Ontvangen 6 november 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:1, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van onderdeel A komt te luiden: Na artikel 78f worden twee artikelen ingevoegd, luidende:.
2. Na het voorgestelde artikel 78fa wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 78fb. Niet toepassen norm ten aanzien van personen jonger dan 27 jaar die onderwijs kunnen volgen voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
1. Artikel 13, tweede lid, onderdeel c, aanhef en subonderdeel 2, is niet van toepassing bij het verlenen van bijstand op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers.
2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 juli 2021. Het tijdstip waarop dit artikel vervalt kan bij koninklijk besluit worden bepaald op een ander tijdstip, met dien verstande dat dit tijdstip steeds ten hoogste drie maanden na het tijdstip ligt waarop dit artikel zou vervallen.
3. De voordracht van een krachtens het tweede lid vast te stellen koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan een week nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.
B
Artikel 3.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. onderdeel A voor zover dat betrekking heeft op artikel 78fa (nieuw) terugwerkt tot en met 1 maart 2020;.
2. Onder verlettering van de onderdelen b tot en met d tot c tot en met e, wordt een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:
b. onderdeel A voor zover dat betrekking heeft op artikel 78fb (nieuw) terugwerkt tot en met 1 oktober 2020;.
Op grond van artikel 13, tweede lid, onderdeel c, aanhef en subonderdeel 2, van de Participatiewet (Pw) hebben jongeren tot 27 jaar geen recht op algemene bijstand, indien zij onderwijs kunnen gaan volgen en daarmee aanspraak zouden kunnen maken op studiefinanciering. Dit geldt niet alleen voor de Pw, maar ook voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Bij de beoordeling van het recht op Tozo tot 1 oktober 2020 zijn jonge ondernemers tot 27 jaar die geen onderwijs volgen en dientengevolge geen studiefinanciering ontvangen, door veruit de meeste gemeenten niet beoordeeld op hun mogelijkheden om onderwijs te gaan volgen en op hun mogelijke aanspraak op studiefinanciering. De reden hiervan is uitvoeringstechnisch van aard, omdat de capaciteit voor een dergelijke arbeidsintensieve, individuele beoordeling van de individuele omstandigheden van deze jonge ondernemers op dat moment niet bij gemeenten beschikbaar was en nog steeds niet is. Los hiervan ligt het ook niet in de rede om jonge ondernemers tijdelijk naar het onderwijs te verwijzen, omdat zij immers niet werkloos zijn en hun aandacht primair moeten richten op continuering en eventueel aanpassing van hun bedrijf tijdens deze coronacrisis.
De regering hecht eraan dat de Tozo zoveel mogelijk rechtmatig en uniform door gemeenten wordt uitgevoerd. De grondslag van de Tozo, artikel 78f van de Pw, staat afwijking van artikel 13 van de Pw niet toe. Om die reden wordt de Pw tijdelijk gewijzigd, voor de resterende duur van de Tozo (dus met ingang van 1 oktober 2020 tot 1 juli 2021), waarbij de uitsluitingsgrond ten aanzien van jongeren tot 27 jaar die zouden kunnen studeren en daardoor aanspraak zouden kunnen maken op studiefinanciering (artikel 13, tweede lid, onderdeel c, aanhef en subonderdeel 2, van de Pw) buiten toepassing wordt verklaard voor de Tozo.
Inwerkingtreding en terugwerkende kracht
De voorgestelde tijdelijke wijziging in de Pw heeft onmiddellijke werking. Dat betekent dat de wijziging van toepassing is op de persoon jonger dan 27 jaar die geen onderwijs volgt en in dit verband geen recht heeft op studiefinanciering. Deze persoon kan ook aanspraak maken op bijstand op grond van de Tozo indien aan de voorwaarden wordt voldaan. Gemeenten hebben in de uitvoeringspraktijk reeds op deze wijziging geanticipeerd.
Aan deze wijziging wordt dan ook terugwerkende kracht verleend tot en met 1 oktober 2020.
Een tijdelijke wetswijziging met terugwerkende kracht tot en met 1 maart 2020, de invoeringsdatum van de Tozo, is geen optie. Een dergelijke wijziging zou namelijk niet alleen betekenen dat de uitvoering van gemeenten die de Tozo niet wetsconform hebben uitgevoerd met terugwerkende kracht wordt gelegaliseerd, maar ook dat – andersom – de uitvoering van gemeenten die de Tozo wetsconform hebben uitgevoerd en dus de aanspraak op studiefinanciering wel hebben getoetst, met terugwerkende kracht niet wetsconform wordt verklaard.
Vervaldatum
De tijdelijke wijziging geldt tot 1 juli 2021. Dit sluit aan bij de einddatum van het steun- en herstelpakket.
Financiële gevolgen
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de omvang van de groep van jonge ondernemers die aanspraak maakt op de Tozo en mogelijk nog onderwijs zou kunnen gaan volgen. Daarvoor is immers een individuele beoordeling nodig. De verwachting is dat het om een beperkte groep gaat. Onder Tozo tot 1 oktober 2020 heeft veruit het grootste deel van de gemeenten de beoordeling op de mogelijkheden om onderwijs te gaan volgen en de mogelijke aanspraak op studiefinanciering achterwege gelaten. De raming voor de Tozo tot 1 juli 2021 maakt gebruik van realisatiecijfers van de Tozo tot 1 oktober 2020. Omdat voor veruit het grootste deel van de gemeenten met dit wetsvoorstel de uitvoeringspraktijk van de Tozo tot 1 oktober 2020 wordt gecontinueerd naar de Tozo tot 1 juli 2021, leidt dit wetsvoorstel niet tot aanpassing van de raming van de uitgaven voor de Tozo tot 1 juli 2021.
Advies en consultatie
Door het spoedeisende karakter van de aanpassing is er onvoldoende tijd geweest voor volledige uitvoeringstoetsen. Wel hebben VNG, Divosa en een aantal individuele gemeenten input geleverd op dit voorstel. Inhoudelijk kunnen zij zich vinden in de voorgestelde wijziging.
Onderdeel A (artikel 1.1)
Na het voorgestelde artikel 78fa van de Pw wordt een nieuw artikel 78fb ingevoegd. Dit artikel heeft betrekking op het tijdelijk niet toepassen van de norm dat een persoon jonger dan 27 jaar die geen uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt, maar die wel door het gaan volgen van onderwijs aanspraak kan maken op studiefinanciering, geen recht heeft op algemene bijstand en daarmee ook geen recht op algemene bijstand op grond van de Tozo. Voor een inhoudelijke toelichting op het eerste lid wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.
Het tweede lid behelst een zogenaamde horizonbepaling. Het artikel vervalt automatisch met ingang van 1 juli 2021. Dit sluit aan bij de einddatum van het steun- en herstelpakket. Het tweede lid voorziet bovendien in de mogelijkheid om de vervaldatum bij koninklijk besluit op een later tijdstip vast te stellen. Het derde lid bepaalt dat het koninklijk besluit moet worden voorgehangen bij beide Kamers van de Staten-Generaal voor een periode van één week. Omdat de ontwikkelingen die aanleiding kunnen geven tot zo’n voorstel tot verlenging zeer snel verlopen, wordt bij die voorhang een korte termijn van één week wenselijk geacht, zodat een besluit om te komen tot verlenging niet langer dan een week voor de vervaldatum genomen zal hoeven worden.
Onderdeel B (artikel 3.1, eerste lid, inwerkingtreding en terugwerkende kracht)
Het eerste lid van de inwerkingtredingsbepaling wordt aangepast in verband met de terugwerkende kracht die wordt verleend aan de inwerkingtreding van het voorgestelde artikel 78fb van de Pw. In het nieuwe onderdeel b van het eerste lid van artikel 3.1 wordt aan het voorgestelde artikel 78fb van de Pw terugwerkende kracht verleend tot en met 1 oktober 2020.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout