Ontvangen 7 september 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel III, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst en wordt in de tekst «artikel 1, eerste lid,» vervangen door «het eerste lid».
2. Voor onderdeel 1 (nieuw) wordt een aanhef ingevoegd, luidende:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. De inkomensgrens is voor een eenpersoonshuishouden, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag niet minder dan € 39.055 ten aanzien van ten minste 80% van haar woongelegenheden, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdelen b en c. Het genoemde bedrag wordt met ingang van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling gewijzigd met het percentage waarmee per gelijke datum het in artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag wordt gewijzigd.
De regering stelt voor om de inkomensgrens om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning voor eenpersoonshuishoudens te verlagen van ongeveer € 39.000 naar € 36.000 bruto per jaar. Daarmee sluit de regering 140.000 singles uit van een betaalbare huurwoning. Daardoor moeten zij in de onbetaalbare vrije sector huren. Singles en jongeren zijn daar dikwijls meer dan vijftig procent van hun besteedbaar inkomen kwijt aan woonlasten, waarmee financiële problemen een groot risico zijn. Indiener is van mening dat juist meer mensen toegang moeten krijgen tot sociale huurwoningen, zodat leraren, agenten en verpleegkundigen ook weer kunnen wonen in de steden waar zij werken. Dit amendement regelt daarom dat de inkomensgrens niet lager mag worden dan de huidige ondergrens van € 39.055. Deze ondergrens wordt jaarlijks bij ministeriële regeling geïndexeerd. Daarmee wordt de door de regering voorgestelde verlaging onmogelijk gemaakt, en behouden 140.000 singles toegang tot betaalbare huurwoningen.
Nijboer