Ontvangen 3 december 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel b komt te luiden:
b. De derde zin vervalt.
b. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. In de vijfde zin vervalt «of een huishouden van 4 of meer personen woont».
2. In onderdeel 3 wordt aan het zesde lid, onderdeel a, toegevoegd «dan wel de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a lid 1 van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt».
II
Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 1 komt te luiden:
1. In het eerste lid, vijfde zin, wordt «onderdeel c» vervangen door «onderdeel a» en wordt «dat deel uitmaken van een huishouden van 4 of meer personen, bedoeld in onderdeel d van laatstgenoemd artikellid» vervangen door «de omvang van het huishouden» en wordt na «, dat bereiken» ingevoegd «, die omvang».
2. Onderdeel 2, onder a, komt te luiden:
a. In de tweede zin vervalt «of dat deel uitmaken van een huishouden van 4 of meer personen», vervalt «, onderdeel c onderscheidenlijk onderdeel d,» en wordt na «dat bereiken» ingevoegd «, die omvang».
In het onderhavig wetsvoorstel wordt de uitzondering van AOW-ers van een inkomensafhankelijke huurverhoging ongedaan gemaakt. Indiener wil met dit amendement bewerkstelligen dat deze uitzondering wel degelijk blijft gelden. AOW-ers zijn immers in de regel niet meer in staat hun inkomen aan te vullen. Ook indexatie heeft al jaren niet plaatsgevonden. Dat zou er dus toe leiden dat AOW-ers in een huurwoning een steeds groter deel van hun AOW en pensioen moeten besteden aan woonlasten. Indiener vindt dat onwenselijk
Van Otterloo