Ontvangen 12 november 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In het opschrift wordt na «Burgerlijk Wetboek,» ingevoegd «van de Huisvestingswet 2014».
II
In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
In artikel 249 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
III
In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel toegevoegd, luidende:
Ca
Artikel 271, eerste lid, komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 228 lid 1 eindigt een voor bepaalde tijd aangegane huur niet door het enkele verloop van de huurtijd; zij kan door elk van beide partijen worden opgezegd tegen een voor de betaling van de huurprijs overeengekomen dag, niet vallend voor het verstrijken van de bepaalde tijd.
IV
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het amendement regelt dat de regeling inzake flexibele huurcontracten zoals ingevoerd in 2016 via de Wet doorstroming huurmarkt 2015, waarbij eerst een kortdurend contract voor bepaalde tijd wordt aangeboden alvorens over wordt gegaan op een vast huurcontract, worden teruggedraaid. Indiener is van mening dat de flexibilisering die is opgetreden bij nieuwe huurcontracten onwenselijk is en bijdraagt aan de groeiende onzekerheid bij huurders. Door het tijdelijke huurcontract dat niet automatisch afliep zoals gold voor 1 juli 2016 ook bij aanvang de norm te maken nemen we een ongelijkheid in het huidige speelveld tussen verhuurder en huurder weg. De regeling voor de doelgroepcontracten blijft ongewijzigd.
Nijboer