamer geïnformeerd dat, conform de motie inzake beschermingsbeleid tolken uit Afghanistan, systematische vervolging zal worden aangenomen voor tolken die hebben gewerkt voor internationale militaire missies in Afghanistan. Hoeveel asielaanvragen van Afghaanse tolken er de afgelopen vijf jaar zijn ingediend, is mij echter onbekend. Deze omstandigheid maakt immers deel uit van de kenmerken van de asielaanvrager en de asielmotieven. Een registratie op afzonderlijke kenmerken en asielmotieven vindt niet plaats en deze gegevens zijn dan ook niet uit de geautomatiseerde systemen van de IND te genereren. |
497 |
Hoe hoog is het totaalbedrag aan in 2019 opgelegde ontnemingsvonnissen? |
Dat is niet bekend, omdat de gegevens niet op die manier worden bijgehouden. |
498 |
Wat zijn de afpak-doelstellingen/-verwachtingen voor 2020 en 2021? Waarop zijn deze doelstellingen/verwachtingen gebaseerd? |
Voor de beleidsmatige doelstellingen in het kader van het afpakken van crimineel vermogen verwijs ik u naar de Veiligheidsagenda 2019–2021, de brief van 19 oktober 2020 (Kamerstuk 29 911, nr. 286) over de aanpak van ondermijnende criminaliteit onder het coördinatorschap van de programma DG Ondermijning en de regie op de afpakketen. Daarnaast zijn de beleidsmatige doelstellingen toegelicht bij artikel 33 Veiligheid en Criminaliteitsbestrijding van het wetgevend voorstel voor de Begroting Justitie en Veiligheid voor het jaar 2021. Een belangrijke doelstelling van het recent opgerichte Coördinerend Beraad Afpakketen is om de wettelijke financiële en technische randvoorwaarden te versterken zodat de afpakresultaten trendmatig kunnen worden verhoogd om in het bijzonder georganiseerde ondermijnende criminaliteit aan te pakken via de criminele geldstromen. Vanuit het oogpunt van de overheidsfinanciën wordt in de begroting Justitie en Veiligheid meerjarige ramingen gehanteerd inzake de baten voor de staatskas afkomstig van het strafrechtelijk ontnemen van crimineel vermogen. In 2020 is de raming van de opbrengsten vastgesteld op € 384,36 miljoen en in 2021 op € 384,36 miljoen. Deze raming vindt plaats op basis van resultaten die in voorgaande jaren zijn gerealiseerd. De raming van de afpakopbrengsten zijn een begrotingsafspraak tussen de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Financiën. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat de inzet in de komende jaren op afpakken van crimineel verkregen voordelen onverminderd hoog blijft en bijgevolg resultaten zal gaan opleveren. Structureel hogere afpakresultaten is ook de ambitie van het Coördinerend Beraad Afpakketen. |
499 |
Hoe hoog is het totaalbedrag aan nog niet geïncasseerde ontnemingsvonnissen? |
Het totaalbedrag aan nog niet geïncasseerde vorderingen (de optelsom van transacties, schikkingen, confiscaties en vonnissen) bedraagt per 30 september 2020 € 664,8 miljoen. |
500 |
Hoeveel crimineel geld is er in 2019 door toezichthouders ‘afgepakt» in de vorm van bestuurlijke boetes? |
Het is niet mogelijk om een overzicht te geven van de opgelegde en geïncasseerde bestuurlijke boetes van alle toezichthouders die over deze bevoegdheid beschikken. In het bestuurlijk geaccordeerde basismodel voor de integrale afpakmonitor in ontwikkeling zijn de bestuurlijke boetes in beperkte mate meegenomen. In de verdere ontwikkeling van de integrale afpakmonitor wordt op termijn bezien in hoeverre het wenselijk is, gericht op het in kaart brengen van de resultaten van het integraal afpakken, om de bestuurlijke boetes daarvan onderdeel te laten uitmaken. Bestuurlijke boetes worden opgelegd door toezichthouders die onder de politieke verantwoordelijkheid van meerdere bewindspersonen vallen en ook onder lokale overheden vallen. Om een overzicht te kunnen maken over deze boetes moeten deze informatie verstrekken. Het volledig betrekken van boetes in de monitor leidt tot vragen zoals het bepalen van de reikwijdte van de relevante bestuursrechtelijke wetgeving en de daarbij horende toezichthouders evenals de vraag in welke mate opgelegde bestuurlijke boetes aan crimineel vermogen zijn verbonden en hoe deze boetes in de beschikbare informatiebronnen en systemen op een accurate en volledige wijze kunnen worden geïsoleerd om ze vervolgens bij de monitor te betrekken. |
501 |
Kan worden verduidelijkt ten laste van welk type onderzoek (OSS, WVW of WMG) de budgetverlaging gerealiseerd wordt? |
De afgelopen jaren is er voor de uitvoering van bloedonderzoeken naar het gebruik van drugs in het verkeer, aanvullende financiering ter beschikking gesteld waarmee het NFI extra bloedonderzoeken heeft uitgevoerd. Er wordt momenteel bekeken of dit ook bij de komende suppletoire begroting gebeurt dan wel dat deze onderzoeken binnen bestaande budgetten ingepast kunnen worden. |
502 |
Op welke wijze zet de rechtspraak in op gerechtsoverstijgende personeelsplanning? |
De Rechtspraak zet in op de verbetering van zijn gerechtsoverstijgende planning met het modelmatig prognosticeren van de verwachtte uitstroom aan medewerkers gedurende de komende tien jaar, afgezet tegen de gewenste bezetting. Hierbij wordt gekeken naar bezetting per gerecht en dienst, onderverdeeld naar rechterlijke ambtenaren en gerechtsambtenaren. Ontwikkelingen die van invloed zijn (geweest) op de inzetbaarheid van medewerkers worden bij het bepalen van de gewenste bezetting meegewogen. Op basis van deze prognoses wordt de omvang van de specifieke behoeften inzichtelijk gemaakt. Vervolgens kan de Rechtspraak gerichte maatregelen nemen op het gebied van werving, selectie en opleiding om gerechtsspecifiek en Rechtspraakbreed te beschikken over voldoende capaciteit. |
503 |
Op welke termijn zal de Wet homologatie onderhands akkoord in werking treden en hoe wordt de werking van de wet gemonitord? |
De inzet is erop gericht de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) op 1 januari 2021 in werking te laten treden. Alle verzoeken die in het kader van de WHOA aan de rechter worden voorgelegd, zullen in behandeling worden genomen door een pool van rechters en juridisch ondersteuners die speciaal daarvoor wordt opgericht. Iedere rechtbank levert een rechter en een juridisch ondersteuner. Deze gecentraliseerde aanpak, maakt het mogelijk om de ontwikkelingen goed in het oog te houden. In de WHOA zelf is bepaald dat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de wet een verslag ontvangen over de doeltreffendheid en de effecten van de WHOA. Overigens kunnen ondernemers nu al met de WHOA van start gaan en de totstandkoming van een akkoord in gang zetten. Zij kunnen in overleg gaan met de betrokken schuldeisers (zoals banken, verhuurders en leveranciers) en aandeelhouders en afspraken maken om de schuldenlast terug te brengen. Daarbij moet vooral gedacht worden aan een uitstel van betaling, een kwijtschelding van schulden of een omzetting van schulden in aandelen in de onderneming («debt for equity swap»). Zij kunnen die afspraken opnemen in een akkoord en dit akkoord vervolgens aan de betrokken schuldeisers en aandeelhouders ter instemming voorleggen. Als de ondernemers hierbij alvast de voorschriften van de WHOA over de inhoud van het akkoord, de stemming en het verslag over de stemming in acht nemen, ligt de weg open om direct na 1 januari 2021 het akkoord ter bevestiging aan de rechter voor te leggen. |
504 |
Kunt u toelichten wat de stand van zaken is van de Wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de regulering van het bezit van zware luchtdrukwapens? |
Het concept wetsvoorstel luchtdrukwapens bevindt zich in de afrondende fase. Het streven is om het concept wetsvoorstel in het voorjaar 2021 in openbare consultatie te geven. |
505 |
Hoeveel boetes of sancties heeft de Autoriteit Persoonsgegevens opgelegd in 2020? En wat is de verwachting voor 2021? |
De AP heeft laten weten tot 1 oktober 2020 zeven boetes en andere maatregelen op te hebben gelegd. De AP verwacht dit jaar nog zeven zogeheten handhavingsdossiers af te ronden, wat het totaal aantal boetes en andere sancties in 2020 op maximaal 14 brengt. De AP schat in dat het aantal boetes en andere sancties in 2021 op een soortgelijk getal zal uitkomen. |
506 |
Hoeveel klachten heeft de Autoriteit Persoonsgegevens behandeld in 2020? En wat is de verwachting voor 2021? Hoeveel klachten zijn er in 2020 onbehandeld gebleven? |
De AP heeft in 2020 tot en met september 19.310 klachten ontvangen. Ongeveer 19 procent van de binnengekomen klachten betrof klachten over de AVG in de formele zin van het woord. Dit deel van de klachten moet de AP gelet op artikel 77 van de AVG behandelen. De AP ontving in 2020 tot en met september 3.710 van zulke artikel 77-AVG-klachten. Momenteel zijn daarvan circa 1.860 klachten door de AP behandeld. |
507 |
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het wetsvoorstel houdverbod bij dierenmishandeling? Hoe kan het dat hierin opnieuw vertraging is opgetreden, in weerwil van eerdere beloftes? Waarom is hier niet aan doorgewerkt? |
Zie het antwoord op vraag nummer 43. |
508 |
Zijn de rapportages van de ADR over mogelijke beïnvloeding van rapporten van de Inspectie J&V inmiddels gereed (gaat oa over rapporten: invoering nationale politie, de nekklem, periodiek beeld opsporing)? Zo ja, kunt u deze de Kamer toesturen? Zo nee, waarom is er vertraging? |
Zoals gemeld in de brief van 22 juni jl. (Kamerstuk 28 844, nr. 215) was van de ADR vernomen dat het onderzoek naar een viertal rapporten (te weten het incidentonderzoek Udo D., de opvolging van signalen uit het asielproces, het periodiek beeld opsporing en de aanpak van ondermijning door Regionale Informatie- en Expertisecentra en het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (RIEC/LIEC)) nog dit jaar zou worden afgerond. Inmiddels heeft de ADR laten weten dat de oplevering van het onderzoek is vertraagd omdat het onder de huidige omstandigheden soms lastiger blijkt om gesprekken te plannen. Ik zal uw Kamer het onderzoek nu naar verwachting voor het voorjaarsreces doen toekomen. |
509 |
Op welke termijn verwacht u de Wet regulering sekswerk in de Kamer te hebben liggen? |
Zie het antwoord op vraag nummer 234. |
510 |
Waarom daalt de subsidie voor het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid vanaf 2022? |
Het CCV draagt bij aan een veilig en leefbaar Nederland door te werken aan criminaliteitspreventie. Deze bijdrage bestaat uit het ontwikkelen, uitdragen en uitwisselen van kennis, het ontwikkelen van instrumenten, en het leveren van inhoudelijk advies en procesbegeleiding aan gemeenten, burgers en private partijen. Hiermee draagt het CCV ook direct bij aan de beleidsdoelstellingen van het kabinet in het algemeen en het Ministerie van Justitie en Veiligheid in het bijzonder. Inderdaad daalt de algemene meerjarige subsidiereeks van het CCV vanwege een eerdere korting als gevolg van de bredere financiële problematiek. Ik verwijs hiervoor ook naar de brief van 24 juni 2019 (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 122) waarbij ik u tevens heb ingelicht over de wijze waarop ik invulling geef aan het samen met CCV – ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid – verrichten van aanvullende activiteiten ter verbreding van de financiering van het CCV. Zo zijn er aanvullende middelen beschikbaar gekomen uit diverse beleidsbudgetten, die naast de algemene bijdrage, ingezet zijn. |
511 |
Kan uiteen worden gezet hoe het verlies van het Meldpunt Sektesignaal in de praktijk is opgepakt in 2020? |
Slachtoffers van strafbare feiten in het kader van ritueel misbruik kunnen zich melden bij de politie, onregelmatigheden kunnen worden gemeld bij inspecties/toezichthouders en ggz-instellingen kunnen waar nodig psychosociale hulp leveren. Sektesignaal heeft er een belangrijke rol in gespeeld dat verschillende partijen elkaar nu binnen de RIECs weten te vinden en gezamenlijk kunnen optrekken en informatie kunnen delen om misstanden vroegtijdig te herkennen en aan te pakken. |
512 |
Hoe wordt de drastische daling van het subsidiebedrag voor de Uitstapprogramma’s prostituees verklaard? |
Er is geen sprake van een daling in het budget dat beschikbaar is voor uitstapprogramma´s. Er is net als voorgaande jaren structureel 3 miljoen per jaar beschikbaar voor een landelijk dekkend netwerk van uitstapprogramma´s voor prostituees. Deze middelen worden vanaf 2021 verantwoord op de begroting van BZK omdat het vanaf dat jaar een decentralisatieuitkering betreft. Bij Voorjaarsnota 2019 heeft het kabinet besloten dat er in 2019, 2020, en 2021 1 miljoen extra beschikbaar wordt gesteld voor het realiseren van een landelijk dekkend netwerk. Daarna zal er weer 3 miljoen per jaar beschikbaar zijn. Doordat de subsidieperiode onder RUPS III anderhalf jaar beslaat en ook twee keer een miljoen extra bevat door de bovengenoemde tijdelijke verhoging en er daarnaast een andere regionale verdeling is gekozen onder de decentralistieuitkering, kan de indruk bestaan dat het totaal beschikbare bedrag verlaagd zou zijn in 2021. Hier is echter geen sprake van. Voor het hele land is nog steeds net zoveel geld beschikbaar voor uitstapprogramma´s als voorheen. |
513 |
Kan worden verduidelijkt hoe het budget voor de Stichting Geschillencommissies voor consumentenzaken tot stand is gekomen en op welke manier dit in lijn is met eerdere aangenomen amendementen van de Kamer? |
Nadat ik eind 2017, bij de behandeling van de JenV begroting voor het jaar 2018, heb aangegeven dat het voortbestaan van de SGC niet in gevaar mocht komen, ben ik in gesprek gegaan met de SGC over de toekomst van de SGC en de hiervoor benodigde financiële middelen, ook voor de langere termijn. Dit heeft ertoe geleid dat, mede op basis van de inbreng van de SGC, bedragen zijn vastgelegd die in tabel 13 en de bijlage van de begroting zijn terug te vinden. De loonbijstelling die is toegevoegd zorgt voor een hoger bedrag in de latere jaren. Het gaat hier om bijstelling van het subsidiebedrag in verband met algemene loonontwikkelingen. |
514 |
Is de subsidie die aan stichting Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) wordt toegekend toereikend? Klopt het dat door een ernstig liquiditeitsprobleem het voortbestaan van de organisatie van het EOKM in gevaar is? Wat is extra nodig om de taken van het EOKM naar behoren te vervullen? |
Het EOKM is een zelfstandige stichting, waardoor het ministerie kan voorzien in subsidies voor extra activiteiten naast de structurele bijdrage. Voor verschillende activiteiten zijn dit jaar extra middelen beschikbaar gesteld, bij aanvang van 2020 was dit samen met de structurele bijdrage € 507.732. Recent heeft het ministerie een extra financiële impuls gegeven van € 287.080 voor additionele activiteiten. De totale bijdrage voor 2020 uitkomt daarmee op € € 794.812. Het ministerie verwacht hiermee voor 2020 voldoende te hebben bijgedragen aan de belangrijke activiteiten van het EOKM en dat hiermee ook het belang van deze stichting is onderstreept. De financiële positie van het EOKM is daarnaast afhankelijk van bijdragen van derden, zoals bijvoorbeeld subsidies van de EU, bijdragen van betrokken bedrijven en bijdragen uit fondsen. Het ministerie vindt dat meer bedrijven financieel zouden moeten bijdragen om het voortbestaan van het EOKM veilig te stellen. |
515 |
Hoe wordt de forse afname van de subsidie aan Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties voor de komende jaren ten opzichte van 2019 verklaard? |
In het subsidieoverzicht is de stichting reclassering Caribisch Nederland van 1,7 mln. vanaf 2020 apart inzichtelijk gemaakt. Deze was voorheen onderdeel van de noemer subsidies Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties. Dit verklaart voor het grootste gedeelte de daling van 2019 op 2020. Per saldo is er niet minder subsidie beschikbaar voor de realisatie van de beleidsdoelstellingen. |
516 |
Waarom wordt de subsidie voor het Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) verlaagd? |
De reeks structurele subsidieverlaging voor het EOKM is jaren geleden ingezet, maar vanaf 2021 zal het bedrag niet verder worden verlaagd. Dit jaar heeft het ministerie, op basis van een begroting van het EOKM, incidenteel de bijdrage aangevuld. Voor 2021 bestaat het voornemen hetzelfde te doen. Het ministerie kiest voor een incidentele werkwijze, omdat de verwachting is dat de komst van een beoogde Autoriteit tot een nieuwe ketensamenwerking leidt, waarbij ook middelen opnieuw (structureel) kunnen worden toebedeeld. Het antwoord op de vraag: «wie doet wat met welk instrument» wordt dan bepalend voor de structurele toedeling van financiële middelen. Het ministerie vindt overigens dat ook in de toekomst het bedrijfsleven een rol houdt in de financiering. |
517 |
Hoeveel meldingen van sektes zijn er in 2020 binnengekomen bij de politie? Aan hoeveel van deze signalen is opvolging gegeven? |
Meldingen over sektes wordt niet specifiek geregistreerd. Dit geldt ook voor de opvolging hiervan. |
518 |
Hoe wordt verklaard dat het meldpunt internetdiscriminatie geen subsidie meer krijgt, terwijl op bladzijde 12 geschreven wordt dat dit meldpunt juist een stevige positie krijgt? |
De discussie over de positionering en het takenpakket van het Meldpunt internetdiscriminatie (MiND) is nog lopende, en hangt onder meer samen met aangekondigde Europese initiatieven om online hate speech krachtiger aan te pakken en met de aanpak van illegale, onrechtmatige en ongewenste online content in het algemeen. Ook de aangenomen motie van het lid Jasper van Dijk (Kamerstuk 35 164, nr. 8) die de regering verzoekt te inventariseren op welke manier de aanpak van racisme op internet geïntensiveerd kan worden behoeft nog nadere invulling. Dat is de reden dat op dit moment nog niet kan worden vastgesteld welke financiële middelen voor de continuering van MiND dienen te worden vrijgemaakt. Het kabinet houdt zich echter aan de motie van de leden Özütok en Den Boer (Kamerstuk 30 950, nr. 172), die de regering verzoekt te garanderen dat mensen melding kunnen maken van onlinediscriminatie bij een onafhankelijk meldpunt en daarvoor een voorziening te treffen: Totdat nadere besluitvorming heeft plaatsgevonden, blijft MiND ondergebracht bij NL Confidential. |
519 |
Hoe betrekt u het NSOB-rapport bij het programma JenV Verandert? Laat u onderzoeken hoe het komt dat onder de druk van een crisis opgavegericht werken gemakkelijker blijkt te gaan dan onder «normale» omstandigheden? Zo ja, wanneer verwacht u de uitkomsten? |
Het NSOB-rapport «De opgave aan tafel» vormt onmisbare input voor opgavegericht werken bij JenV. Zoals onder andere blijkt uit het rapport «werk aan uitvoering» (Kamerstuk 31 490, nr. 284) en ook aan de orde komt in het genoemde NSOB-rapport «De opgave aan tafel», is het nodig dat de lijn werkt op een manier die past bij de opgave. Dat vraagt om een aanpassing van de organisatie en werkwijze zoals publieke organisaties nu bekend staan, waardoor ruimte voor de professional ontstaat. Een voorbeeld van opgavegericht werken binnen JenV is de inrichting van het DG Ondermijning waar de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit een stevige impuls krijgt. Het DG Ondermijning biedt ons de mogelijkheid om op hoog niveau te experimenteren met opgavegericht werken. Ook loopt momenteel een verkenning samen met het Instituut voor Publieke Waarden. Hierin wordt op basis van casuïstiek uit de praktijk verkend hoe de kennis en ervaring van de professional centraal gesteld kan worden. Deze professional in de uitvoering weet heel goed wat er in de praktijk nodig is en wordt zo gerichter ingezet. Deze aanpak op casus-niveau wordt de komende tijd verder verbreed. Opgavegericht werken blijkt op sommige onderdelen onder de druk van een crisis gemakkelijker te gaan. Er wordt geen apart onderzoek gestart naar hoe dat kan, maar wel worden de (gezamenlijke) lessen die geleerd zijn vanuit deze crisis meegenomen naar de toekomst om opgavegericht werken binnen JenV nog steviger neer te zetten. |
520 |
Hoe betrekt u het NSOB-rapport bij het programma JenV Verandert? |
Zie vraag 519. |
521 |
Hoeveel politievrijwilligers zijn er in 2020 bij de politie? |
Op peildatum 31 augustus 2020 waren er in totaal 2.411 politievrijwilligers, waarvan 1.274 executieve politievrijwilligers en 1.137 vrijwilligers in de ondersteuning. |
522 |
Hoeveel digitale wijkagenten zijn er werkzaam bij de politie (in fte)? In welke eenheden zijn deze digitale wijkagenten werkzaam? |
Of een wijkagent «digitaal» is, wordt niet geregistreerd. Zie het antwoord op vraag 89. |
523 |
Wat is de taakomschrijving van de digitale wijkagent? Welke bevoegdheden heeft de digitale wijkagent? |
De digitale wijkagent betreft geen nieuwe functie. De functieomschrijving en waardering is derhalve gelijk aan die van de reguliere wijkagent. De digitale wijkagenten voegen wel wat toe aan het politiewerk. Zij verleggen hun werk naar de digitale omgeving. Zij zijn de spin in het web en zoeken actief de verbinding met andere onderdelen van de politie. Naast de basis politiezorg zijn de taken van digitale wijkagenten: – Online basis politiezorg (Wat speelt er online bij de inwoners?); – Onderzoek doen naar gedigitaliseerde criminaliteit (VVC zaken); – Voorlichting & kennisoverdracht; – Webcare. De digitale wijkagenten hebben geen speciale bevoegdheden online. Zij dienen zich zoals iedere politiemedewerker te houden aan de geldende wet- en regelgeving. Om digitale wijkagenten bij de taakuitvoering te helpen, heeft de politie een Leidraad Bevoegdheden Informatievergaring Internet (incl. twee beslisbomen) opgesteld. |
524 |
Is er een lijst vastgesteld van «persoonskenmerken waarin mensen zich van elkaar onderscheiden» op basis waarvan de doelstelling «vergroten van de diversiteit in het personeelsbestand» meetbaar gemaakt wordt? Zo ja, welke persoonskenmerken worden daarbij bedoeld en welke streefwaardes voor het terugkomen van die kenmerken binnen elk team worden daarbij gehanteerd? |
Nee, er is en wordt geen lijst gemaakt van persoonskenmerken omdat die immers onuitputtelijk lang zou zijn en de wettelijke grond ontbreekt om dit op persoonsniveau te registreren. Om een politie voor iedereen te zijn, is het van belang dat de politie herkenbaar en benaderbaar is voor iedere burger. Een voldoende mate van zichtbare, culturele diversiteit in teams beschouwt de politie als een voorwaarde om als Politie voor Iedereen effectief te opereren. Om de achterstand hierin in te halen, blijft de politie streefcijfers gebruiken om terugval te voorkomen en het verbeteren van de aanpak hierin. Daarbij wordt niet langer uitgegaan van één landelijk streefcijfer voor instroom in alle teams: het streefcijfer hangt af van de lokale context, veiligheidsvraagstukken, bevolkingssamenstelling in het verzorgingsgebied en de teamsamenstelling. Tegelijkertijd begint de politie stapsgewijs met de omslag van werving en selectie van zichtbare diversiteit naar competenties, zoals je kunnen inleven in andere leefstijlen en culturen, beheersing van meerdere talen en over een netwerk beschikken binnen een bepaalde gemeenschap. Werving op zichtbare, culturele diversiteit – hoe belangrijk nu ook om te zorgen dat de politie ook de Politie voor iedereen is en blijft – doet onvoldoende recht aan het individuele talent en vakmanschap en de toegevoegde waarde aan het team: en dat is uiteindelijk wel waar het binnen de politie om gaat. |
525 |
Valt de PTSS afdoening bij de politie onder de vangnetregeling «veilig en gezond werken»? Hoeveel budget is er per jaar voor de PTSS afdoening beschikbaar in de politiebegroting? |
Dit jaar worden de contouren voor het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen uitgewerkt samen met de politievakorganisaties en de COR. De verankering in regelgeving volgt in 2021. Ik informeer uw Kamer vóór 4 december nader over de uitwerking van de contouren voor de verbetering van het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen en de afdoening van (oude) restschadezaken. Voor het nieuwe stelsel is € 13 mln. gereserveerd. Daarvan is € 10 mln. opgenomen in de begroting voor de kosten van dienstongevallen en € 3 mln. voor PTSS. Daarnaast is in de politiebegroting van 2021 op de balans een voorziening opgenomen van € 78 mln. voor «Veilig en gezond werken» (PTSS). |