Gepubliceerd: 2 oktober 2020
Indiener(s): Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA)
Onderwerpen: economie gezondheidsrisico's ict zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35479-11.html
ID: 35479-11
Origineel: 35479-2

Nr. 11 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 oktober 2020

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I wordt het voorgestelde artikel 14.7 als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De informatie die op grond van het eerste lid wordt verstrekt bestaat uit de totaalaantallen per Nederlandse gemeente en per uur van de mobiele eindapparaten die op enig moment in dat uur in die gemeente actief verbinding maakten met het openbare mobiele telecommunicatienetwerk van de betreffende aanbieder, uitgesplitst naar afgeleide herkomst van de houder van het mobiele eindapparaat.

2. Onder vernummering van het derde tot en met achtste lid tot zevende tot en met twaalfde lid worden na het tweede lid de volgende leden ingevoegd:

3. De totaalaantallen, bedoeld in het tweede lid, worden uitsluitend afgeleid uit de reeds op grond van artikel 11.5 door de aanbieder bewaarde verkeersgegevens van actieve verbindingen, waarbij per door het dekkingsgebied van een antenne bestreken gemeente volgens een door het CBS bepaalde verdeelsleutel wordt berekend hoe groot de kans is dat de actieve verbinding in die gemeente is gemaakt en het gebruikte eindapparaat aldus wordt meegewogen in het totaalaantal van die gemeente.

4. De afgeleide herkomst, bedoeld in het tweede lid, staat gelijk aan:

1°. de gemeente waar het eindapparaat gemiddeld over de afgelopen 30 dagen het grootste deel van de tijd verbinding heeft gemaakt met het openbare mobiele telecommunicatienetwerk van de betreffende aanbieder, waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de resultaten van de berekeningen bedoeld in het derde lid, of

2°. in geval van een buitenlands nummer, het land dat is af te leiden uit de mobiele landencode als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Nummerplan voor identiteitsnummers ten behoeve van internationale mobiliteit (IMSI-nummers), ingedeeld in negen categorieën, te weten:

– Duitsland;

– België;

– het Verenigd Koninkrijk;

– overige landen binnen Europa;

– landen in Noord-Amerika;

– landen in Zuid-Amerika;

– landen in Azië;

– landen in Afrika;

– landen in Oceanië,

5. Bij de totaalaantallen, bedoeld in het tweede lid, wordt geen informatie verstrekt over een totaalaantal met eenzelfde afgeleide herkomst dat kleiner is dan 15.

6. De informatie, bedoeld in het eerst lid, die betrekking heeft op een datum na inwerkingtreding van dit artikel wordt telkens eenmaal per 24 uur verstrekt.

3. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

7. Bij de verwerking ten behoeve van de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, worden de artikelen 11.5 en 11.5a waar nodig buiten toepassing gelaten. De aanbieders vernietigen de resultaten van de berekeningen, bedoeld in het derde lid, direct na het bepalen van de afgeleide herkomst overeenkomstig het vierde lid, onderdeel 1°, met betrekking tot de dertigste dag na de datum waar die resultaten betrekking op hebben.

4. In het tiende lid (nieuw) wordt «, bedoeld in het tweede lid,» vervangen door: overeenkomstig het derde en vierde lid.

5. In het elfde lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door: tiende lid.

B

Artikel II, tweede tot en met vierde lid, komt te luiden:

2. Artikel 14.7 van de Telecommunicatiewet vervalt met ingang van zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. Bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat artikel 14.7 van de Telecommunicatiewet op een eerder tijdstip vervalt.

3. Bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat artikel 14.7 van de Telecommunicatiewet op een later tijdstip vervalt, met dien verstande dat dit tijdstip steeds ten hoogste drie maanden na het tijdstip ligt waarop dit artikel zou vervallen.

4. De voordracht voor een koninklijk besluit als bedoeld in het tweede of derde lid, wordt niet eerder gedaan dan een week nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.

Toelichting

In deze toelichting worden de gewijzigde en nieuwe leden van het voorgestelde artikel 14.7, alsmede de wijziging van artikel II van het wetsvoorstel, kort toegelicht. Voor de toelichting op deze tweede nota van wijziging wordt tevens verwezen naar hetgeen hierover is gezegd in de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 oktober 2020 aan de Tweede Kamer.

Wijzigingen in het voorgestelde artikel 14.7 van de Telecommunicatiewet

Tweede en derde lid

Met de wijziging van het tweede lid (oud) wordt het lid voor de leesbaarheid ten eerste opgeplitst in vijf leden. In de tekst van het nieuwe tweede lid en het nieuwe derde lid wordt verduidelijkt dat uitsluitend de actieve verbindingen van mobiele eindapparaten met het openbare mobiele telecommunicatienetwerk worden gebruikt voor de totaalaantallen die op grond van het eerste lid moeten worden verstrekt aan het CBS ten behoeve van de wettelijke taak van het RIVM bij het bestrijden van het coronavirus. Onder «actieve verbindingen» wordt hier verstaan het telefoneren, sms’en of het opstarten van een dataverbinding via het mobiele netwerk. Van deze actieve verbindingen worden op grond van artikel 11.5 van de Telecommunicatiewet voor de daar genoemde doelen verkeersgegevens bewaard, tot uiterlijk zes maanden. Er wordt dus geen gebruik gemaakt van de verkeersgegevens die door de aanbieders slechts kort bewaard worden, zoals de «paraatstandgegevens», «timing advance gegevens» of het «paging systeem» waarmee voor een soepele afhandeling van oproepen periodiek gepeild wordt waar een toestel zich in het netwerk bevindt. Het wetsvoorstel voorziet dan ook uitdrukkelijk niet in een verplichting (en ook geen grondslag) om dergelijke gegevens langer te bewaren dan de aanbieders momenteel doen. Wel wordt er ten behoeve van de tellingen aan de hand van de verkeersgegevens berekend wat de kansen zijn dat een toestel zich bij de start van een actieve verbinding in een gemeente bevond. De uitkomst van deze berekeningen zijn de enige «nieuwe gegevens» die ontstaan. Met het nieuwe zevende lid wordt ook verduidelijkt dat deze gegevens na dertig dagen moeten worden vernietigd, zodra zij zijn gebruikt als input voor het vaststellen van de afgeleide herkomst voor de tellingen op de dertigste dag. Belangrijk is verder dat deze informatie (het resultaat van de berekening van de kans dat een toestel zich in een gemeente bevond) mede als gevolg van de bewerking die in het nieuwe derde lid wordt voorgeschreven, een minder precieze afgeleide is van de verkeersgegevens die de opsporings- en veiligheidsdiensten al kunnen opvragen. Hoewel de resultaten van deze berekeningen de tellingen statistisch relevanter maken, geven deze resultaten een minder getrouw beeld van de daadwerkelijke locatie waar het toestel zich bevond dan de brongegevens. Dit maakt dat deze «extra gegevens» geen bijdrage kunnen leveren voor opsporingsdiensten en veiligheidsdiensten.

Derde lid

In het derde lid (nieuw) wordt, naast het beperken tot de reeds door de aanbieder bewaarde verkeersgegevens van actieve verbindingen, ook geregeld dat de aanbieder ten behoeve van het verkrijgen van de totaalaantallen per gemeente, een bewerking uitvoert die de tellingen statistisch relevanter maakt en bovendien «statistische ruis» toevoegt. Deze methode draagt er aan bij dat de uiteindelijk aan het CBS te verstrekken totaalaantallen niet herleidbaar zijn tot identificeerbare individuen. Deze werkwijze zou worden voorgeschreven aan de aanbieders in de aanwijzingen op grond van het tiende lid (nieuw). Met dit nieuwe derde lid wordt deze anonimiserende methode vastgelegd in het wetsvoorstel. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de eerder genoemde brief van 2 oktober 2020.

Vierde lid

De aanpassing van het vierde lid (nieuw) verduidelijkt dat er door de aanbieder als gevolg van deze bepaling niet meer gegevens worden bewaard ten behoeve van het vaststellen van de afgeleide herkomst, dan de statistische afgeleiden van de brongegevens die de aanbieders zelf reeds bewaren.

Zevende lid

Het zevende lid (nieuw) maakt nogmaals duidelijk dat alle registraties van de gemeenten waar de telefoon aanwezig is geweest volgens de verdeelsleutel bedoeld in het derde lid, na dertig dagen worden vernietigd zodra de afgeleide herkomst met betrekking tot de dertigste dag is bepaald. De extra gegevens die tijdelijk ontstaan ten behoeve van het vaststellen van de afgeleide herkomst op grond van het wetsvoorstel worden daarmee eerder vernietigd dan de verkeersgegevens waaruit deze gegevens worden afgeleid, die de aanbieders al zelf bewaren op grond van artikel 11.5 van de Telecommunicatiewet.

Tiende lid

In het tiende lid (nieuw) is verduidelijkt dat de aanwijzing die de Minister van EZK in overeenstemming met de Minister van VWS kan opleggen aan een aanbieder, geen andere methodiek kan voorschrijven dan wat binnen de wettelijke bepalingen van het derde en vierde lid is vastgelegd over de manier waarop de totaalaantallen en de afgeleide herkomst tot stand worden gebracht.

Wijziging van artikel II

Met de wijzigingen van artikel II wordt de werkingsduur en mogelijkheid tot verlenging van dit wetsvoorstel gelijk getrokken met hetgeen daar in de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 over is bepaald.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer