Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 mei 2021
Deze brief met bijlage, die ik u schrijf mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bevat het jaarlijkse Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen (OSU) 2020, zoals voorgeschreven op grond van artikel 20 van de Financiële-verhoudingswet. Dit rapport geeft een overzicht van alle specifieke uitkeringen die het Rijk in 2020 heeft verstrekt aan medeoverheden, te weten gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen (WGR)1. In deze kamerbrief ga ik ook in op het beleid ten aanzien van specifieke uitkeringen.
Overzicht specifieke uitkeringen 2020
In 2020 zijn door diverse departementen 99 specifieke uitkeringen verstrekt voor een totaal uitbetaald bedrag van 13,4 miljard euro. Tabel 1 geeft een overzicht van het aantal specifieke uitkeringen per ministerie en het uitgekeerde bedrag. Het detailoverzicht met cijfers van specifieke uitkeringen, opgenomen in de bijlage bij deze brief, omvat alle in 2020 door departementen verstrekte specifieke uitkeringen op basis van de uitgekeerde bedragen in 2020. Specifieke uitkeringen hebben een nader omschreven bestedingsdoel. De accountant van de decentrale overheid geeft in het kader van de jaarrekeningcontrole, een oordeel over de getrouwheid en rechtmatigheid van de besteding van de specifieke uitkering. Hierdoor kan de Minister die de specifieke uitkering heeft verstrekt, onder meer beoordelen of de besteding overeenkomstig het beoogde doel heeft plaatsgevonden en of de besteding rechtmatig was.
De meeste specifieke uitkeringen zijn uitgekeerd door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (33). Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstrekt het hoogste bedrag aan specifieke uitkeringen (9,5 miljard euro). Een derde van het door het Ministerie van SZW uitbetaalde bedrag komt door de verstrekte voorschotten van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), een uitkering in het kader van het corona noodpakket banen en economie.
Ministerie |
Aantal |
Bedrag (€ mln) |
---|---|---|
Justitie en Veiligheid (JenV) |
4 |
€ 193 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
4 |
€ 9.543 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) |
6 |
€ 637 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) |
11 |
€ 242 |
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) |
23 |
€ 715 |
Infrastructuur en Waterstaat (IenW) |
33 |
€ 1.568 |
Financiën (FIN) |
1 |
€ 11 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
9 |
€ 320 |
Economische Zaken en Klimaat (EZK) |
8 |
€ 146 |
Totaal |
99 |
€ 13.378 |
De definitieve cijfers sluiten aan bij het beeld dat ik in november 2020 heb geschetst op basis van de voorlopige cijfers van 2020.2 Wel is het definitieve totaalbedrag over 2020 13,5 miljoen euro hoger dan het voorlopige bedrag dat ik in november 2020 meldde. Onderstaande grafiek (figuur 1) geeft weer dat dit kleine verschil wordt veroorzaakt door een lager bedrag bij het Ministerie van SZW, en een hoger bedrag bij het Ministerie van IenW.
Figuur 1: Verschil begrote en definitieve cijfers 2020
Naast de specifieke uitkeringen die in 2020 zijn verstrekt, zijn er ook nog specifieke uitkeringen die in voorgaande jaren zijn verstrekt, en waarover decentrale overheden nog verantwoording afleggen. Het gaat dus om regelingen waarover vanuit het Rijk geen betalingen meer plaatsvinden, maar waarbij de verantwoording nog wel doorloopt in de tijd. Voor 2020 gaat het om 12 zogeheten administratieve specifieke uitkeringen. De bijlage bij deze brief geeft een detailoverzicht van deze administratieve uitkeringen weer.
Sterke stijging aantal specifieke uitkeringen
Ten opzichte van 2019, is het aantal specifieke uitkeringen toegenomen met 58 en de financiële omvang met circa 4,9 miljard euro. De oorzaak van deze stijging van het aantal specifieke uitkeringen is gelegen in, zoals ik ook in november 2020 heb gemeld, de vraagtekens die de Algemene Rekenkamer heeft gesteld bij de rechtmatigheid van de verstrekking van sommige decentralisatie-uitkeringen, die voorwaarden stellen aan de besteding van de middelen. Decentralisatie-uitkeringen worden verstrekt uit het gemeentefonds of provinciefonds en aan die middelen kunnen door het Rijk geen voorwaarden worden gesteld. Sinds 2019 toetsen de fondsbeheerders samen met departementen strikter of een voorgenomen uitkering als decentralisatie-uitkering kan worden verstrekt.3 Omdat bij veel voorgenomen uitkeringen sprake is van een specifiek bestedingsdoel, zijn in de jaren 2019 en 2020 meer uitkeringen dan voorheen als specifieke uitkering uitgekeerd. Onderstaande tabel 2 en grafiek 2 geven deze toename weer.
Tabel 2 en figuur 2: Ontwikkeling specifieke uitkeringen vanaf 2009
Jaar |
Aantal specifieke uitkeringen |
Financiële omvang (€ mln.) |
---|---|---|
2009 |
109 |
€ 15.269 |
2010 |
88 |
€ 14.526 |
2011 |
75 |
€ 13.383 |
2012 |
55 |
€ 12.324 |
2013 |
45 |
€ 12.649 |
2014 |
34 |
€ 12.860 |
2015 |
22 |
€ 9.012 |
2016 |
24 |
€ 7.386 |
2017 |
21 |
€ 7.765 |
2018 |
16 |
€ 8.024 |
2019 |
41 |
€ 8.462 |
2020 |
99 |
€ 13.378 |
Wijziging uitkeringsstelsel
De hierboven genoemde uitkeringsvormen specifieke uitkering en decentralisatie-uitkering maken onderdeel uit van het uitkeringsstelsel, dat is ingericht in de Financiële-verhoudingswet. Zoals ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd, ben ik, samen met de Staatssecretaris van Financiën, voornemens om het uitkeringsstelsel te herzien. Ik heb hiervoor begin 2020 een conceptwetsvoorstel voor consultatie voorgelegd aan onder andere de VNG, het IPO en de Algemene Rekenkamer. Uit de opbrengst van de consultatie bleek dat de voorgestelde nieuwe vormen van uitkeringen gericht op samenwerking, nog vragen opriepen. Daarom heb ik, samen met de Staatssecretaris van Financiën, besloten nader advies te vragen naar mogelijke oplossingsrichtingen. Deze oplossingsrichtingen moeten rekening houden met de vele belangen betrokken bij nieuwe financiële instrumenten, al dan niet binnen het uitkeringsstelsel, zoals vertrouwen tussen de overheidslagen, toenemend samen optrekken door overheidslagen bij aanpak van gezamenlijke opgaven, de autonomie van alle overheden, democratische legitimatie en verantwoording over de besteding van middelen en tegelijkertijd ook de rechtmatigheid en controleerbaarheid door accountants en rekenkamers. Het oorspronkelijke streven tijdens de consultatie was inwerkingtreding in 2021. Het streven is nu is om de herziene Financiële-verhoudingswet in 2023 in werking te laten treden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren