Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2020 wijzigingen aan te brengen in de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds.
Op 29 april 2020 is de eerste suppletoire begroting naar de Tweede Kamer verzonden. De behandeling in de Staten-Generaal heeft nog niet plaatsgevonden. Om deze reden is de in de begrotingsstaat opgenomen stand nog niet door de beide Kamers bekrachtigd. Dit om het budgetrecht van de Staten-Generaal te waarborgen.
Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswet heeft geautoriseerd. Aangezien uitvoering van de spoedeisende maatregelen die in deze vijfde incidentele suppletoire begroting zijn opgenomen in het belang van het Rijk zijn, niet kan wachten tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal, zal het kabinet de uitvoering van de maatregelen starten. Hiermee wordt gehandeld conform artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
Wetsartikel 2
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze wet.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Met de brief van 5 juni 2020, Kamerstuknummer 2020Z10292, bent u geïnformeerd over het besluit tot een beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer. De kern is dat bij het verzoek van het kabinet om een volwaardige dienstregeling aan te bieden, terwijl de reizigersaantallen en dus de inkomsten nog beperkt zijn, een vergoeding hoort.
begroting |
Uitgaven |
Ontv. |
---|---|---|
INFRAFONDS |
||
13.03.01 Inpassing aandeel IenW beschikbaarheidsvergoeding OV |
– 167 |
|
19 Bijdrage HXII |
– 167 |
|
HXII |
||
16.02 Beschikbaarheidsvergoeding OV |
1.488 |
|
26 Bijdrage Infrafonds |
– 167 |
De vergoeding is bestemd voor al het openbaar vervoer onder een concessie (gebiedsconcessies, lijnconcessies en lijnovereenkomsten) in Nederland en beoogt te komen tot een kostendekkingsgraad van 93% voor de periode 1 maart – 31 december 2020 bij de vervoerders. Een vervoerder kan verzoeken om een verhoging van maximaal 2%-punt als overtuigend kan worden aangetoond dat er bedrijfseconomisch geen andere mogelijkheid is dan de dienstverlening af te schalen om continuïteit te borgen.
De regeling kost naar verwachting circa 1,5 miljard euro en loopt tot het einde van 2020.
In lijn met het doorbetalen door de decentrale overheden van de vergoedingen voor regionale concessies, draagt het Ministerie van IenW 167 mln. euro bij door de concessievergoeding die zij ontvangt van NS in te zetten voor de beschikbaarheidsvergoeding. De overige 1,3 miljard euro wordt additioneel door het kabinet beschikbaar gesteld. De vergoeding wordt ingericht op basis van nacalculatie. Dat betekent dat bij niet-volledige besteding van het overgehevelde budget het resterend deel terugvloeit naar generale middelen. Voor de OV-studentenkaart geldt dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap conform de reguliere systematiek blijft betalen.
In deze incidentele suppletoire begroting wordt het aandeel van IenW in de beschikbaarheidsvergoeding OV ten laste van het spoorprogramma gebracht. Bij het eerstvolgende begrotingsstuk (de Ontwerpbegroting 2021) zal de samenhang met de reeds begrote uitgaven in 2020 inzichtelijk gemaakt worden.
Artikel 13 Spoorwegen
De neerwaartse bijstelling van de uitgaven van het spoorprogramma wordt veroorzaakt door de overboekingen van het aandeel IenW in de beschikbaarheidsvergoeding naar de beleidsbegroting Hoofdstuk XII.
Artikel 19 Bijdragen andere begrotingen Rijk
De neerwaartse bijstelling van de ontvangsten wordt veroorzaakt door de overboekingen van het aandeel IenW in de beschikbaarheidsvergoeding naar de beleidsbegroting Hoofdstuk XII.
Artikel 13
13 |
Spoorwegen |
Stand ontwerpbegroting 2020 incl. NvW en amendementen |
Stand na 1e suppletoire begroting |
Mutaties incidentele suppletoire begroting |
Stand incidentele suppletoire begroting |
---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
1.880.706 |
1.897.305 |
– 166.876 |
1.730.429 |
|
Uitgaven |
2.078.808 |
1.998.608 |
– 166.876 |
1.831.732 |
|
waarvan juridisch verplicht |
100% |
||||
13.02 |
Beheer onderhoud en vervanging |
1.472.225 |
1.485.617 |
1.485.617 |
|
13.03 |
Aanleg |
431.554 |
314.659 |
– 166.876 |
147.783 |
13.03.01 |
Realisatieprogramma personenvervoer |
332.102 |
239.275 |
– 166.876 |
72.399 |
13.03.02 |
Realisatieprogramma goederenvervoer |
22.227 |
21.692 |
21.692 |
|
13.03.04 |
Verk. en planuitw. personenvervoer |
57.408 |
38.756 |
38.756 |
|
13.03.05 |
Verk. en planuitw. goederenvervoer |
19.817 |
14.936 |
14.936 |
|
13.04 |
Geïntegreerde contractvormen/PPS |
165.039 |
188.342 |
188.342 |
|
13.07 |
Rente en aflossing |
9.990 |
9.990 |
9.990 |
|
13.08 |
Investeringsruimte |
0 |
0 |
0 |
|
Ontvangsten |
181.758 |
228.508 |
228.508 |
||
13.09 |
Ontvangsten |
181.758 |
228.508 |
228.508 |
Artikel 19
19 |
Bijdragen andere begrotingen Rijk |
Stand ontwerpbegroting 2020 incl. NvW en amendementen |
Stand na 1e suppletoire begroting |
Mutaties incidentele suppletoire begroting |
Stand incidentele suppletoire begroting |
---|---|---|---|---|---|
Ontvangsten |
6.046.994 |
5.683.446 |
– 166.876 |
5.516.570 |
|
19.09 |
Ten laste van begroting IenW |
6.046.994 |
5.683.446 |
– 166.876 |
5.516.570 |