Vastgesteld 10 februari 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 2 december 2020 over voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep (Kamerstuk 35 554, nr. 30).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 januari 2021 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 9 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Inhoud |
blz. |
||
I |
Vragen en opmerkingen uit de fracties |
2 |
|
• |
Inbreng van de leden van de CDA-fractie |
2 |
|
II |
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media |
2 |
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstellingen kennisgenomen van de voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep. Deze leden hebben de volgende vragen en opmerkingen.
Taak NTR
De leden van de CDA-fractie lezen in de visiebrief van de Minister1 dat onder paragraaf 4.1 wordt gesproken over het scherper positioneren van de NTR2. Deze leden lezen dat de Minister er in het mediabesluit voor kiest om consumentenvoorlichting te schrappen als taak en culturele programmering slechts na afstemming te laten plaatsvinden. De visiebrief rept echter ook over aanscherping van de taak rond de programmering voor etnische en culturele minderheden. Wat is de reden dat dit niet terugkeert in het mediabesluit, zo vragen deze leden. De leden lezen verder dat de NTR vanaf de komende concessieperiode alleen na overleg met andere omroepen, over op welke aspecten de NTR aanbod van culturele aard kan verzorgen, programmering in die richting verzorgt. De Nederlandse Publieke Omroep behoudt daarbij een coördinerende rol. Vatten deze leden de zinsneden goed op als zij concluderen dat de NTR pas dan een programma van culturele aard verzorgt als geen ledenomroep zich bereid heeft verklaard om de productie van het beoogde programma op zich te nemen? Of spelen nog andere factoren een rol bij de toekenning van het programma aan de NTR? In de visiebrief beoogt de Minister een verdergaande bestuurlijke samenwerking en/of samengaan van de twee taakomroepen om bestuurlijke kosten en drukte te verminderen. Beide hebben daartoe voornemens gepresenteerd. Heeft de Minister overwogen om de doelstelling in de visiebrief als een evaluatiebepaling toe te voegen aan artikel 3c lid 3? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden.
Ik dank de leden van de CDA-fractie voor de gestelde vragen en opmerkingen. Ik reageer daarop in de hiernavolgende tekst.
De leden van de CDA-fractie lezen in de visiebrief van de Minister3 dat onder paragraaf 4.1 wordt gesproken over het scherper positioneren van de NTR4. Deze leden geven ook aan te lezen dat de Minister er in het Mediabesluit 2008 voor kiest om consumentenvoorlichting te schrappen als taak en culturele programmering slechts na afstemming te laten plaatsvinden. De visiebrief rept echter ook over aanscherping van de taak rond de programmering voor etnische en culturele minderheden. Wat is de reden dat dit niet terugkeert in het Mediabesluit 2008, zo vragen deze leden.
Uit overleg met de NTR en de ledenomroepen is gebleken dat er over de wettelijke taak van de NTR om ook aanbod te verzorgen dat betrekking heeft op etnische en culturele minderheden, geen discussie of onduidelijkheid bestaat tussen de NPO, NTR en de ledenomroepen. De regering acht het daarom op dit moment niet noodzakelijk om deze taak van de NTR in het Mediabesluit 2008 verder aan te scherpen. De regering kan zich ook voorstellen dat een rol van de NTR noodzakelijk blijft omdat met de steeds veranderende samenstelling van onze maatschappij dit niet volledig gedekt zal worden door ledenomroepen. En daarbij is ook voor dit type media-aanbod regelmatig overleg tussen de NTR en de ledenomroepen noodzakelijk.
De leden van de CDA-fractie lezen verder dat de NTR vanaf de komende concessieperiode alleen na overleg met andere omroepen, over op welke aspecten de NTR aanbod van culturele aard kan verzorgen, programmering in die richting verzorgt. De Nederlandse Publieke Omroep behoudt daarbij een coördinerende rol. Deze leden vragen of zij de zinsneden goed op vatten als zij concluderen dat de NTR pas dan een programma van culturele aard verzorgt als geen ledenomroep zich bereid heeft verklaard om de productie van het beoogde programma op zich te nemen. Of spelen nog andere factoren een rol bij de toekenning van het programma aan de NTR?
In artikel 3 Mediabesluit 2008 wordt uitgewerkt welk media-aanbod de NTR in ieder geval verzorgt. Daarnaast heeft de NTR op grond van artikel 2.35, vierde lid, Mediawet 2008 de taak om het media-aanbod te verzorgen dat niet afkomstig is van de NPO of een publieke omroep, maar op basis van een voorstel van een externe partij. Daarom is goed overleg en afstemming tussen de NTR, de ledenomroepen en de NPO noodzakelijk.
Het is echter niet zo dat de NTR pas een nieuw programma van culturele aard mag verzorgen als geen ledenomroep zich bereid heeft verklaard om de productie van het beoogde programma op zich te nemen. Een dergelijke werkwijze zou grote impact hebben op de werkbaarheid, wendbaarheid en creativiteit van de NTR om nieuwe programma’s van culturele aard te verzorgen. Deze aanscherping is bedoeld om de NTR vooraf goede afspraken met de ledenomroepen te laten maken over het verzorgen van nieuwe programma’s van culturele aard en om deze afspraken indien nodig achteraf bij te stellen. Voor wat betreft de bestaande programmering zijn er heldere afspraken gemaakt met de NPO, NTR en de ledenomroepen.
Voor de programma’s die de NPO op grond van artikel 2.35, vierde lid, Mediawet 2008 door de NTR kan laten verzorgen op basis van een voorstel dat niet afkomstig is van de NPO of een ledenomroep geldt wel dat de NTR deze pas verzorgt als geen ledenomroep zich bereid heeft verklaard om de productie van het beoogde programma op zich te nemen.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat de Minister in de visiebrief beoogt een verdergaande bestuurlijke samenwerking en/of samengaan van de twee taakomroepen om bestuurlijke kosten en drukte te verminderen. Beiden hebben daartoe voornemens gepresenteerd. Deze leden vragen of de Minister heeft overwogen om de doelstelling in de visiebrief als een evaluatiebepaling toe te voegen aan artikel 3c, derde lid, Mediabesluit 2008. Zo nee, waarom niet, zo vragen deze leden.
Zoals in de mediabegrotingsbrief 2021 beschreven, hebben de NOS en NTR voor nu gekozen voor een alliantie, waaraan zij zich via een samenwerkingsovereenkomst verbinden.5 Deze samenwerking tussen NOS en NTR zal geïnitieerd, gefaciliteerd en gemonitord worden via een zogenoemde samenwerkingsagenda. In deze agenda worden concrete projecten benoemd en uitgewerkt. De voortgang van deze projecten zal door de directies van de NOS en NTR gezamenlijk worden bewaakt. Een formele wettelijke evaluatiebepaling achtte deze regering in deze fase van de samenwerking niet gepast. Wel zal deze regering uw Kamer op de hoogte houden van de voortgang via bijvoorbeeld de jaarlijkse mediabegrotingsbrief.