Ontvangen 5 november 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
In artikel 2.23, eerste lid, vervalt «ten hoogste zes».
II
Artikel I, onderdeel H, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 1 wordt «In het eerste lid, onder b» vervangen door «Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
1°. In onderdeel 1° wordt na «erkenning» ingevoegd «of een voorlopige erkenning»
2°. De onderdelen 2° tot en met 4° en de aanduiding «1°» vervallen.
b. In onderdeel b».
2. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. Het derde lid vervalt.
III
In artikel I wordt na onderdeel H een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ha
In artikel 2.26, eerste lid, vervalt onderdeel f, onder verlettering van onderdeel g tot onderdeel f.
IV
Artikel I, onderdeel I, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «In artikel 2.30, tweede lid, onder a,» wordt vervangen door «Artikel 2.30 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a».
2. In onderdeel 1 (nieuw) worden na onderdeel a twee onderdelen toegevoegd, luidende:
b. In onderdeel b wordt voor «samenwerking» ingevoegd «een eventuele».
c. Onderdeel c vervalt.
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. In het derde lid wordt voor «samenwerking» ingevoegd «een eventuele».
V
In artikel I wordt na onderdeel O een onderdeel ingevoegd, luidende:
Oa
In artikel 2.88 vervalt het vierde lid, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.
Op grond van de huidige Mediawet geldt dat iedere vijf jaar aan ten hoogste zes omroepen erkenningen kunnen worden verleend. Nieuwe omroepen kunnen alleen een erkenning krijgen, indien zij zich aansluiten bij een reeds bestaande omroep.1
Op deze manier worden nieuwe omroepen noodgedwongen ingekapseld door bestaande omroepen, waardoor een eventueel nieuw geluid al snel onhoorbaar zal worden. Deze werkwijze staat haaks op het doel van het wetsvoorstel om «de pluriformiteit van het omroepbestel te versterken».
Ook de Raad van State heeft forse kritiek op de verplichte aansluiting bij bestaande omroepen, omdat nieuwe omroepen zich hierdoor niet langer kunnen profileren.2 De regering heeft dit onderdeel van het advies zonder deugdelijke motivering naast zich neergelegd.
Indiener stelt voor om het maximumaantal van zes omroepen, alsmede de verplichte aansluiting van nieuwe omroepen bij bestaande omroepen, te laten vervallen (er blijft wel een grondslag voor vrijwillige samenwerking bestaan). Dit draagt eraan bij dat de NPO een media-aanbod gaat verzorgen dat een werkelijke afspiegeling vormt van de onder de bevolking levende overtuigingen, opvattingen en interesses.
Baudet