Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een conditionele eindafrekeningsverplichting in de dividendbelasting in te voeren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 wordt aan het vierde lid een zin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is gedurende een periode van tien kalenderjaren van overeenkomstige toepassing op een lichaam dat is opgericht naar het recht van een andere staat en dat na ten minste twee kalenderjaren in Nederland te zijn gevestigd, haar werkelijke leiding uit Nederland verplaatst.
B
Aan artikel 25, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: De dividendbelasting die is geheven over een geconserveerde winstuitdeling als bedoeld in artikel 3c van de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt slechts als voorheffing in aanmerking genomen voor zover betalingen zijn gedaan in verband met het beëindigen van uitstel van betaling op grond van artikel 25c, derde tot en met zesde lid, van de Invorderingswet 1990. Hierbij wordt de dividendbelasting die is geheven over de geconserveerde winstuitdeling geacht ten zijn ingehouden ten laste van degene die de opbrengst geniet in verband waarmee het uitstel van betaling is beëindigd.
De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, derde lid, wordt een nieuwe zin toegevoegd, luidende: Een vennootschap die is opgericht naar het recht van een andere staat en die ten minste na twee kalenderjaren in Nederland te zijn gevestigd, wordt na verplaatsing van de werkelijke leiding van de vennootschap uit Nederland, nog geacht tien kalenderjaren in Nederland te zijn gevestigd.
B
Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot zevende en achtste lid wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:
6. Ingeval een vennootschap voor de toepassing van deze wet inwoner van Nederland wordt en niet voor de toepassing van een door Nederland overeengekomen verdrag ter voorkoming van dubbele belasting met een andere staat uitsluitend wordt aangemerkt als een inwoner van die andere staat, wordt als gestort kapitaal aangemerkt de waarde in het economische verkeer van het gehele vermogen voor zover dat vermogen niet bestaat uit aandelen in een in Nederland gevestigde vennootschap, tenzij deze zetelverplaatsing in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.
2. In het zevende lid (nieuw) wordt «Een aandelenruil, een splitsing en een fusie» vervangen door «Een aandelenruil, een splitsing, een fusie en een zetelverplaatsing» en wordt «de aandelenruil, de splitsing en de fusie» vervangen door «de aandelenruil, de splitsing, de fusie en de zetelverplaatsing».
3. In het achtste lid (nieuw) wordt «een aandelenruil, een splitsing of een fusie» vervangen door «een aandelenruil, een splitsing, een fusie of een zetelverplaatsing» en wordt «de aandelenruil, de splitsing respectievelijk de fusie» vervangen door «de aandelenruil, de splitsing, de fusie respectievelijk de zetelverplaatsing».
C
Na artikel 3b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ingeval zich een omstandigheid voordoet als aangeduid in de volgende zin volzin, wordt onmiddellijk daaraan voorafgaand de inhoudingsplichtige geacht de aanwezige zuivere winst te hebben uitgedeeld aan de deelgerechtigden tot die zuivere winst naar de mate van hun gerechtigdheid. Een omstandigheid als bedoeld in de eerste volzin is:
a. De vennootschap is gevestigd in een kwalificerende staat en houdt op voor de toepassing van deze wet of voor de toepassing van een door Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting inwoner van Nederland te zijn.
b. Het vermogen van de inhoudingsplichtige gaat onder algemene titel in het kader van een fusie over op een verkrijgende rechtspersoon die is gevestigd een kwalificerende staat.
c. Het vermogen van de inhoudingsplichtige gaat onder algemene titel in het kader van een splitsing over op een verkrijgende rechtspersoon die is gevestigd een kwalificerende staat.
d. Een vennootschap die is gevestigd in een kwalificerende staat, verwerft tegen uitreiking van eigen aandelen een zodanig bezit aan aandelen in de inhoudingsplichtige dat zij meer dan de helft van de stemrechten in de inhoudingsplichtige kan uitoefenen.
2. Het eerste lid is ingeval van een splitsing slechts van toepassing op een evenredig gedeelte van de aanwezige zuivere winst, waarbij onder een evenredig gedeelte wordt verstaan een gedeelte dat evenredig is aan de verhouding tussen de waarde in het economische verkeer ten tijde van de splitsing van het vermogen van de splitsende rechtspersoon dat overgaat op een verkrijgende rechtspersoon die is gevestigd een kwalificerende staat en de waarde in het economische verkeer ten tijde van de splitsing van het gehele vermogen van de splitsende rechtspersoon.
3. Het eerste lid is ingeval van een verwerving van een aandelenbezit slechts van toepassing voor zover de vennootschap die is gevestigd in een kwalificerende staat, deelgerechtigd wordt tot de zuivere winst van de inhoudingsplichtige.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een kwalificerende staat verstaan een staat die:
1°. ten tijde van de omstandigheid als bedoeld in het eerste lid geen met deze belasting vergelijkbare bronbelasting op de opbrengst van aandelen kent; of
2°. voor de heffing van een met deze belasting vergelijkbare bronbelasting op de opbrengst van aandelen ingeval van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a van dit artikel de waarde in het economische verkeer van het vermogen van de inhoudingsplichtige, eventueel met uitzondering van tot dat vermogen behorende aandelen in een in die staat gevestigde vennootschap, aanmerkt als gestort kapitaal; ingeval van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b van dit artikel de waarde in het economische verkeer van het vermogen dat als gevolg van de fusie overgaat op de in die staat gevestigde verkrijgende rechtspersoon, eventueel met uitzondering van tot dat vermogen behorende aandelen in een in die staat gevestigde vennootschap, aanmerkt als gestort kapitaal; ingeval van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c van dit artikel de waarde in het economische verkeer van het vermogen dat als gevolg van de splitsing overgaat op de in die staat gevestigde verkrijgende rechtspersoon, eventueel met uitzondering van tot dat vermogen behorende aandelen in een in die staat gevestigde vennootschap, aanmerkt als gestort kapitaal; en ingeval van een verwerving van een aandelenbezit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d van dit artikel de waarde in het economische verkeer van de verworven aandelen aanmerkt als gestort kapitaal.
5. Voor de toepassing van dit artikel is een vennootschap gevestigd in een kwalificerende staat indien die vennootschap volgens de fiscale of andere regelgeving van die staat aldaar is gevestigd, tenzij de vennootschap tevens volgens de fiscale wetgeving van een andere staat is gevestigd in die andere staat en niet volgens een door die andere staat gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting buiten die andere staat wordt geacht te zijn gevestigd.
6. Dit artikel is slechts van toepassing op een inhoudingsplichtige die in het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de omstandigheid als bedoeld in het eerste lid zich voordoet, deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van het Burgerlijk Wetboek of soortgelijke buitenlandse regeling met een geconsolideerde netto-omzet in het eerstgenoemde jaar van ten minste € 750.000.000.
7. De volgens het eerste lid uitgedeelde zuivere winst wordt aangemerkt als een geconserveerde winstuitdeling.
D
Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De belasting over een geconserveerde winstuitdeling wordt geheven bij wege van afdracht op aangifte door de inhoudingsplichtige, waarbij heffing achterwege blijft voor zover de geconserveerde winstuitdeling wordt geacht te zijn uitgedeeld aan een opbrengstgerechtigde ten aanzien waarvan inhouding achterwege mag blijven volgens artikel 4 van deze wet.
E
Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de dividendbelasting die is geheven over een geconserveerde winstuitdeling als bedoeld in artikel 3c van de Wet op de dividendbelasting 1965 voor zover betalingen zijn gedaan in verband met het beëindigen van uitstel van betaling op grond van artikel 25c, derde tot en met zesde lid, van de Invorderingswet 1990. Hierbij wordt de dividendbelasting die is geheven over de geconserveerde winstuitdeling geacht ten zijn ingehouden ten laste van degene die de opbrengst geniet in verband waarmee het uitstel van betaling is beëindigd.
F
Aan artikel 10a wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de dividendbelasting die is geheven over een geconserveerde winstuitdeling als bedoeld in artikel 3c van de Wet op de dividendbelasting 1965 voor zover betalingen zijn gedaan in verband met het beëindigen van uitstel van betaling op grond van artikel 25c, derde tot en met zesde lid, van de Invorderingswet 1990. Hierbij wordt de dividendbelasting die is geheven over de geconserveerde winstuitdeling geacht ten zijn ingehouden ten laste van degene die de opbrengst geniet in verband waarmee het uitstel van betaling is beëindigd.
In de Invorderingswet 1990 wordt na artikel 25b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Op verzoek van een belastingschuldige wordt door de ontvanger uitstel van betaling verleend van de bij wege van afdracht op aangifte door een vennootschap verschuldigde dividendbelasting over een geconserveerde winstuitdeling als bedoeld in artikel 3c van de Wet op de dividendbelasting 1965.
2. Indien er een gegronde vrees bestaat dat de belastingschuld niet kan worden verhaald, kan de ontvanger aan het verlenen van uitstel de voorwaarde verbinden dat voldoende zekerheid wordt gesteld.
3. Ingeval een geconserveerde winstuitdeling in aanmerking is genomen als gevolg van een omstandigheid als bedoeld in artikel 3c, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dividendbelasting 1965 wordt het uitstel beëindigd indien de vennootschap reserves uitdeelt, voor een bedrag ter grootte van de dividendbelasting die de vennootschap zou zijn verschuldigd als die vennootschap in Nederland zou zijn gevestigd.
4. Ingeval een geconserveerde winstuitdeling in aanmerking is genomen als gevolg van een omstandigheid als bedoeld in artikel 3c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet dividendbelasting 1965 wordt het uitstel beëindigd indien de vennootschap reserves uitdeelt op de aandelen die door de verkrijgende vennootschap zijn toegekend aan de aandeelhouders van de verdwijnende vennootschap, voor een bedrag ter grootte van de dividendbelasting die de verkrijgende vennootschap zou zijn verschuldigd als die vennootschap in Nederland zou zijn gevestigd.
5. Ingeval een geconserveerde winstuitdeling in aanmerking is genomen als gevolg van een omstandigheid als bedoeld in artikel 3c, eerste lid, onderdeel c, van de Wet dividendbelasting 1965 wordt het uitstel beëindigd indien de vennootschap reserves uitdeelt op de aandelen die door de verkrijgende vennootschap zijn toegekend aan de aandeelhouders van de splitsende vennootschap, voor een bedrag ter grootte van de dividendbelasting die de verkrijgende vennootschap zou zijn verschuldigd als die vennootschap in Nederland zou zijn gevestigd.
6. Ingeval een geconserveerde winstuitdeling in aanmerking is genomen als gevolg van een omstandigheid als bedoeld in artikel 3c, eerste lid, onderdeel d, van de Wet dividendbelasting 1965 wordt het uitstel beëindigd indien de overnemende vennootschap reserves uitdeelt op de in het kader van de aandelenfusie uitgegeven aandelen, voor een bedrag ter grootte van de dividendbelasting die de overnemende vennootschap zou zijn verschuldigd als die vennootschap in Nederland zou zijn gevestigd.
7. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt gedaan tegelijk met de aangifte waarin een geconserveerde winstuitdeling is opgenomen.
8. Het uitstel wordt beëindigd voor het bedrag waarover na de vereffening van het vermogen van de belastingschuldige, maar nog voor haar ontbinding, nog uitstel van betaling loopt.
9. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de toepassing van dit artikel.
Aan artikel 9.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. De dividendbelasting die is geheven over een geconserveerde winstuitdeling als bedoeld in artikel 3c van de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als voorheffing in aanmerking genomen voor zover betalingen zijn gedaan in verband met het beëindigen van uitstel van betaling op grond van artikel 25c, derde tot en met zesde lid, van de Invorderingswet 1990. Hierbij wordt de dividendbelasting die is geheven over de geconserveerde winstuitdeling geacht ten zijn ingehouden ten laste van degene die de opbrengst geniet in verband waarmee het uitstel van betaling is beëindigd.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,