Ontvangen 1 februari 2022
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel AA, wordt het voorgestelde artikel 167g als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het verbod om aardwarmte op te sporen zonder startvergunning aardwarmte, bedoeld in artikel 24b, geldt niet voor de houder van een opsporingsvergunning voor aardwarmte, bedoeld in het eerste lid, met ingang van de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 2a, zolang de aanvraag om een startvergunning, bedoeld in het eerste lid, in behandeling is.
Dit amendement beoogt te voorzien in overgangsrecht voor houders van een opsporingsvergunning. Zij dreigen bij invoering van het voorliggende wetsvoorstel hun recht om met een boorgat aardwarmte op te mogen sporen te verliezen. Dit komt omdat de vergunninghouder volgens het voorgestelde artikel 24b alleen aardwarmte mag opsporen als deze een startvergunning heeft, terwijl in het wetsvoorstel de opsporingsvergunning voor aardwarmte omgezet wordt naar een toewijzing zoekgebied. De houder van de opsporingsvergunning verliest door het wetsvoorstel het al toegekende recht om met een boorgat aardwarmte op te sporen. In het wetsvoorstel ontbreekt passend overgangsrecht om met de consequenties van dit verlies om te gaan.
Een aantal vergunninghouders van aardwarmteprojecten zijn, met het verkregen recht van de opsporingsvergunning, gestart met de voorbereiding voor het opsporen van aardwarmte door het aanbrengen van een boorgat. Op het moment van inwerkingtreding van hoofdstuk 2a verliezen deze vergunninghouders het recht van opsporing van aardwarmte met een boorgat en kan het boorwerk niet opstarten of voltooid worden aangezien de startvergunning nog niet is afgegeven. Met dit amendement wordt voorkomen dat lopende boorprojecten tijdens de uitvoering of in de voorbereiding van de opsporing stilgelegd moeten worden in afwachting van de startvergunning, en alle technische, financiële, juridische en praktische nadelige gevolgen van stillegging.
Het tijdelijk beleidskader, dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat sinds november 2019 hanteert, voldoet niet, omdat het is opgesteld om te voorkomen dat na voltooien van de boring de winning niet kan aanvangen. Het tijdelijk beleidskader heeft echter niet als uitgangspunt dat instemming met het winningsplan is afgerond, voordat met opsporing van aardwarmte kan worden aangevangen. Dit amendement waarborgt dat houders van een opsporingsvergunning die voor inwerkingtreding van het wetsvoorstel een aanvraag hebben ingediend voor een winningsvergunning voor aardwarmte en een verzoek tot instemming met het winningsplan hebben gedaan, het recht om aardwarmte via een boorgat op te sporen tijdelijk behouden, totdat ze in het bezit zijn van een startvergunning.
Grinwis Boulakjar