Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2020
Tijdens het debat over de Voorjaarsnota (Kamerstuk 35 450, nr. 1) (1 juli jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 90, items 3 en 6) waren er vanuit uw Kamer vragen over het verschil in de oploop van de opschalingskorting in het gemeentefonds tussen het Rijk en het Centraal Planbureau (hierna: CPB). Met deze brief kom ik mijn toezegging aan uw Kamer na om u over het verschil in de benaderingswijze te informeren. Deze brief is afgestemd met het CPB voor wat betreft de uitleg over het verschil tussen de reeks van het Rijk en de reeks van het CPB.
Achtergrond opschalingskorting
De opschalingskorting is tegen de achtergrond van de financiële crisis door het kabinet Rutte-II ingevoerd. Deze korting was met name gebaseerd op schaalvoordelen: wanneer gemeenten groter worden door herindeling of meer met elkaar gaan samenwerken zorgt dit naar verloop van tijd voor lagere apparaatskosten (i.e. efficiencywinst).
Het huidige kabinet Rutte-III heeft de verplichte opschaling van gemeenten afgeschaft en stuurt niet meer op herindelingen. Dit neemt niet weg dat er nog steeds gemeentelijke opschalingen plaatsvinden. Dit kabinet heeft de opschalingskorting laten staan als onderdeel van de totale budgettaire ontwikkeling van het gemeentefonds.
De opschalingskorting voor gemeenten loopt op van 2015 tot 2025. Aan het eind van deze kabinetsperiode stond de korting voor € 460 mln. in de boeken. De korting loopt op tot € 975 mln. in 2025.
Ook het kabinet is zich ervan bewust dat voor gemeenten de opschalingskorting in deze financieel moeilijke tijden zwaar valt. Daarom heeft het kabinet in het licht van corona besloten de oploop in de opschalingskorting voor gemeenten in de jaren 2020 en 2021 incidenteel te schrappen. Dit leidt tot een verhoging van de algemene uitkering van het gemeentefonds van € 70 miljoen in 2020 en € 160 miljoen (€ 70 miljoen tranche 2020 + € 90 miljoen 2021) in 2021.
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 e.v. |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Per jaar |
60 |
60 |
60 |
60 |
60 |
70 |
90 |
110 |
130 |
135 |
140 |
0 |
2. Totale korting (kabinet) |
60 |
120 |
180 |
240 |
300 |
370 |
460 |
570 |
700 |
835 |
975 |
975 |
3. Totale korting (kabinet) incl. bevriezing 2020/2021 |
60 |
120 |
180 |
240 |
300 |
300 |
300 |
570 |
700 |
835 |
975 |
975 |
Tabel 1: Raming tranches opschalingskorting, met 1) het jaarlijkse bedrag aan opschalingskorting, 2) de totale korting die dit oplevert (de jaarlijkse bedragen tellen bij elkaar op), 3) de totale korting die dit oplevert incl. bevriezing.
Verschil Rijk-CPB benadering opschalingskorting
Er is geen verschil in de ramingen van het CPB en het Rijk voor de huidige kabinetsperiode. Wel verschilt de verdere oploop in de komende kabinetsperiode.
In de regel neemt het CPB in een middellangetermijnverkenning (MLT) voorafgaand aan de verkiezingen de ombuigingen in een volgende kabinetsperiode mee die nu al zijn verankerd in wetgeving. De opschalingskorting is op dit moment nog niet op een dergelijke manier verankerd en wordt dus niet volledig meegenomen in de MLT (2022–2025). Bij een nieuw regeerakkoord beoordeelt het CPB opnieuw op welke wijze het CPB de in het regeerakkoord vastgelegde intensiveringen en besparingen in het gemeentelijk domein meeneemt. Dezelfde systematiek heeft het CPB in de MLT voorafgaand aan de vorige verkiezingen toegepast. In de MLT voorafgaand aan de verkiezingen in 2017 heeft het CPB om dezelfde reden de oploop in de opschalingskorting in de jaren 2018–2021 niet meegenomen. Bij de beoordeling van het regeerakkoord van Rutte III heeft het CPB de oploop van de opschalingskorting voor de jaren 2018–2021 vervolgens wel meegenomen in de daaropvolgende raming.
Het niet meenemen van de oploop in de opschalingskorting door het CPB is daarmee het gevolg van de algemene regel van het CPB dat het in de MLT-raming voorafgaand aan een kabinetsperiode de besparingen meeneemt die verankerd zijn in wet- of regelgeving. Het is geen inhoudelijke beoordeling van de haalbaarheid van de opschalingskorting.
Tot slot
Zoals gezegd is het kabinet zich bewust van de financieel moeilijke tijden. Vanwege corona wordt de oploop van de opschalingskorting incidenteel in 2020 en 2021 geschrapt. Hiermee komt de aanvullende vergoeding van het kabinet aan decentrale overheden ten opzichte van het pakket van 28 mei in totaal uit op € 777 miljoen voor 2020. Het is aan een nieuw kabinet om te besluiten over de opschalingskorting voor 2022 en verder.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra