Kamerstuk 35498-10

Gewijzigd amendement van het lid Kat ter vervanging van nr. 9 over het laten vervallen van de preprocessuele bewijs- en informatieverzamelingsplicht

Dossier: Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht (Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht)

Gepubliceerd: 26 juni 2023
Indiener(s): Hülya Kat (D66)
Onderwerpen: burgerlijk recht recht rechtspraak
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35498-10.html
ID: 35498-10
Origineel: 35498-9

Nr. 10 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID KAT TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 9

Ontvangen 26 juni 2023

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel A, vervalt.

II

Artikel I, onderdeel H, onder 2, vervalt.

III

In artikel I, onderdeel J, vervalt «wordt «kan beschikken» vervangen door «beschikt en nog kan beschikken» en».

IV

Artikel II, onderdeel A, vervalt.

Toelichting

Dit amendement regelt dat de preprocessuele bewijs- en informatieverzamelingsplicht uit het wetsvoorstel wordt geschrapt.

Indiener benadrukt dat wetsvoorstellen die civiele procedures vereenvoudigen en efficiënter laten verlopen worden toegejuicht. Volgens indiener is echter onzeker of de bewijsverzamelingsplicht voorafgaand aan een procedure een positieve bijdrage gaat leveren aan de efficiëntie en daarmee aan de bevordering van de toegang tot het recht. De efficiëntiewinst is volgens indiener onvoldoende onderbouwd.

Daar komt bij dat uit de praktijk signalen zijn gekomen dat een dergelijke plicht mogelijk zelfs een negatief effect zal hebben op de efficiëntie en vereenvoudiging van civiele procedures, zo blijkt uit verschillende consultatiereacties op het wetsvoorstel. Er wordt gewezen op de werklast van de betrokken partijen, inclusief de rechter, in de voorfase die toeneemt (volgens de Raad voor Rechtsbijstand zelfs substantieel). De mogelijkheid voor de rechter om gevolgen te verbinden aan het niet-voldoen aan deze plicht kan er in de praktijk toe leiden dat partijen een stortvloed aan stukken overleggen die niet allemaal relevant zijn. De mogelijk toenemende werklast heeft ook te maken met het feit dat in de praktijk niet altijd dezelfde rechter wordt aangewezen voor de voorfase als voor de inhoudelijke fase van de procedure. Dan zouden meerdere rechters zich over alle stukken moeten buigen.

Ook hebben rechtzoekenden als gevolg van de bewijsverzamelingsplicht mogelijk al in een eerdere fase rechtsbijstand nodig dan nu het geval is, wat kan leiden tot extra kosten. Er wordt bovendien gevreesd voor een toenemende juridisering van de voorfase van een procedure met meer kans op escalatie.

Het bovenstaande kan voor rechtzoekenden een drempel opwerpen die de toegang tot het recht niet ten goede komt. Indiener meent dat niet voldoende is onderbouwd dat de genoemde bezwaren zich niet zullen voordoen en stelt daarom voor de preprocessuele bewijs- en informatieverzamelingsplicht uit het wetsvoorstel te schrappen.

Kat