Nr. 7 NADER VERSLAG

Vastgesteld 21 oktober 2020

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft na kennisneming van de nota naar aanleiding van het verslag nog behoefte nadere vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen.

Onder het voorbehoud dat de in het nader verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag van 7 oktober 2020 over de voorgestelde wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet om het reclameverbod aan te scherpen. Deze leden danken de regering voor de gegeven antwoorden en hebben hierover nog een aantal vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de vragen op de wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet om het reclameverbod aan te scherpen en hebben daarover nog nadere vragen.

Onderdelen van het reclameverbod

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een inschatting heeft gemaakt welke inkomensderving een dergelijk verbod op vergoedingen zal betekenen voor de speciaalzaken? Deze vraag stelden deze leden eerder, maar in de reactie van de regering lazen zij enkel dat dergelijke inkomsten in strijd zouden zijn geweest met de wet. De vergoedingen zijn, zoals ook aangegeven door de regering, reeds 18 jaar lang algemeen gangbaar en vormen daarmee een belangrijke bijdrage aan de inkomsten van speciaalzaken. De leden van de VVD-fractie zouden deze vraag daarom graag willen herhalen.

De wetsgeschiedenis van de Tabaks- en rookwarenwet geeft geen aanleiding te veronderstellen dat dergelijke vergoedingen bedoeld zijn te vallen onder de definitie van reclame. Beoogt de regering met de memorie van toelichting dat de Kamer zich uitspreekt over deze definitie? Deze vraag stelden deze leden eerder, maar in de reactie van de regering lazen zij niet of de regering hierover een uitspraak van de Kamer beoogt.

De leden van de PVV-fractie willen weten waarom ook vergoedingen aan verkooppunten, waarbij geen sprake is van «publiekelijke bekendheidgeven aan het eigen product via openbare handelingen», toch onder de definitie van reclame vallen?

De genoemde «positieve bedrijfseffecten» zijn het gevolg van vergoedingen aan verkooppunten die daarmee expliciet worden erkend en klaarblijkelijk niet onder het reclameverbod worden geschaard. Waarom erkent de regering niet dat het hier gaat om vergoedingen aan verkooppunten?

In de passage met «sommen geld» en «betalen voor het plaatsen van promotiemateriaal» wordt expliciet gedoeld op vergoedingen aan verkooppunten die dus niet vallen onder de definitie van reclame. Waarom wordt dit niet door de regering erkent?

Kan de regering aangeven op welke wijze afspraken met – en vergoedingen aan verkooppunten een verkoopbevorderend effect hebben op consumenten?

Is het de regering bekend dat schapvergoedingen en andere commerciële afspraken sinds jaar en dag bestaan voor alle denkbare categorieën consumentenartikelen in alle detailhandels-kanalen?

Als er geen afspraken met en vergoedingen aan verkooppunten meer mogelijk zijn hoe kunnen dan de prestaties die gepaard gaan met de verkoop van het tabaksproduct, het aanhouden van een voorraad, het uitstallen van een product en het aanbrengen van promotiemateriaal in de tabaks-speciaalzaken, en het daadwerkelijk verkopen van het product worden gehonoreerd en betaald?

Er is een uitzondering voor bepaalde vormen van tabaksreclame opgenomen in de wet. Dit blijft beperkt tot speciaalzaken die alleen rookwaren (+ kranten en loten) verkopen en tabakswinkels met een omzet minder dan 700.000 euro per jaar, waarvan ten minste 75% uit tabak dient te bestaan. Daar zullen logischerwijs ook vergoedingen voor moeten worden betaald. Zijn dergelijke vergoedingen voor speciaalzaken die reclame maken nog toegestaan?

Hoe kan een retailer aan een vergoeding voor zijn kosten en een winstopslag komen bij de verkoop van tabaksproducten, als hij geen afspraken meer mag maken? Is het maken van afspraken in de keten niet vanzelfsprekend en onvermijdelijk? Is het in het kader van de Mededingingswet niet onvermijdelijk dat er tussen de verschillende fabrikanten en de verschillende retailers verschillen in vergoedingen gaan ontstaan en dat daarmee een retailer eerder het product met een hogere vergoeding zal verkopen dan producten met een lagere vergoeding?

Op grond van de bestaande accijnsregelgeving bepaalt de fabrikant (middels het vaststellen van de zogenoemde fabrieksprijs) de consumenteneindprijs van een tabaksproduct (zie opmerking blz. 6) Op welke wijze kan een tabakswinkelier een vergoeding voor zijn kosten en een redelijke winst-marge bedingen als er geen afspraken mogen worden gemaakt en geen vergoedingen mogen worden betaald? Welke gevolgen heeft dit in het kader van de mededingingswetgeving?

Beoogd de regering met dit voorstel tevens een aanpassing van de Accijnswet? In die zin dat de vaste prijs van tabaksproducten voor consumenten wordt losgelaten en dat detaillisten de ruimte krijgen over hun marge te onderhandelen met groothandel en/of fabrikanten?

Erkent de regering dat het verbieden van reclamevergoedingen meer is en grotere financiële gevolgen heeft voor de tabakswinkelier dan «het weghalen van aanwezige reclame»?

Waarom zijn de financiële consequenties voor de tabakswinkeliers als gevolg van het wegvallen van alle reclamevergoedingen niet in kaart gebracht?

Is de regering bereid, gelet op de jarenlange gebruikelijke en legitieme praktijk van vergoedingen in de tabaksbranche en daarbuiten, alsmede het feit dat uit de wetsgeschiedenis van de Tabaks- en rookwarenwet blijkt dat vergoedingen zijn uitgezonderd van het reclameverbod, het verbod op vergoedingen te heroverwegen?

Als in de memorie van toelichting geen verruiming van de bestaande definitie van reclame beoogd wordt, maar slechts een verduidelijking in die zin dat vergoedingen altijd als reclame beschouwd werden, waarom is daar dan in de 18 jaar dat de huidige definitie in de Tabakswet staat opgenomen nooit eerder tegen opgetreden?

Als de bewuste passage in de memorie van toelichting daarentegen de bedoeling heeft de definitie van reclame op te rekken, waarom is die maatregel dan niet voorzien in het Nationaal Preventieakkoord?

En als de bewuste passage inderdaad de bedoeling heeft de definitie van reclame op te rekken, zou het dan niet de voorkeur genieten, mede gelet op de zeer verstrekkende gevolgen voor de detail handel in het algemeen, om dit te regelen middels een formele wetswijziging, na een debat in het parlement en niet door een terloopse opmerking in de Memorie van Toelichting?

Advisering en consultatie

De leden van de PVV-fractie leden merken op dat de regering erkent dat wanneer een roker volledig overstapt op dampen dit gezondheidswinst kan opleveren, maar dat uit de praktijk blijkt dat veel gebruikers naast e-sigaretten ook tabakssigaretten blijven roken (duaal gebruikers) waardoor geen gezondheidswinst wordt geboekt. De ervaring uit andere landen leert dat een actieve rol van de overheid in feitelijke informatieverstrekking over de elektronische sigaret als minder schadelijk alternatief voor het roken van sigaretten het volledig overstappen op de elektronische sigaret bespoedigt. Ook het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) erkent dat de roker belang heeft bij correcte en begrijpelijke informatie over minder schadelijke producten zoals de elektronische sigaret. Kan de regering bevestigen dat wanneer een roker volledig overstapt op de e-sigaret er gezondheidswinst wordt geboekt? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PVV-fractie vragen hoe de regering van plan is om de gezondheidswinst te benutten die kan worden geboekt wanneer een roker volledig overstapt op dampen. Tevens vragen deze leden of de regering voornemens is om informatie voor volwassen rokers beschikbaar te stellen over de gezondheidswinst die kan worden geboekt wanneer zij volledig overstappen op de e-sigaret? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat de regering daar gehoor aan geven?

Kan de regering inzichtelijk maken hoe het percentage e-sigarettengebruikers die ook tabakssigaretten blijven roken (duaal gebruikers) zich verhoudt tot het percentage duaal gebruikers in het Verenigd Koninkrijk? Indien ja, kan de regering toezeggen dat deze antwoorden worden gedeeld voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel? Zo nee, waarom niet? Kan de regering inzichtelijk maken hoe het Verenigd Koninkrijk en Nieuw-Zeeland, landen met een strikt anti-rookbeleid, omgaan met de informatieverstrekking over e-sigaretten? Zo ja, kunnen we daar in de Nederlandse context lering uit trekken? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PVV-fractie merken op dat de regering blijft volharden dat er aanwijzingen zijn dat de e-sigaret een opstapproduct is naar roken, en dat de smaakjes in e-sigaretten het aantrekkelijk zouden maken voor jongeren. Uit de meest recent gepubliceerde cijfers van het Trimbos instituut wordt echter geconcludeerd dat maar 1,6% van de volwassen bevolking de e-sigaret met regelmaat gebruikt, en dat deze groep vrijwel uitsluitend uit (ex)rokers bestaat. Zo heeft maar 0,2% van de e-sigarettengebruikers daarvoor nooit gerookt. Daarnaast blijkt uit de meest recente Trimbos cijfers dat het aantal jongeren dat, ondanks de aanwezigheid van e-sigaretten met smaakjes, vorig jaar heeft geëxperimenteerd met een e-sigaret met 9 procentpunten is teruggelopen t.o.v. 2015 (van 34% in 2015 naar 25% in 2019) en dat van regelmatig gebruik onder jongeren geen sprake is. Kan de regering bevestigen dat de Trimbos data aantonen dat de e-sigaret geen opstap is naar roken en er van structureel gebruik onder jongeren nauwelijks sprake is? Zo ja, waarom wordt de e-sigaret dan niet uitgezonderd van de aanscherping van het reclameverbod, gezien de gezondheidswinst die geboekt kan worden wanneer rokers volledig overstappen? Het Trimbos Instituut heeft het in haar e-sigaret factsheet alleen over aanwijzingen, en stelt verder dat nader onderzoek nodig is naar de invloed van e-sigaret gebruik op het gebruik van tabakssigaretten. welk wetenschappelijk bewijs kan de regering delen waaruit blijkt dat de e-sigaret een opstap zou zijn naar het roken van gewone sigaretten?

De leden van de PVV-fractie merken op dat de regering in zijn beantwoording stelt dat: «Uitgaande van het voorzorgsprincipe is het advies van Trimbos dan ook dat de Nederlandse volksgezondheid het meest gebaat is bij ontmoediging van het gebruik van e-sigaretten ...» en «De bevindingen van Trimbos ondersteunen mijn visie – en die van alle maatschappelijke partners die betrokken zijn bij de afspraken uit het Nationaal Preventieakkoord om roken terug te dringen – dat een rookvrije generatie ook een e-sigaretvrije generatie moet zijn.» Deze leden vragen of de regering opheldering kan vragen aan het Trimbos Instituut hoe het advies om uit voorzorg het gebruik van e-sigaretten te ontmoedigen zich verhoudt tot de Trimbos data die aantonen dat de e-sigaret geen opstap is naar roken en er van structureel gebruik onder jongeren nauwelijks sprake is? Zo ja, kunt u toezeggen dat deze antwoorden worden gedeeld voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel? Zo nee, waarom niet?

Heeft de regering kennisgenomen van het artikel «Gebruiker e-sigaret koopt bij strengere regels in het buitenland» in het Financieel Dagblad van 6 oktober 2020? Deelt de regering de conclusie van het consumentenonderzoek uitgevoerd door brancheorganisaties Esigbond en Acvoda dat bij meer regels voor e-sigaretten, zoals een smaakverbod, standaardverpakkingen en een reclameverbod, een meerderheid van de e-sigaret gebruikers dampproducten en smaakvloeistoffen in het buitenland of in het illegale circuit zal kopen, zelf vloeistoffen gaan maken of weer terugvallen naar roken? Zo ja, is het dan niet beter om differentiatie toe te passen tussen wetgeving voor e-sigaretten en wetgeving voor tabakssigaretten? Zo nee, wat gaat de regering doen om de Amerikaanse situatie, waarbij het zelf mengen van illegale oliën en smaakjes, wordt voorkomen?

Is de regering bekend met de nieuwste studie van de Cochrane Tobacco Addiction Group «Electronic cigarettes for smoking cessation»? Wat is de reactie van de regering op de conclusie uit deze studie dat e-sigaretten (met nicotine) worden beschouwd als een beter alternatief om te stoppen met roken dan de behandeling met andere nicotine vervangende alternatieven? Is de regering naar aanleiding van deze studie ook meer overtuigd dat de e-sigaret juist zou moeten worden omarmd als het beste alternatief om met roken te stoppen?

Is de regering bereid alsnog een mkb-toets – die uit meer aspecten bestaat dan alleen de gevolgen voor de regeldruk – te laten uitvoeren op alle tot nu toe ingevoerde en nog in te voeren maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord voor de tabakswinkeliers?

Vergoedingen aan verkooppunten en andere commerciële afspraken bestaan sinds jaar en dag voor alle denkbare categorieën consumentenartikelen in alle detailhandelskanalen. Waarom is de definitie anders in het geval van tabaksproducten?

De voorzitter van de commissie, Lodders

De griffier van de commissie, Post