Vastgesteld 2 juli 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 18 juni 2020 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Bij brief van 1 juli 2020 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid
De voorzitter van de commissie, Ziengs
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Vraag 1:
Wat verstaat u onder «grote onverwachte wijzigingen» die ertoe leiden dat er opnieuw een gesprek zal worden aangegaan met het IPO en VNG over de bevriezing van het accres? Kunt u bijvoorbeeld drie mogelijke scenario’s als voorbeeld schetsen?
Antwoord:
Bij grote onverwachte wijzigingen gaat het om grote financiële ontwikkelingen die medeoverheden niet of in zeer beperkte mate zelf kunnen beïnvloeden. Wat deze ontwikkelingen kunnen zijn is onder de huidige snel bewegende en onvoorspelbare situatie vooraf niet te zeggen. Het gaat dan om een situatie waarbij het Rijk beleidswijzigingen doorvoert die grote extra uitgaven voor medeoverheden veroorzaken en onder normale omstandigheden tot een hoger accres hadden geleid.
Vraag 2:
Waarom is er niet gekozen om voor een langere termijn het accres te bevriezen?
Antwoord:
De periode 2020 en 2021 waarover het accres is bevroren is in goed overleg met de VNG en het IPO vastgesteld. De keuze over de uitvoering van de systematiek in 2022 en verder wordt aan een volgend kabinet gelaten.
Vraag 3:
Wat doen gemeenten in het kader van het in de brief van 28 mei jl. gemelde loket voor zelfstandigen die een beroep doen op de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) (Kamerstuk 35 420, nr. 43), nu deze regeling toch landelijk wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO)? Welke compensatie is hiervoor opgenomen in euro’s?
Antwoord:
De regeling Tegemoetkoming Ondernemers getroffen Sectoren (TOGS) wordt landelijk uitgevoerd door de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO). De gemeenten spelen hierin geen rol en ontvangen hiervoor dan ook geen vergoeding. In mijn brief van 28 mei jl. (Kamerstuk 35 420, nr. 43) verwijs ik naar de algemene loketfunctie van gemeenten voor zelfstandigen. Aangezien de gemeenten de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers uitvoeren, waarvoor ze compensatie krijgen, heeft ze ook vragen over de TOGS beantwoord.
Vraag 4:
In hoeverre is er coulance getoond bij kwijtschelding van heffingen aan burgers en ondernemers door gemeenten, want op rijksniveau is er alleen sprake van uitstel?
Antwoord:
De keuzes ten aanzien van de lokale heffingen worden genomen door de democratisch gekozen vertegenwoordigers van de inwoners. Het zijn deze lokale afwegingen die leiden tot een keuze over onder andere kwijtschelding, uitstel van betaling of verlaging van de tarieven van de lokale heffingen.
Zoals in de brief d.d. 17 maart 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 2) is aangegeven is het kabinet in gesprek gegaan met de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) over het stopzetten van (voorlopige) aanslagen. Het is aan de individuele gemeenten hierover besluiten te nemen met inachtneming van de lokale wensen en opgaven.
Vraag 5:
Kan een uitgebreide onderbouwing worden gegeven van de bedragen die nu ter compensatie worden voorgesteld voor de periode tot 1 juni 2020?
Antwoord:
Hieronder volgt een toelichting op de afzonderlijke onderdelen van het compensatiepakket van € 566 miljoen en de maatregelen die voor het naar buiten brengen van dit pakket reeds getroffen waren.
Toeristen- en parkeerbelasting € 225 miljoen
De begrote inkomsten uit de toeristenbelasting voor 2020 zijn volgens het Informatie voor derden (Iv3) € 411 miljoen. Er is besloten de compensatie voor de periode van 1 maart tot en met 1 juni vast te stelen op 25% (3 van de 12 maanden), zijnde afgerond € 100 miljoen.
De begrote inkomsten uit de parkeerbelasting voor 2020 zijn volgens het Iv3 circa € 1 miljard, waarvan gemiddeld 30% wordt geïnd in de eerste 6 maanden van het jaar. Aangezien niet de volledige inkomsten uit parkeerbelasting zijn weggevallen (onder andere omdat de inkomsten ook de betaling van vergunninghouders betreffen) is er op dit bedrag een afslag gedaan en besloten voor de periode 1 maart tot en met 1 juni € 125 miljoen te compenseren.
De totale financiële impact van de inkomstenderving voor medeoverheden in 2020 is op dit moment nog niet bekend. Met medeoverheden zal het kabinet deze impact monitoren. Het kabinet zal medeoverheden waar nodig compenseren.
Zorg € 144 miljoen
Gemeenten hebben een voorschot ontvangen ter hoogte van € 144 miljoen voor de meerkosten en inhaalzorg m.b.t. hun taken vanuit de Wmo 2015 en de Jeugdwet. De definitieve hoogte van de compensatie zal worden gebaseerd op basis van een nog nader vast te stellen methodiek. Deze wordt momenteel uitgewerkt. Hierbij zal ook betrokken worden dat de meerkostenregeling verlengd is tot en met 31 december 2020.
Wmo abonnementstarief € 18 miljoen
De compensatie voor de gederfde inkomsten van gemeenten voor het niet innen van de eigen bijdrage Wmo in april en mei is opgebouwd uit gederfde inkomsten voor maatwerkvoorzieningen en gederfde inkomsten voor algemene voorzieningen. Voor de gederfde inkomsten voor maatwerkvoorzieningen is gebruik gemaakt van de afgedragen eigen bijdrage uit de CAK- data van 2019. De gederfde inkomsten voor algemene voorzieningen betreft een inschatting omdat hiervan geen historische data beschikbaar is.
SW-bedrijven € 90 miljoen
Dit bedrag is 90% van de loonsom voor reguliere medewerkers voor de periode van 3 maanden (maart, april en mei).
Noodopvang € 23 miljoen
Het bedrag van € 23 miljoen voor de periode maart tot 1 juli is gebaseerd op een kostenopgave van de KinderOpvang branche. Het gaat hierbij om de kosten per opvanglocatie en monitorgegevens over het aantal gemeenten met opvanglocaties en veronderstellingen over de ontwikkeling daarvan.
Voorschoolse voorziening peuters, SMIs en Voorschoolse educatie (VE) € 8,3 mln
Het bedrag van € 8,3 miljoen is gebaseerd op een raming van de VNG. Om gemeenten de eigen bijdrage van ouders -voor de drie gemeentelijke regelingen voor elke maand dat de opvang gesloten was- te kunnen laten vergoeden is € 3 miljoen nodig. De compensatie is gebaseerd voor de gehele periode dat de kinderopvang geheel of gedeeltelijk gesloten was (16 maart t/m 7 juni).
TOZO bevoorschotting
De kosten die gemeenten maken voor de uitvoering van de Tozo-1 en Tozo-2 worden door het Rijk vergoed. Gedurende de looptijd van Tozo-1 is aan gemeenten € 2 miljard bevoorschot. Inmiddels is € 0,5 miljoen extra bevoorschot voor de afronding van Tozo-1 en de start van Tozo-2. Gemeenten ontvangen een vergoeding van de uitgaven aan levensonderhoud en kapitaalverstrekkingen. Daarnaast ontvangen de gemeenten een vergoeding voor de uitvoeringskosten op basis van het aantal besluiten Tozo. Gemeenten ontvangen een vast bedrag per besluit op een aanvraag.
Het gebruik van de regeling wordt gemonitord en waar nodig worden aan gemeenten nieuwe verschotten verstrekt. Door middel van een steekproef onder gemeenten worden de uitgaven van gemeenten gemonitord en wordt door het Rijk besloten wanneer een nieuw bevoorschot wordt verstrekt. Het Rijk houdt bij de besluitvorming hierover ook rekening met de signalen die los van de steekproef worden ontvangen.
Op basis van een grove inschatting bedragen de budgettaire gevolgen voor Tozo-2 t/m eind september € 1,5 miljard. Naar verwachting komen de uitgaven voor levensonderhoud op € 1 miljard en voor kapitaalverstrekkingen op een € 0,5 miljard. In deze bedragen zijn ook de uitvoeringskosten meegenomen. De uitgaven voor kapitaalverstrekkingen zijn leningen, die in toekomstige jaren dienen te worden terugbetaald.
Om een indicatie te krijgen van het gebruik van de Tozo is een snelle monitoring opgezet. Een steekproef onder ongeveer 150 gemeenten verspreid over het land wordt vertaald naar een landelijk beeld. De resultaten van de snelle monitoring worden gebruikt voor een inschatting van de benodigde bevoorschotting. Achteraf vindt op basis van de daadwerkelijke kosten compensatie plaats voor het beroep op de Tozo.
Bijstand
Voor de bijstand is besloten de maandelijkse betalingen op het niveau van het voorlopig vastgesteld budget te handhaven en in september het macrobudget 2020 nader te bezien, waarbij rekening zal worden gehouden met de actuele conjuncturele situatie.
Sport € 90 miljoen
Het bedrag van € 90 miljoen voor de periode maart tot 1 juni is bepaald op basis van de Iv3 staten van het CBS. Hierbij is gekeken naar de huur en erfpachtinkomsten van de gemeenten. Deze lagen in de jaren 2017–2019 rond de € 300 miljoen. De maanden maart, april en mei zijn drukke maanden met zowel binnen als buiten sport en juni, juli en augustus juist niet. VWS is in overleg met de VSG (Vereniging Sport en Gemeenten) gekomen tot een zwaarte inschatting en € 90 miljoen voor die drie maanden. Deze € 90 miljoen wordt beschikbaar gesteld door het Ministerie van VWS middels een specifieke uitkering.
Lokale culturele voorzieningen € 60 miljoen
De vergoeding van € 60 miljoen voor de periode medio maart tot 1 juni is gebaseerd op gegevens van de VNG. Naar analogie van de compensatie bij sport is gekozen voor de vergoeding van de huisvestingslasten, deze bedragen circa € 14 miljoen per week. Deze € 14 miljoen is gecorrigeerd voor verminderd gebruik van gas-water-licht, hetgeen door de VNG is ingeschat op 15%. Er is daarom uitgegaan van € 12 miljoen per week. De meeste lokale culturele voorzieningen zijn gesloten per maandag 16 maart jl. Uitgaande van 10 weken komt daarmee het compensatiebedrag op € 120 miljoen. Net als bij andere sectoren die geraakt zijn, is rekening gehouden met een eigen bijdrage van de sector. Deze is gesteld op 10%. Vervolgens heeft er politieke bestuurlijke weging plaats gevonden, waarbij heeft meegewogen dat er via het Ministerie van OCW ook geld beschikbaar werd gesteld voor lokale en regionale culturele voorzieningen ad € 48,5 miljoen, is hiervoor gecorrigeerd. Daarmee bedraagt het compensatiebedrag voor de periode medio maart tot 1 juni in totaal € 60 miljoen.
Lokale media € 24 miljoen
De € 24 miljoen voor de periode tot eind 2020 is berekend op basis van het maximale bedrag dat nodig is om de aanvragen van de verschillende Steunfonds-doelgroepen tot het einde van het jaar af te dekken (= 6,5 maanden vanaf het aflopen van Steunfonds I per 15 juni 2020). Hiervoor is gekeken naar de aantallen aanvragers per doelgroep maal de verdeelsleutel gedurende de looptijd van de eerste drie maanden van het Steunfonds. Dit komt neer op een bedrag van maximaal € 24 miljoen inclusief uitvoeringskosten voor het Steunfonds.
Vraag 6:
Op welke terreinen, waarvoor tot 1 juni 2020 nog compensatie nodig was, is na 1 juni 2020 of 1 juli 2020 geen compensatie meer nodig door de afbouw van de maatregelen en het meer open gaan van het land?
Antwoord:
Er is geen compensatie meer nodig voor:
Wmo-abonnementstarief
Vanaf juni is geen compensatie voor de vrijstelling van het Wmo-abonnementstarief meer nodig. De toegezegde compensatie had betrekking op een maatregel van de Minister van VWS om de maanden april en mei vrij te stellen van eigen bijdragen, zoals toegelicht in de brief van 22 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 277). Nu de zorgverlening weer grotendeels is hervat, is compensatie niet meer aan de orde.
Voorschoolse voorziening peuters, SMIs en Voorschoolse educatie
Deze compensatie heeft betrekking op de (gedeeltelijke) sluiting van de kinderopvang in de periode 16 maart tot en met 7 juni. Sinds 8 juni is de kinderopvang weer volledig geopend en is een compensatiemaatregel niet meer nodig.
Noodopvang kinderen
De (gratis) noodopvang gedurende werkdagen overdag is geëindigd op 8 juni. Noodopvang voor avond, nacht en weekenden is tot in ieder geval 1 juli (gratis) beschikbaar voor ouders, waarvan één of beide ouders werken in de zorg. Eind juni wordt besloten of dit gecontinueerd moet worden. Indien wordt besloten om te verlengen, dient over eventuele extra financiering nog bestuurlijk gesproken te worden, als blijkt dat dit niet binnen de huidige € 23 miljoen opgevangen zou kunnen worden.
Sport
Op 29 april voor de jeugd en op 11 mei voor alle leeftijden zijn alle buitensportaccommodaties weer opengegaan. Voor de binnensport wordt dat in de week van 29 juni besloten. Uiteraard hebben sportverenigingen door de huidige maatregelen minder inkomsten, zoals bijvoorbeeld uit kantineverkopen en wedstrijdgelden, maar met het Sport specifieke steunpakket is de verwachting van de Minister voor Medische zorg en sport dat de sector voldoende geholpen is. Voor de commerciële sportaanbieders in het bijzonder geldt dat zij gebruik kunnen maken van de brede steunregelingen van het kabinet. De Minister voor medische zorg en sport houdt een vinger aan de pols of aanvullende steun benodigd is. Dat is mede afhankelijk van de verdere versoepelingen van maatregelen per 1 september.
Lokale media, betreft vergoeding voor heel 2020
Voor de continuering van de lokale informatievoorziening is tot het einde van 2020 € 24 miljoen extra beschikbaar gesteld. Naar inschatting van het kabinet is deze € 24 miljoen voldoende om de lokale media in deze tijden te ondersteunen. De advertentie-inkomsten van lokale media (hun voornaamste inkomensbron) lijken voorzichtig aan te trekken als gevolg van de afbouw van de maatregelen en het openstellen van sectoren, maar het kabinet voorziet onvoldoende herstel van de advertentiemarkt om de compensatie via het Tijdelijk Steunfonds voor Lokale Informatievoorziening vóór het einde van het jaar stop te zetten.
Vraag 7:
In de komende periode werken Rijk en VNG samen om van inschatting van de kosten tot inzicht en definitieve afspraken te komen, wanneer kan c.q. moet hierover duidelijkheid zijn?
Antwoord:
Zoals in mijn brief van 28 mei jl. (Kamerstuk 35 420, nr. 43) vermeld, werken Rijke en VNG samen om op het gebied van de meerkosten en de inhaalzorg spoedig tot definitieve afspraken te komen. Het kabinet voert hierover overleg met gemeenten. Tegelijkertijd is het goed in beeld krijgen van de kosten een tijdrovend proces. Het kabinet streeft er naar in het najaar definitieve afspraken met gemeenten te kunnen maken.
Vraag 8:
Op welk totaalbedrag schat u de impact van de coronacrisis op lokale overheden op dit moment en kunt u deze bedragen uitsplitsen naar oorzaak?
Antwoord:
De totale financiële impact van de inkomstenderving voor medeoverheden in 2020 is op dit moment nog niet bekend. Met medeoverheden zal het kabinet deze impact monitoren. Zoals toegezegd in de kamerbrief van 28 mei jl. zal het kabinet waar nodig medeoverheden compenseren (Kamerstuk 35 420, nr. 43).
Vraag 9:
Er is 23 miljoen euro beschikbaar gesteld aan gemeenten voor kinderopvang, welke activiteiten en werkzaamheden hebben gemeenten specifiek extra moeten doen?
Antwoord:
De gemeenten spelen bij het aanbieden van de noodopvang een coördinerende rol. Dit wil zeggen dat gemeenten samen met scholen, kinderopvangorganisaties en gastouderopvang zorg droegen voor het aanbieden van noodopvang voor ouders die werkzaam waren in cruciale beroepsgroepen en of in de vitale sector. Gemeenten hebben hierbij de regie gevoerd. In de 7e aanwijzing aan veiligheidsregio’s van 3 april jl. hebben gemeenten verder de opdracht gekregen om ook voor kinderen van 0–4 jaar in kwetsbare situaties maatwerk te bieden (tot 8 juni).
Met de beschikbaar gestelde middelen konden gemeenten, scholen en opvangorganisaties financieel compenseren voor gemaakte kosten van noodopvang. De middelen zijn beschikbaar gesteld voor de periode 16 maart tot 1 juli. Eind juni wordt besloten of de noodopvang voor avond, nacht en weekenden gecontinueerd moet worden na 1 juli.
Vraag 10:
Hoe wordt de zogenaamde opschalingskorting uitgevoerd, in bedragen per jaar?
Antwoord:
De opschalingskorting voor gemeenten is in onderstaande tabel weergegeven.
Opschalingskorting (in miljoenen euro) |
|||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
Struc. in 2025 |
|
Absoluut |
60 |
60 |
60 |
60 |
60 |
70 |
90 |
110 |
130 |
135 |
140 |
Cumulatief |
60 |
120 |
180 |
240 |
300 |
370 |
460 |
570 |
700 |
835 |
975 |
Vraag 11:
Waarom wordt er vastgehouden aan de opschalingskorting?
Antwoord:
De VNG en het kabinet hebben in het interbestuurlijk programma diverse afspraken gemaakt, waaronder over passende financiële verhoudingen. Besluitvorming over de voortzetting van de schalingskorting is aan een nieuw kabinet.
Vraag 12:
Hoe verhoudt de opschalingskorting zich tot het toegezegde bedrag om de coronacrisis op te vangen?
Antwoord:
De opschalingskorting staat los van de coronacrisis. De VNG en het kabinet hebben in het interbestuurlijk programma diverse afspraken gemaakt, waaronder over passende financiële verhoudingen, en daarover geconcludeerd dat de ambities en financiële middelen in balans zijn.
De opschalingskorting, die door het kabinet Rutte-II is ingevoerd, is gebaseerd op schaalvoordelen wanneer gemeenten groter worden of meer met elkaar gaan samenwerken. Het kabinet ziet dat gemeenten op dit gebied eigen initiatief tonen. Besluitvorming over de voortzetting van de opschalingskorting is aan een nieuw kabinet.
Vraag 13:
Waarom is er besloten het accres niet toe te passen op extra uitgaven van de overheid voor coronamaatregelen?
Antwoord:
Voor het accres hebben coronamaatregelen uit het noodpakket geen gevolgen. Door het coronavirus is sprake van een plotselinge en uitzonderlijke situatie. Daarom geldt het reguliere uitgavenplafond niet voor de uitgaven uit het noodpakket. Daarmee verdwijnt ook de logica van een koppeling tussen de uitgaven uit het noodpakket en het accres.
Net als op andere domeinen voorziet het kabinet ook voor de medeoverheden in gerichte compensatie van de financiële gevolgen van de coronamaatregelen.
Vraag 14:
Wat betekent het dat voor de periode na 1 juni Rijk en medeoverheden samen optrekken bij de invulling van de nodige maatregelen en om de sociaaleconomische crisis het hoofd te bieden?
Antwoord:
Het pakket van de € 566 miljoen uit de brief van 28 mei jl. gaat grotendeels over de periode tot 1 juni 2020. Het is evident dat op die datum de gevolgen van corona allerminst voorbij zijn. Met de bedoelde zin brengt het kabinet tot uitdrukking dat de gezamenlijkheid van Rijk en gemeenten om de gevolgen van de crisis onder ogen te zien ook na 1 juni 2020 wordt voortgezet. Bijvoorbeeld treffen in augustus de fondsbeheerders en de gemeenten elkaar weer in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen. Daar worden de zaken bij elkaar gebracht met betrekking tot de gevolgen van de coronacrisis die op afzonderlijke tafels van vakdepartementen en medeoverheden zijn besproken en worden de uitkomsten in zijn totaliteit bezien.
Vraag 15:
Waarom kiest het kabinet er wel voor de parkeerbelasting en toeristenbelasting te compenseren maar geen andere tegenvallende inkomsten zoals door lagere inkomsten uit leges, meer kwijtschelding van lokale heffingen of andere effecten van de coronacrisis?
Antwoord:
De totale financiële impact van de inkomstenderving voor medeoverheden in 2020 is op dit moment nog niet bekend. Met de medeoverheden zal het kabinet deze impact monitoren. Zoals toegezegd in de kamerbrief van 28 mei jl. zal het kabinet waar nodig medeoverheden compenseren (Kamerstuk 35 420, nr. 43). Vanwege het directe effect op de inkomsten van de medeoverheden is daarop vooruitlopend ervoor gekozen al wel een compensatie voor de toeristen- en parkeerbelasting te geven.
Vraag 16:
Op welke wijze zal de verdeling van de compensatie voor tegenvallende belastinginkomsten worden verdeeld over gemeenten?
Antwoord:
De middelen zullen beschikbaar worden gesteld via een decentralisatie-uitkering. De verdeling vindt plaats naar rato van de verwachte jaaropbrengst. De verdeling vindt plaats naar rato van de verwachte jaaropbrengst van de betreffende belasting in de gemeentelijke begroting 2020 zoals gemeenten die via Iv3 hebben aangeleverd bij het CBS.
Vraag 17:
Welke voorwaarden worden er verbonden aan gemeenten voor de extra steunmaatregelen voor Corona in het kader van de coronamaatregelen, bijvoorbeeld een gemeentelijk ondersteuningspakket voor ondernemers (zoals extra ruimte terrassen en uitstel van belastingen), en het naar voren halen van investeringen en/of onderhoud?
Antwoord:
De middelen voor gemeenten uit het compensatiepakket waarover ik uw Kamer op 28 mei jl. informeerde (Kamerstuk 35 420, nr. 43) worden verstrekt via het gemeentefonds. Uitkeringen uit het gemeentefonds zijn vrij besteedbaar en om die reden is geen sprake van voorwaarden. Voor enkele eerder door het kabinet genomen maatregelen – zoals de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers – geldt dat de middelen via een specifieke uitkering van het verantwoordelijke vakdepartement worden verstrekt. Hierbij geldt zoals gebruikelijk de voorwaarde dat gemeenten over de besteding van de middelen verantwoording afleggen aan het Rijk.
Eventuele steunmaatregelen die gemeenten zelf treffen voor ondernemers en/of inwoners vallen onder de lokale autonomie; het Rijk stelt hieraan geen voorwaarden.
Vraag 18:
Wat wordt verstaan onder een «reële compensatie» voor hogere uitgaven en gederfde inkomsten? Hoe wordt voorkomen dat het uiteindelijk gaat om een blanco cheque?
Antwoord:
Het is voor een bestendige, gezamenlijke en slagvaardige overheid noodzakelijk dat medeoverheden hun reguliere taken waaronder vergunningverlening, en hun taken met betrekking tot participatie, zorg, jeugd, bewegen, vervoer, lokale culturele voorzieningen en watermanagement kunnen blijven uitvoeren.
Daarom hebben in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) van 23 april jl. het kabinet en de medeoverheden besloten een regiegroep in te stellen die de omvang van de problematiek in beeld brengt met nadruk op de financiële effecten en de daarbij voorgestelde oplossingsrichtingen, waaronder compensatie. Hierbij gaat het om een reëel beeld van de kosten, waarbij ook de inkomstenderving wordt meegenomen.
De hoogte en omvang van de reële compensatie vraagt een politiek bestuurlijke afweging.
Vraag 19:
In het gemeentefonds komt compensatie voor gederfde inkomsten voor de toeristenbelasting en parkeerbelasting, waarom wordt dit verdeeld conform de reguliere sleutels in het gemeentefonds, want er zijn natuurlijk gemeenten die geenparkeerbelasting hebben die geen toeristenbelasting hebben en er zijn gemeenten die door hun mono-economie zeer sterk afhankelijk zijn van toeristen en de toeristenbelasting, zoals bijvoorbeeld de Waddeneilanden? In hoeverre is de compensatie via het gemeentefonds eerlijk en redelijk als het gaat om de reële gederfde inkomsten?
Om een beeld te krijgen, wat zal de compensatie via het gemeentefonds zijn voor de Waddeneilanden als het gaat gederfde toeristenbelasting en wat zijn daar de reële gederfde inkomsten doordat er veel minder toeristen komen en dus ook minder toeristenbelasting?
Antwoord:
Zoals in het antwoord op vraag 16 is aangegeven zal de verdeling plaatsvinden naar rato van de verwachte jaaropbrengst van de betreffende belasting in de gemeentelijke begroting 2020 zoals gemeenten die via Iv3 hebben aangeleverd bij het CBS.
Voor alle gemeenten geldt dat zij 25% van de begrote inkomsten uit toeristenbelasting en 12,5% van de begrote inkomsten uit parkeerbelasting voor 2020 gecompenseerd krijgen. Deze methodiek is gekozen opdat er zo aansluiting is bij de inschatting van de reële (gederfde) inkomsten van de gemeenten (als ook de Waddeneilanden) zelf.
U ontvangt binnenkort van mij een brief waarin, in de bijlage, is opgenomen de verdeling van de compensatie voor de derving van de toeristen- en parkeerbelasting per gemeente.
Vraag 20:
a) Eerder is al compensatie beschikbaar gesteld voor gemeenten voor onder meer sportverenigingen (90 miljoen tot 1 juni 2020) en de uitvoering van de TOZO (2 miljard tot 1 juni 2020), hoe wordt hier na 1 juni 2020 omgegaan?
b) Hoeveel geld is voor de gemeenten meegenomen voor de uitvoering van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO) in het tweede noodpakket economie en banen vanuit het Ministerie van Sociale Zaken?
Antwoord:
Voor sport geldt dat op 29 april voor de jeugd en op 11 mei voor alle leeftijden alle buitensportaccommodaties weer zijn opengegaan. Voor de binnensport wordt dat in de week van 29 juni besloten. Uiteraard hebben sportverenigingen door de huidige maatregelen minder inkomsten, zoals bijvoorbeeld uit kantineverkopen en wedstrijdgelden, maar met het Sport specifieke steunpakket is de verwachting van de Minister voor Medische zorg en sport dat de sector voldoende geholpen is. Voor de commerciële sportaanbieders in het bijzonder geldt dat zij gebruik kunnen maken van de brede steunregelingen van het kabinet. De Minister voor medische zorg en sport houdt een vinger aan de pols of aanvullende steun benodigd is. Dat is mede afhankelijk van de verdere versoepelingen van maatregelen per 1 september.
Voor de Tozo geldt:
a) De kosten die gemeenten maken voor de uitvoering van de Tozo-1 en Tozo-2 worden door het Rijk vergoed. Gedurende de looptijd van Tozo-1 is aan gemeenten € 2 miljard bevoorschot. Inmiddels is een € 0,5 miljoen extra bevoorschot voor de afronding van Tozo-1 en de start van Tozo-2. Het gebruik van de regeling wordt gemonitord en waar nodig worden aan gemeenten nieuwe voorschotten verstrekt.
b) Op basis van een grove inschatting bedragen de budgettaire gevolgen voor Tozo-2 t/m eind september € 1,5 miljard. Naar verwachting komen de uitgaven voor levensonderhoud op € 1 miljard en voor kapitaalverstrekkingen op € 0,5 miljard. In deze bedragen zijn ook uitvoeringskosten meegenomen. De uitgaven voor kapitaalverstrekkingen zijn leningen, die in toekomstige jaren dienen te worden terugbetaald.
Vraag 21:
Waar zijn de toegezegde bedragen op gebaseerd?
Antwoord:
Om een indicatie te geven van het gebruik van de Tozo is een snelle monitoring opgezet. Een steekproef onder ongeveer 150 gemeenten verspreid over het land wordt vertaald naar een landelijk beeld. De resultaten van de snelle monitoring worden gebruikt voor een inschatting van de benodigde bevoorschotting. Achteraf worden gemeenten volledig financieel gecompenseerd voor het beroep op de Tozo. Gemeenten ontvangen een vergoeding van de uitgaven aan levensonderhoud en kapitaalverstrekkingen. Daarnaast ontvangen de gemeenten een vergoeding voor de uitvoeringskosten op basis van het aantal besluiten Tozo. Gemeenten ontvangen een vast bedrag per besluit op een aanvraag.
Vraag 22:
Waarom is er geen compensatie voor gemeenten ingesteld om mogelijk te maken dat sportvoorzieningen, culturele of andere maatschappelijke voorzieningen geen of minder huur hoeven te betalen vanwege de coronacrisis?
Antwoord:
– Voor de periode tot 1 juni 2020 heeft het kabinet steunmaatregelen getroffen op het gebied van sport- en lokale culturele voorzieningen. Voor steun aan lokale sportvoorzieningen heeft het kabinet besloten gemeenten voor een bedrag van € 90 miljoen te compenseren voor het kwijtschelden van de huurkosten aan sportverenigingen die geconfronteerd worden met inkomstenderving. Daarnaast gaat er € 20 miljoen naar sportverenigingen met een eigen accommodatie. Voor steun aan lokale culturele voorzieningen, heeft het kabinet besloten gemeenten voor een bedrag van € 60 miljoen te compenseren. Deze middelen lopen via het gemeentefonds en zijn vrij besteedbaar. Gemeenten mogen de middelen dus inzetten voor kwijtschelding van de huurkosten van culturele voorzieningen.
– Om steun te bieden aan maatschappelijke voorzieningen, in de zin van welzijnswerk, zijn op 12 juni 2020 aan de TOGS-regeling (Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren) van het Ministerie van EZK een drietal SBI-codes toegevoegd. Deze uitbreiding maakt aanspraak op financiële ondersteuning voor de dorpshuizen, gemeenschapshuizen en wijkcentra mogelijk. Dit betreft de dorpshuizen, gemeenschapshuizen en wijkcentra die niet vanuit de Wmo bekostigd worden.
Vraag 23:
Waarom worden de middelen voor isnstandhouding van lokale culturele voorzieningen toegevoegd aan de algemene uitkering en is er niet gekozen voor een decentralisatie-uitkering?
Antwoord:
In de algemene uitkering wordt reeds rekening gehouden met de kosten van gemeenten voor cultuur. Deze objectieve verdeelsleutel houdt op basis van eerder onderzoek zo goed mogelijk rekening met de kostenverschillen tussen gemeenten op het terrein van cultuur. Daarom is in overleg met de VNG besloten voor toevoeging aan de algemene uitkering. Zowel de algemene uitkering als een decentralisatie-uitkering maken onderdeel uit van het gemeentefonds en zijn vrij besteedbaar.
Vraag 24:
Op welke manier zal het provinciaal toezicht op de gemeentelijke financiën omgaan met tekorten bij gemeenten als gevolg van de coronacrisis bovenop de de financiële situatie in het sociaal domein?
Antwoord:
Wij zijn in gesprek met gemeenten en provinciaal toezichthouders. Deze laatste geven aan begrip te hebben voor de heel lastige situatie. De wettelijke toezichtskaders zijn uitgangspunt. In hun rol en taakopvatting in het algemeen proberen ze om in een zo vroeg mogelijk stadium met gemeenten eventuele financiële hobbels te identificeren en mee te denken in oplossingsrichtingen hiervoor. Ze geven het advies om de effecten van de coronacrisis zoveel mogelijk, bij voorkeur in een aparte paragraaf en in incidenteel en structureel opzicht, inzichtelijk (meerjarig) te maken naast de going concern exploitatie. Dit om een betere inschatting van de sluitendheid of een herstel daarvan zichtbaar te maken. Mocht er onverhoopt toch een situatie ontstaan van noodzaak tot preventief toezicht, dan kan de afzonderlijke corona-informatie aanleiding zijn tot maatwerk binnen die toezichtvorm.