Kamerstuk 35570-IV-45

Voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland 2021

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2021

Gepubliceerd: 14 juni 2021
Indiener(s): Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35570-IV-45.html
ID: 35570-IV-45

Nr. 45 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2021

Iedere inwoner van Nederland heeft recht op bestaanszekerheid: een voldoende en voorspelbaar inkomen waarmee in de minimale kosten van levensonderhoud kan worden voorzien. Omdat inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, net zoals in Europees Nederland, zonder zorgen moeten kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud, heeft het kabinet zich in 2019 gecommitteerd aan de opgave om toe te werken naar een sociaal minimum voor Caribisch Nederland.

Door het vaststellen van een ijkpunt voor het sociaal minimum heeft het kabinet een belangrijke stap gezet richting het verbeteren van de situatie voor inwoners van Caribisch Nederland. De doelstelling van het kabinet is om armoede te bestrijden en de levensomstandigheden over de volle breedte van de samenleving te verbeteren. Daarvoor moeten de inkomens verhoogd worden en tegelijkertijd de kosten van levensonderhoud teruggebracht tot een redelijk niveau. Tevens is het van belang om het economisch potentieel van de eilanden te beschermen en te versterken, door de economie en arbeidsmarkt verder te verbeteren.

Zeker ten tijde van crises, zoals nu het geval is als gevolg van de coronapandemie, wordt het belang van bestaanszekerheid extra onderstreept. In Caribisch Nederland heeft de coronacrisis vooral op economisch vlak hard toegeslagen. De gevolgen variëren per sector, maar vanwege de grote afhankelijkheid van het toerisme zijn de gevolgen voor ondernemers, werknemers en de samenleving als geheel, enorm. Daarom heeft het kabinet, parallel aan de kabinetsinzet om toe te werken naar een sociaal minimum, met het steunpakket voor Caribisch Nederland forse maatregelen getroffen om banen, die als gevolg van de crisis op de tocht staan, zoveel mogelijk te behouden en de economische gevolgen voor inwoners van Caribisch Nederland zoveel mogelijk te beperken.

In de voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum van 27 juni 2019 heeft de voormalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid u toegezegd om de ontwikkeling nauwkeurig te monitoren en uw Kamer vijf jaar lang jaarlijks te informeren over de voortgang.1 Met deze brief doe ik deze toezegging, mede namens de Minister van BZK, de Staatssecretaris van BZK en de Staatssecretaris van EZK, gestand. In deze brief blik ik terug op de stappen die het kabinet het afgelopen jaar heeft gezet, om de levensomstandigheden van inwoners in Caribisch Nederland te verbeteren en kijk ik vooruit naar de opgave die er nog ligt. Voorafgaand daaraan hecht ik er belang aan om kort de totstandkoming van het ijkpunt voor het sociaal minimum te schetsen. Tot slot zal ik ook ingaan op de steunmaatregelen. Het is evident dat de coronacrisis van invloed is op de bestaanszekerheid in Caribisch Nederland. Het bestrijden en verzachten van de effecten van de coronacrisis op de eilanden heeft zowel voor het kabinet als van de openbare lichamen afgelopen tijd prioriteit gekregen. De grote inzet die op de eilanden en in Den Haag noodzakelijk was om de gevolgen van de coronapandemie op te vangen, heeft gevolgen gehad voor de mogelijkheden om maatregelen te nemen op andere beleidsterreinen, waaronder het ijkpunt sociaal minimum.2 Tegelijkertijd hebben de steunmaatregelen ook bijgedragen aan het borgen van bestaanszekerheid ten tijde van crisis.

Schets totstandkoming ijkpunt sociaal minimum

Een sociaal minimum is het minimale bedrag dat iemand nodig heeft om in de kosten voor levensonderhoud te kunnen voorzien. Het sociaal minimum zou daarmee voor iemand die niet (meer) kan werken voldoende moeten zijn om in minimale noodzakelijke kosten van levensonderhoud te voorzien. Met de motie van het lid Ganzevoort c.s.3 en de motie van de leden Van Raak en Van Laar4 heeft het parlement het kabinet verzocht een sociaal minimum voor Caribisch Nederland vast te stellen op basis van de kosten van levensonderhoud. De voormalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarop besloten tot een onafhankelijk onderzoek naar de kosten van levensonderhoud om op basis van objectiveerbare gegevens tot een sociaal minimum te kunnen komen.5 Om de hoogte van de kosten van levensonderhoud te bepalen heeft Regioplan in 2018 een onderzoek uitgevoerd. Daarvoor is een «boodschappenmandje» samengesteld met uitgavenposten die voor inwoners van Caribisch Nederland noodzakelijk zijn om in levensonderhoud te kunnen voorzien. Hieruit is gebleken dat de lokale kosten van basale uitgaven, zoals huur, elektra en drinkwater, voor veel mensen hoog zijn.

Voor het vaststellen van een ijkpunt voor het sociaal minimum is gebruikgemaakt van de minimaal noodzakelijke kosten die naar voren zijn gekomen uit het onderzoek van Regioplan. Daar waar het gaat om kostenposten waar de overheid geen of zeer beperkte invloed heeft, zijn de bedragen uit het onderzoek van Regioplan één-op-één gebruikt als bedragen in het ijkpunt voor het sociaal minimum. Hierbij kan worden gedacht aan uitgaven aan verzekeringen en onderhoud van de woning. Voor een aantal kostenposten geldt dat overheidsbeleid van grote invloed is en dat van (ingezet) beleid een verlaging van de kosten moet worden nagestreefd. De bedragen voor posten waar met (ingezet) beleid een verlaging van de kosten wordt nagestreefd, kunnen afwijken van de huidige werkelijke uitgaven en de door Regioplan waargenomen uitgaven omdat via gericht overheidsbeleid een verlaging van de kosten noodzakelijk is. Voor wonen en kinderopvang is in het ijkpunt voor het sociaal minimum daarom een bedrag opgenomen dat afwijkt van het door Regioplan waargenomen bedrag voor de betreffende kostenpost.

In deze gevallen heeft het kabinet er niet voor gekozen om de hoge kosten van levensonderhoud als uitgangspunt te nemen. Het zondermeer als uitgangspunt nemen van de bedragen uit het rapport van Regioplan in het ijkpunt voor het sociaal minimum zou bovendien betekenen dat het ijkpunt voor het sociaal minimum fors hoger zou komen te liggen. Met als gevolg dat het wettelijk minimumloon en de uitkeringen substantieel verhoogd moeten worden om ervoor te zorgen dat zowel mensen die werken als mensen die niet (kunnen) werken kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. Een substantiële verhoging van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen kan een negatief effect hebben op de arbeidsvraag, de regionale concurrentiepositie van de eilanden en de draagkracht van de economie. Gelet op de economische situatie moet daar prudent mee worden omgegaan. Ook met die reden acht het kabinet het noodzakelijk om, naast het verhogen van de inkomens, tegelijkertijd de hoge kosten van levensonderhoud terug te brengen tot een redelijk niveau.

Door de hoge kosten van levensonderhoud niet als uitgangspunt te nemen heeft het kabinet zich met een gekwantificeerde doelstelling gecommitteerd aan het terugdringen van de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. Voor de inspanningen van het kabinet om de betaalbaarheid van energie, drinkwater en telecom te verbeteren was het destijds niet mogelijk om de inspanningen te vertalen in een lager bedrag voor deze kostenposten in het ijkpunt voor het sociaal minimum. Hierbij is toegezegd om de ontwikkeling te monitoren en te bezien in welke mate beleid heeft bijgedragen aan een verlaging van de kosten en of de bedragen in het ijkpunt voor het sociaal minimum voor de betreffende kostenposten op termijn naar beneden bijgesteld moeten worden.

De werkwijze conform de zogenaamde budgetmethode heeft geresulteerd in een ijkpunt voor het sociaal minimum voor een aantal verschillende huishoudens. Zo geldt voor 2021 dat het ijkpunt sociaal minimum voor een alleenstaande is vastgesteld op $ 939 voor Bonaire, $ 1.044 voor Sint Eustatius en $ 1.071 voor Saba, ongeacht of deze persoon werkend of niet-werkend is. Het ijkpunt sociaal minimum voor de verschillende huishoudens is een minimaal inkomensniveau en een redelijk niveau voor de basale uitgaven voor inwoners. Het ijkpunt fungeert daarbij als een referentiepunt om de komende jaren gerichte maatregelen te nemen om het minimumloon en de uitkeringen te verhogen en de kosten van levensonderhoud te verlagen.

Het ijkpunt sociaal minimum moet in de toekomst voldoende zijn om in de minimale kosten van levensonderhoud te voorzien. Om dit te realiseren, moeten de kosten van levensonderhoud en de inkomens van inwoners in Caribisch Nederland beter met elkaar in balans worden gebracht. Hierna zal ik ingaan op de stappen die hiertoe het afgelopen jaar zijn gezet. Voor een uitgebreidere toelichting over de totstandkoming van het ijkpunt sociaal minimum verwijs ik naar de bijlage bij de voortgangsrapportage van 27 juni 2019.6

Verbeteren inkomenspositie inwoners van Caribisch Nederland

Het ijkpunt fungeert als een referentiepunt om de komende jaren gerichte maatregelen te nemen aan de inkomenskant. Op termijn moet de onderstand naar het ijkpunt sociaal minimum toegroeien, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid om bij te verdienen tot aan het wettelijk minimumloon en de prikkel om te werken. Het kabinet werkt daar stap voor stap naar toe. Met in achtneming van de mogelijke gevolgen voor de economie en arbeidsmarkt, moet dit geleidelijk gebeuren.

De afgelopen jaren zijn er stappen gezet door het kabinet door het wettelijk minimumloon en de uitkeringen beleidsmatig te verhogen. Per 1 januari 2019 is het wettelijk minimumloon op de eilanden beleidsmatig met 5 procent verhoogd bovenop de inflatiecorrectie7. En per 1 januari 2020 is het minimumloon op Bonaire Sint-Eustatius en Saba verhoogd met respectievelijk 5 procent, 2 procent en 5 procent bovenop de inflatiecorrectie8. De onderstand, AOV en AWW-uitkeringen, zijn met de verhogingen van het minimumloon, evenredig verhoogd waardoor ook de inkomenspositie van niet-werkenden is verbeterd.

Ieder jaar worden het wettelijk minimum en de uitkeringen aangepast op basis van gemeten prijsontwikkelingen in Caribisch Nederland. In 2020 was er sprake van een substantiële deflatie van respectievelijk –4,8 procent voor Bonaire, –3,3 procent voor Sint Eustatius en –1,6 procent voor Saba.9 Deze negatieve prijsontwikkeling is voor alle drie de eilanden voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de toeslagen die het kabinet sinds 1 mei 2020 als tijdelijke maatregel verstrekt op elektra, water en telecom. Gelet op de deflatie, zou dit eigenlijk betekenen dat het minimumloon en de uitkeringen in 2021 hadden moeten worden verlaagd. In plaats van deze verlaging, is ervoor gekozen om de deflatie niet in het wettelijk minimumloon en de uitkeringen te verdisconteren. Dat betekent in feite dat de koopkracht per 1 januari 2021 is gestegen met 4,8 procent (Bonaire), 3,3 procent (Sint-Eustatius) en 1,6 procent (Saba). Als de toeslagen op elektra, water en telecom in 2022 weer worden afgeschaft, zal echter de hogere inflatie als gevolg hiervan ook niet worden gecompenseerd (waardoor meerjarig het koopkrachteffect van de indexatiecorrectie nihil is).

Aansluitend op de verhoging van het kindgebonden budget voor het derde kind in Europees Nederland, is de kinderbijslag in Caribisch Nederland per 1 januari 2021 verhoogd met 2,4 procent. Daarmee bedraagt de kinderbijslag inclusief de verhoging momenteel $ 85 per maand per kind op Bonaire en respectievelijk $ 87 en $ 86 voor Sint-Eustatius en Saba. Dat is een verdubbeling ten opzichte van de situatie in 2018.

Het ijkpunt sociaal minimum beweegt, evenals het wettelijk minimumloon en de uitkeringen, jaarlijks mee met de prijsontwikkelingen in Caribisch Nederland. In paragraaf II van de bijlage is voor 2021 het ijkpunt voor het sociaal minimum voor verschillende huishoudsamenstellingen opgenomen. Voor 2021 geldt dat het wettelijk minimumloon op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba boven het ijkpunt sociaal minimum voor een alleenstaande is komen te liggen. Ook voor werkende paren, werkende paren met één kind en werkende paren met twee kinderen, is het inkomen (ruimschoots) hoger dan het ijkpunt voor het sociaal minimum van deze huishoudsamenstellingen. Tot slot zijn ook de uitkeringen voor AOV-gerechtigden en -paren ruimschoots boven het ijkpunt voor de desbetreffende huishoudens komen te liggen.

Om ervoor te zorgen dat ook mensen met een uitkering kunnen voorzien in de minimale kosten van levensonderhoud, zou de onderstand op termijn naar het ijkpunt sociaal minimum toe moeten groeien, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid om bij te verdienen tot aan het wettelijk minimumloon en de prikkel om te werken. Vanwege de mogelijk negatieve gevolgen voor de economie en de arbeidsmarkt moet het tempo en de mate van verdere verhogingen van de onderstand en het wettelijk minimumloon zorgvuldig afgewogen worden. Daarom heeft de voormalig Staatssecretaris van SZW onderzoek laten verrichten naar de ruimte om het wettelijk minimumloon in Caribisch Nederland in de toekomst verder te verhogen.10

De uitkomsten van het onderzoek «Loonruimte minimumloon CN» geven meer houvast in de discussie, maar geven geen eenduidig beeld ten aanzien van de ruimte voor het verhogen van het minimumloon11. Een opvallende constatering uit het onderzoek is wel dat bij de meeste werkgevers de laagste lonen substantieel boven het minimumloon liggen. Dat zou betekenen dat een verhoging van het minimumloon niet per definitie hoeft te leiden tot hogere loonkosten. Om die reden is de voormalige Staatssecretaris van SZW eind vorig jaar in overleg getreden met de openbare lichamen, waarbij de Centraal Dialogen Bonaire en Sint-Eustatius zijn verzocht om de onderzoeksresultaten binnen de lokale omstandigheden door te vertalen naar concrete voorstellen. Ik ben verheugd dat aan die oproep gehoor is gegeven en dat de Centraal Dialoog Bonaire onderling tot een akkoord is gekomen.

De Centraal Dialoog Bonaire ziet in het «Akkoord van Kralendijk», naast andere maatregelen op het gebied van sociale zekerheid, lokaal breed draagvlak om het wettelijk minimumloon op Bonaire verder te verhogen met 10 procent per 1 januari 2022, met daaropvolgende stapsgewijze verhogingen tot totaal 40 procent. De Centraal Dialoog stelt wel dat de verhogingen conditioneel zijn, rekening houdend met de economische situatie en het daadwerkelijk van overheidswege realiseren van kostenverlagingen. Daarmee is inhoudelijk een belangrijke stap gezet in de voortgaande discussie over de ontwikkeling aan de inkomenskant.

Vanwege de demissionaire status van het huidige kabinet is het aan een volgend kabinet om de beleidsinzet voor de komende kabinetsperiode te bepalen. Ook ligt het in de rede dat, indien een volgend kabinet mocht besluiten het minimumloon in Europees Nederland te verhogen, daarbij ook het minimumloon in Caribisch Nederland in de afweging wordt betrokken.

Terugbrengen van de kosten van levensonderhoud tot een redelijk niveau

Omdat de kosten van levensonderhoud – zoals vastgesteld in het onderzoek van Regioplan – te hoog zijn, moeten de verschillende kostenposten worden teruggebracht tot een redelijk niveau. Het ijkpunt fungeert daarbij als referentiepunt voor maatregelen om de kosten van levensonderhoud terug te brengen. De opgave om deze kosten te reduceren is groot en vergt op diverse beleidsterreinen inzet van verschillende departementen. Daarvoor zijn structurele wijzigingen nodig die niet van vandaag op morgen gerealiseerd zijn. Daar werkt het kabinet samen met de openbare lichamen stap voor stap naar toe. Om op korte termijn al merkbare resultaten te boeken voor inwoners van Caribisch Nederland, werkt het kabinet in sommige gevallen met een tijdelijke tussenoplossing. Hieronder volgt een korte weergave van de voortgang op de belangrijkste kostenposten. In de bijlage treft u een meer uitgewerkt overzicht aan12.

Kinderopvang

Voor de ontwikkeling van kinderen is een breed toegankelijke kinderopvang van groot belang. Het is belangrijk dat ouders gebruik kunnen maken van een voldoende kwalitatief goede kinderopvang en dat kinderopvang voor ouders ook betaalbaar is. Kinderopvang in Caribisch Nederland was tot voor kort voor veel ouders te duur en de mogelijkheden voor de openbare lichamen om kinderopvang te financieren waren beperkt. Daarom is het kabinet samen met de openbare lichamen in 2018 het programma BES(t) 4 kids gestart (Kamerstuk 31 322, nr. 397) om de kinderopvang kwalitatief te verbeteren en de kosten voor ouders structureel terug te dringen.

Om een eerste stap te zetten in het verlagen van de kosten van de kinderopvang, is in 2020 de tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland ingesteld. Vanaf 1 juli 2020 kunnen op Sint-Eustatius en Bonaire kinderopvangorganisaties een subsidie aanvragen om zo de ouderbijdrage te kunnen verlagen en te werken aan de kwaliteitsverbetering van de kinderopvang. Vanaf 2021 neemt ook Saba aan de subsidieregeling deel. In 2021 is de ouderbijdrage voor de kinderopvang verder verlaagd doordat de subsidie is verhoogd. De openbare lichamen kunnen daarnaast, in aanvulling op de tijdelijke subsidieregeling, voor kinderen in armoede kindplaatssubsidies verstrekken. Het streven is om de financiering met ingang van 1 januari 2023 structureel in wetgeving te verankeren en daarmee ook de in het ijkpunt voor het sociaal minimum beoogde kostenverlaging te realiseren.

De programmamiddelen van BES(t) 4 kids en de tijdelijke subsidieregeling stellen kinderopvangorganisaties in Caribisch Nederland ook in staat om te werken aan maatregelen om de kwaliteit van de opvang te verbeteren, met als doel een doorlopende ontwikkellijn voor alle kinderen in de kinderopvang en primair onderwijs. Op de lange termijn zal dit resulteren in een beter toekomst- en arbeidsmarktperspectief. Daarvoor wordt op de eilanden gewerkt aan de opleidingen van pedagogisch medewerkers en het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden om voldoende en kwalitatief goed personeel voor de kinderopvang te werven. Daarnaast is goede huisvesting van belang. Om voldoende kwalitatief goede huisvesting ter beschikking te hebben, heeft het kabinet € 12 miljoen beschikbaar gesteld voor op elk eiland één huisvestingsproject.

Wonen

De kosten van wonen zijn in Caribisch Nederland hoog. Het kabinet zet zich samen met de openbare lichamen in om de woonkosten te verlagen door huurprijzen te reguleren, het aanbod sociale huurwoningen te vergroten en koopwoningen betaalbaarder te maken. Dat vraagt om forse en structurele veranderingen in de woningmarkt, waardoor de bedragen die in het ijkpunt voor het sociaal minimum voor wonen zijn opgenomen niet van vandaag op morgen gerealiseerd zijn. Desalniettemin zijn er het afgelopen jaar resultaten behaald.

Om huurprijzen beter te kunnen reguleren, is de Wet Maatregelen Huurwoningmarkt CN (Kamerstuk 34 523) opgesteld. Deze wet draagt bij aan verlaging van huurlasten door het instellen van een huurcommissie, de introductie van een woningwaarderingsstelsel en verbeterde huurcompensatie voor huurders in de sociale huursector. Omdat de invoering van de wet afhankelijk is van aan te nemen eilandsverordeningen, treedt de wet gedifferentieerd in werking. Met ingang van 1 april 2021 is de Wet Maatregelen Huurwoningmarkt Caribisch Nederland voor Bonaire van kracht. Om koopwoningen beter betaalbaar te maken en een betere doorstroom van huurwoningen naar koopwoningen te stimuleren, is op 12 februari jl. op Bonaire tevens de pilot hypotheekgarantie Bonaire gestart (Kamerstuk 32 847, nr. 723).

Om het aanbod sociale huurwoningen te vergroten zijn op de eilanden bouw -en renovatieprogramma’s gestart. Op Bonaire worden 500 sociale huurwoningen gebouwd in de periode 2020–2027. Eind 2019 zijn in bouwfase I 76 woningen opgeleverd. In bouwfase II zullen in 2021 50 woningen worden opgeleverd. Op Sint Eustatius worden 48 sociale huurwoningen gebouwd in de periode 2020–2031 en 78 sociale huurwoningen gerenoveerd in de periode 2020–2028. Op Saba wordt gewerkt aan 18 nieuwe sociale huurwoningen en aan twee woningrenovaties. Door COVID-19 is de bouw hiervan vertraagd.

Veel sociale minima zijn gelet op de wachtlijsten voor sociale huurwoningen aangewezen op een huurwoning in de particuliere sector. Mede omdat de bouw van nieuwe sociale huurwoningen niet van vandaag op morgen gerealiseerd is, verkent het kabinet of er een verhuurdersubsidie kan worden ingesteld voor particuliere verhuurders die verhuren aan sociale minima. In het afgelopen jaar zijn de contouren en randvoorwaarden voor een pilot verkend. Uit deze verkenning is gebleken dat het invoeren van een verhuurdersubsidie voor de particuliere sector gepaard gaat met een hoge mate van complexiteit. In afwachting van de uitwerking en implementatie van de pilot, heeft het kabinet een bijzondere uitkering aan de eilanden verstrekt. Daarmee kunnen de openbare lichamen, via bestaande lokale COVID-19-regelingen, sociale minima die particulier huren tijdelijk financieel ondersteunen.

Energie, telecom en drinkwater

Het kabinet zet zich in om de betaalbaarheid van energie, telecom en drinkwater te verbeteren. In het ijkpunt sociaal minimum is het kabinet voor de kostenposten energie, drinkwater en telecom uitgegaan van de werkelijke kosten. Dit omdat het niet mogelijk was om de inspanningen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) te vertalen in lagere bedragen waarin het effect van ingezet beleid is meegenomen.

De Statia Saba Cable System (SSCS) BV is een beleidsdeelneming van het Ministerie van BZK. Binnen haar werkdomein heeft SSCS BV in samenwerking met BZK, de regeringscommissaris en Eutel (lokale operator Sint Eustatius) een investeringsvoorstel uitgewerkt dat een bijdrage levert aan het verlagen van de kosten voor internet op Sint Eustatius. Op basis daarvan hebben Eutel een SSCS BV een overeenkomst gesloten. Dit voorstel heeft op Sint Eustatius met ingang van januari 2021 geleid tot een korting van $ 10 per maand op de internetrekening voor inwoners en bedrijven en tot minimaal 20 procent hogere internetsnelheid.

Vanwege de grote sociaaleconomische effecten van de coronapandemie voor huishoudens en bedrijven in Caribisch Nederland, heeft het kabinet vanaf mei 2020 een tijdelijke subsidie verstrekt waarmee de vaste aansluittarieven op energie en drinkwater tijdelijk naar nul worden verlaagd. Voor telecom is een vaste aftrekpost geïntroduceerd van $ 25 tot $ 35 dollar per aansluiting op vast internet per maand. De huidige maatregelen gelden tot en met 31 december 2021.

Met de tijdelijke maatregel wordt de betaalbaarheid van energie, telecom en drinkwater voorlopig verbeterd. De keuze om de tijdelijke maatregel in verband met corona al dan niet te verlengen in, vindt plaats in het kader van besluitvorming van de vertaling van het steun- en herstelpakket naar Caribisch Nederland. Zoals in de brief van 27 mei jl. vermeld, wordt uw Kamer hierover met een aparte brief voor de zomer nader geïnformeerd13. De keuze tot een structurele verlaging van de kosten voor elektriciteit, drinkwater en telecom te komen, is aan een volgend kabinet. Voor elektriciteit kunnen verdere investeringen in duurzame energie leiden tot verdere verlaging van de stroomprijs, minder CO2-uitstoot en minder grote afhankelijkheid van fossiele energie. De keuze om steun te verlenen voor verdere verduurzaming in Caribisch Nederland is eveneens aan een volgend kabinet. In het geval van telecom is in een vorig jaar door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) verricht onderzoek gebleken dat het zelfs met implementatie van verschillende mogelijke kostenbesparende maatregelen onwaarschijnlijk is dat de tarieven voor de vaste dienstverlening op de Bovenwindse eilanden op het niveau van Europees Nederland komen te liggen.14 Dit is met name te verklaren vanwege schaalnadelen en door de geografische omstandigheden. Om tot significant lagere telecomtarieven te komen, is het daarom nodig de huidige tijdelijke subsidie structureel te maken.

Het Ministerie van IenW laat momenteel een onderzoek uitvoeren naar een financieel duurzame exploitatie van de drinkwatervoorziening, waarbij zowel de kosten voor de inwoners van Caribisch Nederland als de benodigde subsidies vanuit Europees Nederland beheersbaar zijn. Het onderzoek wordt in de tweede helft van 2021 verwacht. De uitkomsten van dit onderzoek vormen input voor een volgend kabinet om keuzes te maken over hoe om te gaan met de hoge kosten voor drinkwater.

Monitoring besteedbaar inkomen in verhouding tot ijkpunt sociaal minimum en ontwikkeling koopkracht

In bovenstaande paragrafen zijn de inspanningen weergegeven die door het kabinet zijn gedaan in de afgelopen periode om het sociaal minimum te realiseren.

Om te beoordelen of de inkomens en de kosten van levensonderhoud meer in balans zijn en worden gebracht, zijn inzicht in de onderlinge verhouding tussen de inkomens en de kosten van levensonderhoud en de ontwikkeling van de koopkracht relevant.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) brengt sinds vorig jaar in beeld hoe het besteedbaar inkomen per huishouden zich verhoudt tot het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum per huishouden. Eind vorig jaar heb ik deze statistieken voor het jaar 2018 met de Tweede Kamer gedeeld.15 Dat jaar kan worden gezien als nulmeting waar tegenover de ontwikkeling van het besteedbaar inkomen sinds het vaststellen van het ijkpunt sociaal minimum kan worden afgezet. In de voortgangsrapportage van dit jaar, is met de onlangs gepubliceerde inkomensgegevens over het jaar 2019, een eerste ontwikkeling zichtbaar ten opzichte van de nulmeting in 2018. In paragraaf II van de bijlage is de verhouding tussen het besteedbaar inkomen per huishouden en het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum per huishouden in 2018 en 2019 weergegeven inclusief een nadere toelichting. In paragraaf V zijn de cijfers uitgesplitst per eiland.

Op verzoek van de Tweede Kamer zijn huishoudens met meerdere volwassenen en huishoudens met meerdere kinderen toegevoegd aan de statistieken.16 Het toevoegen van deze huishoudens heeft tot gevolg dat een groter deel van de huishoudens in Caribisch Nederland is opgenomen in de statistieken. Voor de vergelijkbaarheid van de statistieken zijn niet alleen huishoudens met meerdere volwassenen en huishoudens met meerdere kinderen toegevoegd aan de statistieken van 2019, maar is ook de nulmeting van 2018 aangepast.

Naast de verhouding van het besteedbaar inkomen per huishouden tot het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum per huishouden, is ook de ontwikkeling van de koopkracht van belang. Bij een toename van de koopkracht stijgt tenslotte het inkomen meer dan het gemiddelde prijsniveau en kunnen meer goederen en diensten worden gekocht. Uit cijfers van het CBS blijkt dat de mediane koopkracht in 2019 is gestegen. Inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba gingen er in 2019 respectievelijk 3,9 procent, 4,9 procent en 4,9 procent op vooruit ten opzichte van 2018. Het gaat om een verbetering van de koopkracht bij alle huishoudenstypen. Mensen die een uitkering ontvangen en alleenstaande ouders profiteerden het meest. Ook in alle inkomensgroepen was sprake van een stijging van de koopkracht. Op Bonaire en Sint Eustatius verbeterde de doorsnee koopkracht het meest bij personen in huishoudens in de laagste inkomensgroep, respectievelijk met 7,0 procent en 5,4 procent. De koopkracht verbeterde met name door de verhoging van de lonen, de kinderbijslag, het wettelijk minimumloon en uitkeringen aldus het CBS. Ik ben blij met deze positieve ontwikkeling als gevolg van de maatregelen die het kabinet per 1 januari 2019 heeft genomen.

Tegelijkertijd komt uit de statistieken met de verhouding tussen het besteedbaar inkomen per huishouden en het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum per huishouden in 2018 en 2019 een ander beeld naar voren. Uit de cijfers blijkt dat 28 procent van de huishoudens in Caribisch Nederland in 2019 een besteedbaar inkomen had dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden.17 In 2018 was dit percentage conform de aangepaste nulmeting 27 procent. Op Bonaire is het aandeel huishoudens dat een besteedbaar inkomen had dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden in 2019 ten opzichte van 2018 constant gebleven op 27 procent. Op Sint-Eustatius en Saba is daarentegen sprake van een toename. Op Sint-Eustatius was het aandeel huishoudens dat een besteedbaar inkomen had dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden in 2019 34 procent ten opzichte van 31 procent in 2018. Voor Saba was dit 28 procent in 2019 tegenover 26 procent in 2018. Voordat ik nader inga op de statistieken en een aantal voorlopige redenen, wil ik benadrukken dat ik het teleurstellend vind dat het nog steeds voor zo veel inwoners van Caribisch Nederland lastig is om rond te komen omdat zij een inkomen hebben dat lager is dan het ijkpunt voor het sociaal minimum.

De statistieken laten zien dat het aandeel huishoudens in Caribisch Nederland met een besteedbaar inkomen dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden is toegenomen. In absolute zin is het aantal huishoudens met een besteedbaar inkomen onder het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden in 2019 toegenomen ten opzichte van 2018 (van 2.600 naar 2.800). Dit ondanks de beleidsmatige verhogingen van het wettelijk minimumloon, de uitkeringen en de kinderbijslag per 1 januari 2019 en de eerdergenoemde stijging van de doorsnee (ofwel mediane) koopkracht.

Dat de genomen maatregelen en de stijging van de gemiddelde koopkracht niet terug te zien zijn in het aantal en aandeel huishoudens met een inkomen onder het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden, lijkt een paar redenen te hebben. Een reden dat het aandeel huishoudens met een besteedbaar inkomen lager dan het ijkpunt sociaal minimum niet is gedaald, is dat een deel van de huishoudens een besteedbaar inkomen heeft dat ver onder het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden ligt. Een stijging van het inkomen bovenop de reguliere inflatiecorrectie zorgt er in dat geval niet voor dat het inkomen boven het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden uitkomt. Bijvoorbeeld in geval van een alleenstaande ouder met kinderen in de onderstand. Een reden dat het aantal en aandeel huishoudens met een besteedbaar inkomen dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum is toegenomen, is in- en uitstroom in de bevolking. De uitstroom (emigratie en overlijden) betrof vaak huishoudens met een besteedbaar inkomen boven het ijkpunt sociaal minimum, terwijl de instroom (immigratie en geboorte) in vrijwel gelijke mate huishoudens met een besteedbaar inkomen onder en boven het ijkpunt betrof. Per saldo was hierdoor sprake van een toename van het totale aantal huishoudens met een besteedbaar inkomen lager dan het ijkpunt sociaal minimum. Ook resulteerden wijzigingen in de huishoudenssamenstelling met grotere kans in een huishoudensinkomen onder het ijkpunt sociaal minimum.

Een reden dat de stijging van de koopkracht niet direct is terug te zien in de cijfers, is dat de populatie voor de statistieken met het besteedbaar inkomen ten opzichte van het ijkpunt sociaal minimum en de populatie voor de koopkrachtcijfers niet volledig overeenkomen. Bij de koopkrachtcijfers wordt gekeken naar de groep mensen die zowel in 2018 als 2019 in de populatie zaten. In de statistieken met de verhouding van het besteedbaar inkomen tot het ijkpunt sociaal minimum wordt ook de in- en uitstroom van de bevolking meegenomen. Tot slot, kunnen er verschillende andere redenen zijn voor de toename van het aantal en aandeel huishoudens met een besteedbaar inkomen dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum, die vooralsnog niet in beeld zijn. Daarom voer ik een aanvullende analyse uit om meer zicht te krijgen op de redenen en de achterliggende oorzaken. Ook ga ik in gesprek met het CBS om meer zicht te krijgen op de ontwikkeling van het besteedbaar inkomen in 2019 ten opzichte van 2018 los van de in- en uitstroom van huishoudens. Dit om de effecten van de genomen maatregelen in beeld te krijgen die nu niet direct zichtbaar zijn in de statistieken, terwijl de doorsnee (ofwel mediane) koopkracht in dezelfde periode is toegenomen.

Ongeacht de redenen, vind ik het zorgelijk dat het aantal en aandeel huishoudens met een besteedbaar inkomen onder het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden in 2019 is toegenomen ten opzichte van 2018. Daar komt bij dat de cijfers geen indicatie geven van het aantal huishoudens dat voldoende inkomen heeft om in de werkelijke kosten van levensonderhoud te voorzien. In het ijkpunt voor het sociaal minimum is namelijk de beoogde verlaging van de kosten van wonen en kinderopvang verdisconteerd. Zo lang deze kostenverlagingen nog niet volledig zijn gerealiseerd, zijn de werkelijke kosten hoger.18

De cijfers bevestigen wat mij betreft de noodzaak en urgentie van de inzet van het kabinet om bestaanszekerheid van inwoners van Caribisch Nederland over de volle breedte te verbeteren. Het is daarom belangrijk dat de komende jaren in samenspraak met de openbare lichamen en de Centraal Dialogen gewerkt blijft worden aan het verbeteren van de levensstandaard. Het doel is en blijft dat de kosten worden teruggebracht tot een redelijk niveau zodat een situatie ontstaat waarin alle inwoners van Caribisch Nederland in de minimale kosten van levensonderhoud kunnen voorzien.

Steunmaatregelen coronacrisis

Het is evident dat de coronacrisis van invloed is op de bestaanszekerheid in Caribisch Nederland en daarmee een extra uitdaging vormt voor de inspanningen om te komen tot een sociaal minimum. Mede door de afhankelijkheid van het toerisme en het eilandelijk karakter heeft de coronacrisis de economie van Caribisch Nederland zwaar getroffen. Met een specifiek op Caribisch Nederland toegesneden steunpakket, dat een afgeleide is van de maatregelen die voor Europees Nederland zijn getroffen, is een belangrijke bijdrage geleverd aan het zoveel mogelijk in stand houden van banen en bedrijvigheid en is door de crisis getroffen zelfstandigen en gewezen werknemers inkomensondersteuning geboden.

Binnen een zeer kort tijdsbestek hebben het kabinet en de openbare lichamen, met dank aan alle inspanningen en flexibiliteit van medewerkers van de bij de Rijksdienst Caribisch Nederland gepositioneerde unit SZW, nieuwe (tijdelijke) maatregelen weten te realiseren om de effecten van de coronacrisis zo veel als mogelijk te verzachten.

Een belangrijke spil in het steunpakket betreft de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN. Voor ondernemers is daarnaast onder meer de subsidieregeling Tegemoetkoming Vaste Lasten BES (TVL BES) en het uitstel van belastingbetaling relevant. Verder is voor alle gebruikers in Caribisch Nederland, zoals hierboven toegelicht, een tijdelijke subsidie verstrekt op elektra, telecom en drinkwater. Naast andere maatregelen hebben bovendien de openbare lichamen middelen ontvangen voor aanvullend beleid, dat zij (met enkel de beperking dat inkomensbeleid niet is toegestaan) vrij kunnen besteden.

Genoemde maatregelen hebben tot doel om de periode waarin Caribisch Nederland met de gevolgen van de coronacrisis wordt geconfronteerd, te overbruggen en aldus burgers van Caribisch Nederland te «stutten» met het oog op bestaanszekerheid. Het op de coronacrisis toegespitste steunpakket en de «reguliere» inspanningen gericht op het realiseren van het sociaal minimum dienen beide de doelstelling van borgen van bestaanszekerheid. Omdat het steunpakket tijdelijke maatregelen betreft, heeft het steunpakket geen structureel effect op het dichterbij brengen van het sociaal minimum. Desondanks staat de aanmerkelijke bijdrage van het steunpakket buiten twijfel. Zo is in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN over 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 9) subsidie verstrekt aan 679 werkgevers, ten behoeve van totaal 3.437 werknemers. Het aantal zelfstandigen dat een beroep heeft gedaan op de regeling bedroeg 1.031 en het aantal gewezen werknemers 543. Volgens gegevens van het CBS heeft ca. 50 procent van de ondernemingen in Caribisch Nederland van de steun gebruikgemaakt.19

Overigens is zoals eerder gemeld het effect van de economische crisis voor het besteedbaar inkomen in 2020 en 2021 nog niet bekend.20 Dit komt doordat de inkomensstatistieken van het CBS met twee jaar vertraging beschikbaar komen als gevolg van de afhankelijkheid van gegevens vanuit de belastingen.

De steunmaatregelen lopen door in het derde kwartaal 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 314). Over de concrete invulling ervan volgt voor de zomer een brief aan uw Kamer.

Werken aan de economie en arbeidsmarkt

Parallel aan het verlagen van de kosten van levensonderhoud en het verbeteren van de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland, is het ook van belang om de economie en arbeidsmarkt te verbeteren. De huidige crisis heeft immers onderstreept dat de sociaaleconomische structuur ook in bredere zin moet worden versterkt om armoede te kunnen bestrijden. Dit vraagt om een versterking en verbreding van het sociale zekerheidsvangnet, een dynamisch en weerbare arbeidsmarkt, (duurzame) economische diversificatie en stimulering van ondernemerschap.

Cruciaal voor een goed functionerende arbeidsmarkt is arbeidsbemiddeling. De afgelopen jaren is de dienstverlening van de openbare lichamen geprofessionaliseerd en gemoderniseerd. Op Bonaire heeft dit geleid tot een gezamenlijk loket van het openbaar lichaam Bonaire en de RCN-unit SZW. Dit jobcentrum (Plenchi di Trabou) heeft op 10 februari jl. officieel haar deuren geopend en brengt diensten voor werkzoekenden en werkgevers samen. De aandacht binnen het jobcentrum gaat momenteel vooral uit naar de arbeidsbemiddeling van inwoners van Bonaire die als gevolg van de coronacrisis zonder werk zitten. Daarvoor wordt dagelijks gematched tussen vraag en aanbod.

De inzet van het kabinet op het terrein van economie en arbeidsmarkt wordt nader toegelicht in paragraaf I van de bijlage.

Afsluiting

Onder het huidige kabinet zijn de afgelopen jaren belangrijke eerste stappen gezet om het verschil tussen de kosten van levensonderhoud en de inkomens van inwoners in Caribisch Nederland te verkleinen. Het kabinet heeft de inkomens en uitkeringen stapsgewijs verhoogd en er zijn forse investeringen gedaan in kinderopvang en wonen om de kosten van levensonderhoud structureel te verlagen. Om dat te bewerkstelligen is nauw samengewerkt tussen de verschillende departementen, de openbare lichamen en Centraal Dialogen Bonaire en Sint-Eustatius.

Desalniettemin is de opgave om daadwerkelijk een sociaal minimum te realiseren nog groot. Daarbij merk ik op dat het terugbrengen van de kosten tot een redelijk niveau structurele wijzigingen vergt en dus niet van vandaag op morgen gerealiseerd is. Dit geldt met name voor het verlagen van de kosten van wonen. Ook zijn intensiveringen nodig om ervoor te zorgen dat de uitkeringen naar het ijkpunt voor het sociaal minimum kunnen toegroeien en dat het wettelijk minimumloon daarboven komt te liggen. Het huidige kabinet heeft daarvoor de afgelopen jaren het fundament gelegd. Het is aan een volgend kabinet om die aanpak verder ter hand te nemen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees