Ontvangen 20 mei 2020
Vergaderjaar 2019–2020Gerealiseerde begrotingsgefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 39.075.594.000,-
Gerealiseerde begrotingsontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 1.896.181.000,-
Gerealiseerde premiegefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 58.467.127.000,-
Gerealiseerde premiegefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 260.000.000,-
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) over het jaar 2019 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid decharge te verlenen over het in het jaar 2019 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:
a. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
b. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
c. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
d. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
e. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2019;
b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2019 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2019, alsmede over de saldibalans over 2019 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
W. Koolmees
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Het jaarverslag van SZW bestaat uit vijf onderdelen: algemeen, beleidsverslag, jaarrekening, departementspecifieke informatie en bijlagen.
Algemeen
Het onderdeel algemeen omvat:
1. het verzoek tot dechargeverlening;
2. deze leeswijzer.
Beleidsverslag
Het beleidsverslag is opgebouwd uit vier onderdelen.
3. De paragraaf beleidsprioriteiten bevat een uiteenzetting op hoofdlijnen van de bereikte resultaten.
4. De beleidsartikelen verantwoorden meer in detail in hoeverre de doelstellingen van SZW zijn behaald. Tevens is hier de toelichting te vinden op opmerkelijke verschillen tussen de financiële realisatie en de vastgestelde begroting.
5. De niet-beleidsartikelen verantwoorden de financiële afwikkeling van de apparaatsuitgaven kerndepartement, de algemene uitgaven die niet aan de beleidsartikelen zijn toe te rekenen, en de onvoorziene uitgaven en loon- en prijsbijstellingen.
6. De bedrijfsvoeringsparagraaf geeft informatie over de bedrijfsvoering.
Jaarrekening
De jaarrekening is opgebouwd uit drie onderdelen:
7. de verantwoordingsstaat van het Ministerie van SZW;
8. de saldibalans, met de bij dit onderdeel behorende financiële toelichting;
9. de paragraaf WNT-verantwoording.
Departementspecifieke informatie
De departementspecifieke informatie gaat over de sociale fondsen SZW en over de gerealiseerde koopkrachtontwikkeling.
Bijlagen
De bijlagen betreffen de ingevolge de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) verplichte bijlagen over het toezicht op rechtspersonen met een wettelijke taak (rwt's) en zelfstandige bestuursorganen (zbo's), over afgerond evaluatie- en overig onderzoek en over externe inhuur. Daarnaast is een lijst van afkortingen opgenomen.
Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen
In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke tabel ‘Budgettaire gevolgen van beleid’. In de paragraaf beleidsprioriteiten wordt ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten komen een-op-een voort uit de administratie van SZW. De premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten zijn afgeleid uit de jaarverslagen van UWV en de SVB.
Rol en verantwoordelijkheid: taakverdeling Minister en Staatssecretaris
In de Comptabiliteitswet is in artikel 3.2 geregeld dat de Minister verantwoordelijk is voor het beheer van de begroting(en) van een ministerie. Daarom wordt de begrotingswet ondertekend door de Minister. Dit komt in de beleidsartikelen tot uitdrukking onder het kopje ‘Rol en verantwoordelijkheid’. De Staatssecretaris wordt hier niet expliciet genoemd. Het begrip Staatssecretaris komt in de Comptabiliteitswet niet voor. De verhouding tussen Minister en Staatssecretaris is in de Grondwet (artikel 46) geregeld. De Staatssecretaris wordt belast met een deel van de taken van de Minister. Minister en Staatssecretaris verdelen de taken onderling op aanwijzing van de Minister. Voor SZW betekent dit dat de Staatssecretaris verantwoordelijk is voor een groot aantal beleidsinstrumenten die in het jaarverslag zijn opgenomen, zoals in de beleidsartikelen 2 (o.a. macrobudget participatiewetuitkeringen), 4 (Wajong), 7 (kinderopvang), 9 (Anw), 10 (tegemoetkoming ouders) en 11 (uitvoeringskosten SVB).
Focusonderwerpen
De Tweede Kamer heeft als focusonderwerpen voor de verantwoording over 2019 de thema's «de onderbouwing van de ramingen van inkomsten en uitgaven» en «onderschrijdingen ten opzichte van het geraamde uitgavenkader» vastgesteld (Tweede Kamer, 31 865, nr. 135). Het kabinet zal, zoals vermeld in de brief van 4 juli 2019 (Tweede Kamer, 31 865, nr. 151), in het Financieel Jaarverslag Rijk specifiek aandacht besteden aan hoe onderuitputting en plafondonderschrijdingen zich verhouden tot de ramings- en begrotingssystematiek. Daarbij zal ook aandacht zijn voor de grootste over- en onderschrijdingen in 2019 en eerdere jaren.
Grondslagen voor de vastlegging en waardering
De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel. Sinds 1 januari 2018 vallen onder het Ministerie van SZW geen agentschappen meer.
Motie Schouw
In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt ervoor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de beleidsprioriteiten wordt teruggekomen op de landenspecifieke aanbevelingen zoals verwoord in de begroting.
Gegevens oude jaren
In dit jaarverslag worden ook kerncijfers gepresenteerd over jaren vóór 2019. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente informatie. Dit betekent dat deze cijfers kunnen afwijken van voorlopige gegevens die in vorige jaarverslagen werden gepresenteerd.
App SZW-cijfers
Meer kwantitatieve gegevens over de ontwikkelingen op het beleidsterrein van SZW zijn te vinden in de app «SZW-cijfers». Deze app bevat een groot aantal gegevens die SZW regelmatig actualiseert.
Afwijkingen van de RBV
Bij de budgettaire tabellen in het beleidsverslag wordt het verschil tussen de budgettaire raming uit de begroting 2019 en de realisatie voor het jaar 2019 toegelicht indien de afwijking tussen raming en realisatie groter is dan 5% van het begrotingsbedrag of groter is dan € 25 miljoen. Hiermee wordt afgeweken van de RBV-model 3.22e.
Groeiparagraaf
Net als in de begroting 2019 staan enkele tabellen met kerncijfers niet meer in de beleidsprioriteiten, maar in de beleidsartikelen. De paragraaf beleidsprioriteiten kan op deze wijze gerichter en leesbaarder worden gemaakt, zonder dat informatie verloren gaat. De tabellen «Netto arbeidsparticipatie van ouders» en «Gewerkte uren van moeders en vrouwen» staan nu in artikel 7 - Kinderopvang.
Op grond van de RBV is de opzet van de bijlage Toezichtsrelaties rwt's en zbo's aangepast.
Op het terrein van SZW zijn in 2019 belangrijke resultaten geboekt op de maatregelen uit het regeerakkoord. Daarmee worden urgente problemen aangepakt, onder andere op het gebied van de arbeidsmarkt, het pensioenstelsel en armoede en schulden. Maar dit is niet genoeg. Het kabinet wil verdere stappen zetten om de arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken en de structurele onevenwichtigheden aan te pakken. Het rapport van de Commissie Regulering van Werk (Commissie Borstlap) dat op 23 januari 2020 aan de Tweede Kamer is gestuurd vormt hiervoor een belangrijk vertrekpunt.
De economie en de werkgelegenheid kenden een positief beeld in 2019. De economie groeide in totaal met 1,7%. De werkgelegenheid is gegroeid. Het aantal vacatures is toegenomen tot 291.000. Het aantal werkenden nam ook toe. De werkloosheid is in 2019 gedaald tot een historisch laag niveau van 3,1% en later in het jaar weer licht gestegen. Dit komt doordat de mensen die geen betaald werk hadden werk zijn gaan zoeken en aangaven hier direct beschikbaar voor te zijn. Het werkloosheidspercentage in 2019 komt gemiddeld uit op 3,4%.
De koopkracht is in 2019 gegroeid. De mediane koopkrachtstijging kwam in 2019 uit op 1,0%. Dit is voornamelijk het gevolg van maatregelen van het kabinet om de lasten te verlichten. In 2019 is onder meer de eerste stap gezet naar de invoering van het tweeschijvenstelstel met lagere tarieven voor middeninkomens en zijn de algemene heffingskorting en arbeidskorting verhoogd. De hoger dan verwachte inflatie en lager dan verwachte contractloonstijging dempte de koopkrachtstijging licht.
Hieronder gaan we verder in op het beleid dat in 2019 is uitgevoerd en in gang is gezet. Dit doen we aan de hand van drie hoofdlijnen: 1) stimuleren van zekerheid en kansen in een nieuwe economie, 2) stimuleren dat mensen naar vermogen meedoen in de samenleving en 3) aandacht voor uitvoering en handhaving van beleid.
3.1.1 Zekerheid en kansen in een nieuwe economie: naar een nieuwe balans
Pensioenen
Het kabinet heeft met sociale partners een pensioenakkoord gesloten. Dat akkoord was hard nodig, want het pensioenstelsel is dringend aan vernieuwing toe. De gestegen levensverwachting, de veranderende arbeidsmarkt en ontwikkelingen op de financiële markten hebben de afgelopen jaren de kwetsbaarheden van het huidige stelsel blootgelegd. Daarom wordt de pensioenopbouw toekomstbestendig en persoonlijker en stijgt de AOW-leeftijd minder snel. Op basis van advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) hebben kabinet en sociale partners afspraken gemaakt over een robuuster en persoonlijker tweede-pijler pensioen dat beter past bij de moderne arbeidsmarkt. De infographic hieronder vat de gemaakte afspraken samen. Samen met de sociale partners is begonnen met het uitwerken van de afspraken uit het pensioenakkoord.
Tegelijk met het pensioenakkoord zijn maatregelen aangekondigd voor oudere werknemers die moeite hebben om op gezonde wijze door te werken tot aan hun pensioen. Dit hangt samen met de snelle verhoging van de AOW-leeftijd in recente jaren en doordat er in het verleden niet altijd voldoende aandacht is geweest voor duurzame inzetbaarheid. Dit vraagt van werkgevers en werknemers blijvende aandacht voor duurzame inzetbaarheid. Daarom wordt het tijdelijk mogelijk voor werkgevers om oudere werknemers die niet in staat zijn om gezond door te werken tot de AOW-leeftijd eerder en makkelijker uit te laten treden. Sociale partners zullen per sector maatwerkafspraken maken over duurzame inzetbaarheid en de mogelijkheden om vervroegd uit te treden met gebruikmaking van de tijdelijke RVU-vrijstelling.
Arbeidsmarkt in balans
We werken aan een arbeidsmarkt die in balans is. De Wet arbeidsmarkt in balans is in 2019 aangenomen door het parlement. Deze wet bevat maatregelen om de verschillen in kosten en de risico’s te verkleinen tussen vaste en flexibele contracten. In Nederland is een groot verschil tussen de bescherming die vaste en flexibele contracten bieden. Het vaste contract is heel vast en het flexibele contract heel flexibel. Werkgevers geven aan daarom huiverig te zijn hun werknemers een vast contract aan te bieden. De stapeling van kosten en risico’s schrikt hen af, waardoor flexcontracten goedkoper en aantrekkelijker lijken. Groepen werkenden belanden zo onnodig vaak in flexbanen en hebben nauwelijks perspectief op zekerheid. De Wet arbeidsmarkt in balans is een pakket van verschillende maatregelen. Hiermee krijgen mensen in een kwetsbare positie meer zekerheid in werk en inkomen terwijl flexwerk mogelijk blijft en voor werkgevers het vaste contract aantrekkelijker wordt.
Eind 2018 heeft het kabinet een pakket aan maatregelen voorgesteld dat de loondoorbetalingsverplichtingen van werkgevers makkelijk, duidelijker en goedkoper maakt. Daarmee worden de zorgen die met name kleine ondernemers hebben over loondoorbetaling verlicht. In 2019 is samen met de werkgevers en verzekeraars gewerkt aan een verzekering voor kleine werkgevers die het financiële risico rondom loondoorbetaling bij ziekte opvangt en hen ontzorgt. De MKB-verzuim-ontzorgpolis wordt vanaf 2020 door verzekeraars aangeboden.
Figuur 1 Werkzame beroepsbevolking: aandeel contractvorm naar opleidingsniveau (%)
Bron: CBS, Statline
Zelfstandigen
Het kabinet werkt hard aan de arbeidsmarktpositie van zelfstandigen. Uitgangspunt is dat wie voltijd werkt, van die inkomsten moet kunnen leven. Voor een aanzienlijk deel van de zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) is dat echter niet het geval. In 2017 had 8,6% van de zzp-huishoudens een inkomen onder het bestaansminimum tegenover 1,6% van de werknemers. Voor zzp’ers met lage tarieven is het bovendien onmogelijk om te sparen voor werkloosheid en om zich te verzekeren tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid. In het pensioenakkoord is daarom besloten tot het inrichten van een verplichte verzekering tegen arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen en is aan de sociale partners gevraagd deze in overleg met zzp-organisaties verder vorm te geven, met het oog op een kabinetsvoorstel. Ook verlagen we in stappen de zelfstandigenaftrek en verhogen we de arbeidskorting waardoor we het verschil tussen zzp’ers en werknemers verkleinen zonder dat zzp’ers (tot een inkomen van € 100.000) er op achteruit gaan. Deze maatregelen passen in het bredere streven van het kabinet om toe te werken naar een situatie waarin niet instituties en kosten bepalend zijn voor de vorm waarin arbeid wordt aangeboden, maar de aard van het werk dat gedaan moet worden. Met de bovengenoemde maatregelen verwachten we ook dat de positie van werkende armen verbetert.
Werk en zorg
Het kabinet kiest voor substantiële verlenging van het kraamverlof voor partners, om bij te dragen aan de ontwikkeling van het kind en gelijkwaardigheid op de arbeidsmarkt tussen man en vrouw. Sinds januari 2019 is daarom het geboorteverlof voor de partners verruimd van twee dagen naar een week. Vanaf 1 juli 2020 wordt dit verder aangevuld. Wie langer vrij wil, kan het eerste half jaar maximaal vijf weken extra geboorteverlof opnemen. In die periode hebben partners recht op een uitkering van 70 procent van het loon tot maximum dagloon. Het kabinet heeft kinderopvang aantrekkelijker gemaakt door te investeren in de betaalbaarheid en door maatregelen te nemen om de kwaliteit te verhogen. Daarom is in 2019 structureel € 248 miljoen geïntensiveerd in de kinderopvangtoeslag. Ook is de beroepskrachtkindratio aangepast van 1 beroepskracht per 4 baby’s naar 1 beroepskracht per 3 baby’s en is de pedagogisch beleidsmedewerker geïntroduceerd. In reactie op het advies van de commissie Vermeij heeft het kabinet aangekondigd in te willen zetten op een verhoging van de vaccinatiegraad binnen en buiten de kinderopvang via voorlichting en communicatie over het belang van vaccineren van kinderen. Daarnaast zal onderzoek worden gedaan naar vaccinatie als voorwaardelijke toegang tot de kinderopvang.
Bij het kindgebonden budget bleek dat in 2013-2019 deze toeslag niet altijd automatisch is toegekend, waar dat wel had gemoeten. In 2019 is begonnen met het herstel hiervan, en is € 160 miljoen aan herstelbetalingen uitbetaald.
Gezond en veilig werken
Werk mag niet leiden tot gezondheidsschade. Nog steeds worden veel werknemers ernstig ziek doordat zij op hun werk in aanraking komen met bijvoorbeeld kankerverwekkende stoffen. Beroepsziekten en arbeidsongevallen leiden tot (onnodige) uitval. In het belang van duurzaam inzetbare werknemers moeten deze misstanden worden tegengegaan. Dat kan onder meer door meer informatie en bewustwording bij werknemers en werkgevers. Er loopt daarom een meerjarige campagne om het aantal beroepsziekten terug te dringen. Daarnaast moeten werknemers die ziek zijn door hun werk sneller en eenvoudiger dan nu het geval is een schadevergoeding kunnen claimen. Dit stimuleert bovendien de werkgevers om meer bescherming te bieden. In 2019 is ook gewerkt aan de opzet van de regeling voor slachtoffers van het OPS-syndroom, de zogenaamde «schildersziekte». Deze is per 1 maart 2020 in werking getreden als «Regeling tegemoetkoming werknemers met CSE». De slachtoffers krijgen in 2020 recht op een eenmalige financiële tegemoetkoming van € 21.269. Tot slot is ook de Commissie vergemakkelijking schadeafhandeling beroepsziekten op 1 juli 2019 van start gegaan (de Commissie Heerts).
Internationaal
Nederland werkt aan een sociaal Europa en voert het gesprek over de toekomst van werk. Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) is in 2019 een verklaring aangenomen over de toekomst van werk. Deze mondiale agenda stelt de mens centraal, en omvat onder meer het belang van levenlang leren, en de noodzaak tot sociale bescherming in relatie tot nieuwe vormen van werk. Ook worden gezonde en veilige arbeidsomstandigheden aangemerkt als fundamenteel onderdeel van fatsoenlijk werk. In 2019 is voorts een nieuw IAO-verdrag aangenomen ter bestrijding van geweld en intimidatie op de werkvloer.
Ook binnen de EU geeft Nederland proactief richting aan de Europese besluitvormingsprocessen als invloedrijke gesprekspartner, langs de lijnen die het kabinet heeft geschetst in de Kamerbrief van 24 mei 2019 over de verdere ontwikkeling van de sociale dimensie van de EU. Ten aanzien van de Brexit zijn de belangen van Nederlandse burgers in het VK (en vice versa) voor de eerste periode na de uittreding geborgd middels het uittredingsakkoord en nationale contingency maatregelen.
3.1.2 Meedoen in de samenleving
Het kabinet stimuleert mensen om te werken. Werk is de sleutel tot een inkomen, maatschappelijke participatie en integratie. Sommige mensen ervaren drempels om een baan te vinden, zoals mensen met een arbeidsbeperking of met een migratie-achtergrond. Het kabinet heeft in 2019 werk gemaakt van het verder verlagen van deze drempels en gezorgd dat (meer) werken loont. Dat wordt onder meer geregeld in het wetsvoorstel dat de Wajong aanpast en dat in 2019 door de Tweede Kamer is aangenomen.
Breed offensief
Voor mensen met een beperking zijn we aan de slag met de aanpak «Het Breed Offensief». Het kabinet wil beter aansluiten op de behoeften en mogelijkheden van de mensen om wie het gaat. Daarnaast worden werkgevers geholpen mensen met een beperking in dienst te nemen. In 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van deze aanpak, in opvolging van de in 2018 aangekondigde maatregelen. In 2019 zijn wetswijzigingen voorbereid die in 2020 ingaan. Met het wetsvoorstel Breed offensief worden de Participatiewet en de Ziektewet gewijzigd, waaronder het vereenvoudigen en verbeteren van het instrument loonkostensubsidie. Het wetsvoorstel Vereenvoudiging banenafspraak vereenvoudigt de complexiteit van het huidige systeem. Uitgangspunt wordt dát iemand werkt.
Samen met UWV en de gemeenten heeft het kabinet maatregelen genomen om de werkgeversdienstverlening en de matching in arbeidsmarktregio's te verbeteren. In 2019 is extra geld beschikbaar gesteld voor het versterken van de arbeidsmarktregio's vanuit het programma «Perspectief op werk». Voor alle vijfendertig arbeidsmarktregio's wordt € 1 miljoen beschikbaar gesteld. Daarnaast is een wijziging van het besluit SUWI voorbereid met de ingangsdatum van 1 januari 2021. Hiermee wordt de regelgeving op het vlak van samenwerking van UWV en gemeenten in de arbeidsmarktregio’s en de werkgeversdienstverlening aangepast.
De Participatiewet is in 2019 geëvalueerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Het SCP heeft de Participatiewet getoetst met het oog op haar doelen, aannames en uitvoeringspraktijk. De evaluatie laat zien dat de baankans van jonggehandicapten met arbeidsvermogen is toegenomen. In vergelijking met de Wajong-groep is de baankans gestegen van 29% naar 38%. Hiermee zijn we met een belangrijke doelstelling van de Participatiewet op de goede weg. We zijn er echter nog lang niet. Uit de eindevaluatie komt ook naar voren dat de inkomenspositie van jonggehandicapten is verslechterd. Daarnaast blijkt dat de Wsw-groep, 11.000 mensen die eind 2014 op de Wsw-wachtlijst stonden, een 15% lagere baankans hebben sinds de invoering van de Participatiewet. Verder is de baankans voor de klassieke bijstandsgerechtigden laag (8%). Zoals benoemd in de kabinetsreactie, komen uit de evaluatie belangrijke aandachtspunten waar het kabinet de komende jaren verder aan wil werken.
Armoede en schulden
Het kabinet vindt dat armoede kinderen niet mag belemmeren bij hun ontwikkeling en talentontplooiing. In 2019 heeft het kabinet samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) vier ambities geformuleerd om de armoede onder kinderen te reduceren en acties gepresenteerd om deze ambities te realiseren. Uitgangspunt is om nagenoeg alle kinderen in armoede te bereiken, zodat ieder kind dat opgroeit in een gezin met een laag inkomen kan meedoen.
In 2019 heeft het kabinet maatregelen uitgevoerd en in gang gezet in het kader van het «Actieplan brede schuldenaanpak». Problematische schulden zijn ingrijpend voor wie er direct of indirect mee te maken heeft. Ook de maatschappelijk gevolgen zijn groot. Om schulden bespreekbaar te maken is het kabinet in 2019 een campagne gestart. Centraal staan schuldambassadeurs die voor hun schuldprobleem uitkomen. Om gemeenten expliciet toe te staan signalen van betalingsachterstanden te gebruiken, heeft het kabinet in 2019 een wetswijziging voorbereid voor de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Een correct toegepaste beslagvrije voet door alle beslagleggers draagt bij aan zekerheid van voldoende inkomen voor de schuldenaar.
Caribisch Nederland
Het kabinet heeft in 2019 een ijkpunt voor een sociaal minimum in Caribisch Nederland vastgesteld, een richtbedrag dat iemand tenminste nodig heeft om in de kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien. Hiermee is een belangrijke stap gezet om de levensomstandigheden van de inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Het richtbedrag is voor een alleenstaande vastgesteld op ongeveer 945 dollar per maand op Bonaire, 1.056 dollar op Sint Eustatius en 1.077 dollar op Saba. Om dit richtbedrag te bereiken moeten de kosten van basale uitgaven teruggebracht worden tot een redelijk niveau en moeten tegelijkertijd de inkomens van inwoners worden verhoogd. Per 1 januari 2019 en 1 januari 2020 zijn het wettelijk minimumloon, de uitkeringen en de kinderbijslag verhoogd. Verder neemt het kabinet in 2020 maatregelen om de kosten van levensonderhoud te verlagen, bijvoorbeeld als het gaat om de kosten voor wonen en kinderopvang.
Integratie
De snelste weg voor inburgeraars om mee te doen in de maatschappij is het leren van de Nederlandse taal en het vinden van een baan. Om dit te bereiken werkt het kabinet aan een nieuw inburgeringsstelsel. Het kabinet heeft de Tweede Kamer in 2019 geïnformeerd over de stand van zaken van het nieuwe stelsel. Tevens is de Tweede Kamer in 2019 geïnformeerd dat het nieuwe stelsel met een half jaar vertraging in werking treedt, namelijk per 1 januari 2021. Om de inrichting van het nieuwe stelsel nauw aan te laten sluiten op de gemeentelijke uitvoeringspraktijk, is een pilotprogramma opgesteld. In de pilots worden nieuwe instrumenten en werkwijzen getest. Daarnaast heeft het kabinet in 2019 € 20 miljoen beschikbaar gesteld aan gemeenten, onder andere voor de ondersteuning en begeleiding van de groep inburgeraars die nog op grond van de huidige wet aan de inburgeringsvereiste moet voldoen.
De arbeidsmarktpositie van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond blijft structureel achter. Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt kunnen veel getalenteerde en goed opgeleide mensen met een niet-westerse migratieachtergrond geen baan vinden. Het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) richt zich op loopbaanmomenten waar zij deze achterstand op de arbeidsmarkt oplopen. Het kabinet heeft in 2019 de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van VIA. Alle acht VIA-pilots zijn het afgelopen jaar uitgewerkt. Eén pilot is al afgerond, vier pilots lopen en drie starten in 2020. Uit onderzoek blijkt dat werkgevers in 2019 nog steeds discrimineren op migratieachtergrond, maar wel minder dan in 2015. Mensen met een migratieachtergrond hebben daardoor nog steeds minder kans om succesvol te solliciteren. Met het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie zet het kabinet in op het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt en het stimuleren van een inclusieve werkomgeving. In 2019 is de internetconsultatie van de Wet toezicht discriminatievrije werving en selectie gestart.
3.1.3 Aandacht voor uitvoering en handhaving van beleid
Uitvoering
Het kabinet maakt beleid dat werkt in de praktijk, met veel oog voor de uitvoering. Het is belangrijk dat de doelen die het kabinet nastreeft met beleid, ook uitvoerbaar zijn voor gemeenten, uitvoeringsorganisaties en andere betrokkenen. Dit betekent dat uitvoerders goed betrokken worden bij uitwerking en vormgeving van beleid en regelgeving, en met professionals wordt gekeken welke methoden voor re-integratie effectief zijn. Hierbij heeft het kabinet oog voor de complexiteit en impact van regelgeving, ook in relatie tot het doenvermogen van mensen.
In de uitvoering gaat veel goed, maar moet er ook veel worden verbeterd. Afgelopen jaar is een aantal trajecten in gang gezet om de uitvoering te verbeteren. De publicatie «Stand van de uitvoering» geeft een beeld van de uitdagingen. Bij UWV en de SVB gaat dat bijvoorbeeld over het toekomstbestendig en wendbaar maken van het IT landschap en over het bewaken van de balans tussen de opdrachten die aan de zbo’s zijn verleend en de middelen die hen hiervoor ter beschikking staan. Daarnaast is er aandacht voor de balans tussen het leveren van goede dienstverlening, efficiënte uitvoering en controle en handhaving.
Ook kabinetsbreed is er aandacht voor de uitvoering. In februari 2020 is een probleemanalyse opgeleverd met handelingsperspectieven bij 4 grote uitvoerders (BD, UWV, SVB en DUO). Daarnaast is begin januari een kabinetsreactie op het rapport «maatwerk in dienstverlening» aan de Tweede Kamer gezonden.
Vanuit het regeerakkoord is vanaf 2019 structureel € 70 miljoen beschikbaar voor persoonlijke dienstverlening door UWV aan mensen met een WW, WGA of Wajong uitkering. Met deze investering biedt UWV onder andere persoonlijke dienstverlening aan alle WW-gerechtigden met een zwakke en matige arbeidsmarktpositie. Uitgangspunt is persoonlijke dienstverlening op het juiste moment en op maat, gedurende de gehele WW-periode. Ook is UWV op 1 oktober 2019 gestart met een effectenonderzoek voor de dienstverlening WGA, waarbij drie groepen WGA-uitkeringsgerechtigden verschillende niveaus van activerende dienstverlening ontvangen.
In 2019 hebben UWV en SZW de balans opgemaakt rond de benodigde en beschikbare artsencapaciteit voor de uitvoering van sociaal-medische beoordelingen. UWV heeft het afgelopen jaar veel werk verzet om die balans te verbeteren. De voorraad herbeoordelingen die UWV moet verrichten, stijgt daardoor minder snel dan voorheen, maar er is nog altijd sprake van groei. Daarom worden er aanvullende maatregelen genomen om te zorgen dat in de toekomst iedere uitkeringsgerechtigde op het juiste moment een (nieuwe) sociaal-medische beoordeling krijgt. UWV heeft opdracht gekregen om taakdelegatie zo snel en zo breed mogelijk verdergaand in te voeren.
Handhaving
Het kabinetsbeleid is gericht op het bestrijden van fraude met uitkeringen. Misbruik van de sociale zekerheid ondermijnt het draagvlak voor het stelsel van sociale zekerheid. In 2019 is de aanpak van fraude verbeterd en is de handhaving in het sociaal domein verstevigd. De sociale zekerheid is doorgelicht op fraudegevoeligheid met behulp van drie externe onderzoeken: één bij de SVB, één over de Participatiewet en een breder onderzoek bij UWV. De onderzoeken bevestigen het beeld dat uitvoeringsorganisaties de risico’s die voortvloeien uit regelgeving in beeld hebben. Naar aanleiding van de fraude in de WW wordt de Tweede Kamer in meer detail geïnformeerd over de risico’s bij UWV. Dat gebeurt onder andere via de jaarlijkse signaleringsbrief (over risico’s bij UWV, SVB en gemeenten) en via de systematische risico-inventarisatie en -beheersing op basis van het afwegingskader.
Het kabinet investeert in de Inspectie SZW. Om de handhaving en fraudebestrijding te versterken is in het Regeerakkoord – geleidelijk oplopend naar 2022 – jaarlijks € 50 miljoen extra vrijgemaakt voor versterking van de handhavingsketen van de Inspectie SZW, conform het Inspectie Control Framework. Deze middelen zijn met name bedoeld voor de bevordering van een eerlijke arbeidsmarkt, de bevordering van gezond en veilig werken, en het aanpakken van schijnzelfstandigheid. In 2018 is begonnen met de versterking van de Inspectie SZW. Na jaren van daling, neemt het aantal medewerkers in de Inspectieketen toe. Na selectie, opleiding en training leidt dit tot meer inzetbare Inspectiecapaciteit. In 2019 hebben de eerste groepen inspecteurs hun opleiding en praktijkbegeleiding afgerond en zijn inzetbaar geworden. Zij zijn in 2020 ingezet in de programma’s. In 2019 is de Inspectie verder uitgebreid met 172 medewerkers, waarvan 99 inspecteurs en rechercheurs.
3.1.4 Kerncijfers
Handhaving sociale zekerheid
Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld door gedragsbeïnvloeding en voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld opleggen van boetes). In tabellen 1 en 2 is een overzicht gegeven van de kerncijfers op het gebied van handhaving bij UWV, SVB en gemeenten.
De kerncijfers opsporing van de SVB laten een flinke groei zien van het aantal opgespoorde overtredingen en het totale benadelingsbedrag. Deze stijging wordt veroorzaakt doordat in 2018 de handhaving op het inkomen van 16- en 17-jarigen met Kinderbijslag heeft stilgelegen. In 2019 is dit met terugwerkende kracht weer opgepakt. De gemiddelde incassoratio in het eerste invorderingsjaar is licht gestegen, maar bij de AOW en Algemene Nabestaandenwet sterk gedaald. De oorzaak hiervan is te vinden in het geringe aantal vorderingen waardoor de incassoratio per jaar een grillig verloop kan hebben.
De kerncijfers opsporing van UWV zijn stabiel, na een trendbreuk in 2018 veroorzaakt door een daling van aantal verstrekte WW-uitkeringen en automatische verrekening van inkomsten van WW-gerechtigden. De gemiddelde incassoratio in het eerste invorderingsjaar is licht gedaald, de gemiddelde incassoratio in het tweede invorderingsjaar laat een grotere afname zien. De reden voor de daling is niet bekend.
De kerncijfers van de gemeenten laten een stabiel beeld zien. De incassoratio van gemeenten blijft iets achter bij UWV en SVB. Dit is te verklaren door het vangnetkarakter van de Participatiewet.
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2017 | 2018 | 2019 | 2017 | 2018 | 2019 | 2017 | 2018 | 2019 | |
UWV1 | 19 | 8,3 | 9 | 47 | 26 | 25 | 7,6 | 4,9 | 4,8 |
SVB2 | 3,5 | 3,9 | 10,5 | 7,8 | 7,9 | 10,6 | 1,7 | 1,3 | 1,4 |
Gemeenten3 | 31 | 33 | 31 | 69 | 70 | 67 | 8,8 | 8,7 | 7,9 |
Totaal | ‒4 | ‒4 | ‒4 | 123 | 104 | 103 | 18 | 14 | 14 |
Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Om die reden toont deze kolom geen totaal. Uit CBS onderzoek naar de lopende vorderingen in maart 2019 (BDFS K – Gesplitste vorderingen) blijkt dat het aantal overtredingen circa 11% lager ligt dan het aantal vorderingen. CBS onderzoekt in 2020 of het mogelijk is de jaarlijkse gegevens hier structureel voor te corrigeren.
2017 | 2018 | 2019 | 2016 | 2017 | 2018 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Incassoratio (%) | na 1 jaar | na 1 jaar | na 1 jaar | na 2 jaar | na 2 jaar | na 2 jaar | na 3 jaar | na 3 jaar | na 3 jaar |
UWV1 | 23 | 28 | 22 | 48 | 51 | 39 | 65 | 63 | 58 |
SVB2 | 23 | 21 | 27 | 42 | 43 | 35 | 46 | 48 | 51 |
Gemeenten3 | 14 | 14 | 11 | 25 | 25 | 23 | 29 | 31 | 31 |
Totaal | 18 | 23 | 15 | 35 | 36 | 28 | 46 | 44 | 43 |
Geïnd bedrag (x € 1 mln)4 | |||||||||
UWV | 13 | 8 | 6,6 | 24 | 28 | 12 | 50 | 32 | 32 |
SVB | 2,2 | 1,9 | 2,5 | 4,5 | 4,1 | 3,2 | 5,2 | 5,1 | 4,8 |
Gemeenten | 11 | 11 | 8,3 | 20 | 20 | 18 | 23 | 25 | 24 |
Totaal | 26 | 27 | 17 | 50 | 51 | 33 | 78 | 62 | 61 |
Berekeningen SZW op basis van Jaarverslagen SZW, UWV en Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek CBS.
Re-integratie
Tabel 3 geeft weer hoeveel mensen met een arbeidsbeperking UWV aan het werk heeft geholpen. In 2019 vonden 13.100 mensen met een arbeidsbeperking een baan; iets minder dan in 2018. Deze daling doet zich vooral voor in de Wajong en de ZW. Omdat er in de Wajong geen nieuwe instroom met arbeidsvermogen meer is bestaat de doelgroep uit steeds moeilijker plaatsbare Wajongers. Ondanks dat is de streefwaarde wel behaald. In het kader van de WIA heeft UWV meer plaatsingen gerealiseerd. Dit is mogelijk het gevolg van de intensivering van de WGA-dienstverlening.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering | 500 | 400 | 300 | 400 | 300 | ‒1 | ‒ |
Mensen met recht op Ziektewetuitkering | 2.000 | 2.000 | 1.800 | 1.000 | 700 | ‒1 | ‒ |
Mensen met recht op WIA-uitkering | 2.400 | 2.400 | 2.500 | 2.900 | 3.500 | ‒ | ‒ |
Mensen met recht op Wajong | 8.400 | 7.700 | 8.400 | 9.000 | 8.600 | 8.000 | 600 |
Totaal | 13.300 | 12.500 | 13.000 | 13.300 | 13.100 | ‒ | ‒ |
Bron: UWV, Jaarverslag.
Deze paragraaf presenteert een totaaloverzicht van de uitgaven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid (SZ) voor het jaar 2019. Eerst wordt de opbouw van de totale uitgaven onder het SZ-plafond weergegeven, onderverdeeld naar begrotings- en premiegefinancierde uitgaven. Daarna wordt inzicht gegeven in de onderverdeling van de uitgaven onder het SZ-plafond naar de verschillende regelingen. Ten slotte worden de uitgavenmutaties sinds de begroting 2019 gegroepeerd weergegeven en vindt toetsing van de SZ-uitgaven aan het plafond plaats.
Om een goede vergelijking te maken tussen begrote en gerealiseerde uitgaven zijn de uitgaven van de begroting 2019 (prijzen 2018) omgerekend naar prijzen 2019. Daarnaast worden in deze paragraaf de ontvangsten in mindering gebracht op de uitgaven (netto SZ-uitgaven). Om deze twee redenen wijken de gepresenteerde uitgaven af van de uitgaven zoals opgenomen in de beleidsartikelen.
Uit tabel 4 is af te leiden dat de totale uitgaven onder het SZ-plafond € 0,5 miljard lager zijn uitgekomen dan voorzien bij de begroting 2019. De uitgaven onder het SZ-plafond bestaan uit begrotingsgefinancierde uitgaven en premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden uit belastinginkomsten betaald, de premiegefinancierde uitgaven worden voornamelijk door middel van premies gefinancierd. Het merendeel van de uitgaven op de SZW-begroting valt onder het uitgavenplafond SZ.
Realisatie | Begroting | Verschil | |
---|---|---|---|
2019 | 2019 | 2019 | |
Totaal uitgaven begrotingsgefinancierd | 39.076 | 36.678 | 2.398 |
-/- Correctie dubbeltelling rijksbijdragen | 17.427 | 14.246 | 3.181 |
-/- Uitgaven R-plafond | 498 | 651 | ‒ 153 |
-/- Correctie ontvangsten begrotingsgefinancierd | 584 | 595 | ‒ 11 |
A. SZ-uitgaven begroting | 20.566 | 21.185 | ‒ 619 |
Totaal uitgaven premiegefinancierd | 58.467 | 58.424 | 43 |
-/- Correctie ontvangsten premiegefinancierd | 260 | 310 | ‒ 50 |
B. SZ-uitgaven premie | 58.207 | 58.114 | 93 |
C. Integratie-uitkering sociaal domein | 1.987 | 1.933 | 55 |
Totaal SZ-uitgaven (A + B + C) | 80.760 | 81.232 | ‒ 471 |
Op de totaaltelling van de uitgaven vindt een correctie plaats om dubbeltelling te voorkomen die ontstaat doordat sociale fondsen voor een deel gefinancierd worden uit begrotingsmiddelen. Deze zogeheten rijksbijdragen worden verantwoord op artikel 12 van dit jaarverslag. Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds. De opbrengsten van de AOW-premie zijn namelijk onvoldoende om de ouderdomsuitgaven (AOW) te dekken.
De apparaatsuitgaven en enkele andere uitgaven, waaronder subsidies en opdrachten, behoren tot de uitgaven onder het plafond Rijksbegroting en zijn daarom niet relevant voor het SZ-plafond. Deze uitgaven worden in mindering gebracht op de totaaltelling.
Voor het gedeelte van de ontvangsten dat tot de niet-belastingontvangsten wordt gerekend, wordt eveneens gecorrigeerd. De gerealiseerde begrotingsontvangsten onder het SZ-plafond wijken af van de totale ontvangsten van SZW. De ontvangsten onder uitgavenplafond Rijksbegroting en de niet-plafondrelevante ontvangsten (voornamelijk werkgeversbijdragen kinderopvangtoeslag) worden immers niet onder het SZ-plafond meegenomen.
Rekening houdend met deze correctie bedragen de begrotingsgefinancierde uitgaven onder uitgavenplafond SZ in 2019 € 20,6 miljard, de premiegefinancierde uitgaven bedragen € 58,2 miljard.
Uitgavenontwikkeling
Tabel 5 toont een onderverdeling van de uitgaven die vallen binnen het SZ-plafond naar de verschillende regelingen. Wederom is het startpunt de begroting 2019. Ontvangsten worden in mindering gebracht op de uitgaven.
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Begroting | Verschil | |
---|---|---|---|---|---|
2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Arbeidsmarkt | |||||
LIV/LKV/Jeugd-LIV | 0 | 474 | 799 | 926 | ‒ 127 |
Werkloosheid | |||||
WW-uitgaven (werkloosheid) | 4.810 | 4.102 | 3.656 | 3.305 | 352 |
Macrobudget participatiewetuitkeringen (bijstand) en intertemporele tegemoetkoming | 5.901 | 6.216 | 6.085 | 6.216 | ‒ 131 |
Arbeidsongeschiktheid/Ziekte en zwangerschap | |||||
WIA/WAO/WAZ/Wajong | 12.569 | 12.806 | 13.302 | 13.116 | 186 |
ZW/WAZO | 2.683 | 2.803 | 3.061 | 2.795 | 266 |
Ouderdom/Nabestaanden | |||||
AOW | 36.466 | 37.195 | 38.539 | 37.313 | 1.225 |
Inkomensondersteuning AOW | 946 | 930 | 945 | 937 | 8 |
Anw | 399 | 377 | 356 | 357 | ‒ 1 |
Kinderopvang en kindregelingen | |||||
KOT | 2.273 | 2.651 | 3.088 | 2.918 | 171 |
AKW/WKB | 5.195 | 5.273 | 5.742 | 5.495 | 247 |
Re-integratie/Participatie | |||||
Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid | 89 | 175 | 171 | 212 | ‒ 41 |
Participatiebudget gemeenten | 2 | 0 | 1 | 0 | 1 |
Integratie-uitkeringen sociaal domein | 2.636 | 2.556 | 1.987 | 1.933 | 55 |
Uitvoeringskosten en overige uitgaven | |||||
Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.) | 2.023 | 1.950 | 1.973 | 1.978 | ‒ 5 |
Overige uitgaven | 1.153 | 1.587 | 1.055 | 1.383 | ‒ 327 |
Nominale ontwikkeling | 0 | 0 | 0 | 2.349 | ‒ 2.349 |
Totaal SZ-uitgaven | 77.142 | 78.622 | 80.760 | 81.232 | ‒ 471 |
Arbeidsmarkt
De uitgaven aan arbeidsmarkt vallen € 127 miljoen lager uit dan begroot. Dit is voornamelijk het gevolg van lagere uitgaven aan het Loonkostenvoordeel (LKV), doordat het gebruik achterbleef bij de verwachting.
Werkloosheid en Bijstand
De uitkeringslasten WW komen € 352 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening gehouden wordt met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 216 miljoen hoger dan begroot. De hogere uitkeringslasten komen met name doordat het aantal WW-uitkeringen en de gemiddelde prijs ervan hoger uitvallen. Ook is het verhaal op overheidswerkgevers (terugontvangst) lager dan geraamd.
De uitgaven aan het Macrobudget Participatiewetuitkeringen en de intertemporele tegemoetkoming vallen samen € 131 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening gehouden wordt met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 264 miljoen lager dan begroot. Dit komt met name door een lagere werkloosheid dan eerder gedacht in 2019 en de verwerking van de lager uitgevallen realisaties van 2018. Daarnaast zijn er beleidseffecten die tot een neerwaartse bijstelling hebben geleid.
Arbeidsongeschiktheid en Ziekte en zwangerschap
De uitgaven voor arbeidsongeschiktheid en ziekte en zwangerschap zijn € 452 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening gehouden wordt met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 2 miljoen lager dan begroot. De IVA komt hoger uit dan begroot, de WGA lager. Dit komt door een hoger dan verwachte doorstroom van WGA naar IVA. Per saldo is het effect klein. De WAO, WAZ en Wajong komen alle drie lager uit dan begroot. De ZW komt hoger uit dan begroot. De voornaamste oorzaak is een groter aantal uitkeringen voor flexkrachten en ziekte bij zwangerschap.
Ouderdom en Nabestaanden
De AOW-uitgaven zijn € 1.225 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling is de realisatie € 117 miljoen lager dan begroot. Dit wordt voornamelijk verklaard doordat het aantal AOW’ers iets lager uitviel dan verwacht doordat de sterfte in 2018 hoger uitviel dan verwacht.
De uitkeringslasten Anw zijn € 1 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling is de realisatie € 9 miljoen lager dan begroot.
Kinderopvang en Kindregelingen
Het saldo van de uitgaven en ontvangsten Kinderopvangtoeslag is € 171 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 50 miljoen hoger dan de begroting. Dit wordt met name verklaard door een hoger gebruik van kinderopvang dan was voorzien. In 2019 is voor bijna € 250 miljoen geïnvesteerd in de betaalbaarheid van de kinderopvang. Waarschijnlijk hebben ouders sterker op deze intensivering gereageerd dan verwacht (gedragseffecten), waardoor de stijging van het gebruik hoger is uitgevallen.
De uitgaven aan AKW en WKB zijn € 247 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 150 miljoen hoger dan bij begroting. Dit is het saldo van meerdere, deels tegengestelde, effecten. Begin 2019 is de omissie in de uitvoering van het kindgebonden budget aan het licht gekomen. De daaropvolgende herstelactie heeft tot hogere uitgaven geleid. De overige uitgaven kindgebonden budget zijn lager uitgekomen, onder meer door positievere inkomensontwikkeling dan eerder verwacht.
Re-integratie en Participatie
In 2019 is € 41 miljoen minder uitgegeven aan re-integratie arbeidsongeschikten dan begroot. Dit bestaat uit lagere uitgaven aan re-integratie Wajong (€ 16 miljoen) en lagere uitgaven aan re-integratie WIA/WAO/WAZ (€ 25 miljoen).
Uitvoeringskosten en overige uitgaven
De uitvoeringskosten van onder andere UWV en de SVB komen € 5 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstellingen, is de realisatie € 53 miljoen lager dan begroot.
De overige uitgaven zijn € 327 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit komt onder andere doordat het grootste deel van de reserveringen op artikel 99 (onvoorzien) à € 118 miljoen is overgeboekt naar de betreffende beleidsartikelen.
Toetsing aan het plafond
Tabel 6 laat de ontwikkeling van het SZ-plafond en de netto SZ-uitgaven zien voor het jaar 2019. De SZ-uitgaven worden getoetst aan het plafond.
Uitgaven | |
SZ-uitgaven bij indiening Miljoenennota 20191 | 81.232 |
Budgettaire mutaties | ‒ 471 |
SZ-uitgaven jaarverslag 2019 | 80.760 |
Uitgavenplafond (ijklijn) | |
IJklijn SZ-uitgaven bij Miljoenennota 2019 | 81.705 |
IJklijnmutaties | ‒ 141 |
IJklijn SZ-uitgaven jaarverslag 2019 | 81.564 |
Kadertoetsing (over-/onderschrijding ijklijn) bij indiening Miljoenennota 2019 | ‒ 473 |
Kadertoetsing (over-/onderschrijding ijklijn) jaarverslag 2019 | ‒ 804 |
Uitgaven
De geraamde SZ-uitgaven van € 81,2 miljard ten tijde van de begroting 2019 zijn uitgekomen op € 80,8 miljard bij het jaarverslag 2019. Bovenstaand zijn de grootste mutaties toegelicht.
Uitgavenplafond
Het plafond 2019 is € 0,1 miljard lager vastgesteld dan in de begroting 2019 is opgenomen. De voornaamste oorzaak is een bijstelling van het plafond als gevolg van de nominale ontwikkeling van uitkeringsregelingen. Daarnaast is het plafond bijgesteld vanwege overboekingen tussen de plafonds, statistische correcties en voor de niet-beleidsmatige mutaties in de WW en bijstand. Het plafond voor 2019 is uiteindelijk vastgesteld op € 81,6 miljard.
Toetsing SZ-uitgaven aan uitgavenplafond
Door de lagere SZ-uitgaven ten opzichte van de begroting en de (relatief kleinere) neerwaartse bijstelling van het plafond is er sprake van een onderschrijding van het plafond. Per saldo is er bij jaarverslag 2019 € 0,8 miljard minder uitgegeven dan het voor 2019 geldende plafond.
Artikel | Naam artikel | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | Geheel artikel? |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | Arbeidsmarkt | Nee1 | |||||||
2 | Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet2 | Ja2 | |||||||
3 | Arbeidsongeschiktheid | Nee3 | |||||||
4 | Jonggehandicapten | Ja | |||||||
5 | Werkloosheid | Ja | |||||||
6 | Ziekte en zwangerschap | Ja | |||||||
7 | Kinderopvang | Ja | |||||||
8 | Oudedagsvoorziening | Nee4 | |||||||
9 | Nabestaanden | Ja | |||||||
10 | Tegemoetkoming ouders | Ja | |||||||
11 | Uitvoering | Ja | |||||||
12 | Rijksbijdragen5 | N.v.t. | |||||||
13 | Integratie en maatschappelijke samenhang | Ja |
De doorlichting uit 2013 besloeg het toenmalige artikel 43 van de begroting van SZW, ‘Arbeidsverhoudingen’.
De beleidsdoorlichting is als IBO (Interdepartementaal Beleidsonderzoek) “Geschikt voor de arbeidsmarkt’ in april 2017 opgeleverd.
Het artikel Rijksbijdragen is een technisch artikel. Er wordt op basis van dit artikel geen specifiek beleid gevoerd. Om die reden wordt dit artikel niet doorgelicht. De evaluatie van het beleid waarvoor deze rijksbijdragen zijn bedoeld, vindt plaats wanneer de artikelen waar dit beleid onderdeel van is, worden doorgelicht.
Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link. Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie «Bijlage 2. Afgerond evaluatie- en overig onderzoek».
Asielgerechtigde nieuwkomers die inburgeringsplicht hebben, kunnen via het sociaal leenstelsel een bijdrage krijgen om hun inburgeringsonderwijs te bekostigen. Slechts ingeval deze nieuwkomers onvoldoende inspanningen hebben verricht om het inburgeringsdiploma of NT2-diploma tijdig te behalen dient de lening terugbetaald te worden. Overige nieuwkomers kunnen een beroep doen op het sociaal leenstelsel wanneer zij niet over voldoende middelen beschikken om hun inburgering zelf te bekostigen. In tegenstelling tot de eerste groep dienen zij de lening wel terug te betalen.
In beide gevallen geldt dat de lening niet wordt uitbetaald aan de nieuwkomer maar rechtstreeks aan de onderwijsinstantie.
Voor deze leningen is er geen risicovoorziening ingesteld omdat eventuele verliezen via de begroting worden opgevangen.
Artikel | Omschrijving | Uitstaande lening | Looptijd lening | Totaalstand risicovoorziening 2018 | Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2019 en 2018 |
---|---|---|---|---|---|
13 Integratie en maatschappelijke samenhang | Leningen inburgering | 350.758 | divers | 0 | 0 |
Bron: DUO, administratie.
De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en –voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.
De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.
De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.
De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:
– gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);
– arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);
– arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);
– toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);
– Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);
– maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Wet aanpak schijnconstructies (Was);
– de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl).
Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.
De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;
– de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;
– het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;
– het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;
– het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;
– het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;
– het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;
– de handhaving van de wet- en regelgeving door de Inspectie SZW.
De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.
Wet tegemoetkomingen loondomein
In de zomer van 2019 is, ter dekking van de maatregelen in het Pensioenakkoord, een besparing op de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) afgesproken. Het gaat om de halvering van het hoge Lage-inkomensvoordeel (LIV) en het Jeugd-LIV per 2020 en de afschaffing van het Jeugd-LIV per 2024. Daarnaast is afgesproken dat werkgevers in overleg met het kabinet een effectievere invulling van de Wtl gaan onderzoeken.
Wet arbeidsmarkt in balans (Wab)
De Wab (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 074, nr. 3) is in 2019 door zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer aangenomen en bijna alle onderdelen zijn op 1 januari 2020 in werking getreden. Per 1 januari treedt, naast het recht voor payrollkrachten op een adequaat pensioen, ook het Besluit compensatie transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming in werking.
Vervanging Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA)
Er is in 2019 voortgang geboekt op de verschillende trajecten op het zzp dossier, zoals ten aanzien van de webmodule ten behoeve van het vaststellen van de arbeidsmarktpositie. Deze voortgang is echter langzamer dan oorspronkelijk gepland. Implementatie van de webmodule is verwacht voor 2020 (Tweede Kamer, 2019-2020, 31 311, nr. 220).
Leven Lang ontwikkelen (LLO)
In 2019 is de subsidie Stimuleringsregeling Leren en Ontwikkelen met een omvang van bijna € 50 miljoen voor het MKB ontwikkeld. Mkb-ondernemers kunnen vanaf maart 2020 subsidie aanvragen om het ‘leven lang ontwikkelen’ in de onderneming mogelijk te maken. Daarnaast zijn er ook middelen beschikbaar voor bedrijven in sectoren die voor wat betreft de personele inzet sterk seizoensafhankelijk zijn.
Een ander spoor van het meerjarig actieprogramma LLO ziet op het versterken van een leercultuur in het mkb (Tweede Kamer, 2018-2019, 30 012, nr. 92). In 2019 is door SZW € 0,3 miljoen bijgedragen aan de subsidieregeling MKB!dee (experimentele regeling van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat).
Herziening wettelijk minimumloon
Per 1 juli 2019 is het wettelijk minimumloon voor 21-jarigen verhoogd naar 100% van wettelijk minimumloon voor volwassenen. Voor 18-, 19-, 20-jarigen is het percentage van het wettelijk minimumloon voor volwassenen verder omhoog gegaan.
Herziene Detacheringsrichtlijn
Het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene Detacheringsrichtlijn is in december 2019 bij de Tweede Kamer ingediend (Tweede Kamer, 2019-2020, 35 358, nr. 2). Het streven is erop gericht om het wetsvoorstel tijdig, dat wil zeggen uiterlijk 30 juli 2020, vast te stellen.
Meldingsplicht voor dienstverleners uit de Europese Unie (EU)
De meldingsplicht voor dienstverleners uit andere EU-lidstaten is in 2019 volgens plan voorbereid en gaat in op 1 maart 2020.
Brexit
Op 31 januari jongstleden is het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de EU getreden. Het VK en de EU bereikten op 17 oktober 2019 een akkoord over de voorwaarden voor het vertrek van het VK uit de EU en een overgangsperiode. Deze overgangsperiode duurt tot en met 31 december 2020.
Programma Preventie van beroepsziekten
Het programma Preventie Beroepsziekten richt zich op het voorkomen van nadelige gezondheidseffecten als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen. Onder andere is gewerkt aan methoden die veilig werken met gevaarlijke stoffen tot een automatisme moeten maken. Daarnaast is bestaande kennis toegankelijk gemaakt door middel van halfjaarlijkse symposia en roadshows en is het toepassen van innovaties gestimuleerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 25 883, nr. 347).
Versterking arbeidsgerelateerde zorg en evaluatie van de wetswijziging Arbeidsgerelateerde zorg
In 2019 zijn onderzoeken gestart om na te gaan wat het effect van de wetswijziging en de beleidsmatige inzet op het versterken van de arbeidsgerelateerde zorg is geweest. Parallel zijn bedrijfsartsen gestimuleerd om de veranderde rol, gericht op preventie, vorm te geven en hierbij effectief samen te werken met andere arbodeskundigen.
Effectieve interventiemix
Met subsidies zijn brancheorganisaties, werkgevers- en werknemersverenigingen gestimuleerd initiatieven te nemen op het gebied van eerlijk, gezond en veilig Werk. Er zijn bijeenkomsten georganiseerd om kennis en ervaring op dit beleidsterrein te delen (Tweede Kamer, 2019-2020, 25 883, nr. 368). Een voor enkele mbo-opleidingen ontwikkeld lesprogramma vraagt in een vroeg stadium aandacht voor gezond en Veilig werken.
Innovatie van de Arbobeleidscyclus
Uit onderzoek naar de wijze waarop werkgevers uitvoering geven aan de kernverplichtingen uit de Arbowet blijkt dat hier ruimte voor verbetering is. Deze bevindingen worden meegenomen in het traject Arbovisie 2040. Een meerjarenplan moet de naleving van de verplichte Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) verbeteren (Tweede Kamer, 2019-2020, 25 883, nr. 372).
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 15.444 | 20.914 | 20.064 | 486.041 | 816.502 | 952.905 | ‒ 136.403 |
Uitgaven | 17.487 | 19.385 | 15.854 | 486.149 | 813.555 | 951.468 | ‒ 137.913 |
Inkomensoverdrachten | 0 | 3.427 | 1.805 | 473.582 | 798.804 | 925.629 | ‒ 126.825 |
Vakantiedagen | 0 | 3.427 | 1.805 | 21 | 7 | 0 | 7 |
Lage-inkomensvoordeel | 0 | 0 | 0 | 473.561 | 509.639 | 503.629 | 6.010 |
Minimumjeugdloonvoordeel | 0 | 0 | 0 | 0 | 123.754 | 130.000 | ‒ 6.246 |
Loonkostenvoordelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 165.404 | 292.000 | ‒ 126.596 |
Subsidies | 3.558 | 3.049 | 3.173 | 1.712 | 1.877 | 3.725 | ‒ 1.848 |
Opdrachten | 13.737 | 8.948 | 6.807 | 6.716 | 7.642 | 13.330 | ‒ 5.688 |
Bekostiging | 192 | 145 | 125 | 100 | 675 | 100 | 575 |
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 4.792 | ‒ 4.792 |
Ministerie van EZK | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 3.800 | ‒ 3.800 |
Ministerie van VWS | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 992 | ‒ 992 |
Bijdragen aan agentschappen | 0 | 3.816 | 3.944 | 4.039 | 4.557 | 3.892 | 665 |
RIVM | 0 | 3.816 | 3.944 | 4.039 | 4.557 | 3.892 | 665 |
Ontvangsten | 22.203 | 24.552 | 29.240 | 16.717 | 10.904 | 24.000 | ‒ 13.096 |
Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) bestaat sinds 2017. Het doel van het LIV is het stimuleren van werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De tegemoetkoming in de loonkosten wordt betaald aan werkgevers die werknemers in dienst hebben met een loon tussen 100% en 125% van het Wml. Er is in 2019 in totaal € 510 miljoen uitgekeerd aan ruim 95.000 werkgevers en circa 439.000 werknemers.
Het minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV) bestaat sinds 2018 en is in 2019 voor het eerst uitbetaald. Het is geïntroduceerd als compensatie aan werkgevers voor de verhoging van het minimumjeugdloon per 1 juli 2017. Per 1 juli 2019 is het minimumloon voor jongeren andermaal omhooggaan. Er is in 2019 in totaal € 124 miljoen uitgekeerd aan ruim 72.000 werkgevers en ruim 235.000 werknemers.
De Loonkostenvoordelen (LKV’s) bestaan sinds 2018 en zijn in 2019 voor het eerst uitbetaald. Er zijn vier typen LKV: LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten, LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten en LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. De LKV’s zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel werkgevers te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Er is in 2019 in totaal € 165 miljoen uitgekeerd aan ruim 18.000 werkgevers voor het LKV Ouderen, ruim 8.000 voor het LKV Arbeidsgehandicapten, circa 1.000 voor het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten en ruim 9.000 voor het LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Daarbij ging het in totaal om ruim 92.000 werknemers. De uitgaven waren in 2019 lager dan begroot, doordat het gebruik van de LKV’s achterbleef bij de verwachting.
In 2019 is voor € 1,9 miljoen aan subsidie verstrekt. Het gaat hierbij om subsidies voor bijvoorbeeld Stichting van de Arbeid en de stichting Fairwork, Ook is subsidie gegeven voor duurzame inzetbaarheid in het mkb, het programma Beroepsziekten en het programma voor Arbeidsgerelateerde zorg. Het subsidiebudget is niet volledig uitgeput. Een deel van de middelen (€ 0,3 miljoen) is overgeboekt naar EZK en wordt daar op de begroting verantwoord. Daarnaast zijn enkele subsidies vertraagd en komt voor een gedeelte van de subsidies de eindafrekening pas in 2020.
Voor totaal € 7,7 miljoen is besteed uit het opdrachtenbudget. Het betreft een groot aantal kleine opdrachten en onderzoeken die qua uitgaven beperkt zijn. Het budget is niet volledig uitgeput. Totaal is € 3,3 miljoen overgeboekt naar andere begrotingen of een ander onderdeel van dit begrotingsartikel. De uitgaven worden daar verantwoord. Daarnaast zijn enkele opdrachten op het gebied van gezond en veilig werken vertraagd of niet doorgegaan. Ook waren er minder middelen nodig ten behoeve van voorlichting dan bij begroting verondersteld. Daarmee komt de onderuitputting op dit onderdeel op € 2,3 miljoen.
Het budget voor bekostiging laat een overschrijding zien van € 0,5 miljoen. Dit is ontstaan door een overboeking vanuit het opdrachtenbudget ten behoeve van het onderzoeksprogramma van Netspar. De andere uitgave uit dit budget betreft de bijdrage aan de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA) .
Het Ministerie van SZW heeft in 2019 een bijdrage van € 3,8 miljoen geleverd aan de begroting van EZK ten behoeve van de financiering van het Maatschappelijke Programma Arbeidsomstandigheden (MAPA). De bijdrage aan de begroting van het Ministerie van VWS bestaat uit een jaarlijkse bijdrage in de kosten van de Gezondheidsraad.
Het Ministerie van SZW levert jaarlijks een bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De bijdrage aan het RIVM is bijna € 0,7 miljoen hoger dan bij begroting is verondersteld. De hogere bijdrage is ontstaan door extra onderzoek door het RIVM op het gebied van gezond en veilig werken.
De boeteontvangsten van de Inspectie SZW komen in totaal € 13 miljoen lager uit dan de raming. Dit komt vooral doordat het aandeel reactieve inspecties nog steeds hoog is. Reactieve inspecties kosten meer tijd, waardoor er minder inspecties plaatsvinden en dus minder boetes worden opgelegd. Een andere oorzaak van de lagere ontvangsten is gelegen in een omvangrijke boeterestitutie ad € 2,7 miljoen als gevolg van een gerechtelijke uitspraak. Daarnaast is de raming van de boeteontvangsten van de Inspectie SZW met aanzienlijke onzekerheid omgeven. Deze hangen onder andere af van het type en aantal bedrijven en wat er wordt waargenomen bij deze inspecties. Overigens zijn de boeteontvangsten niet taakstellend voor de Inspectie SZW, waardoor niet wordt gestuurd op het behalen van de geraamde boeteontvangsten. De Inspectie stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.
De arbeidsmarkt is in 2019 voortdurend krap gebleven. Het aantal werkenden is in 2019 opnieuw gestegen, terwijl het aandeel werklozen de 3% nadert en voor de beroepsbevolking boven de 25 jaar daar zelfs onder ligt. De werkloosheid is nu lager dan voor de crisis (3,4% in 2019 tegenover 3,7% in 2008).
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Werkloosheidspercentage | 6,9 | 6,0 | 4,9 | 3,8 | 3,4 | ||
15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid) | 11,3 | 10,8 | 8,9 | 7,2 | 6,7 | ||
waarvan migrantenjongeren | 19,9 | 18,1 | 14,9 | 11,3 | 11,2 | ||
25 tot 45 jaar | 5,6 | 4,6 | 3,7 | 2,8 | 2,8 | ||
45 tot 75 jaar | 6,5 | 5,6 | 4,4 | 3,6 | 2,7 | ||
Werkloze beroepsbevolking (x 1.000) | 614 | 539 | 438 | 350 | 314 | ||
Werkzame beroepsbevolking (x 1.000) | 8.294 | 8.403 | 8.579 | 8.774 | 8.953 |
Bron: CBS, Statline.
In 2019 heeft 1,5% van de werknemers een arbeidsongeval gehad met ten minste een dag verzuim. Het ziekteverzuim is in 2019 ten opzichte van 2018 met 0,1%-punt toegenomen. Het betreft een beperkte toename; het ziekteverzuim is in de periode 2015–2019 0,5%-punt toegenomen. Werknemers verzuimden in 2019 gemiddeld 4,4 op de honderd werkdagen.
In 2019 vonden 3 incidenten met gevaarlijke stoffen plaats. In meerjarig perspectief schommelt het aantal tussen 3 en 6.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1 | 1,4 | 1,4 | 1,6 | 1,5 | 1,5 | ||
Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2 | ‒ | 1,1 | ‒ | 1,3 | ‒ | ||
Ziekteverzuim (%)3 | 3,9 | 3,9 | 4,0 | 4,3 | 4,44 | ||
Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen5 | 2 | 6 | 3 | 1 | 3 | ||
Naleving zorgplicht Arbowet (%)6 | ‒ | 80 | ‒ | 81 | ‒ | ||
Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)7 | ‒ | 3,2 | ‒ | 3,7 | ‒ | ||
Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2 | ‒ | 1,9 | ‒ | 1,8 | ‒ |
CBS/TNO, zelfstandigenenquête arbeidsomstandigheden. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.
Inspectie SZW, administratie, conform de waarde uit het EU-systeem. Een incident uit de realisatie 2017 heeft in 2016 plaatsgevonden.
CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.
De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt, kan deels worden toegeschreven aan cao’s die in het ene jaar wel, en het andere jaar geen actuele looptijd kennen. Daarnaast speelt een rol dat niet elk jaar evenveel werknemers onder de lopende cao’s vallen.
Tussen 2018 en 2019 was er sprake van een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen. Er is een stijging in met name twee categorieën waargenomen, te weten tewerkstellingsvergunningen voor bijkomende werkzaamheden voor buitenlandse studenten (van 3.300 in 2018 naar 4.500 in 2019) en tewerkstellingsvergunning dan wel positieve adviezen voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid die zijn afgegeven op de regeling voor de Aziatische horeca (van 1.900 in 2018 naar 3.100 in 2019).
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1 | 5.500 | 5.551 | 5.518 | 5.615 | 5.654 | ||
bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers | 4.743 | 4.793 | 4.714 | 4.790 | 4.668 | ||
bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers | 757 | 758 | 804 | 825 | 841 | ||
Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2 | 7,0 | 7,7 | 8,9 | 10,1 | 13,3 |
De Inspectie SZW is de toezichthouder en opsporingsinstantie op het terrein van het Ministerie van SZW. Met haar toezicht draagt de Inspectie SZW bij aan gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook werkt de Inspectie SZW op het gebied van pgb- en declaratiefraude als opsporingsorganisatie voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.
Het kabinet Rutte III heeft besloten om jaarlijks extra middelen (oplopend tot € 50 miljoen in 2022) vrij te maken voor de handhavingsketen van de Inspectie SZW. Eind 2018 is dat bedrag aangevuld met een extra € 0,5 miljoen voor de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie bij werving en selectie. Hiermee wordt het belang van handhaving als een randvoorwaarde voor een werkende arbeidsmarkt en een functionerend stelsel van sociale zekerheid bevestigd.
Conform de meerjarenprogrammering 2019 ‒ 2022 en de brief aan de Tweede Kamer over de uitbreiding van de inspectieketen Inspectie SZW (Tweede Kamer, 2018-2019, 29 544, nr. 846) worden de middelen in de periode 2019-2022 vooral benut om extra inspecteurs en rechercheurs te werven en overige benodigde disciplines overeenkomstig te laten groeien. De extra capaciteit wordt ingezet op de thema’s waarop de komende jaren prioriteit ligt: de bevordering van eerlijk werk, waaronder het voorkomen van arbeidsuitbuiting en onderbetaling, de borging van de procesveiligheid en bestrijding van acute en chronische blootstellingrisico’s aan gevaarlijke stoffen bij zowel Brzo-bedrijven als overige (chemische) bedrijven. Ook zal de extra capaciteit bijdragen aan het herstellen van de balans tussen ongevalsonderzoeken en preventieve inspecties op het terrein van gezond en veilig werken. Tenslotte wordt intensiever ingezet op de aanpak van arbeids(markt)discriminatie.
Overeenkomstig de verwachting in de meerjarenprogrammering 2019 ‒ 2022 vergen werving, selectie, opleiding en praktijkbegeleiding een doorlooptijd van circa 1 jaar, eerder is daarom de N+1 verwachting geformuleerd. De uitbreiding in jaar N kan eerst in N+1 tot extra inzet leiden.
Overeenkomstig deze verwachting hebben eind 2019 de eerste groepen inspecteurs hun opleiding en praktijkbegeleiding afgerond en zijn inzetbaar geworden. Zij worden in 2020 ingezet in de programma’s. Op dezelfde wijze geldt dat medewerkers die in 2019 zijn aangenomen na opleiding en training on the job naar verwachting eind 2020 operationeel inzetbaar zijn.
De Inspectie organiseerde in 2019 haar activiteiten in 17 programma’s, overeenkomstig de meerjarenprogrammering. In deze programma’s wordt gewerkt met een mix aan interventies. In de uitvoering wordt de samenwerking gezocht met relevante publieke en private partners in de handhavingsketen. Dit alles gericht op maximaal maatschappelijk effect. De resultaten en effecten die in 2019 zijn bereikt beschrijft de Inspectie in haar jaarverslag 2019.
Inspectie Control Framework
Naast het benoemen van de resultaten en effecten van de toezichtprogramma’s, hanteert de Inspectie SZW een set indicatoren zoals opgenomen in tabel 13. Deze indicatoren geven op hoofdlijnen de ontwikkelingen van de in het Inspectie Control Framework (ICF) genoemde punten weer en de bijdrage van de Inspectie SZW aan de realisatie van maatschappelijk effect.
De stijging van de verhouding actieve inspecties/reactieve inspecties is in 2019 tot stilstand gebracht, als gevolg van de stijging van de beschikbare capaciteit voor preventieve activiteiten. De verwachting is dat in de loop van 2020 de balans actief/reactief wordt bereikt doordat dan de geworven inspecteurs inzetbaar zijn.
Bij de deelname van de Inspectie aan de gezamenlijke Brzo-inspecties is door capaciteitsuitbreiding in 2019 al een lichte stijging zichtbaar ten opzichte van 2018. In 2019 is de visie op informatiegestuurd werken geconcretiseerd. Er is verder gewerkt aan het realiseren van een bronnenregister en het werken met data is beproefd. De beoogde doelstelling geldt voor het jaar 2023.
Capaciteitsinzet
De kerncijfers ‘Capaciteitsinzet’ geven weer hoe de beschikbare capaciteit is verdeeld over de diverse domeinen. Er is een wervingsmodel opgesteld waardoor de komende jaren de capaciteitsinzet groeit naar de gewenste inzet op de diverse domeinen.
Effect
Een indicatie op het behalen van het beoogde maatschappelijk effect is de informatie over het handhavingspercentage. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt om werkgevers te bezoeken die de wet overtreden. Het streven is dat bij meer dan de helft bij eerste inspectie bezochte bedrijven hiervan sprake is. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleven.
De handhavingspercentages eerste inspectie op de domeinen Gezond en Veilig, Brzo en Eerlijk laten een lagere realisatie zien dan vorig jaar. Een duiding van deze daling zal worden opgenomen in het jaarverslag Inspectie SZW in verband met de verantwoording over de diverse programma’s die daarin plaatsvindt.
Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Raming 2019 | Verschil 2019 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Inspectie Control Framework | |||||||
Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %) | 30:70 | 24:76 | 25:75 | ‒1 | ‒ | ||
Deelname Inspectie SZW aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%) | 60 | 56 | 702 | ‒1 | ‒ | ||
Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)3 | ‒ | ‒ | ‒ | ‒1 | ‒ | ||
Inspectiedekking Eerlijk werk (%)4 | ‒ | ‒ | ‒ | ‒1 | ‒ | ||
Capaciteitsinzet5 | |||||||
Gezond en Veilig ( %) | ‒6 | 417 | 42 | ‒1 | ‒ | ||
Gevaarlijke Stoffen (%)8 | ‒6 | 11 | 13 | ‒1 | ‒ | ||
Arbeidsdiscriminatie (%)9 | ‒6 | 2 | 3 | ‒1 | ‒ | ||
Eerlijk (%) | ‒6 | 43 | 40 | ‒1 | ‒ | ||
Werk en Inkomen (%) | ‒6 | 3 | 2 | ‒1 | ‒ | ||
Effect | |||||||
Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo) | 55 | 57 | 4610 | >50 | ‒ 4 | ||
Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo) | 21 | 12 | 1610 | <50 | 011 | ||
Handhavingspercentage Brzo12 | 44 | 47 | 4310 | 40 | 3 | ||
Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk | 50 | 52 | 4710 | >50 | ‒ 3 | ||
Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk | 39 | 27 | 4210 | <50 | 011 |
De Inspectie heeft voor de tussenliggende jaren geen tussentijdse doelen geformuleerd. De uitbreiding richt zich op doelen in 2020 en 2023. Voor de tussenliggende jaren zijn geen betekenisvolle doelen mogelijk.
De definitie van dit kerncijfer is met ingang van 2019 gelijk getrokken met de definitie zoals deze wordt gehanteerd in de rapportage van de Brzo partners. In het jaarverslag van de Inspectie SZW wordt nader ingegaan op de veranderingen.
Definitie niveau 2: "Interne informatie wordt gestructureerd verzameld in de eigen organisatie en informatie geeft antwoord op wat het probleem is". Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol". Een implementatieplan is opgesteld om in stappen van activiteiten in 2023 niveau 3 te bereiken. In de tussenliggende jaren is de realisatie niet uit te drukken in een realisatiecijfer. In het jaarverslag Inspectie SZW wordt ingegaan op de uitgevoerde activiteiten om het doel in 2023 te realiseren.
Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Inspectie SZW toezicht heeft gehouden. Voor 2017, 2018 en 2019 is geen realisatie beschikbaar. Het kerncijfer is geconcretiseerd voor 2020, waarbij naast inspecties ook het bereik van andere interventies wordt meegenomen.
Er is geen realisatie voor 2017 beschikbaar. Het betreft een kerncijfer dat in de SZW-begroting 2018 is geïntroduceerd. De Inspectie SZW heeft haar administratie zo aangepast dat realisaties voor het eerst over 2018 beschikbaar zijn.
In verband met het toevoegen van de categorie 'Arbeidsdiscriminatie' onder capaciteitsinzet (in lijn met het jaarverslag van de Inspectie SZW) is het realisatiecijfer 2018 herberekend. De capaciteitsinzet 'arbeidsdiscriminatie' viel bij de eerdere indeling onder 'Gezond en Veilig'.
Hoewel in het SZW-jaarverslag 2018 en de SZW-begroting 2019 ‘BRZO (%)’ staat betreft het realisatiecijfer niet alleen de inzet op Brzo-bedrijven maar ook de inzet op gevaarlijke stoffen. Beide onderwerpen worden opgepakt in het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen (BmGS). Daarom is (in lijn met het jaarverslag van de Inspectie SZW) de naam van het kerncijfer aangepast.
Aangezien het jaarverslag van de Inspectie SZW vijf categorieën hanteert, zijn daarom (in lijn met het jaarverslag van de Inspectie SZW) de realisatiecijfers 2018 en 2019 toegevoegd. Deze wijziging is gedaan om de inzet op arbeidsdiscriminatie apart zichtbaar te maken.
In 2019 is sprake geweest van een wijziging in het registratiesysteem. Dit heeft tot gevolg dat de berekening van het handhavingspercentage 2019 is gewijzigd. Dit heeft een beperkte invloed op de hoogte van het percentage. In het jaarverslag Inspectie SZW zal nader ingegaan worden op deze wijzigingen.
Bij het inspecteren van Brzo-bedrijven bestaat er geen onderscheid tussen eerste inspecties en herinspecties. De werkwijze is dat de Inspectie SZW blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.
De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.
Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.
Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid er naar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.
De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.
De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.
De Minister is verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;
– het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor startende zelfstandigen;
– het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
– het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;
– de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Dit budget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.
Banenafspraak/quotum (resultaten driemeting)
De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Het kabinet heeft met de sociale partners afgesproken eind 2025 125.000 extra banen voor de doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid samen voor 2018 was om 43.500 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting; 31.000 in de sector markt en 12.500 in de sector overheid. De doelstelling van 43.500 banen is met 51.956 extra banen ruim gehaald. Met 44.017 banen heeft de sector markt de doelstelling van 31.000 banen ruim overtroffen. De overheidswerkgevers hebben het afgesproken aantal banen voor 2018 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 7.940 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2018 geeft dus geen aanleiding om de geactiveerde quotumregeling voor de overheid te deactiveren.
Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 20191 | Streefwaarde 20192 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 | 18.957 | 30.432 | 44.017 | ‒ | 40.000 | |
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 | 3.597 | 6.471 | 7.940 | ‒ | 15.000 |
Realisatiecijfers komen in juni 2020 beschikbaar en worden opgenomen in de begroting van 2021.
Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, Tweede Kamer, 2013–2014, 33 981, nr. 3, aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing.
De Staatssecretaris van SZW heeft in november 2018 (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 137) als onderdeel van het Breed Offensief de vereenvoudiging van de Wet banenafspraak aangekondigd. In juli 2019 (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 168) heeft de Staatssecretaris de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de vereenvoudiging. Het wetsvoorstel voor de vereenvoudiging wordt in 2020 aan de Tweede Kamer aangeboden. Gevolg gevend aan de uitvoering van de motie Nijkerken-de Haan c.s. (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 126) heeft de Staatssecretaris anticiperend op deze vereenvoudiging met het wetsvoorstel deactivering en uitstel quotumheffing het opleggen van de quotumheffing opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2022. Deze wet is vanaf 1 januari 2020 in werking getreden (Stb. 2019, 440).
Offensief voor werk voor mensen met arbeidsbeperking
Om de arbeidskansen van mensen met een beperking te vergroten heeft het kabinet een breed offensief gelanceerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 115 en nr. 138) met verschillende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk komen en blijven. Belangrijke onderdelen zijn het vereenvoudigen van de inzet van het instrument loonkostensubsidie, het bevorderen van ondersteuning op maat, bijvoorbeeld door een adequate inzet van persoonlijke ondersteuning, en werken lonender maken voor mensen met een arbeidsbeperking. Over de stand van zaken van het breed offensief is de Tweede Kamer op 23 mei 2019 geïnformeerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 163). Voor een aantal van de voorstellen is wijziging van de Participatiewet en de Ziektewet noodzakelijk. De nota van wijziging op de Participatiewet waarin dit wordt geregeld is op 13 februari 2020 aan de Tweede Kamer aangeboden (Tweede Kamer, 2019-2020, 35 394, nr. 5). Voor het voorstel om een gedeelte van de inkomsten vrij te laten van mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken is structureel € 40 miljoen toegevoegd aan het macrobudget voor participatiewetuitkeringen. Voor de overige voorstellen uit het breed offensief is incidenteel € 53 miljoen gereserveerd, verspreid over 2020 en 2021. De invulling hiervan is onder andere bedoeld om het proces rondom loonkostensubsidie meer te stroomlijnen en te uniformeren. De bestemming van de middelen zal verder met gemeenten worden besproken om tot een doelmatige besteding te komen.
Armoede en schulden/Vereenvoudiging beslagvrije voet
Het kabinet wil het aantal mensen met problematische schulden terugdringen en mensen met schulden effectiever helpen. Ook zet het kabinet in op het bestrijden van armoede, in het bijzonder onder kinderen. Het kabinet heeft op 1 april 2019 haar ambities op het gebied van het bestrijden van kinderarmoede gepresenteerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 24 515, nr. 484).
Het kabinet stelt voor drie jaar (2018 t/m 2020) in totaal € 80 miljoen ter beschikking voor het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede, in het bijzonder onder kinderen. De middelen hebben als doel om te leiden tot een kwaliteitsverbetering van het gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid.
Op 29 mei 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang en de resultaten van de brede schuldenaanpak (Tweede Kamer, 2018–2019, 24 515, nr. 489). Die aanpak is gericht op preventie en vroegsignalering van schulden, ontzorgen en realiseren van een maatschappelijk verantwoorde incasso. Het komend jaar staat onverminderd in het teken van wetgeving en het uitvoeren en verder uitwerken van de plannen en maatregelen. Zo zijn alle betrokken partijen erop gericht om de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, die moet voorkomen dat schuldenaren bij beslaglegging te weinig geld overhouden om in basale levensbehoeften te kunnen voorzien, op 1 januari 2021 in werking te laten treden. Het implementeren van maatregelen en wet- en regelgeving kost tijd, ook omdat we te maken hebben met ingewikkelde processen en systemen.
Onderstand Caribisch Nederland
In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 000 IV, nr. 61) heeft het kabinet een volgende stap aangekondigd om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Het gaat om een verhoging van de Onderstand per 1 januari 2020 voor Bonaire en Saba met 5% en voor Sint Eustatius met 2%. Met het besluit van 11 november 2019 (Stcrt. 2019, 62805) is deze verhoging geformaliseerd.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 913.002 | 6.543.926 | 6.751.201 | 7.009.665 | 6.898.061 | 7.031.743 | ‒ 133.682 |
waarvan garantieverplichtingen | ‒ 338 | ‒ 170 | ‒ 55 | ‒ 5 | 0 | 0 | 0 |
waarvan overig | 913.340 | 6.544.096 | 6.751.256 | 7.009.670 | 6.898.061 | 7.031.743 | ‒ 133.682 |
Uitgaven | 6.506.062 | 6.626.117 | 6.809.474 | 7.089.379 | 6.927.241 | 7.073.146 | ‒ 145.905 |
Inkomensoverdrachten | 6.427.252 | 6.530.514 | 6.673.695 | 7.002.267 | 6.875.960 | 6.994.795 | ‒ 118.835 |
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming | 5.623.935 | 5.711.137 | 5.900.666 | 6.215.974 | 6.084.680 | 6.215.835 | ‒ 131.155 |
Participatiebudget | 1.394 | 459 | 1.800 | 0 | 700 | 0 | 700 |
WSW | 17.459 | 17.447 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
TW | 484.700 | 496.400 | 456.000 | 448.000 | 442.200 | 458.901 | ‒ 16.701 |
AIO | 234.062 | 245.067 | 268.134 | 295.480 | 309.006 | 286.997 | 22.009 |
Bijstand zelfstandigen | 62.311 | 56.427 | 42.866 | 38.877 | 35.027 | 26.167 | 8.860 |
Bijstand overig | 1.513 | 1.500 | 1.500 | 1.200 | 1.168 | 1.150 | 18 |
Onderstand en re-integratie (Caribisch Nederland) | 1878 | 2.077 | 2.729 | 2.736 | 3.179 | 5.745 | ‒ 2.566 |
Garanties | 221 | 41 | 5 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Subsidies | 76.890 | 92.361 | 132.858 | 72.887 | 36.278 | 50.291 | ‒ 14.013 |
Opdrachten | 1.238 | 2.183 | 1.553 | 1.509 | 3.125 | 16.185 | ‒ 13.060 |
Bekostiging | 354 | 782 | 1.064 | 2.403 | 1.655 | 1.655 | 0 |
Nibud | 304 | 304 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
ZonMw | 50 | 478 | 1.064 | 2.403 | 1.655 | 1.655 | 0 |
Bijdragen aan zbo's/rwt's | 107 | 236 | 299 | 313 | 223 | 220 | 3 |
ZonMw | 107 | 236 | 299 | 313 | 223 | 220 | 3 |
Bijdragen aan sociale fondsen | 0 | 0 | 0 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 0 |
Pensioenfonds Wsw | 0 | 0 | 0 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 0 |
Ontvangsten | 62.676 | 55.901 | 48.492 | 26.622 | 28.393 | 2.572 | 25.821 |
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming | 5.623.935 | 5.711.137 | 5.900.666 | 6.215.974 | 6.084.680 | 6.215.835 | ‒ 131.155 |
Macrobudget participatiewetuitkeringen1 | 5.623.935 | 5.691.569 | 5.889.610 | 6.215.974 | 6.084.680 | 6.219.663 | ‒ 134.983 |
Algemene bijstand en loonkostensubsidies | 5.276.957 | 5.304.066 | 5.466.450 | 5.774.163 | 5.658.801 | 5.764.596 | ‒ 105.795 |
IOAW | 258.906 | 326.349 | 361.723 | 377.614 | 350.537 | 389.169 | ‒ 38.632 |
IOAZ | 27.784 | 28.830 | 30.493 | 31.670 | 31.838 | 33.372 | ‒ 1.534 |
BBZ | 31.513 | 32.324 | 30.944 | 32.527 | 31.429 | 32.527 | ‒ 1.098 |
Correctie verdeelmodel | 28.774 | 12.075 | 12.075 | ||||
Intertemporele tegemoetkoming2 | 0 | 19.568 | 11.056 | 0 | ‒3 | ‒ 3.828 | ‒ |
De terugbetalingen intertemporele tegemoetkoming zijn conform administratieve voorschriften onder de ontvangsten verantwoord en niet in mindering gebracht op de uitgaven.
Algemene bijstand en loonkostensubsidies
De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies, waaronder de middelen voor bijstandsuitkeringen aan startende ondernemers. Dit budget wordt samen met de middelen voor IOAW en IOAZ onder de gemeenten verdeeld. Bijstand voor levensonderhoud van startende ondernemers bedraagt in 2019 € 31 miljoen en maakt onderdeel uit van het macrobudget participatiewetuitkeringen. In tabel 16 zijn deze middelen voor 2019 onder algemene bijstand en loonkostensubsidie begrepen.
Budgettaire ontwikkelingen
Het macrobudget participatiewetuitkeringen valt in 2019 € 135 miljoen lager uit dan begroot. Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand, de loonkostensubsidies en de intertemporele tegemoetkoming. De toelichting voor de IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud startende ondernemers volgt verderop in het artikel.
In 2019 zijn de gerealiseerde uitgaven aan gemeenten voor algemene bijstand en loonkostensubsidies per saldo € 106 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit komt met name door een betere conjunctuur dan eerder gedacht (- € 83 miljoen) en lager uitgevallen realisaties in 2018 (-€ 117 miljoen). Via de reguliere systematiek van het macrobudget werken realisaties in 2018 volledig door in het budget van uitvoeringsjaar 2019. Het macrobudget is hoger uitgevallen vanwege de doorwerking van lonen en prijzen (€ 118 miljoen). Er is ook een besparing ingeboekt. Tot slot zijn er andere effecten (een lagere huisvestingstaakstelling voor vergunninghouders, het toch behalen van het quotum en het uitboeken van loondispensatie) die tot een neerwaartse bijstelling hebben geleid.
In 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat enkele gemeenten in het verleden zijn benadeeld bij de verdeling van het macrobudget. Vier gemeenten hebben compensatie ontvangen, in totaal € 12 miljoen.
Vanaf 2018 zijn er geen uitgaven meer voor de Intertemporele tegemoetkoming voor gemeenten. De geraamde terugbetaling van de Intertemporele tegemoetkoming bedraagt € 3,8 miljoen euro. De gerealiseerde terugbetalingen worden verantwoord onder de ontvangsten.
Beleidsrelevante kerncijfers
Het volume bijstandsgerechtigde huishoudens op grond van de Participatiewet is als gevolg van de gunstige conjunctuur gedaald ten opzichte van het volume in 2018. Deze daling is bovendien groter dan de daling zoals die ten tijde van de ontwerpbegroting 2019 werd verwacht.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 20191 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Participatiewet (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 383 | 395 | 398 | 379 | 360 | 392 | ‒ 32 | |
Volume Participatiewet (x 1.000 huishoudens, ultimo) | 387 | 399 | 390 | 367 | 350 | ‒2 | ‒ | |
waarvan verblijfsduur minder dan 1 jaar | 95 | 92 | 76 | 60 | 57 | ‒2 | ‒ | |
waarvan verblijfsduur 1 tot 5 jaar | 168 | 168 | 166 | 154 | 134 | ‒2 | ‒ | |
waarvan verblijfsduur 5 jaar of meer | 125 | 139 | 147 | 153 | 159 | ‒2 | ‒ |
Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.
Betreft voorlopige CBS-cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2019 zijn geraamd.
Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)
De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.
De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan de IOAW en de IOAZ zijn samen ruim € 40 miljoen lager dan begroot. Bij de IOAW is dit het gevolg van enerzijds het verwerken van de realisaties van 2018 in de raming (- € 35 miljoen) en de verminderde doorstroom vanuit de WW naar de IOAW (- € 8 miljoen). Anderzijds heeft de loon- en prijsbijstelling voor een opwaarts effect gezorgd (€ 5 miljoen).
De IOAZ is per saldo met € 1,5 miljoen neerwaarts bijgesteld in 2019. Dat is het gevolg van de verwerking van de realisaties (- € 2 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 0,4 miljoen).
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 20191 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 19 | 22 | 24 | 24 | 23 | 27 | ‒ 4 | |
Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 1,7 | 1,8 | 1,9 | 1,9 | 1,9 | 2,1 | ‒ 0,2 |
Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.
Betreft voorlopige CBS-cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2019 zijn geraamd.
Besluit bijstand zelfstandigen (Bbz)
Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Vanuit het macrobudget worden middelen verstrekt voor het levensonderhoud van startende ondernemers. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor gevestigde ondernemers of in bedrijfskredieten (starters en gevestigde ondernemers).
Budgettaire ontwikkelingen
De Bbz is per saldo met € 1,1 miljoen neerwaarts bijgesteld in 2019. Dat is het gevolg van de verwerking van de realisaties (- € 1,7 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 0,6 miljoen)
Handhaving
De kerncijfers handhaving Participatiewet tonen een stabiel beeld vergeleken met voorgaande jaren. De kengetallen op het gebied van preventie zijn stabiel. Ook de incassoratio terugvorderingen en boetevorderingen vanwege schending van de inlichtingenplicht is de laatste jaren stabiel. De kerncijfers opsporing van de gemeenten tonen een lichte daling in het aantal vorderingen wegens geconstateerde overtreding van de inlichtingenplicht. Het totale benadelingsbedrag laat eveneens een lichte daling zien.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | ||||||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 82 | 77 | 75 | 72 | 73 | |
Kennis van de verplichtingen (%) | 90 | 88 | 88 | 86 | 86 | |
Opsporing2 | ||||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 | 29 | 30 | 31 | 33 | 31 | |
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 66 | 71 | 69 | 70 | 67 | |
Terugvordering2 | ||||||
Incassoratio cohort 2013 | 37 | 43 | 47 | 50 | 54 | |
Incassoratio cohort 2014 | 21 | 28 | 32 | 36 | 39 | |
Incassoratio cohort 2015 | 12 | 23 | 29 | 34 | 38 | |
Incassoratio cohort 2016 | ‒4 | 15 | 25 | 31 | 35 | |
Incassoratio cohort 2017 | ‒4 | ‒4 | 14 | 25 | 31 | |
Incassoratio cohort 2018 | ‒4 | ‒4 | ‒4 | 14 | 23 | |
Incassoratio cohort 2019 | ‒4 | ‒4 | ‒4 | ‒4 | 11 |
Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Uit CBS onderzoek naar de lopende vorderingen in maart 2019 (BDFS K – Gesplitste vorderingen) blijkt dat het aantal overtredingen circa 11% lager ligt dan het aantal vorderingen. CBS onderzoekt in 2020 of het mogelijk is de jaarlijkse gegevens hier structureel voor te corrigeren.
De uitgaven ter grootte van € 0,7 miljoen hebben betrekking op een verloren beroepszaak over de verantwoording van de besteding van het participatiebudget uit een ouder jaar.
De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-aanvulling) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.
De uitkeringslasten zijn bijna € 17 miljoen lager uitgevallen dan geraamd. Dit komt voornamelijk doordat het aantal TW-aanvullingen op de Wajong aanzienlijk lager uitviel dan verwacht. Vanaf begin 2018 is de uitkering voor Wajongers met arbeidsvermogen verlaagd naar 70% Wml. Het is echter niet mogelijk om uitspraken te doen over de omvang van de groep Wajongers met arbeidsvermogen die door de verlaging van de uitkering van 75% naar 70% van het wettelijk minimumloon aanspraak kan maken op de Toeslagenwet. Of iemand recht heeft op een toeslag op grond van de Toeslagenwet heeft te maken met de leefsituatie van de betrokkene, inkomsten van de betrokkene en van de eventuele partner of de persoon waarmee de betrokkene een gezamenlijke huishouding heeft en wordt meegenomen bij het bepalen of een betrokkene recht heeft op de toeslag. Daarnaast ontbreekt inzicht in het aantal toeslagen dat UWV in verband met de verlaging van de uitkering extra heeft verstrekt. Toekenningen houden immers ook verband met een veranderende samenstelling van huishouden en/of huishoudinkomen.
Ook de gemiddelde toeslag per jaar is lager uitgevallen dan verwacht. Deze lag ruim 200 euro lager dan geraamd.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren) | 198 | 155 | 103 | 108 | 106 | 126 | ‒ 20 | |
Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1) | 2.448 | 3.203 | 3.703 | 3.456 | 3.463 | 3.665 | ‒ 202 |
Bron: UWV, jaarverslag.
Handhaving
Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is in 2019 licht toegenomen. Het merendeel van de overtredingen in de Toeslagenwet vindt plaats in combinatie met de moederwetten WIA en WAO. Ook het totale benadelingbedrag kent een lichte toename ten opzichte van het voorgaande jaar. De incassoratio is vergelijkbaar met voorgaande jaren.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Opsporing | ||||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 2,4 | 1,7 | 2,0 | 1,2 | 1,4 | |
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 5,8 | 5,6 | 6,7 | 4,5 | 4,7 | |
Terugvordering | ||||||
Incassoratio cohort 2013 | 47 | 54 | 61 | 65 | 68 | |
Incassoratio cohort 2014 | 39 | 48 | 56 | 56 | 60 | |
Incassoratio cohort 2015 | 18 | 40 | 51 | 52 | 54 | |
Incassoratio cohort 2016 | ‒1 | 17 | 33 | 44 | 50 | |
Incassoratio cohort 2017 | ‒1 | ‒1 | 16 | 30 | 36 | |
Incassoratio cohort 2018 | ‒1 | ‒1 | ‒1 | 18 | 23 | |
Incassoratio cohort 2019 | ‒1 | ‒1 | ‒1 | ‒1 | 17 |
Bron: UWV, jaarverslag.
Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan de AIO zijn in 2019 € 22 miljoen hoger uitgekomen dan in de begroting 2019 werd verwacht. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling (€ 6 miljoen) is de realisatie € 16 miljoen hoger dan begroot.
Deze hogere realisatie is het gevolg van verschillende ontwikkelingen. De uitgaven kwamen € 12,5 miljoen hoger uit doordat het aantal AIO-gerechtigden hoger is uitgekomen dan verwacht. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de uitstroom in 2018 en 2019 lager is uitgekomen dan verwacht. Ook heeft een groter aantal personen in 2019 een AIO-uitkering aangevraagd dan waar in de begroting rekening mee is gehouden. Daarnaast is de gemiddelde uitkering over 2019 door samenstellingseffecten iets hoger uitgevallen dan verwacht, dit leidt tot hogere uitkeringslasten van € 3,5 miljoen. Door onder andere de afschaffing van de partnertoeslag stromen er steeds meer mensen uit met relatief een lage gemiddelde uitkering (onvolledige AOW met partnertoeslag) en stromen huishoudens in met een relatief hogere gemiddelde uitkering (onvolledige AOW zonder partnertoeslag). Dit effect is iets groter dan verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 20191 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde) | 41 | 42 | 44 | 46 | 47 | 46 | 1 |
Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.
Handhaving
De kerncijfers AIO (handhaving en fraude) laten zien dat met name de gepercipieerde detectiekans significant gedaald is, waar de meeste overige indicatoren een lichte daling laten zien of ongeveer op het niveau van eerdere jaren blijven. Het is onduidelijk waardoor dit komt, mogelijk is sprake van een afwijkend meetresultaat in het onderzoek naar de kennis der verplichtingen, waarmee de gepercipieerde detectiekans is gemeten. De SVB zet qua handhavingsbeleid in op het bevorderen van de bekendheid van de verplichtingen en op preventie, waardoor minder repressieve controle nodig is (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630).
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | ||||||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 75 | 77 | 77 | 73 | 67 | |
Kennis van de verplichtingen (%) | 87 | 88 | 89 | 87 | 85 | |
Opsporing2 | ||||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 1,0 | 0,9 | 1,2 | 0,9 | 0,8 | |
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 2,2 | 2,0 | 2,3 | 2,0 | 1,7 | |
Terugvordering2 | ||||||
Incassoratio cohort 2013 | 49 | 53 | 56 | 58 | 60 | |
Incassoratio cohort 2014 | 19 | 27 | 31 | 33 | 35 | |
Incassoratio cohort 2015 | 14 | 31 | 38 | 43 | 50 | |
Incassoratio cohort 2016 | ‒3 | 12 | 22 | 29 | 34 | |
Incassoratio cohort 2017 | ‒3 | ‒3 | 6 | 23 | 28 | |
Incassoratio cohort 2018 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 7 | 17 | |
Incassoratio cohort 2019 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 10 |
Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor gevestigde ondernemers of in bedrijfskredieten (starters en gevestigde ondernemers). Kosten voor levensonderhoud voor startende ondernemers vallen onder het macrobudget.
De gerealiseerde uitgaven zijn bijna € 9 miljoen hoger dan begroot. De bijstandsuitgaven kunnen per gemeente van jaar op jaar sterk wisselen. Gevolg daarvan is dat een aantal gemeenten te weinig voorschot ontvangt en een ander aantal te veel en dat leidt tot nabetalingen respectievelijk terugontvangsten; zie ook onder onderdeel Ontvangsten. Hiermee rekening houdend is per saldo aan de gemeenten samen bijna € 3 miljoen minder aan bijstand voor zelfstandigen uitgegeven dan begroot.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 20191 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 3,9 | 3,8 | 3,8 | 3,5 | 3,1 | 3,8 | ‒ 0,7 |
Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.
‘Bijstand overig’ bestaat in 2019 volledig uit bijstand buitenland. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer bijgekomen.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo) | 0,2 | 0,2 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0 |
Bron: SVB, jaarverslag.
De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.
De uitgaven en het aantal uitkeringen aan Onderstand laat een onderschrijding zien. Het verschil in de budgettaire tabel is voornamelijk ontstaan door een overboeking van € 2,3 miljoen naar het ministerie van BZK. De uitgaven worden daar op de begroting verantwoord. Daarnaast is in 2019 eenmalig € 1,3 miljoen aan het budget toegevoegd. Dit was noodzakelijk om de koppeling tussen de hoogte van de onderstand tussen mensen die arbeidsongeschikt zijn en zelfstandig wonen en alleenstaanden met AOV in stand te houden. Ook werd met deze middelen de Onderstand op WML-niveau gegarandeerd voor alleenstaande AOV-ers. Blijkbaar was het aantal mensen dat hier recht op had lager dan verwacht. Dit leidt tot een onderuitputting van € 0,3 miljoen.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo) | 0,5 | 0,5 | 0,6 | 0,5 | 0,6 | 0,6 | 0 |
Bron: RCN-unit SZW.
Er is € 14 miljoen minder aan subsidies uitgegeven dan begroot. Dat is voor een belangrijk deel gevolg van vertragingen in het subsidieverleningsproces en geringere voorschotverstrekking dan waar op gerekend was.
Van de ruim € 36 miljoen uitgaven aan subsidies heeft € 11 miljoen betrekking op de landelijke fondsen voor «Alle kinderen doen mee», € 6 miljoen voor de Tijdelijke regeling cofinanciering projecten dienstverlening werkzoekenden en projecten samenwerking en regie arbeidsmarkt (DWSRA), ruim € 4 miljoen voor de Subsidieregeling armoede en schulden, bijna € 3 miljoen voor de sectorplannen en bijna € 2 miljoen voor de regionale initiatieven om kinderarmoede tegen te gaan. Verder is er bijna € 3 miljoen uitgegeven aan de SBCM (het A&O-fonds voor de sociale werkvoorziening) en ruim € 7 miljoen voor overige (incidentele) subsidies, waaronder Divosa, de Alliantie voor vrijwilligers en het Nibud.
Ten opzichte van de begroting van € 16,2 miljoen is er € 13,1 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door diverse budgetmutaties. Deze bestaan uit overboekingen naar andere departementen: € 1,4 miljoen naar OCW voor enkele projecten en een bijdrage aan TNO-programma rond schulden, € 1,2 miljoen naar BZK voor decentralisatie-uitkeringen impuls samenwerking GGZ en City Deals, € 0,3 miljoen naar FIN voor het Btw-compensatiefonds en een bijdrage voor Wijzer in Geldzaken. Verder waren er interne overboekingen naar artikel 98 opdrachten (€ 0,9 miljoen), naar artikel 11 inzake bijdragen aan UWV voor de Programmaraad, Werkgeverservicepunten, Dashbord Arbeidsmarkt en verbeteren uitwisseling matchinggegevens (€ 2,8 miljoen) en directie Communicatie voor publiekscampagne Brede Schuldenaanpak (€ 0,6 miljoen). Daarnaast vond in verband met subsidieverleningen in 2020 een kasschuif in combinatie met overboekingen plaats van de opdrachtbudgetten naar de subsidiebudgetten artikel 2 (€ 4,6 miljoen). Einde 2019 vond een aantal voorgenomen projecten geen doorgang dan wel vond aanbesteding einde 2019 plaats, waardoor de kaseffecten niet meer ten laste van 2019 kwamen (€ 1,3 miljoen), maar van 2020.
De gerealiseerde uitgaven van € 3,1 miljoen hebben voornamelijk betrekking op verleende opdrachten op de terreinen van Matchen op Werk, Perspectief op Werk, Aansluiting Onderwijs-Arbeidsmarkt, Breed Offensief en Banenafspraak, onderhoud verdeelmodellen bijstandsverlening en brede schuldenaanpak (keten derdenbeslag).
Aan het meerjarige kennisprogramma dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is zoals begroot bijna € 1,7 miljoen uitgegeven.
Voor de meerjarige uitvoering van het kennisprogramma door ZonMw is in 2019 zoals begroot € 0,2 miljoen uitgegeven.
Met ingang van 2018 is een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het Wsw-pensioenfonds PWRI, onder de voorwaarde dat sociale partners zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds.
De gerealiseerde ontvangsten zijn bijna € 26 miljoen hoger dan begroot. De hogere ontvangsten hebben betrekking op terugvorderingen van te hoge voorschotten inzake Rijksvergoedingen, zoals Bijstand zelfstandigen (bijna € 12 miljoen), TW (bijna € 6 miljoen) en AIO (ruim € 1 miljoen). Verder gaat het vooral om terugvordering van te hoge voorschotten bij subsidies, zoals voor sectorplannen en kansberoepen (ongeveer € 3 miljoen) en terugontvangsten van de intertemporele tegemoetkoming (ruim € 4 miljoen).
Tabel 27 bevat cijfers over re-integratie door gemeenten.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000)1 | 43 | 43 | 45 | 46 | 212 | |
Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)3 | 33 | 35 | 44 | 52 | 514 | |
waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet | 1,2 | 2,2 | 9,1 | 13 | 174 | |
waarvan personen met beschut werk | <0,1 | <0,1 | 0,6 | 1,4 | 2,54 | |
waarvan tijdelijke loonkostensubsidie voor werklozen of ID/WIW | 5,2 | 3,7 | 3,2 | 2,7 | 1,74 | |
Werknemersbestand Wsw (x 1.000)5 | 96 | 91 | 87 | 83 | 762 | |
Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen5 | 36 | 37 | 37 | 38 | 402 | |
Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen5 | 6,6 | 6,5 | 6,6 | 6,4 | 6,52 | |
Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)3 | 209 | 222 | 256 | 270 | 231 | |
Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)3 | 166 | 174 | 190 | 198 | 175 |
De overheid beschermt werknemers tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid en stimuleert hen te blijven werken of het werk te hervatten.
De overheid vindt dat werknemers die loon derven als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekerd moeten zijn van een redelijk inkomen. Daarom zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA omvat twee uitkeringsregimes: de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is bij de introductie van de WIA ingetrokken, maar geldt nog wel voor mensen die vóór 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden. Op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) waren ondernemers verplicht verzekerd tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. De WAZ is per 1 augustus 2004 ingetrokken, maar geldt nog wel voor zelfstandigen die op dat moment een uitkering ontvingen.
Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WIA, WAO of WAZ en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.
De overheid stimuleert met behulp van financiële prikkels voor zowel uitkeringsgerechtigden als werkgevers dat uitkeringsgerechtigden aan het werk blijven of (op termijn) weer aan het werk gaan. Daarnaast biedt de overheid gerichte re-integratieondersteuning aan uitkeringsgerechtigden die ondersteuning nodig hebben. De overheid kent daarbij een groot belang toe aan de eigen verantwoordelijkheid en het meewerken aan re-integratie door de uitkeringsgerechtigde.
Aan werknemers in Caribisch Nederland wordt met de Ongevallenverzekering (OV) een inkomensvoorziening geboden in geval van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval.
De Minister stimuleert aan het werk blijven of het werk hervatten met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV. De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsongeschiktheidsbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.
WIA-claimcriterium
Het wetsvoorstel waarmee het WIA-claimcriterium wordt aangepast voor mensen die met loonkostensubsidie werken in de Participatiewet zou in 2020 in werking treden, maar is uitgesteld. De budgettaire gevolgen van dit uitstel zijn gering.
Afspraken met sociale partners over de WIA
Het kabinet heeft overeenstemming bereikt met werknemers en werkgevers over het afzien van de bezuinigingen op de WIA die in het regeerakkoord zijn opgenomen (aanpassing van het schattingsbesluit en het invoeren van een inkomenseis voor (toekomstige) WGA-arbeidsongeschikten die tussen de 80 en 99 procent arbeidsongeschikt zijn bevonden). Om te stimuleren dat WGA-gerechtigden zoveel mogelijk deelnemen aan het arbeidsproces, gaan de andere maatregelen uit het regeerakkoord (niet herbeoordelen van een arbeidsongeschikte tot vijf jaar na werkhervatting en experiment met scholingsaanbod voor arbeidsongeschikten) wel door. Tevens is besloten een werkgroep in de Stichting van de Arbeid in te stellen om de arbeidsparticipatie van geheel- en gedeeltelijk arbeidsongeschikten te bevorderen.
Re-integratie WW
Conform het voornemen is met de Verzamelwet SZW 2019 geregeld dat UWV met het beschikbare budget ook re-integratie kan inkopen voor mensen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard en in de WW terecht zijn gekomen (Tweede Kamer, 2017-2018, 34 977, nr. 3). Dit is inmiddels de praktijk en in 2019 in 1.232 gevallen gebeurd.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 703 | 682 | 804 | 813 | 943 | 799 | 144 |
Uitgaven | 703 | 682 | 804 | 813 | 943 | 799 | 144 |
Inkomensoverdrachten | 703 | 682 | 804 | 813 | 643 | 799 | ‒ 156 |
Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland) | 703 | 682 | 804 | 813 | 643 | 799 | ‒ 156 |
Bijdragen aan zbo's/rwt's | 0 | 0 | 0 | 0 | 300 | 0 | 300 |
Individuele plaatsing & steun CMD | 0 | 0 | 0 | 0 | 300 | 0 | 300 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Uitgaven | 9.040.645 | 9.199.616 | 9.455.806 | 9.701.073 | 10.143.785 | 10.237.306 | ‒ 93.521 |
Inkomensoverdrachten | 8.967.297 | 9.138.683 | 9.394.789 | 9.625.415 | 10.064.310 | 9.864.234 | 200.076 |
IVA | 1.408.374 | 1.712.782 | 2.036.404 | 2.425.658 | 2.863.571 | 2.618.994 | 244.577 |
WGA | 2.076.296 | 2.327.604 | 2.492.840 | 2.646.644 | 2.838.210 | 2.891.579 | ‒ 53.369 |
WGA eigen-risicodragers | 334.781 | 327.861 | 360.864 | 310.932 | 313.001 | 387.172 | ‒ 74.171 |
WAO | 4.975.807 | 4.615.558 | 4.365.460 | 4.116.660 | 3.935.120 | 3.850.573 | 84.547 |
WAZ | 172.039 | 154.878 | 139.221 | 125.521 | 114.408 | 115.916 | ‒ 1.508 |
Bijdragen aan zbo's/rwt's | 73.348 | 60.933 | 61.017 | 75.658 | 79.475 | 104.543 | ‒ 25.068 |
Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW | 73.348 | 60.933 | 61.017 | 75.658 | 79.475 | 104.543 | ‒ 25.068 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 268.529 | ‒ 268.529 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Werknemers in Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.
De realisatie van de uitgaven aan de ongevallenverzekering in Caribisch Nederland laat een onderuitputting zien ten opzichte van de begroting. De uitgaven op deze regeling kunnen fluctueren. Werkgevers kunnen aanvragen opsparen en ook in een volgend jaar indienen. Dit weerspiegelt zich mogelijk ook in het lagere volume aan uitkeringen voor de ongevallenverzekering.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume uitkeringen Ongevallenverzekering (x 1.000, ultimo) | ‒1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,2 | ‒ 0,1 |
Bron: RCN-unit SZW
Cijfers zijn vanwege een aanscherping in de gebruikte definitie niet vergelijkbaar met die voor latere jaren.
De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn recht op een uitkering, mits aan de voorwaarden daarvoor voldaan is. In de WIA staat werk voorop. Het accent ligt op wat mensen wel kunnen. Tegelijkertijd is er sprake van inkomensbescherming. De WIA wordt uitgevoerd door UWV.
De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De IVA verstrekt een loondervingsuitkering aan werknemers die duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn. Wie nog gedeeltelijk kan werken of van wie herstel op termijn nog mogelijk is, krijgt een uitkering op basis van de WGA. Werkgevers kunnen daarbij eigenrisicodrager worden voor de WGA-lasten van hun ex-werknemers. Dit betekent dat ze een lagere premie aan UWV betalen, omdat zij het gros van de verplichtingen van UWV met betrekking tot re-integratie en uitkeringsbetaling overnemen.
Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA)
De uitkeringslasten IVA komen € 245 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 67 miljoen, in tabel 29 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 178 miljoen hoger dan begroot. De voornaamste oorzaak is een hoger aantal uitkeringen doordat de doorstroom vanuit de WGA en de instroom hoger zijn uitgevallen dan verwacht (€ 137 miljoen). Daarnaast lag ook de gemiddelde uitkering hoger dan verwacht (€ 41 miljoen).
Het aantal IVA-uitkeringen komt hoger uit dan verwacht. Dit komt ten eerste doordat het bestand over 2018 (het uitgangspunt van de raming voor 2019) hoger is uitgekomen dan bij het opstellen van de begroting werd verwacht. Daarnaast is de doorstroom vanuit de WGA hoger uitgevallen door extra herbeoordelingen in 2019.
Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) inclusief WGA eigenrisicodragers
De uitkeringslasten WGA komen € 128 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 98 miljoen, in tabel 29 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 226 miljoen lager dan begroot. Door de hogere doorstroom naar de IVA kwam het aantal uitkeringen lager uit dan verwacht (- € 85 miljoen). Daarnaast kwam de gemiddelde uitkering lager uit dan verwacht (- € 141 miljoen).
Het aantal WGA-uitkeringen komt lager uit dan verwacht. Dit komt ten eerste doordat het bestand over 2018 (het uitgangspunt van de raming voor 2019) lager is uitgekomen dan bij het opstellen van de begroting werd verwacht. Daarnaast is de doorstroom naar de IVA hoger uitgevallen door extra herbeoordelingen in 2019. Ook de uitstroom kwam licht hoger uit dan verwacht. Daar tegenin weegt dat de instroom ook hoger was dan verwacht.
De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WAO blijft gelden voor werknemers die op 1 januari 2004 een WAO-uitkering ontvingen. De WAO verstrekt uitkeringen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarom zullen er nog decennialang mensen zijn die een beroep blijven doen op de WAO. De WAO wordt uitgevoerd door UWV.
De uitkeringslasten WAO komen € 85 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 99 miljoen, in tabel 29 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 14 miljoen lager dan begroot. Het aantal uitkeringsjaren kwam lager uit dan verwacht doordat er meer mensen uitstroomden uit de uitkering en doordat er meer uitkeringen waren waar geen betaling tegenover stond (- € 23 miljoen). De gemiddelde uitkering kwam iets hoger uit dan verwacht (€ 9 miljoen).
Het aantal mensen met een WAO-uitkering is op het begrote aantal uitgekomen.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
IVA, WGA en WAO | ||||||||
Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo) | 545 | 546 | 550 | 556 | 564 | 561 | 3 | |
waarvan IVA | 72 | 85 | 98 | 113 | 127 | 120 | 7 | |
waarvan WGA | 158 | 168 | 179 | 190 | 200 | 204 | ‒ 4 | |
waarvan WAO | 315 | 293 | 273 | 254 | 237 | 237 | 0 | |
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%) | 8,1 | 8,1 | 7,9 | 7,8 | 7,7 | 7,8 | ‒ 0,1 | |
Instroom in uitkeringen (x 1.000) | 36 | 40 | 42 | 44 | 46,4 | 43 | 3,4 | |
waarvan IVA | 8,5 | 9,6 | 10,5 | 11,6 | 11,7 | 11 | 0,7 | |
waarvan WGA | 27 | 30 | 31 | 32 | 34 | 31 | 3 | |
waarvan WAO | 0,9 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,6 | 0,5 | 0,1 | |
Instroomkans (%) | 0,5 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0 | |
Uitstroom uit uitkeringen (x 1.000) | 45 | 40 | 39 | 39 | 37,5 | 36 | 1,5 | |
waarvan IVA | 6,2 | 6,5 | 7,2 | 8,6 | 8,9 | 9 | ‒ 0,1 | |
waarvan WGA | 9,9 | 10,1 | 11,2 | 10,2 | 11 | 10 | 1 | |
waarvan WAO | 29 | 23 | 21 | 20 | 17,6 | 17 | 0,6 | |
Doorstroom van WGA naar IVA (x 1.000) | 8,5 | 10,1 | 10,1 | 11,7 | 12,4 | 9 | 3,4 | |
Uitstroomkans WAO + WIA (%) | 7,6 | 6,7 | 6,7 | 6,5 | 6,2 | 6,5 | ‒ 0,3 | |
WGA | ||||||||
Aandeel werkende WGA'ers met resterende verdiencapaciteit (%) | 42 | 43 | 44 | 46 | 48 | ‒1 | ‒ |
Bron: UWV, jaarverslag.
De methodiek voor de bepaling van de incassoratio is vanaf 2018 verbeterd en is nu gebaseerd op de complete set aan gegevens, waar voorheen de berekening werd gemaakt op basis van een representatieve steekproef. De cijfers over preventie laten een stabiel beeld zien ten opzichte van 2017 en 2018.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | ||||||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 83 | 79 | 79 | 74 | 71 | |
Kennis van de verplichtingen (%) | 91 | 88 | 89 | 88 | 90 | |
Opsporing2 | ||||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 2,0 | 1,1 | 1,2 | 1,2 | 1,7 | |
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 9,4 | 6,0 | 7,4 | 7,2 | 7,0 | |
Terugvordering2 | ||||||
Incassoratio cohort 2013 | 57 | 64 | 71 | 72 | 75 | |
Incassoratio cohort 2014 | 49 | 56 | 61 | 64 | 67 | |
Incassoratio cohort 2015 | 22 | 45 | 57 | 63 | 66 | |
Incassoratio cohort 2016 | ‒3 | 24 | 44 | 52 | 58 | |
Incassoratio cohort 2017 | ‒3 | ‒3 | 19 | 43 | 50 | |
Incassoratio cohort 2018 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 29 | 38 | |
Incassoratio cohort 2019 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 23 |
De WAZ is een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de inkomensgevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAZ is op 1 augustus 2004 ingetrokken. Sindsdien kunnen ondernemers zelf bepalen of zij de inkomensrisico’s al dan niet willen afdekken, bijvoorbeeld via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De WAZ blijft gelden voor zelfstandigen die op 1 augustus 2004 een uitkering ontvingen. De WAZ wordt uitgevoerd door UWV.
De uitkeringslasten WAZ komen € 2 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 3 miljoen, in tabel 29 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 5 miljoen lager dan begroot. Het aantal uitkeringsjaren is iets lager uitgekomen en daarnaast viel de gemiddelde uitkering iets lager uit.
Het aantal uitkeringen in de WAZ is uitgekomen op het begrote aantal.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bestand in aantal uitkeringen (x 1.000, ultimo) | 15 | 14 | 12 | 11 | 9,7 | 9,7 | 0 |
Bron: UWV, jaarverslag.
Voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW zet UWV middelen in om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. UWV zet deze middelen in voor de inkoop van trajecten en diensten gericht op het vinden van werk. Daarnaast koopt UWV voorzieningen (waaronder jobcoaching en vervoersvoorzieningen) in voor het ondersteunen van werkenden met een structureel functionele beperking. UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en van voorzieningen voor de re-integratieondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (inclusief Wajongers). Dit budget wordt jaarlijks aan UWV beschikbaar gesteld en door UWV verantwoord via de reguliere rapportages. Het begrotingsgefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de Wajong en wordt verantwoord in artikel 4.
De totale uitgaven voor re-integratie (WIA/WAO/WAZ/ZW/WW en Wajong) in 2019 zijn op basis van realisatiecijfers van UWV € 41 miljoen lager uitgevallen dan met de SZW-begroting beschikbaar gesteld. In 2019 zijn voor de WIA/WAO/WAZ/ZW/WW-doelgroep met het re-integratiebudget meer re-integratietrajecten en werkvoorzieningen ingekocht. In 2019 zijn 19.936 re-integratietrajecten en 11.390 werkvoorzieningen ingekocht. In 2018 waren dit er respectievelijk 18.372 en 10.806. De lasten voor ingekochte trajecten lopen gedeeltelijk door in 2020. Een deel van deze toename werkt derhalve door in de realisatie van 2020.
De vaste commissie SZW van de Tweede Kamer heeft de Minister tijdens het wetgevingsoverleg over het Jaarverslag 2017 verzocht om inzicht te geven in de verhouding tussen premie- en begrotingsgefinancierde middelen van het re-integratiebudget. In tabel 34 zijn daarom de totale uitgaven van UWV aan de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong. Aandachtspunt is dat een deel van het begrotingsgefinancierde budget gericht is op de subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling). Het overige begrotingsgefinancierde deel is samen met het premiegefinancierde deel beschikbaar voor inkoop van trajecten en diensten (inclusief de financiering van IPS-trajecten).
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Premiegefinancierd (WIA/WAO/WAZ/ZW/WW) | 73.348 | 60.933 | 61.017 | 75.658 | 79.475 | 104.543 | ‒ 25.068 | |
Begrotingsgefinancierd (Wajong) | 108.500 | 160.058 | 27.800 | 99.500 | 91.100 | 107.312 | ‒ 16.212 | |
waarvan ESB | 12.000 | 13.000 | 13.000 | 13.000 | 13.000 | 14.000 | ‒ 1.000 | |
Totaal beschikbaar budget voor inkoop | 167.848 | 206.991 | 75.8171 | 162.158 | 157.575 | 197.855 | ‒ 40.280 |
In 2017 sluit het beschikbare budget niet een op een aan op de uitgaven aan re-integratie door UWV. Dit wordt verklaard doordat UWV in 2017 ESF-gelden heeft ontvangen voor oude projecten (€ 36 miljoen). Daarnaast is in 2016 een deel van het re-integratiebudget 2017 (€ 45 miljoen) aan UWV betaald.
De overheid biedt jonggehandicapten arbeids- en inkomensondersteuning.
De Wajong bestaat uit drie groepen die elk een eigen doelstelling hebben: de ‘oude Wajong’ (tot 2010), de ‘Wajong2010’ (2010 tot 2015) en de Wajong2015. Het moment van instroom bepaalt tot welke groep iemand behoort. In de ‘oude Wajong’ staat inkomensondersteuning voorop en is arbeidsondersteuning beschikbaar voor hen die kunnen werken. Voor de ‘Wajong2010’ (mensen die in de periode 2010 tot 2015 zijn ingestroomd) heeft de overheid als eerste doel de arbeidsparticipatie van Wajongers te bevorderen. Als zij perspectief hebben op het verrichten van arbeid staat voor deze Wajongers arbeidsondersteuning centraal. Als onderdeel van de arbeidsondersteuning kunnen zij zo nodig inkomensondersteuning aanvragen. De doelgroep van de Wajong2015 bestaat uit mensen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. De overheid heeft voor deze groep als doel te voorzien in een inkomensvoorziening. Zij hebben geen recht op arbeidsondersteuning.
Als het totale inkomen van een Wajonger en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.
De Minister stimuleert het vinden van werk met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV en de REA-instituten. De Minister financiert de inkomensondersteuning via het verstrekken van uitkeringen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen uit hoofde van de Wajong;
– het ter beschikking stellen van middelen voor het aan het werk helpen van mensen die arbeidsmogelijkheden hebben;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV.
De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het jonggehandicaptenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.
Wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong
De beleidsdoorlichting van de Wajong heeft laten zien dat de Wajong, met drie verschillende regelingen en verschillen in rechten en plichten tussen deze regelingen, een complex geheel is geworden. Bovendien is er sprake van een aantal knelpunten die voor de participatie van mensen met een Wajong-uitkering een belemmering zijn. Naar aanleiding hiervan heeft het kabinet op 28 mei 2019 een wetsvoorstel ingediend (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 213, nr. 2) met een pakket aan maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer werken loont, dat Wajongers altijd terug kunnen vallen op de Wajong en dat Wajongers hun uitkering behouden als zij onderwijs volgen. De Tweede Kamer heeft op 7 november 2019 met aanname van enkele amendementen dit wetsvoorstel aangenomen. In 2020 vervolgt verdere behandeling in de Eerste Kamer.
Activering Wajongers met arbeidsvermogen
UWV heeft in 2019 in totaal 8.600 Wajongers aan het werk geholpen. Hierdoor staat het aantal Wajongers dat aan het werk is in 2019 op 58.863 UWV heeft daarbij de doelstelling van 8.000 plaatsingen, ondanks dat de doelgroep bestaat uit steeds moeilijker plaatsbare Wajongers, gehaald.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 3.112.006 | 3.274.182 | 3.202.010 | 3.280.192 | 3.329.000 | 3.359.378 | ‒ 30.378 |
Uitgaven | 3.112.006 | 3.274.182 | 3.202.010 | 3.280.192 | 3.329.000 | 3.359.378 | ‒ 30.378 |
Inkomensoverdrachten | 3.003.506 | 3.114.124 | 3.174.210 | 3.180.692 | 3.237.900 | 3.252.066 | ‒ 14.166 |
Wajong | 3.003.506 | 3.114.124 | 3.174.210 | 3.180.692 | 3.237.900 | 3.252.066 | ‒ 14.166 |
Bijdragen aan zbo's/rwt's | 108.500 | 160.058 | 27.800 | 99.500 | 91.100 | 107.312 | ‒ 16.212 |
Re-integratie Wajong | 108.500 | 160.058 | 27.800 | 99.500 | 91.100 | 107.312 | ‒ 16.212 |
Ontvangsten | 34.069 | 0 | 18.151 | 25.626 | 24.026 | 0 | 24.026 |
De Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) biedt inkomensondersteuning aan mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben en aan hen die tijdens hun studie voor het bereiken van de 30-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden. De Wajong wordt uitgevoerd door UWV.
De uitkeringslasten van de Wajong zijn in 2019 circa € 14 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit komt onder andere doordat er meer Wajongers werken dan werd verwacht, wat zorgt voor een lagere gemiddelde uitkering.
Beleidsrelevante kerncijfers
De kerncijfers komen grotendeels overeen met de begroting 2019. Ten opzichte van 2018 zitten er minder mensen in de oude Wajong en Wajong2010 en meer mensen in de Wajong2015. Dit komt doordat er geen nieuwe mensen meer in de oude Wajong en Wajong2010 instromen. Bij het opstellen van de begroting 2019 is uitgegaan van inwerkingtreding van het wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong per 2020. Met dit wetsvoorstel wordt onder andere de studieregeling in de Wajong2010 opgeheven en deze Wajongers ondergebracht in de werkregeling of categorie duurzaam geen arbeidsvermogen. Dit wetsvoorstel ligt in 2020 nog voor ter behandeling in de Eerste Kamer, waardoor de studieregeling nog niet leeg is.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen, ultimo) | 249 | 247 | 245 | 245 | 244 | 244 | 0 | ||
waarvan oude Wajong (tot 2010) | 181 | 177 | 174 | 172 | 168 | 169 | ‒ 1 | ||
waarvan met arbeidsvermogen (%) | 41 | 41 | 41 | 41 | 0 | ||||
waarvan Wajong2010 (2010 tot 2015) | 67 | 66 | 65 | 64 | 64 | 63 | 1 | ||
waarvan werkregeling (%) | 78 | 76 | 68 | 68 | 68 | 75 | ‒ 7,0 | ||
waarvan studieregeling (%) | 12 | 9 | 7,3 | 5,8 | 4,4 | 0 | 4,4 | ||
waarvan duurzaam geen arbeidsmogelijkheden (%) | 10 | 15 | 25 | 27 | 27 | 25 | 2 | ||
waarvan Wajong2015 | 1,3 | 3,5 | 6,2 | 9,1 | 12,4 | 13 | ‒ 0,6 | ||
Instroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen) | 4,5 | 4,2 | 4,7 | 5,2 | 5,8 | 5 | 0,8 | ||
Uitstroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen) | 6,4 | 6,1 | 6,1 | 6,5 | 6,8 | 6 | 0,8 | ||
Aandeel Wajongers met arbeidsvermogen dat werkt (%) | 50 | 50 | 51 | 51 | 0 |
Bron: UWV, jaarverslag.
Handhaving
De kerncijfers op het gebied van preventie laten, na een dip in 2018, weer een toename zien. De kerncijfers op het gebied van opsporing wijzen op een vrijwel gelijkblijvend benadelingsbedrag, waarbij het aantal geconstateerde overtredingen iets hoger is dan in 2018. De incassoratio voor 2013 en 2014 is in 2018 afgenomen. Dit heeft te maken met een wijziging in de methodiek voor de bepaling van de incassoratio. Deze is vanaf 2018 verbeterd en is nu gebaseerd op de complete set aan gegevens, waar voorheen de berekening werd gemaakt op basis van een representatieve steekproef. In 2019 is de incassoratio voor deze jaren, net als voor de overige jaren, wederom toegenomen.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | |||||||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 73 | 77 | 68 | 61 | 72 | ||
Kennis van de verplichtingen (%) | 86 | 86 | 82 | 79 | 85 | ||
Opsporing2 | |||||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 1,6 | 1,6 | 2,4 | 2,2 | 2,3 | ||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 4,0 | 4,6 | 7,5 | 5,6 | 5,6 | ||
Terugvordering2 | |||||||
Incassoratio cohort 2013 | 59 | 65 | 72 | 70 | 72 | ||
Incassoratio cohort 2014 | 50 | 58 | 65 | 61 | 65 | ||
Incassoratio cohort 2015 | 18 | 41 | 51 | 56 | 61 | ||
Incassoratio cohort 2016 | ‒3 | 17 | 43 | 53 | 58 | ||
Incassoratio cohort 2017 | ‒3 | ‒3 | 13 | 31 | 40 | ||
Incassoratio cohort 2018 | ‒3 | 18 | 30 | ||||
Incassoratio cohort 2019 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 13 |
Voor jonggehandicapten is een re-integratiebudget beschikbaar om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. Dit budget is bestemd voor de inzet van trajecten gericht op het vinden van werk, voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder jobcoaching) en voor de financiering van de subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling). Jonggehandicapten met arbeidsvermogen zijn verplicht om mee te werken aan re-integratie. Specifiek voor jonggehandicapten met arbeidsmogelijkheden die vallen onder de Wajong2010 geldt een acceptatieplicht van passende arbeid. UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en voorzieningen voor de ondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wajong, WIA, WAO, WAZ en ZW). Het premiegefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de WIA, WAO, WAZ en ZW en wordt verantwoord in artikel 3. In tabel 34 zijn de totale uitgaven aan de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong.
De uitgaven voor re-integratie Wajong zijn op basis van realisatiecijfers van UWV 2019 ruim € 16 miljoen lager uitgevallen dan in de SZW begroting beschikbaar gesteld. In 2019 zijn met het re-integratiebudget 9.212 re-integratietrajecten en 22.577 werkvoorzieningen ingekocht voor de Wajong-doelgroep. In 2018 waren dit er respectievelijk 10.202 en 24.948.
De ontvangsten betreffen een terugbetaling van UWV aan te veel ontvangen middelen in 2018. Het voorschot dat in 2018 aan UWV is overgemaakt met betrekking tot de Wajong en re-integratie Wajong bleek achteraf circa € 24 miljoen hoger te zijn dan de uitgaven van UWV in dat jaar. Dit bedrag is in 2019 terugbetaald.
De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en stimuleert hen het werk te hervatten.
De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk loonvervangend inkomen om de periode van werkloosheid te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Door middel van instrumenten als bijvoorbeeld de sollicitatieplicht, het besluit passende arbeid en inkomensverrekening stimuleert de overheid een terugkeer naar werk.
Werklozen die bij instroom in de WW 60 jaar of ouder zijn, komen na afloop van hun WW-recht in aanmerking voor een uitkering op minimumniveau op grond van de Wet Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW). Vanaf 2020 stijgt de leeftijdsgrens om voor de IOW in aanmerking te komen naar 60 jaar en 4 maanden.
Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.
Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.
De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Daarnaast stimuleert de Minister met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan de werking van de arbeidsmarkt. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
– het borgen van het activerend karakter van de regelingen en van hun bijdrage aan de werking van de arbeidsmarkt;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Actieplan Perspectief voor vijftigplussers
Het actieplan «Perspectief voor vijftigplussers» is erop gericht de arbeidsmarktpositie van vijftigplussers te verbeteren en het risico op (langdurige) werkloosheid te beperken. De activiteiten uit het actieplan zijn in 2017 gestart. Een aantal activiteiten is in 2019 afgerond, zoals de subsidieregeling «Meer werk voor vijftigplussers». Dit gaat om experimenten met innovatieve projecten. De aanvraagmogelijkheid voor subsidies op grond van de Tijdelijke Subsidieregeling Ontwikkeladvies Vijfenveertigplussers liep tot 10 januari 2020. De activiteiten van de Ambachtsacademie, om oudere werkzoekenden te begeleiden naar een baan in het kleinschalig ambacht, lopen ook in 2020 (en volgende jaren) door.
In totaal zijn meer dan 25.000 ontwikkeladviezen verstrekt. Met name nadat de doelgroep is vergroot en alle vijfenveertigplussers mee konden doen, is het gebruik flink toegenomen. De evaluatie van de regeling wordt in het voorjaar van 2020 verwacht.
Fraude met WW-uitkeringen
In 2018 en 2019 is een fors aantal maatregelen aangekondigd en uitgevoerd om fraude met WW-uitkeringen op te sporen en tegen te gaan. Het ging daarbij onder meer om ongeoorloofd verblijf met een uitkering in het buitenland en het ontvangen van een uitkering bij verwijtbare werkloosheid. Zo zijn in 2019 gerichte controles uitgevoerd op fraude met verblijf buiten Nederland bij meerdere uitkeringen op één adres, betere controle op verwijtbare werkloosheid door een pilot bij uitzendbureau’s en aangescherpte controles bij de papieren WW-aanvraag. Ook is het proces van fraudemeldingen verbeterd, het adressenbeleid aangepakt en heeft UWV datagedreven risicomodellen ontwikkeld en ingezet om efficiënt fraude op te sporen.
Zo leidde een verscherpte controle op verwijtbare werkloosheid in de pilot en door middel van risicomodellen tot een hoger aantal afwijzingen van uitkeringen in vergelijking met de reguliere controle zoals deze voorheen gebruikelijk was. Dit toont aan dat deze maatregelen succesvol zijn om meer en gericht fraude op te sporen en aan te pakken.
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
De verlenging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) is op 11 december 2019 aangenomen. Deze verlenging was afgesproken in het regeerakkoord.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 42.028 | 57.069 | 173.025 | 104.008 | 126.669 | 158.993 | ‒ 32.324 |
Uitgaven | 42.028 | 56.986 | 166.729 | 108.108 | 124.430 | 158.104 | ‒ 33.674 |
Inkomensoverdrachten | 29.428 | 40.297 | 157.961 | 98.120 | 102.672 | 129.813 | ‒ 27.141 |
IOW | 29.403 | 40.280 | 65.037 | 69.600 | 102.626 | 97.213 | 5.413 |
Cessantiawet (Caribisch Nederland) | 25 | 17 | 24 | 20 | 46 | 100 | ‒ 54 |
Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit | 0 | 0 | 92.900 | 28.500 | 0 | 32.500 | ‒ 32.500 |
Subsidies | 12.600 | 16.189 | 7.506 | 4.947 | 11.506 | 18.311 | ‒ 6.805 |
Opdrachten | 0 | 500 | 1.262 | 1.041 | 272 | 0 | 272 |
Bijdragen aan zbo's/rwt's | 0 | 0 | 0 | 4.000 | 9.980 | 9.980 | 0 |
Scholing WW | 0 | 0 | 0 | 4000 | 9.980 | 9.980 | 0 |
Ontvangsten | 2.961 | 0 | 1.171 | 3.398 | 10.789 | 0 | 10.789 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Uitgaven | 6.546.924 | 5.863.820 | 5.139.206 | 4.402.744 | 3.916.464 | 3.739.575 | 176.889 |
Inkomensoverdrachten | 6.546.924 | 5.863.820 | 5.139.206 | 4.402.744 | 3.916.464 | 3.603.782 | 312.682 |
WW | 6.546.924 | 5.863.820 | 5.139.206 | 4.402.744 | 3.916.464 | 3.603.782 | 312.682 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 135.793 | ‒ 135.793 |
Ontvangsten | 379.000 | 386.000 | 329.026 | 301.000 | 260.000 | 310.293 | ‒ 50.293 |
UFO | 379.000 | 386.000 | 329.026 | 301.000 | 260.000 | 298.984 | ‒ 38.984 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 11.309 | ‒ 11.309 |
De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar of ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsgeschikten die bij aanvang van de loongerelateerde WGA-uitkering 60 jaar of ouder zijn, kunnen na afloop van hun loongerelateerde uitkering recht hebben op IOW. Vanaf 2020 geldt een minimumleeftijd van 60 jaar en 4 maanden bij aanvang van de WW- of WGA-uitkering. De IOW is een tijdelijke regeling die wordt uitgevoerd door UWV.
De IOW-uitgaven zijn ruim € 5 miljoen hoger dan geraamd. Dit komt naast de nominale bijstelling van € 2,4 miljoen, voornamelijk door een eenmalige nabetaling aan UWV van € 7,7 miljoen. Het IOW-volume is beperkt lager uitgevallen.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren) | 2,5 | 3,6 | 5,0 | 5,7 | 7,6 | 8,0 | ‒ 0,4 |
Bron: UWV, jaarverslag.
Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.
De uitgaven aan de Cessantiawet zijn lager dan begroot. Bij de uitgaven aan deze regeling kunnen tussen de jaren grote verschillen bestaan, afhankelijk van het aantal bedrijven dat failliet is gegaan en het aantal betrokken werknemers.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Cessantiawet (x 1.000 uitkeringen) | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | 0 |
Bron: RCN-unit SZW
Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid kan het dagloon voor enkele groepen WW-gerechtigden lager uitkomen. Per 1 december 2016 is het Dagloonbesluit aangepast met voor deze groepen een dagloonverhogend effect. Eenmalige tegemoetkomingen zijn in 2017 en 2018 verstrekt. In een later stadium kan het lagere WW-dagloon ook gevolgen hebben voor de hoogte van een WIA-uitkering. Voor compensatie hiervan zijn middelen uit 2018 doorgeschoven naar 2019. De compensatie heeft in 2019 geresulteerd in naar schatting € 1 miljoen aan extra WIA-lasten. De € 32,5 miljoen op dit artikel is geheel vrijgevallen.
De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een uitkering. De WW-uitkering duurt minimaal 3 maanden. Vanaf 1 april 2019 is de maximale duur 24 maanden. Hoeveel maanden mensen recht hebben op WW verschilt per persoon, afhankelijk van het aantal jaren dat iemand actief is geweest als werknemer. Per jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer de eerste tien jaar één maand recht op een WW-uitkering op. Vanaf het elfde jaar bouwt een werknemer met elk gewerkt jaar een halve maand recht op WW-uitkering op. Arbeidsjaren van vóór 2016 leveren altijd een volledige maand recht op WW-uitkering op. De WW wordt uitgevoerd door UWV.
De WW-uitgaven komen € 313 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 136 miljoen, in tabel 39 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 177 miljoen hoger dan begroot. Met name het volume valt hoger uit dan geraamd. Dit komt voornamelijk doordat het aandeel WW-uitkeringen waar geen betaling tegenover staat (nuluitkeringen) lager lag dan verwacht. Ook de gemiddelde jaaruitkering in de WW valt hoger uit dan verwacht.
In tabel 42 staan de kerncijfers voor de WW. Het aantal lopende WW-uitkeringen is iets lager uitgevallen dan geraamd. In eerste instantie lijkt dit tegenstrijdig met het feit dat het WW-volume hoger is uitgevallen dan geraamd. Doordat het aantal nuluitkeringen echter lager lag dan verwacht, is het gemiddeld aantal uitkeringsjaren per WW-uitkering toegenomen. Verder was de dynamiek in de WW groter dan verwacht: het aantal nieuwe instromers en beëindigde uitkeringen vielen beide hoger uit.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren) | 339 | 333 | 291 | 241 | 201 | 197 | 4 |
Aantal lopende WW-uitkeringen (x 1.000, ultimo) | 446 | 412 | 330 | 263 | 223 | 231 | ‒ 8 |
Aantal nieuwe WW-uitkeringen (x 1.000) | 584 | 491 | 390 | 336 | 330 | 292 | 38 |
Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000) | 579 | 525 | 472 | 403 | 369 | 327 | 42 |
Bron: UWV, jaarverslag.
Handhaving
De kerncijfers op het gebied van preventie tonen een stabiel beeld vergeleken met voorgaande jaren, met een hoge kennis van de verplichtingen. De kerncijfers op het gebied van opsporing zijn gelijk gebleven aan 2018. Hiermee lijkt een einde gekomen te zijn aan de sterke daling van het aantal geconstateerde overtredingen ten opzichte van voorgaande jaren. Deze daling werd onder meer veroorzaakt doordat er sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid al bij de uitkeringsverstrekking rekening wordt gehouden met de inkomsten van een WW-gerechtigde, door de inkomstenopgave te vergelijken met de informatie uit de polisadministratie. Het effect van de inkomstenverrekening op de daling van het aantal overtredingen is tot een einde gekomen.
Daarnaast is het fraudebewustzijn toegenomen, te zien aan het toegenomen aantal interne meldingen. Het aantal externe meldingen voor vermoedens van overtreding voor de WW is gedaald, evenals het aantal overige signalen. De incassoratio’s hebben zich ten opzichte van 2018 gestabiliseerd, met een lichte daling voor het cohort 2019 en 2018.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | |||||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 84 | 81 | 79 | 78 | 77 |
Kennis van de verplichtingen (%) | 97 | 96 | 97 | 96 | 96 |
Opsporing2 | |||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 28 | 14 | 10 | 1,0 | 1,0 |
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 40 | 22 | 21 | 5,5 | 4,5 |
Terugvordering2 | |||||
Incassoratio cohort 2013 | 65 | 71 | 76 | 78 | 81 |
Incassoratio cohort 2014 | 49 | 60 | 68 | 68 | 72 |
Incassoratio cohort 2015 | 34 | 59 | 69 | 70 | 75 |
Incassoratio cohort 2016 | ‒3 | 29 | 52 | 63 | 69 |
Incassoratio cohort 2017 | ‒3 | ‒3 | 28 | 55 | 62 |
Incassoratio cohort 2018 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 30 | 38 |
Incassoratio cohort 2019 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 21 |
Voor subsidieregelingen vanuit het actieplan «Perspectief voor vijftigplussers» is in 2019 circa € 18,3 miljoen beschikbaar gesteld: € 16,2 miljoen voor de subsidieregeling voor het ontwikkeladvies en training voor leidinggevenden, € 1,4 miljoen om de Ambachtsacademie te ondersteunen en € 0,7 miljoen voor experimenten Meer werk.
In totaal is er € 11,5 miljoen uitgegeven aan subsidies op dit artikel. De uitgaven in 2019 aan het ontwikkeladvies zijn circa € 5,5 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit komt doordat een aanzienlijk deel van de uitbetalingen pas in 2020 plaats zal vinden. Ook is een deel naar het opdrachtenbudget gegaan om het ontwikkeladvies te promoten.
Van het budget voor de Ambachtsacademie is € 0,6 miljoen doorgeschoven naar latere jaren.
De € 0,7 miljoen die beschikbaar is voor de experimenten Meer werk is in 2019 niet uitgekeerd, dit zal in 2020 gebeuren.
In 2019 is € 272.000 besteed aan voorlichtingsactiviteiten om ouderenwerkloosheid te bestrijden en het Ontwikkeladvies 45-plussers te promoten. Bij de Voorjaarsnota is hiervoor opdrachtenbudget beschikbaar gesteld vanuit het bijbehorende subsidiebudget.
Voor 2019 is circa € 10 miljoen aan UWV beschikbaar gesteld voor scholing aan WW gerechtigden naar kansberoepen. Dit budget is volledig aan de scholingsregeling besteed.
In 2019 waren er op dit begrotingsartikel € 10,8 miljoen aan restituties. Het betreft terugbetalingen van UWV, omdat UWV in 2018 een te hoog voorschot had ontvangen van SZW voor met name de tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit (€ 8,4 miljoen). Ook voor scholing heeft UWV een terugbetaling gedaan over 2018.
De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. UWV verhaalt de uitkeringslasten op overheidswerkgevers. Deze lasten staan als ontvangsten op dit artikel en zijn in 2019 € 50 miljoen lager uitgevallen dan geraamd.
De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en stimuleert hen het werk te hervatten. De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van zwangerschap.
De overheid vindt dat mensen die ziek worden en waarbij de loonbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever niet van toepassing is, ook verzekerd moeten zijn van een tijdelijk loonvervangend inkomen. Zij kunnen het verlies aan inkomen daarom voor een periode van twee jaar, gelijk aan de periode van de loonbetalingsverplichting, opvangen met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Door middel van verzuimbegeleiding en re-integratie stimuleert de overheid deze (gewezen) werknemers om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan.
Ook tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voorziet de overheid in een tijdelijk loonvervangend inkomen. Op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) komen zwangere werknemers en zelfstandigen in aanmerking voor een uitkering.
Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose door blootstelling aan asbest, kunnen van de overheid een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS).
Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering op grond van de Ziekteverzekering (ZV).
De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV en de SVB;
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Wijziging Wet arbeid en zorg
Met de invoering van de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) is per 1 januari 2019 het geboorteverlof voor partners van de pas bevallen moeders uitgebreid. Partners hebben eenmaal recht op het aantal werkuren per week aan geboorteverlof. Gedurende deze periode wordt het loon volledig doorbetaald door de werkgever. De werknemer kan deze verlofdagen naar eigen inzicht opnemen, maar moet dit wel doen binnen 4 weken na de geboorte van het kind.
Per 1 juli 2020 wordt het geboorteverlof verder uitgebreid en kunnen partners tot 5 weken aanvullend geboorteverlof opnemen. Zij krijgen dan een uitkering ter hoogte van 70% van hun dagloon.
Met de invoering van de WIEG is ook het adoptie- en pleegzorgverlof uitgebreid met 2 weken tot een totaal van 6 weken. Men ontvangt een uitkering ter hoogte van het dagloon.
Compensatie transitievergoeding na 2 jaar ziekte
In 2019 is het wetsvoorstel aangenomen dat mogelijk maakt dat werkgevers vanaf 1 april 2020 bij UWV een aanvraag kunnen indienen voor compensatie van betaalde transitievergoedingen bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De compensatieregeling geldt voor transitievergoedingen die op of na 1 juli 2015 zijn betaald.
MKB-verzuim-ontzorgpolis
In 2019 hebben verzekeraars gewerkt aan een verzekering voor kleine werkgevers die het financiële risico rondom loondoorbetaling bij ziekte opvangt en hen ontzorgt. De MKB verzuim-ontzorgverzekering wordt vanaf 2020 door verzekeraars aangeboden. Het kabinet heeft de totstandkoming van een werkwijzer casemanagement en een klachtenloket voor werkgevers gefaciliteerd, om dit nieuwe verzekeringsproduct zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen.
Compensatieregeling zwanger en zelfstandig (ZEZ)
In 2019 konden vrouwelijke zelfstandigen die tussen mei 2005 en juni 2008 zijn bevallen en destijds geen uitkering hebben ontvangen, een compensatie van € 5.600 bruto ontvangen van UWV.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 7.581 | 6.246 | 7.578 | 7.904 | 7.895 | 7.427 | 468 |
Uitgaven | 7.581 | 6.246 | 7.578 | 7.904 | 7.652 | 7.527 | 125 |
Inkomensoverdrachten | 7.581 | 6.246 | 7.578 | 7.904 | 7.395 | 7.427 | ‒ 32 |
TAS | 4.368 | 3.830 | 4.508 | 4.716 | 4.296 | 4.213 | 83 |
Ziekteverzekering (Caribisch Nederland) | 3.213 | 2.416 | 3.070 | 3.188 | 3.099 | 3.214 | ‒ 115 |
Subsidies | 0 | 0 | 0 | 0 | 257 | 100 | 157 |
Kanker en werken | 0 | 0 | 0 | 0 | 257 | 100 | 157 |
Ontvangsten | 0 | 429 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Uitgaven | 2.575.582 | 2.625.808 | 2.682.956 | 2.806.325 | 3.060.903 | 2.899.275 | 161.628 |
Inkomensoverdrachten | 2.575.582 | 2.625.808 | 2.682.956 | 2.806.325 | 3.060.903 | 2.794.608 | 266.295 |
ZW | 1.483.923 | 1.498.216 | 1.545.151 | 1.627.534 | 1.725.947 | 1.543.432 | 182.515 |
WAZO | 1.091.659 | 1.127.592 | 1.137.805 | 1.178.791 | 1.334.956 | 1.251.176 | 83.780 |
WAZO aanvullend geboorteverlof partners | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 104.667 | ‒ 104.667 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose als gevolg van blootstelling aan asbest kunnen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de TAS. Indien zij de ziekte maligne mesothelioom of asbestose hebben gekregen door te werken met asbest (in dienst van een werkgever) of maligne mesothelioom hebben opgelopen via werkkleding van een huisgenoot, dan is de (voormalige) werkgever hiervoor aansprakelijk en kunnen zij een schadevergoeding bij de werkgever eisen. Dit proces kan soms echter lang duren. Tegelijkertijd is de levensverwachting van mensen met de ziekte maligne mesothelioom vaak erg laag. De TAS heeft tot doel asbestslachtoffers bij leven maatschappelijke erkenning te bieden in de vorm van een tegemoetkoming. Deze wordt vaak uitgekeerd in de vorm van een voorschot. Als de (voormalige) werkgever later alsnog een schadevergoeding betaalt wordt de tegemoetkoming hiermee verrekend. De TAS wordt uitgevoerd door de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan de TAS zijn in 2019 € 0,08 miljoen hoger uitgekomen dan in de begroting 2019 werd verwacht. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling (€ 0,14 miljoen) is de realisatie € 0,06 miljoen lager uitgevallen dan begroot.
Beleidsrelevante kerncijfers
Het aantal toekenningen is lager uitgevallen dan in de begroting 2019 werd verwacht. Daarnaast is het aantal terugontvangen voorschotten iets lager uitgevallen dan verwacht, het daadwerkelijke terugvorderingspercentage is 42% terwijl in de begroting een percentage van 44% werd verondersteld.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal toekenningen voorschot TAS (x 1.000 uitkeringen) | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,3 | 0,4 | ‒ 0,1 | |
waarvan toekenning i.v.m. maligne mesothelioom | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,3 | 0,3 | 0 | |
waarvan toekenning i.v.m. asbestose | 0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | 0 | |
Aantal terugontvangen voorschotten TAS (x 1.000 uitkeringen) | 0,2 | 0,2 | 0,1 | 0,2 | 0,1 | 0,1 | 0 | |
Aantal toekenningen maligne mesothelioom bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen (%) | 86 | 85 | 85 | 85 | 86 | ‒1 | ‒ |
Bron: SVB, jaarverslag.
Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het loon van de werknemer.
Zowel de uitgaven aan de Ziekteverzekering in Caribisch Nederland als de volume ontwikkeling zijn vrijwel conform begroting.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Ziekteverzekering CN (x 1.000 uitbetaalde ziektedagen) | 65 | 56 | 61 | 63 | 66 | 64 | 2 |
Bron: RCN-unit SZW.
De ZW geeft zieke werknemers het recht op een uitkering als zij geen werkgever meer hebben die in geval van ziekte loon moet doorbetalen. De ZW bevat minimumnormen voor re-integratie. De ZW geldt ook voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst zijn van een werkgever, namelijk werknemers die tijdelijk ongeschikt zijn voor het verrichten van hun werk (wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap en orgaandonatie) en werknemers met een zogenaamde no-riskpolis. De werkgever mag de ZW-uitkering dan verrekenen met het loon dat hij moet doorbetalen. De ZW wordt uitgevoerd door UWV of door werkgevers zelf wanneer zij ervoor gekozen hebben om eigenrisicodrager te zijn voor de ZW-uitkeringslasten.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten ZW komen € 183 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 59 miljoen, in tabel 45 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 124 miljoen hoger dan begroot.
Het aantal ZW-uitkeringen is in 2019 hoger uitgevallen dan waar ten tijde van de begroting rekening mee werd gehouden (circa € 164 miljoen hoger). In het bijzonder is het aantal flexkrachten dat een beroep doet op de ZW hoger uitgevallen en ook het aantal ZW-uitkeringen bij zwangerschappen is hoger dan verwacht. Een deel van de stijging bij flexkrachten wordt verklaard doordat er minder bedrijven eigenrisicodrager zijn geworden dan werd verondersteld. Hierdoor melden relatief meer personen zich bij het UWV. De gemiddelde jaaruitkering in de ZW valt juist minder hoog uit dan waarvan werd uitgegaan (circa € 40 miljoen lager). Dit doet een deel van de hogere ZW-uitkeringslasten teniet. Per saldo vallen de uitkeringslasten € 124 miljoen hoger uit dan werd verwacht.
Beleidsrelevante kerncijfers
Het gemiddeld aantal ZW-uitkeringen is ongeveer 10.000 hoger uitgekomen dan verwacht. Dit verschil wordt vooral verklaard door een hoger aantal ZW-uitkeringen van uitzendkrachten, eindedienstverbanders en ziekte bij zwangerschap.
Realisatie 2015 | Realisatie 20161 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume ZW (x 1.000 uitkeringen, gemiddelde) | 88 | 87 | 90 | 95 | 98 | 88 | 10 | |
Instroom ZW (x 1.000 uitkeringen) | 204 | 236 | 252 | 283 | 298 | ‒2 | ‒ | |
Uitstroom ZW (x 1.000 uitkeringen) | 277 | 285 | 300 | 322 | 335 | ‒2 | ‒ |
Bron: UWV, jaarverslag.
Handhaving
De kerncijfers op het gebied van fraude en handhaving tonen in het algemeen een stabiel beeld ten opzichte van voorgaande jaren. Uit de kerncijfers op het gebied van opsporing blijkt ook dat het aantal geconstateerde overtredingen in 2019 gelijk is gebleven aan 2018. Het totale benadelingsbedrag is in 2019 licht toegenomen.
Naar aanleiding van fraude met de WW is besloten om alle sociale zekerheidswetten door te lichten op misbruikrisico’s (Tweede Kamer, 2018-2019, 17 050, nr. 559). In 2020 worden de ZW en WIA doorgelicht voor misbruikrisico's.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | ||||||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 81 | 76 | 80 | 77 | 77 | |
Kennis van de verplichtingen (%) | 94 | 93 | 95 | 93 | 93 | |
Opsporing2 | ||||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 0,8 | 1,1 | 2,8 | 2,6 | 2,6 | |
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 2,3 | 3,0 | 3,4 | 2,9 | 3,5 | |
Terugvordering2 | ||||||
Incassoratio cohort 2013 | 58 | 68 | 76 | 70 | 74 | |
Incassoratio cohort 2014 | 38 | 49 | 56 | 54 | 59 | |
Incassoratio cohort 2015 | 26 | 44 | 51 | 56 | 57 | |
Incassoratio cohort 2016 | ‒3 | 25 | 41 | 56 | 61 | |
Incassoratio cohort 2017 | ‒3 | ‒3 | 24 | 48 | 58 | |
Incassoratio cohort 2018 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 24 | 41 | |
Incassoratio cohort 2019 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 20 |
De WAZO bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, kraamverlof, adoptie- en pleegzorgverlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Soms bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling of op een uitkering (zwangerschaps- en bevallingsuitkering en adoptie- en pleegzorguitkering). Deze uitkeringen op grond van de WAZO worden uitgevoerd door UWV.
De uitkeringslasten WAZO komen € 84 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (onderdeel van de post nominaal van € 46 miljoen) is de realisatie € 38 miljoen hoger dan begroot.
Ondanks dat het totaal aantal WAZO-uitkeringen minder hoog is uitgevallen dan werd verwacht, nemen de totale uitkeringslasten op de WAZO toe. Deze hogere realisatie hangt samen met een hoger dan geraamd aantal uitkeringen van de eenmalige ZEZ-compensatieregeling. De uitgaven aan de ZEZ-compensatie vallen € 41 miljoen hoger uit dan verwacht.
Het aantal toekenningen op grond van zwangerschaps- en bevallingsverlof is vanwege een lager uitgevallen geboortecijfer circa 2.000 uitkeringen achtergebleven bij de raming.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 20181 | Realisatie 20191 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal aantal toekenningen zwangerschap- en bevallingsverlofuitkering (x 1.000 uitkeringen) | 137 | 140 | 134 | 140 | 142 | 144 | ‒ 2 | |
Aantal toekenningen werknemers (x 1.000 uitkeringen) | 128 | 129 | 124 | 129 | 130 | 134 | ‒ 4 | |
Aantal toekenningen zelfstandigen (x 1.000 uitkeringen) | 9,8 | 10,5 | 10,4 | 11,4 | 11,5 | 10 | 1,5 |
Bron: UWV, jaarverslag.
Met het amendement van Weyenberg (Tweede Kamer, 2017-2018, 34775, nr. 18) is € 500.000 in totaal beschikbaar gesteld voor een subsidieregeling om maatschappelijke initiatieven te ondersteunen die erop zijn gericht (ex-)kankerpatiënten zonder werk meer kans te geven op het vinden van een nieuwe baan. In 2019 zijn vijf opdrachten gegund en is € 257.000 aan voorschotten betaald. De opdrachten worden in 2020 afgerond.
De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.
De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling.
De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken. Dit om te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.
De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;
– het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;
– het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;
– het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.
De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door de Belastingdienst.
Intensivering kinderopvangtoeslag
De kinderopvangtoeslag is vanaf 2019 met € 248 miljoen geïntensiveerd. Het kabinet heeft deze investering gedaan ten behoeve van een goede balans op de arbeidsmarkt en de betaalbaarheid van de kinderopvang. De toeslagpercentages zijn in zowel de eerste als de tweede kindtabel verhoogd. Voor ouders met de allerlaagste toetsingsinkomens stijgt het maximale toeslagpercentage naar 96%. Ook is de inkomensgrens waarbij ouders voor het eerste kind kinderopvangtoeslag krijgen ter hoogte van de vaste voet (33,3%) in 2019 verhoogd naar € 123.920.
Wet Innovatie en kwaliteit kinderopvang
Op 1 januari 2018 is de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang in werking getreden. Met de maatregelen uit die wet wordt een kwaliteitsverbetering gerealiseerd en wordt de ontwikkeling van het kind meer centraal gesteld. Conform planning is een aantal eisen uit deze wet per 1 januari 2019 ingevoerd. Dit betreft de wijziging van de beroepskracht-kindratio, de introductie van de pedagogische beleidsmedewerker op hbo-niveau en de aanpassing van de maximumuurprijzen.
Verbeteringen kinderopvangtoeslag
De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van het Verbetertraject Kinderopvangtoeslag (Tweede Kamer, 2019-2020, 31 322, nr. 406). Het Verbetertraject ligt eind 2019 op schema: de voorbereidingen zijn getroffen om in 2020 de gegevensuitwisseling met alle kinderopvangorganisaties en de Belastingdienst te kunnen implementeren. Een groot deel van de hoge terugvorderingen ontstaat door een afwijking in de door de ouder aangeleverde en daadwerkelijk afgenomen opvanguren. Met actuele gegevens kan de Belastingdienst afwijkingen eerder signaleren en de juiste dienstverlening bieden aan ouders, zoals ouders tijdig op deze afwijking attenderen. Het Uitvoeringsbesluit Wko is met ingang van 1 januari 2020 aangepast, zodat de gegevensuitwisseling in 2020 een deugdelijke juridische basis heeft. Daarnaast is naast verbeteringen aan het toeslagenportaal ook de eerste proefversie van de Kinderopvangapp in gebruik genomen, die het ouders gemakkelijker moet maken om wijzigingen in hun situatie door te geven. Verder is er door de Belastingdienst een start gemaakt met de persoonlijke begeleiding van ouders die een verhoogd risico hebben op hoge terugvorderingen.
Proportioneel vaststellen
In december 2019 is middels het Verzamelbesluit Toeslagen besloten dat de Belastingdienst de aanspraak op kinderopvangtoeslag proportioneel vast gaat stellen op het moment dat de ouder(s) de eigen bijdrage niet (volledig) hebben voldaan (Stcrt. 2019, 70486). Hiermee komt een einde aan de alles-of-niets benadering waarbij ouders een nihilstelling ontvangen als niet alle kosten zijn voldaan. Het besluit is op 1 januari 2020 in werking getreden, met terugwerkende kracht tot en met 23 oktober 2019.
Verbetering kwaliteit en toegankelijkheid van kinderopvang in Caribisch Nederland
Begin 2019 hebben de Openbare Lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de ministeries van SZW, OCW, VWS en BZK bestuurlijke afspraken gemaakt over de samenwerking in het programma BES(t) 4 kids. Een programmaplan is vastgesteld, een programmaorganisatie ingericht en programmamanager aangesteld. Over het programma en de hoofdlijnen van het beoogde stelsel is de Tweede Kamer op 27 juni 2019 geïnformeerd (Tweede Kamer, 2019-2020, 31 322, nr. 397). Eind 2019 is een basisverordening kinderopvang aan de eilanden voorgelegd waarin gemeenschappelijke kwaliteitseisen voor de kinderopvang zijn vastgelegd. Op de eilanden is intussen een start gemaakt met het verbeteren van de kwaliteit van de kinderopvang door een opleidingsprogramma te ontwikkelen, medewerkers te scholen, hun arbeidsvoorwaarden te verbeteren en het management van organisaties te versterken. Daarnaast is een deel van het beschikbare budget ingezet om de kinderopvang voor ouders financieel toegankelijker te maken door kindplaatssubsidies.
Uitvoering kinderopvangtoeslag
In 2014 is de kinderopvangtoeslag van een groot aantal ouders onterecht stopgezet. Dit is de zogeheten CAF 11-zaak. Eind 2018 is de zaak aan het licht gekomen en is ook gebleken dat de kwestie groter is dan CAF-11. Afgelopen jaar is onderzoek gedaan door de Adviescommissie uitvoering toeslagen. De belangrijkste conclusie van het deeladvies van de Adviescommissie is dat de Belastingdienst in de CAF 11-zaak vooringenomen heeft gehandeld en dat de gebruikelijke middelen van rechtsbescherming daar geen of onvoldoende bescherming tegen boden. De Adviescommissie spreekt daarnaast van institutionele vooringenomenheid. Ouders uit de CAF 11-zaak hebben een compensatie ontvangen. In 2020 volgen onderzoeken van de ADR, AP en het tweede deeladvies van de Adviescommissie uitvoering toeslagen naar soortgelijke zaken buiten CAF 11. SZW richt zich de komende periode, samen met de Belastingdienst, Financiën en andere opdrachtgevers, op het versterken van haar opdrachtgevende rol richting de Belastingdienst en het verbeteren van het beleid.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 2.118.056 | 2.410.340 | 2.610.668 | 2.955.372 | 3.366.289 | 3.286.740 | 79.549 |
Uitgaven | 2.120.773 | 2.406.838 | 2.610.681 | 2.958.302 | 3.366.184 | 3.286.740 | 79.444 |
Inkomensoverdrachten | 2.101.032 | 2.385.422 | 2.585.976 | 2.933.211 | 3.353.362 | 3.264.213 | 89.149 |
Kinderopvangtoeslag | 2.101.032 | 2.385.422 | 2.585.976 | 2.933.211 | 3.353.362 | 3.264.213 | 89.149 |
Subsidies | 5.560 | 4.879 | 5.624 | 4.812 | 1.697 | 4.550 | ‒ 2.853 |
Subsidies Caribisch Nederland | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 200 | ‒ 200 |
Overige subsidies | 5.560 | 4.879 | 5.624 | 4.812 | 1.697 | 4.350 | ‒ 2.653 |
Opdrachten | 2.606 | 3.580 | 4.563 | 4.508 | 3.493 | 4.877 | ‒ 1.384 |
Opdrachten Caribisch Nederland | 0 | 0 | 0 | 91 | 67 | 2.828 | ‒ 2.761 |
Overige opdrachten | 2.606 | 3.580 | 4.563 | 4.417 | 3.426 | 2.049 | 1.377 |
Bijdragen aan agentschappen | 11.575 | 12.957 | 14.518 | 15.771 | 7.632 | 13.100 | ‒ 5.468 |
DUO | 9.099 | 12.373 | 14.415 | 15.559 | 7.631 | 12.853 | ‒ 5.222 |
Justis | 307 | 256 | 103 | 212 | 1 | 247 | ‒ 246 |
Centraal informatiepunt beroepen gezondheidszorg | 2.169 | 328 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 1.539.131 | 1.490.499 | 1.464.185 | 1.510.526 | 1.522.517 | 1.580.594 | ‒ 58.077 |
Werkgeversbijdrage kinderopvang | 1.082.043 | 1.111.430 | 1.150.719 | 1.203.577 | 1.257.158 | 1.233.981 | 23.177 |
Restituties en overige ontvangsten | 457.088 | 379.069 | 313.466 | 306.949 | 265.359 | 346.613 | ‒ 81.254 |
Kinderopvangtoeslag (KOT)
Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag (KOT). Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door Belastingdienst/Toeslagen. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan kinderopvangtoeslag zijn in 2019 € 89 miljoen hoger uitgekomen dan in de begroting 2019 werd verwacht. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling is de realisatie € 30 miljoen lager dan begroot.
Dit bedrag is het gevolg van verschillende ontwikkelingen met tegengestelde werking. De uitgaven kwamen € 78 miljoen hoger uit doordat het gebruik van kinderopvang in 2019 hoger is uitgekomen dan verwacht. Zowel het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag als het aantal uren per kind kwamen hoger uit. In 2019 waren er € 68 miljoen lagere kasuitgaven als gevolg van een beter dan verwachte aansluiting van de voorschotbetalingen bij de vastgestelde hoogte van de kinderopvangtoeslag. Daarnaast zijn de nabetalingen over eerdere toeslagjaren in 2019 € 53 miljoen lager dan in de begroting was geraamd. Dit hangt vooral samen met minder nabetalingen over toeslagjaar 2017. Het resterende verschil van € 13 miljoen wordt verklaard door overige posten, waaronder hoger dan verwachte voorschotbetalingen voor de maand januari 2020. Omdat ouders de kinderopvangtoeslag in de maand vooraf ontvangen, heeft dit in 2019 tot hogere kasuitgaven geleid.
Beleidsrelevante kerncijfers
Het aantal huishoudens is bijna 2% en het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag 1% hoger uitgekomen dan in de begroting 2019 was geraamd. Ook het aantal uren per kind is hoger dan verwacht (+1,8%), met name onder 0- tot 4-jarigen. In 2019 is er voor € 248 miljoen geïnvesteerd in de betaalbaarheid van de kinderopvang en is de conjunctuur verder verbeterd. Het effect van de gunstige conjunctuur en de reacties van ouders (gedragseffecten) op genoemde intensivering zijn waarschijnlijk sterker dan verwacht, waardoor het gebruik van kinderopvang meer is toegenomen dan voorzien. Onderliggend blijkt dat vooral huishoudens met een verzamelinkomen vanaf 1,5 keer modaal meer gebruik zijn gaan maken van kinderopvangtoeslag.
De gemiddelde uurtarieven in de dagopvang en gastouderopvang zijn in lijn met de begroting. In de buitenschoolse opvang is het gemiddelde tarief juist 28 cent hoger uitgekomen dan verwacht. Dit komt deels doordat het gemiddelde tarief over 2018 opwaarts is bijgesteld. Daarnaast was vanwege de maatregelen uit de Wet IKK een kostendaling in de buitenschoolse opvang voorzien. Er heeft zich in 2019 geen daling van de uurtarieven voorgedaan. De hoogte van de tarieven is de uitkomst van een samenspel van onder meer beleidsmatige ontwikkelingen en marktontwikkelingen.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000) | 415 | 445 | 481 | 528 | 552 | 542 | 10 | |
Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000) | ||||||||
0-12 jaar | 632 | 673 | 726 | 790 | 826 | 817 | 9 | |
waarvan 0-4 jaar | 300 | 318 | 343 | 377 | 390 | 389 | 1 | |
waarvan 4-12 jaar | 332 | 356 | 382 | 413 | 436 | 428 | 8 | |
Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%) | ||||||||
0-12 jaar | 29 | 31 | 33 | 36 | 38 | 38 | 0 | |
0-4 jaar | 43 | 46 | 49 | 55 | 57 | 56 | 1 | |
4-12 jaar | 22 | 24 | 26 | 28 | 30 | 29 | 1 | |
Aantal uren per kind per maand | ||||||||
0-12 jaar | 57,3 | 56,9 | 57,4 | 58,3 | 59,1 | 58,1 | 1,0 | |
0-4 jaar | 80,2 | 79,5 | 80,0 | 80,7 | 82,6 | 80,3 | 2,3 | |
4-12 jaar | 36,6 | 36,7 | 37,1 | 37,8 | 38,1 | 37,9 | 0,2 | |
Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000) | ||||||||
Tot 130% Wml | 61 | 65 | 70 | 76 | 74 | 76 | ‒ 2 | |
130% Wml tot 1 1/2 x modaal | 160 | 167 | 179 | 191 | 182 | 197 | ‒ 15 | |
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal | 318 | 340 | 368 | 405 | 440 | 421 | 19 | |
3 x modaal en hoger | 93 | 102 | 109 | 118 | 130 | 122 | 8 | |
Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag | ||||||||
Tot 130% Wml | 70 | 69 | 70 | 73 | 77 | 75 | 2 | |
130% Wml tot 1 1/2 x modaal | 54 | 53 | 54 | 56 | 57 | 55 | 2 | |
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal | 55 | 54 | 54 | 55 | 55 | 55 | 0 | |
3 x modaal en hoger | 64 | 64 | 64 | 65 | 65 | 63 | 2 |
Bron: SZW, berekening op basis van informatie van CBS en Belastingdienst.
De cijfers van 2019 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik. Voor 2018 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2017 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bijdragen sectoren (in %) | ||||||||
Collectief | 62 | 67 | 69 | 70 | 72 | 73 | ‒ 1 | |
waarvan Overheid | 21 | 30 | 34 | 38 | 43 | 42 | 1 | |
waarvan Werkgevers | 41 | 37 | 35 | 32 | 29 | 31 | ‒ 2 | |
Ouders | 38 | 33 | 31 | 30 | 28 | 27 | 1 | |
Wettelijke maximum uurprijs (in €) | ||||||||
Dagopvang | 6,84 | 6,89 | 7,18 | 7,45 | 8,02 | 8,02 | 0 | |
Buitenschoolse opvang | 6,38 | 6,42 | 6,69 | 6,95 | 6,89 | 6,89 | 0 | |
Gastouderopvang | 5,48 | 5,52 | 5,75 | 5,91 | 6,15 | 6,15 | 0 | |
Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €) | ||||||||
Dagopvang | 6,86 | 6,98 | 7,19 | 7,44 | 7,95 | 7,93 | 0,02 | |
Buitenschoolse opvang | 6,73 | 6,84 | 7,00 | 7,20 | 7,32 | 7,04 | 0,28 | |
Gastouderopvang | 5,63 | 5,68 | 5,84 | 5,98 | 6,09 | 6,12 | ‒ 0,03 | |
Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen | ||||||||
130% Wml | 0,96 | 0,56 | 0,44 | 0,46 | 0,35 | 0,35 | 0 | |
1 1/2 x modaal | 2,15 | 1,77 | 1,70 | 1,77 | 1,60 | 1,60 | 0 | |
3 x modaal | 5,36 | 5,00 | 4,78 | 4,97 | 4,70 | 4,70 | 0 | |
Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen | ||||||||
130% Wml | 0,49 | 0,41 | 0,37 | 0,38 | 0,34 | 0,34 | 0 | |
1 1/2 x modaal | 0,84 | 0,45 | 0,47 | 0,48 | 0,47 | 0,47 | 0 | |
3 x modaal | 1,53 | 1,14 | 1,19 | 1,24 | 1,19 | 1,19 | 0 |
Bron: SZW, berekening op basis van informatie van Belastingdienst.
De uitgaven voor subsidies zijn € 2,9 miljoen lager dan begroot. De uitgaven op subsidies zijn met het beëindigen van de Tijdelijke subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang lager dan voorheen. Een deel van dat niet ingezette budget is onder andere ingezet ter dekking van de meeruitgaven op het budget voor beleidsonderzoek en toezicht. Het geraamde budget voor subsidies voor Caribisch Nederland is niet tot uitbetaling gekomen.
De uitgaven aan opdrachten zijn € 1,4 miljoen lager dan geraamd. Dit is het saldo van overboekingen naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van het programma BES(t) 4 kids ad € 2,2 miljoen (deze uitgaven worden op de begroting van BZK verantwoord) en meeruitgaven op het budget voor beleidsonderzoek en toezicht.
De bijdragen aan agentschappen zijn € 5,5 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Op de begroting waren voor 2019 middelen gereserveerd voor het verbeteren van de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. Deze uitgaven zijn lager uitgevallen dan aanvankelijk gedacht. De bijdrage is met name ingezet voor de uitvoering van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang.
De restituties en overige ontvangsten zijn € 81 miljoen lager uitgekomen dan verwacht. De Belastingdienst slaagt er steeds beter in om de kinderopvangtoeslag die ouders ontvangen (voorschotten), aan te laten sluiten bij hun rechten. Dit leidt enerzijds tot lagere uitgaven tijdens het toeslagjaar, daarentegen ontstaan er na afloop van het jaar minder terugvorderingen. Als gevolg daarvan zijn ook de terugontvangsten lager. Het effect treedt vooral op vanaf toeslagjaar 2017 en blijkt sterker te zijn dan ten tijde van opstelling van de begroting was voorzien.
Het aantal gewerkte uren per week is bij zowel vrouwen in het algemeen als bij moeders met jonge kinderen toegenomen.
Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Vrouwen 15 tot 75 jaar | 25,9 | 26,1 | 26,3 | |||||
Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar) | 26,4 | 26,6 | 26,8 |
Bron: CBS, Enquête beroepsbevolking.
De netto arbeidsparticipatie van ouders is in 2018 en 2019 in alle categorieën toegenomen.
Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar | 66,7 | 67,8 | 68,8 | |||||
Moeders (lid van ouderpaar) | 78,5 | 79,0 | 80,4 | |||||
Vaders (lid van ouderpaar) | 91,2 | 91,7 | 92,1 | |||||
Alleenstaande moeders | 63,1 | 65,9 | 66,2 | |||||
Alleenstaande vaders | 73,8 | 76,6 | 80,4 | |||||
Moeders met jonge kinderen (0-11) | 77,2 | 77,8 | 79,4 | |||||
Vaders met jonge kinderen (0-11) | 93,5 | 94,0 | 94,2 |
Bron: CBS, Enquête beroepsbevolking.
De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.
Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 87% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pensioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.
De overheid biedt inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW) en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR).
Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).
De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
– de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.
Hervorming pensioenstelsel
Op 5 juni 2019 hebben sociale partners en kabinet - op basis van advies van de Sociaal-Economische Raad - een pensioenakkoord gesloten over de vernieuwing van het pensioenstelsel, een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd, een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen en over een pakket maatregelen dat het voor iedereen haalbaar maakt om het pensioen gezond te bereiken; ook voor degenen met zwaar werk (Tweede Kamer, 2018-2019, 32 043, nr. 457).
De minder snelle stijging van de AOW-leeftijd is vastgelegd in de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd (Stb. 2019, 246). In die wet is geregeld dat de AOW-leeftijd in 2020 en 2021 66 jaar en 4 maanden zal blijven, vervolgens zal de AOW-leeftijd in 2022 stijgen naar 66 jaar en 7 maanden en in 2023 naar 66 jaar en 10 maanden. In 2024 wordt de AOW-leeftijd 67 jaar. Daarnaast is het kabinet met vakbonden en werkgevers overeengekomen om met ingang van 2025 de ontwikkeling van de AOW-leeftijd voor 2/3 te koppelen aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd. De koppeling van de pensioenrichtleeftijd aan de levensverwachting zal op vergelijkbare wijze worden aangepast. Het mitigeren van de koppeling van de AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd aan de resterende levensverwachting vanaf 65 jaar zal met een apart wetsvoorstel worden geregeld. Het parlement zal hierover voor de zomer van 2020 worden geïnformeerd.
In het pensioenakkoord zijn op het terrein van het tweede pijler pensioen afspraken gemaakt: de zogenoemde doorsneesystematiek wordt vervangen door een neutralere vorm van pensioenopbouw, pensioencontracten sturen niet langer op nominale zekerheid en het wordt mogelijk om op pensioendatum ten hoogste 10% van het pensioen ineens op te nemen.Ten aanzien van het keuzerecht bedrag ineens heeft de Minister de Tweede Kamer afgelopen jaar, door middel van een hoofdlijnenbrief, geïnformeerd over de wenselijkheid en vormgeving van dit recht.
Tevens zijn in het pensioenakkoord afspraken gemaakt over de introductie van een drempelvrijstelling op de regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing), duurzame inzetbaarheid en de uitbreiding van verlofsparen. Vanaf 2021 wordt voor een periode van vijf jaar de uitkeringen in de laatste drie jaar voor AOW-leeftijd tot een bedrag van ongeveer € 21.200 vrijgesteld van de heffing op regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing). Vanaf 2021 is er € 800 miljoen (4 x € 200 miljoen) beschikbaar gesteld voor duurzame inzetbaarheid en knelpunten bij regelingen die vrijgesteld zijn van RVU-heffing. Tevens is vanaf 2020 structureel € 10 miljoen beschikbaar voor duurzame inzetbaarheid. Het kabinet heeft het wetsvoorstel waarbij het keuzerecht bedrag ineens, RVU-heffing en verlofsparen is samengevoegd aan het einde van het jaar ter internetconsultatie voorgelegd. Het kabinet streeft ernaar het wetsvoorstel in de zomer van 2020 in te dienen bij de Tweede Kamer.
De afspraken uit het pensioenakkoord worden uitgewerkt onder leiding van een stuurgroep van kabinet en sociale partners. De Tweede Kamer is in het najaar geïnformeerd over de planning en over de voortgang van de verdere uitwerking (Tweede Kamer, 2019-2020, 32 043, nr. 499 en Tweede Kamer, 2019-2020, 32 043, nr. 510). Het streven is om voor de zomer van 2020 een hoofdlijnennotitie te presenteren.
Overige aangekondige beleidswijzigingen
De in de begroting 2019 aangekondigde verhoging van de AOV met 5% per 1-1-2019 en dat alleenstaande AOV-ers via de Onderstand een toeslag op het inkomen tot Wml-niveau krijgen om de leefomstandigheden in Caribisch Nederland te verbeteren is gerealiseerd. Per 1 januari 2019 is zoals aangekondigd in de begroting 2019 de automatische waardeoverdracht voor nieuwe kleine pensioenen in werking getreden. Dit is ook daadwerkelijk van start gegaan per 1 augustus 2019. Per 1 januari 2020 treedt het recht op automatische waardeoverdracht van bestaande kleine pensioenen in werking. Ten aanzien van de aangekondigde wijziging in de pensioencommunicatie wordt vanaf 30 september 2019 op www.mijnpensioenoverzicht.nl het te verwachten pensioen voor alle deelnemers uitgedrukt in drie scenario’s: een verwacht, een optimistisch en een pessimistisch scenario. Of deze informatie bijdraagt aan een beter inzicht wordt in het najaar van 2020 geëvalueerd. Het aangekondigde wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding is in september 2019 ingediend bij de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 287, nr. 2). De beoogde inwerkingtredingsdatum is januari 2021.
Beleidsdoorlichting artikel 8
In 2019 is de beleidsdoorlichting van artikel 8 Oudedagsvoorziening afgerond (Tweede Kamer, 2019–2020, 30 982, nr. 54). In de beleidsdoorlichting is onderzocht in hoeverre het beleid op artikel 8 Oudedagsvoorziening van de begroting van SZW over de periode 2013 ‒ 2017 doeltreffend en doelmatig is. De focus van de beleidsdoorlichting ligt op de eerste pijler. Ook zijn de effecten van de afschaffing van de partnertoeslag en de AOW-leeftijdsverhoging onderzocht. Op hoofdlijnen is de conclusie van de beleidsdoorlichting dat het beleid effectief is. Op het terrein van de partnertoeslag en leefvormen zou de doelmatigheid van het beleid nog verbeterd kunnen worden. Naar aanleiding van de uitkomsten van de beleidsdoorlichting zal een verkenning worden uitgevoerd naar de mogelijkheden die er zijn om het stelsel van leefvormen fundamenteel te vereenvoudigen en te moderniseren.
Aanvullende ontwikkelingen
Naast de in de begroting aangekondigde beleidswijzigingen, hebben de volgende ontwikkelingen en aanvullende beleidswijzigingen plaatsgevonden.
In 2019 hebben de evaluaties van de Wet verbeterde premieregeling en de Wet pensioencommunicatie plaatsgevonden. De aandachtspunten die uit de evaluatie van de Wet verbeterde premieregeling naar voren zijn gekomen, worden samen met de sector en de toezichthouders opgepakt. Samen met de pensioensector en toezichthouders zijn naar aanleiding van de evaluatie van de Wet pensioencommunicatie een aantal verbetervoorstellen ontwikkeld om de beleidsdoelstellingen verder te bevorderen.
Ten aanzien van dreigende kortingen bij pensioenfondsen heeft de minister in 2019 maatregelen genomen waarmee onnodige kortingen in 2020 zijn voorkomen. Hiervoor is de Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling gewijzigd (Stcrt. 2019, nr. 69065).
In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 000 IV, nr. 61) heeft het kabinet een volgende stap aangekondigd om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Het gaat om een verhoging van de AOV per 1 januari 2020 voor Bonaire en Saba met 5% en voor Sint Eustatius met 2%. Met het besluit van 11 november 2019 (Stcrt. 2019, 62805) is deze verhoging geformaliseerd.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 102.168 | 24.118 | 24.175 | 23.009 | 25.215 | 26.057 | ‒ 842 |
Uitgaven | 102.168 | 24.118 | 24.175 | 23.009 | 25.215 | 26.057 | ‒ 842 |
Inkomensoverdrachten | 101.951 | 24.118 | 24.157 | 23.009 | 25.215 | 26.057 | ‒ 842 |
MKOB | 1.199 | 1.017 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overbruggingsregeling AOW | 6.378 | 3.900 | 4.363 | 4.006 | 3.509 | 5.095 | ‒ 1.586 |
AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland) | 18.274 | 19.197 | 19.794 | 19.003 | 21.706 | 20.962 | 744 |
Tijdelijke regeling inkomensondersteuning AOW | 76.100 | 4 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | 217 | 0 | 18 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 621 | 2.124 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Uitgaven | 35.813.500 | 36.940.400 | 37.412.346 | 38.124.879 | 39.483.700 | 39.603.831 | ‒ 120.131 |
Inkomensoverdrachten | 35.813.500 | 36.940.400 | 37.412.346 | 38.124.879 | 39.483.700 | 38.250.385 | 1.233.315 |
AOW | 34.968.000 | 36.004.000 | 36.466.225 | 37.195.249 | 38.538.717 | 37.313.296 | 1.225.421 |
Inkomensondersteuning AOW | 845.500 | 936.400 | 946.121 | 929.630 | 944.983 | 937.089 | 7.894 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.353.446 | ‒ 1.353.446 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2023. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep alleen het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden (deze doelgroep heeft dus een kortere duur van de OBR dan de doelgroep die vóór 1 januari 2013 met vut- of prepensioen is gegaan). De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan de OBR zijn in 2019 € 1,6 miljoen lager uitgekomen dan in de begroting 2019 werd verwacht. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling (€ 0,07 miljoen) is de realisatie € 1,7 miljoen lager dan begroot.
Deze lagere realisatie wordt vooral veroorzaakt doordat de instroom van personen die recht hebben vanaf 65 jaar (langere duur OBR) in zowel 2018 en 2019 veel lager is uitgevallen. Bij het opstellen van de begroting 2019 is rekening gehouden met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, dat voortaan ook personen met een lijfrente-uitkering onder de doelgroep van de OBR vallen. Mogelijk kan de lagere uitgevallen instroom deels worden verklaard doordat de instroom van deze groep lager is dan verwacht. Daarnaast valt met name de instroom van gehuwden lager uit dan werd verwacht. Tegelijkertijd viel de instroom van personen die recht hebben op de OBR in verband met de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd (kortere duur OBR) veel hoger uit. Per saldo zijn de neerwaartse factoren groter dan de opwaartse factoren.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Instroom (x 1.000 uitkeringen) | 2,4 | 1,5 | 1,5 | 1,0 | 0,8 | 0,8 | 0 |
Bron: SVB, jaarverslag.
Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan AOV zijn in 2019 € 0,7 miljoen hoger uitgekomen dan in de begroting 2019 werd verwacht. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling (€ 0,4 miljoen) is de realisatie € 0,3 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door tegenvallende wisselkoerseffecten.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo) | 4,1 | 4,1 | 4,2 | 4,2 | 4,3 | 4,3 | 0 |
Bron: RCN-unit SZW.
De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten AOW komen € 1.225 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 1.342 miljoen, in tabel 57 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie circa € 117 miljoen lager dan begroot. Dit wordt grotendeels verklaard doordat het aantal AOW'ers iets lager uitviel dan verwacht doordat de sterfte in 2018 hoger uitviel dan verwacht. Daarnaast valt de gemiddelde AOW-uitkering lager uit doordat de indexatie van de AOW-uitkering en de gemiddelde AOW-opbouw lager uitvielen dan waar bij het opstellen van de begroting vanuit is gegaan.
Beleidsrelevante kerncijfers
Het aantal personen met een AOW-uitkering is iets lager uitgekomen dan verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting. Het percentage personen met een onvolledige AOW-uitkering komt overeen met de verwachting. Het gemiddelde kortingspercentage voor personen met een onvolledige AOW-uitkering is iets lager uitgekomen dan verwacht.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde) | 3.329 | 3.364 | 3.387 | 3.411 | 3.423 | 3.429 | ‒ 6 |
Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo) | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 | 0 |
Gemiddeld kortingspercentage AOW-uitkering i.v.m. niet verzekerde jaren (%) | 47 | 46 | 46 | 46 | 45 | 46 | ‒ 1 |
Bron: SVB, jaarverslag.
Handhaving
In de kerncijfers op het gebied van handhaving laat de meting van de gepercipieerde detectiekans een stijging zien en de kennis der verplichtingen een significante daling zien. Het aantal geconstateerde overtredingen met benadeling is daarbij – gelet op de totale AOW-omvang - licht gedaald. Er is geen aanwijsbare oorzaak voor de significante daling in de kennis der verplichtingen gevonden. Mogelijk gaat het om een afwijkend meetresultaat in het onderzoek waarmee deze kennis gemeten is. Qua handhavingsbeleid zet de SVB in op het bevorderen van de bekendheid van de verplichtingen en op preventie (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630).
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | |||||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 66 | 67 | 61 | 52 | 57 |
Kennis van de verplichtingen (%) | 87 | 88 | 84 | 82 | 67 |
Opsporing2 | |||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 1,0 | 0,9 | 0,9 | 0,7 | 0,6 |
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 4,0 | 3,2 | 3,3 | 3,1 | 3,0 |
Terugvordering2 | |||||
Incassoratio cohort 2013 | 72 | 74 | 75 | 76 | 76 |
Incassoratio cohort 2014 | 43 | 51 | 54 | 56 | 56 |
Incassoratio cohort 2015 | 22 | 44 | 50 | 53 | 54 |
Incassoratio cohort 2016 | ‒3 | 23 | 48 | 57 | 62 |
Incassoratio cohort 2017 | ‒3 | ‒3 | 31 | 52 | 61 |
Incassoratio cohort 2018 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 26 | 43 |
Incassoratio cohort 2019 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 14 |
In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds. De inkomensondersteuning AOW-gerechtigden (IOAOW) wordt verstrekt aan iedereen die in aanmerking komt voor een AOW-uitkering en woonachtig is in de EU/EER/Zwitserland, verdragslanden of Caribisch Nederland. Hierdoor krijgen alleen personen die woonachting zijn in een niet-verdragsland geen inkomensondersteuning AOW (0,1% van de AOW-gerechtigden).
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten inkomensondersteuning AOW komen € 7,9 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 11 miljoen, in tabel 57 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 3,1 miljoen lager dan begroot. Dit wordt voornamelijk verklaard doordat het aantal AOW'ers iets lager uitviel dan verwacht doordat de sterfte in 2018 hoger uitviel dan verwacht.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume inkomensondersteuning AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde) | 3.329 | 3.364 | 3.387 | 3.411 | 3.421 | 3.429 | ‒ 8 |
Bron: SVB, jaarverslag.
Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.
Beleidsrelevante kerncijfers
Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130%, alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad gemiddeld genomen toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen. Het aantal pensioenfondsen neemt af. Het gaat hierbij vooral om pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal aantal pensioenfondsen1 | 231 | 219 | 219 | 208 | 203 |
Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%2 | 212 | 208 | 201 | 197 | 190 |
Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000) | 5.080 | 5.273 | 5.340 | 5.567 | 5.543 |
Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000) | 3.144 | 3.192 | 3.164 | 3.224 | 3.295 |
Bron: DNB, statistiek toezicht pensioenfondsen.
Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.
De overheid beschermt nabestaande partners en wezen voor zover nodig tegen de financiële gevolgen van het verlies van partner of ouders.
De overheid vindt dat mensen die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s) en die vanwege de zorg voor een kind of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) in een eigen inkomen kunnen voorzien, verzekerd moeten zijn van financiële ondersteuning. Daarom regelt zij in deze gevallen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) een nabestaandenuitkering voor de overblijvende partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren.
Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering.
De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Beleidsdoorlichting artikel 9
In 2019 is de beleidsdoorlichting van artikel 9 Nabestaanden afgerond (Tweede Kamer, 2019-2020, 30 982, nr. 55). Uit de doorlichting kwam naar voren dat het beleid doeltreffend is geweest. De Anw biedt inkomensbescherming voor alle gerechtigden, maar die inkomensondersteuning is niet altijd nodig om een minimuminkomen te genereren. Er zijn aanknopingspunten om de Anw doelmatiger en meer activerend te maken door de regeling meer te richten op nabestaanden die geen andere inkomensbronnen hebben en ook geen mogelijkheden hebben om op een andere manier in inkomen te voorzien. Dit onderwerp verdient een bredere maatschappelijke discussie.
Voor de meeste burgers is het nabestaandenpensioen de belangrijkste nabestaandenvoorziening ter dekking van de financiële risico’s van het overlijden van de partner (en/of ouders). De Stichting van de Arbeid (STAR) is om advies gevraagd (Tweede Kamer, 2019-2020, 34 996, nr. 3) over de wenselijke dekking van het nabestaandenpensioen. Het advies richt zich ook op de verdeling tussen publieke en private nabestaandenregelingen. Bij een mogelijke nadere uitwerking worden de uitkomsten van de beleidsdoorlichting betrokken.
Algemene Weduwen- en Wezenverzekering (AWW) Caribisch Nederland
In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 000 IV, nr. 61) heeft het kabinet een volgende stap aangekondigd om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Het gaat om een verhoging van de AWW per 1 januari 2020 voor Bonaire en Saba met 5% en voor Sint Eustatius met 2%. Met het besluit van 11 november 2019 (Stcrt. 2019, 62805) is deze verhoging geformaliseerd.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 1.110 | 1.072 | 1.111 | 1.020 | 1.194 | 1.197 | ‒ 3 |
Uitgaven | 1.110 | 1.072 | 1.111 | 1.020 | 1.194 | 1.197 | ‒ 3 |
Inkomensoverdrachten | 1.110 | 1.072 | 1.111 | 1.020 | 1.194 | 1.197 | ‒ 3 |
AWW (Caribisch Nederland) | 1.110 | 1.072 | 1.111 | 1.020 | 1.194 | 1.197 | ‒ 3 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Uitgaven | 452.437 | 424.300 | 398.729 | 377.000 | 355.757 | 365.107 | ‒ 9.350 |
Inkomensoverdrachten | 452.437 | 424.300 | 398.729 | 377.000 | 355.757 | 356.882 | ‒ 1.125 |
Anw | 444.437 | 417.300 | 391.797 | 370.478 | 349.507 | 350.721 | ‒ 1.214 |
Tegemoetkoming Anw | 8.000 | 7.000 | 6.932 | 6.522 | 6.250 | 6.161 | 89 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 8.225 | ‒ 8.225 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De SZW-unit bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling in Caribisch Nederland.
De budgettaire en volume ontwikkeling is conform begroting.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume AWW (x 1.000 personen, ultimo) | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0 |
Bron: RCN-unit SZW.
De Anw is een volksverzekering en regelt, onder voorwaarden, bij overlijden een uitkering voor de partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren. Daarnaast ontvangt iedere Anw-gerechtigde maandelijks de Anw-tegemoetkoming. De Anw wordt door de SVB uitgevoerd.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten van de Anw komen in 2019 circa € 1,1 miljoen lager uit dan begroot. Als rekening gehouden wordt met de in de begroting voorziene loon- en prijsbijstelling (€ 8,2 miljoen, in tabel 65 de post nominaal) is de realisatie circa € 9,3 miljoen lager dan begroot. Het gemiddeld aantal Anw-gerechtigden gedurende het jaar is iets lager uitgekomen dan ten tijde van het opstellen van de begroting werd geraamd. De gemiddelde uitkering is iets hoger uitgekomen.
Kerncijfers Anw
Het aantal Anw-gerechtigden is gedurende het jaar iets sterker afgenomen dan verwacht. Het aantal gerechtigden komt ultimo 2019 uit op circa 28 duizend personen. Het aantal gerechtigden met een uitkering op grond van overgangsrecht sinds de invoering van de Anw in 1996 neemt in recente jaren gestaag af. De omvang van overige groepen is redelijk stabiel.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Anw (x 1.000 personen, ultimo) | 36 | 34 | 31 | 29 | 28 | 28 | 0 | |
Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht voor 1 juli 1996 | 11 | 10 | 8,6 | 7,3 | 6,3 | 6,4 | ‒ 0,1 | |
Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht na 1 juli 1996 | 23 | 23 | 22 | 21 | 20 | 21 | ‒ 1 | |
waarvan met kind | 9,9 | 8,9 | 8,9 | 8,7 | 8,3 | 8,6 | ‒ 0,3 | |
waarvan op grond van arbeidsongeschiktheid | 13 | 14 | 13 | 12 | 12 | 13 | ‒ 1 | |
Volume wezenuitkering (x 1.000 personen, ultimo) | 1,3 | 1,3 | 1,2 | 1,1 | 1,1 | 1,3 | ‒ 0,2 |
Bron: SVB, jaarverslag.
HandhavingDe kerncijfers op het gebied van preventie in 2019 zijn significant gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. Naar aanleiding van de daling (die ook bij de AOW zichtbaar is) gaat de SVB periodiek herinneringsbrieven sturen. Het implementatietraject daarvan loopt. De kerncijfers op het gebied van opsporing zijn gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. De incassoratio van cohort 2019 is laag in vergelijking met voorgaande jaren. Door het relatief lage aantal terugvorderingen verloopt de ontwikkeling van de incassoratio niet volgens een vast patroon. Daarom worden de incassoratio’s gedurende een periode van tien jaar gevolgd.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | ||||||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 83 | 80 | 86 | 82 | 77 | |
Kennis van de verplichtingen (%) | 84 | 83 | 85 | 89 | 83 | |
Opsporing2 | ||||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 0,2 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | |
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 2,2 | 2,6 | 1,2 | 1,3 | 0,9 | |
Terugvordering2 | ||||||
Incassoratio cohort 2013 | 33 | 37 | 39 | 43 | 48 | |
Incassoratio cohort 2014 | 32 | 33 | 34 | 36 | 37 | |
Incassoratio cohort 2015 | 11 | 30 | 33 | 35 | 36 | |
Incassoratio cohort 2016 | ‒3 | 22 | 35 | 37 | 38 | |
Incassoratio cohort 2017 | ‒3 | ‒3 | 7,7 | 30 | 39 | |
Incassoratio cohort 2018 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 14 | 21 | |
Incassoratio cohort 2019 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 3 |
De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen.
De overheid biedt ouders of verzorgers een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW) en de kinderbijslagvoorziening BES (Caribisch Nederland). Gezinnen met een laag of middeninkomen komen daarnaast in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget (WKB).
De Minister financiert de tegemoetkoming met uitkeringsregelingen. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de AKW, de WKB en de kinderbijslagvoorziening BES;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de SVB;
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de WKB door de Belastingdienst.
Verhoging basiskinderbijslag en extra tegemoetkoming kinderbijslag
Per 1 januari 2019 is de basiskinderbijslag (Stb. 2018, 478) conform regeerakkoord met € 88,75 per jaar verhoogd om gezinnen extra te ondersteunen en de inkomenspositie van gezinnen structureel te verbeteren. Daarnaast is ook de extra tegemoetkoming AKW verhoogd met € 88,75 per jaar. Dit extra bedrag aan kinderbijslag wordt toegekend aan ouders met een thuiswonend gehandicapt kind die tevens alleenstaande of alleenverdienende ouder zijn.
Aanpassing voorwaarden extra tegemoetkoming kinderbijslag
In de Verzamelwet SZW 2019 (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 977, nr. 2) is geregeld dat per 1 januari 2019 de voorwaarden zijn verruimd om in aanmerking te kunnen komen voor de extra tegemoetkoming AKW bij thuiswonende kinderen wegens intensieve zorg. Hierdoor kan een ouder, die gedurende een gedeelte van het jaar alleenstaand is, recht verkrijgen op het extra bedrag aan kinderbijslag.
Aanpassing voorwaarden kinderbijslag voor 16- en 17-jarigen
De eisen die in de kinderbijslag worden gesteld aan 16- en 17-jarigen vervallen per 1 januari 2020. Het gaat om de bijverdiengrens en het verlies van het recht op tegemoetkomingen wanneer het kind gaat studeren aan het hoger onderwijs. Door het vervallen van deze eisen behouden 16- en 17-jarigen het recht op kinderbijslag en kindgebonden budget. Dit is geregeld via een amendement op de Verzamelwet SZW 2020 (Tweede Kamer, 2019–2020, 35 275, nr. 2).
Verhoging inkomensgrens kindgebonden budget voor paren
In 2019 heeft de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel plaatsgevonden voor de verhoging van de inkomensgrens voor paren voor het kindgebonden budget, conform regeerakkoord, om ouders met middeninkomens extra te ondersteunen (Tweede Kamer, 2017-2018, 35 010, nr 2). Het kindgebonden budget voor paren met middeninkomens gaat vanaf 2020 met bijna € 500 miljoen omhoog. Hierdoor krijgen meer ouderparen recht op kindgebonden budget en zal een deel van de ouderparen die al kindgebonden budget ontvingen een hoger bedrag ontvangen. De eerste verstrekking van het (aangepaste) voorschot op grond van dit wetsvoorstel vond plaats in december 2019.
WKB-herstelactie
Begin 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over een omissie in de uitvoering van het kindgebonden budget (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 010, nr. 6). Dit betreft de toekenning aan ouders die hernieuwd recht hadden op kindgebonden budget, na dit recht eerder verloren te hebben. De aanvraag van deze ouders had automatisch opnieuw moeten worden opgestart, maar hierin voorzag het systeem van Belastingdienst/Toeslagen niet. Ouders krijgen over die jaren in totaal € 420 miljoen kindgebonden budget nabetaald. De omissie in het systeem is medio 2019 verholpen en in de tweede helft van 2019 heeft circa 1/3 van de herstelbetalingen plaatsgevonden. De herstelactie loopt door in 2020.
Verhoging kinderbijslagvoorziening (KBV) BES
In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 000 IV, nr. 61) heeft het kabinet een volgende stap aangekondigd om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Het gaat om een verhoging van de KBV per 1 januari 2020 voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius met $ 20 per maand.
Vervolgonderzoek beleidsdoorlichting
In navolging van de Beleidsdoorlichting van artikel 10 Tegemoetkoming ouders (Tweede Kamer, 2018–2019, 30 982, nr. 46) zijn een aantal vervolgonderzoeken aangekondigd. Uit het nadere onderzoek (Eerste Kamer, 2019-2020, 35 010, M) blijkt dat het stelsel een goede balans kent tussen de hoogte van de tegemoetkoming en het beperken van het risico op armoede. De vervolgonderzoeken naar de regelingen dubbele kinderbijslag intensieve zorg en om onderwijsredenen zijn gestart. Daarnaast wordt er samen met de SVB en de Belastingdienst/Toeslagen gekeken naar de internationale uitvoering. De uitkomsten hiervan worden in 2020 verwacht.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 5.310.186 | 5.468.559 | 5.441.004 | 5.493.447 | 5.936.534 | 5.721.498 | 215.036 |
Uitgaven | 5.310.186 | 5.468.559 | 5.441.004 | 5.493.447 | 5.936.534 | 5.721.498 | 215.036 |
Inkomensoverdrachten | 5.310.186 | 5.468.559 | 5.441.004 | 5.493.447 | 5.936.534 | 5.721.498 | 215.036 |
AKW | 3.238.238 | 3.323.000 | 3.320.400 | 3.360.989 | 3.635.727 | 3.567.596 | 68.131 |
Kinderbijslagvoorziening BES | 0 | 1.868 | 2.050 | 1.857 | 3.239 | 2.871 | 368 |
WKB | 2.063.020 | 2.143.517 | 2.118.554 | 2.130.601 | 2.297.568 | 2.151.031 | 146.537 |
TOG | 5.428 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
TOG-kopje | 3.500 | 174 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 217.589 | 261.245 | 244.399 | 218.189 | 191.310 | 223.329 | ‒ 32.019 |
De AKW biedt ouders een tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen onder de 18 jaar met zich meebrengt. De AKW wordt uitgevoerd door de SVB.
De uitkeringslasten AKW komen € 68 miljoen hoger uit dan begroot. In de begroting 2019 was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 66 miljoen) is de realisatie € 2 miljoen hoger dan begroot.
Het aantal gezinnen en telkinderen met kinderbijslag is licht hoger uitgekomen dan de stand uit de begroting 2019.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gezinnen AKW (x 1.000, jaargemiddelde) | 1.917 | 1.913 | 1.907 | 1.901 | 1.891 | 1.876 | 15 |
Aantal telkinderen AKW (x 1.000, jaargemiddelde)1 | 3.423 | 3.405 | 3.386 | 3.372 | 3.353 | 3.333 | 20 |
Bron: SVB, jaarverslag of SVB, administratie
Eeen administratieve teleenheid die gebruikt wordt bij het vaststellen van de hoogte van de kinderbijslag. Bijvoorbeeld: een gehandicapt kind geldt voor de kinderbijslag als twee telkinderen waardoor het in aanmerking komt voor dubbele kinderbijslag.
De kerncijfers op het gebied van preventie zijn licht gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. Het aantal geconstateerde overtredingen en het benadelingsbedrag is in 2019 sterk toegenomen. Dit komt doordat de handhaving op het inkomen van kinderen van 16 en 17 jaar in 2018 tijdelijk heeft stilgelegen. De SVB heeft dit in 2019 met terugwerkende kracht weer opgepakt (Tweede Kamer, 2018–2019, 26 448, nr. 608). Daarnaast heeft de verhoging van de stagevergoeding tot het minimumloon voor BOL en BBL leerlingen een verhogend effect. Hierdoor komen zij eerder boven de bijverdiengrens uit. In 95% van de geconstateerde overtredingen gaat het overigens om een waarschuwing. De bijverdiengrens is daarnaast per 01-01-2020 afgeschaft (Tweede Kamer, 2019–2020, 35 275, nr. 2). De incassoratio met betrekking tot terugvorderingen in cohort 2019 bedraagt 32%. Dit is een lichte daling ten opzichte van 2018 (34%).
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | |||||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 74 | 71 | 70 | 69 | 67 |
Kennis van de verplichtingen (%) | 76 | 77 | 71 | 73 | 72 |
Opsporing2 | |||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 1,5 | 1,2 | 1,3 | 2,2 | 9 |
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 1,2 | 1,0 | 1,0 | 1,5 | 4,9 |
Terugvordering2 | |||||
Incassoratio cohort 2013 | 76 | 79 | 80 | 82 | 83 |
Incassoratio cohort 2014 | 69 | 74 | 76 | 80 | 81 |
Incassoratio cohort 2015 | 50 | 69 | 75 | 80 | 81 |
Incassoratio cohort 2016 | ‒3 | 54 | 75 | 78 | 80 |
Incassoratio cohort 2017 | ‒3 | ‒3 | 49 | 71 | 77 |
Incassoratio cohort 2018 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 34 | 52 |
Incassoratio cohort 2019 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | ‒3 | 32 |
De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders en verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn. De kinderbijslagvoorziening BES wordt uitgevoerd door de RCN-unit SZW namens de Minister van SZW.
De uitgaven aan de Kinderbijslagvoorziening zijn € 0,4 miljoen hoger dan begroot. Dit hangt voornamelijk samen met een hoger aantal uitkeringen dan bij begroting is geraamd (zie ook tabel 72). De toename is een gevolg van de extra inzet die de RCN-unit SZW heeft gepleegd om rechthebbenden aan te moedigen een aanvraag te doen.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal kinderen kinderbijslagvoorziening BES (x 1.000, ultimo) | ‒1 | 4,2 | 4,3 | 4,4 | 4,7 | 4,3 | 0,4 |
Bron: RCN-unit SZW.
Het kindgebonden budget (WKB) is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De WKB wordt uitgevoerd door Belastingdienst/Toeslagen. Indien sprake is van een aanvulling op buitenlandse gezinstoeslagen, is de SVB verantwoordelijk voor de uitbetaling van de WKB.
De uitkeringslasten WKB komen € 147 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 35 miljoen) is de realisatie € 112 miljoen hoger dan begroot. De belangrijkste verklaring hiervoor is de WKB-herstelactie. Bij het opstellen van de begroting was nog geen rekening gehouden met de uitgaven voor de WKB-herstelactie. Hiervoor is in 2019 € 160 miljoen uitgekeerd. Indien hiervoor gecorrigeerd wordt vallen de uitkeringslasten € 48 miljoen lager uit dan begroot.
De € 48 miljoen lagere uitkeringslasten zijn het gevolg van meerdere oorzaken. De Belastingdienst weet steeds beter op voorhand het inkomen van ouders in te schatten en stelt dit meerdere keren per jaar bij. Hierdoor sluiten de toeslagvoorschotten steeds beter aan bij het uiteindelijke recht dat ouders hebben. Hierdoor wordt aan de voorkant minder uitgekeerd (- € 40 miljoen). Het definitieve recht van ouders over 2019 komt daarentegen wel hoger uit dan begroot (+ € 5 miljoen). Verder valt het voorschot dat in december 2019 wordt uitgekeerd voor januari 2020 lager uit (- € 10 miljoen). De overige lagere uitgaven (- € 3 miljoen) wordt verklaard door overige effecten zoals lagere uitgaven aan WKB in het buitenland.
De kerncijfers WKB komen hoger uit dan begroot. Dit komt doordat in de begroting 2019 nog geen rekening was gehouden met de WKB-herstelactie. In 2019 zijn hierdoor in totaal 51 duizend huishoudens hersteld. Dit aantal zal nog oplopen naarmate de herstelactie vordert (2020). Het aantal kinderen stijgt sterker dan het aantal huishoudens omdat er gemiddeld meerdere kinderen per huishouden zijn. Daarnaast is het aantal kinderen per huishouden binnen de herstelgroep nog iets hoger dan gemiddeld in de WKB. De stijging van het aantal alleenstaanden is naar verhouding laag ten opzichte van de stijging van het aantal huishoudens. Dit komt doordat in de herstelactie relatief weinig alleenstaanden zitten.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal huishoudens WKB (x 1.000, jaargemiddelde) | 741 | 760 | 763 | 747 | 707 | 653 | 54 |
Aantal kinderen WKB (x 1.000, jaargemiddelde) | 1.361 | 1.402 | 1.408 | 1.384 | 1.305 | 1.184 | 121 |
Aantal alleenstaande ouders WKB (x 1.000, jaargemiddelde) | 309 | 320 | 326 | 330 | 336 | 324 | 12 |
Bron: Ministerie van Financiën, Belastingdienst.
De cijfers van 2019 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van het recht. Voor 2018 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2017 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.
De ontvangsten betreffen grotendeels de ontvangsten ten gevolge van terugvorderingen van het kindgebonden budget. Wanneer het voorschot WKB dat ouders ontvangen groter is dan hun definitieve recht worden terugvorderingen ingesteld.
De ontvangsten WKB komen € 32 miljoen lager uit dan begroot. Dit is grotendeels het gevolg van lagere terugontvangsten over de toeslagjaren 2017 en 2018. Dit hangt samen met wijzigingen die de Belastingdienst heeft doorgevoerd, die gericht zijn op het terugdringen van terugvorderingen (zie toelichting bij uitgaven).
De overheid voorziet de uitvoeringsorganisaties van financiële middelen voor een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van sociale zekerheidsregelingen, binnen de kaders die de overheid stelt.
De uitvoering van de sociale zekerheidswetten vindt mede plaats door zbo’s en rwt’s. De Minister van SZW bepaalt de kaders waarbinnen de uitvoering tot stand komt en stelt uitvoeringsbudget ter beschikking aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Inlichtingenbureau (IB). Hij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het ministerie.
De Minister is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving (Wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;
– de vormgeving van het stelsel van sociale zekerheidswetten die UWV en de SVB uitvoeren;
– de vaststelling van de budgetten die aan UWV, de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door UWV, de SVB en het IB en de verantwoording daarover;
– de vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld.
Prestatie-indicatoren UWV en SVB
In onderstaande tabellen zijn indicatoren voor UWV en de SVB weergegeven die de doelmatigheid, rechtmatigheid en klantgerichtheid van de uitvoering weergeven.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 20191 | Begroting 20192 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Doelmatigheid: Percentage realisatie uitvoeringskosten binnen budget | <100 | 100 | 96 | 100 | 100 | ≤100 | 0 |
Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid | 99,3 | 99,0 | 99,2 | 98,9 | 99,1 | 99 | 0,1 |
Klantgerichtheid: Cijfer klanttevredenheid uitkeringsgerechtigden | 6,9 | 7,1 | 7,2 | 7,1 | 7,1 | 7,0 | 0,1 |
Deze streefcijfers zijn opgenomen in het jaarplan 2019 van UWV dat in december 2018 aan de Tweede Kamer is verstuurd.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 20191 | Begroting 20192 | Verschil 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Doelmatigheid: Reële efficiency-groei | 3,5 | 0,0 | ‒ 2,5 | 0,2 | 0,1 | 1,53 | ‒ 1,4 |
Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid | 99,8 | 99,9 | 99,9 | 100 | 100 | 99 | 1,0 |
Klantgerichtheid: Cijfer klanten | Niet gemeten | 7,7 | Niet gemeten | 8,0 | Niet gemeten | 8 | ‒ |
Jaarverslag 2019 SVB. Het klanttevredenheidsonderzoek vindt tweejaarlijks plaats en heeft in 2019 niet plaatsgevonden.
Deze streefcijfers zijn opgenomen in het jaarplan 2019 van de SVB dat in december 2018 aan de Tweede Kamer is verstuurd.
Norm is 1,5% efficiëntiegroei (kostenbesparing los van volume- en beleidswijzigingen) voor de grote wetten, uitzonderingen op specifieke wetten.
Voor de beleidswijzigingen per wet wordt verwezen naar de overige beleidsartikelen.
Implementatie wet- en regelgeving
In 2019 hebben de SVB en UWV voorbereidingen en aanpassingen getroffen om de implementatie van nieuw beleid, waaronder maatregelen volgend uit het regeerakkoord en maatregelen afkomstig uit Europese regelgeving, mogelijk te maken. Zo heeft UWV in 2019 de benodigde werkzaamheden verricht om de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) te implementeren per 1 januari 2020 en voorbereidingen getroffen die de implementatie van de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) per 1 juli 2020 bewerkstelligen. De SVB is in 2019 voor AKW Internationaal en Toepasselijke Wetgeving van start gegaan met de uitwisseling van gegevens via het EESSI-netwerk. EESSI moet zorgen voor volledige digitalisatie van de gegevensstromen betreffende sociale zekerheid tussen EU-lidstaten.
Stand van de uitvoering
In december 2019 is de ‘Stand van de Uitvoering Sociale Zekerheid’ aan de Tweede Kamer gestuurd (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630). In deze brief wordt toelichting gegeven op de ontwikkelingen, prestaties en de dilemma's van de uitvoeringsorganisaties UWV en de SVB. Kern van deze brief is dat de uitvoering voor flinke uitdagingen wordt gesteld en UWV en de SVB ondanks de complexe context in staat blijken goede dienstverlening te blijven leveren. Desondanks gaan er ook dingen niet goed. De brief gaat uitgebreid in op de verschillende verbetertrajecten die zijn ingezet naar aanleiding van incidenten die zich hebben voorgedaan in uitvoeringsprocessen. Onder meer op het vlak van handhaving en gegevensuitwisseling zijn verbeteringen en versterking in gang gezet.
Rijksbrede aandacht voor uitvoering
In 2019 is de Ministeriële Commissie Uitvoering (MCU) ingericht om de complexe uitdagingen waar de uitvoering zich voor gesteld ziet het hoofd te kunnen bieden. Met de commissie en bijbehorende werkagenda wordt beoogd de wendbaarheid, continuïteit en dienstverlening van de uitvoering te verbeteren. Naast het onderzoeken van ruimere mogelijkheden tot het toepassen van maatwerk in dienstverlening wordt er een brede analyse uitgevoerd naar de uitvoering, waaronder bij UWV en de SVB.
Dienstverlening WW, WGA en Wajong
De huidige uitvoering van de WW-dienstverlening toont duidelijke verbetering ten opzichte van een jaar eerder. UWV heeft stappen gezet in het verhogen van het aantal uren dat ook daadwerkelijk aan de werkzoekende kan worden besteed gedurende de gehele WW-periode.
Om persoonlijke dienstverlening aan WGA-gerechtigden te kunnen leveren, heeft UWV de personele capaciteit uitgebreid en worden extra arbeidsdeskundigen en adviseurs intensieve dienstverlening opgeleid. Daarnaast is er een programma gestart om de WGA-dienstverlening verder door te ontwikkelen. Binnen dit onderzoeksprogramma is op 1 oktober 2019 een effectonderzoek gestart naar de persoonlijke dienstverlening aan WGA-uitkeringsgerechtigden. Ook wordt er een effectiviteitsonderzoek gedaan naar de inzet van jobcoaches.
Sociaal-medisch beoordelen
UWV heeft veel werk verzet om de balans tussen de vraag naar sociaal medische beoordelingen en de beschikbare artsencapaciteit te verbeteren. De voorraad herbeoordelingen die UWV moet verrichten, stijgt daardoor minder snel dan voorheen, maar er is nog altijd sprake van groei. UWV en SZW hebben halverwege 2019 geconcludeerd dat er geen sprake was van een trendbreuk. UWV is daarop verzocht om zo snel en breed mogelijk taakdelegatie toe te gaan passen, niet alleen bij de Ziektewet maar ook bij de WIA, zodat de beschikbare artsencapaciteit beter kan worden benut (Tweede Kamer, 2018-2019, 26 448, nr. 625).
Handhaving
In december zijn de eerste resultaten van de maatregelen om WW-fraude tegen te gaan aan de Tweede Kamer verzonden (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630). Zo is een afwegingskader voor de WW opgesteld om de prioriteitskeuzes op het gebied van handhaving en de fraudeaanpak vast te stellen. Bij de invulling van deze keuzes is het van belang de balans tussen dienstverlening, handhaving en efficiency te bewaken.
Dienstverlening SVB
De SVB heeft een nieuwe visie op dienstverlening opgesteld waarin de waarde voor de burger centraal staat. De dienstverlening van de SVB is persoonlijk, zo eenvoudig mogelijk en in verbinding met de burger. Persoonlijke dienstverlening is de norm, ook als de dienst digitaal geleverd wordt. Dienstverlenende processen en systemen worden ingericht vanuit het perspectief van de burger, die daarbij ook wordt betrokken.
Internationale uitvoering SVB
De tijdigheid van de internationale uitvoering was in 2019 onder de norm, maar laat wel – conform de afspraak - een duidelijk stijgende lijn zien. De verbetermaatregelen van de SVB lijken effect te hebben en worden daarom doorgezet. De organisatie heeft hard gewerkt aan het verkleinen van de opgelopen achterstanden.
Uitvoeringsbudget SVB
De SVB staat voor de uitdaging om binnen de afgesproken budgettaire kaders de prestaties op peil te houden. In 2019 is hierover intensief gesproken, met name over de kosten van IT en dienstverlening. In dit kader is eind 2019 een extern onderzoek gestart naar de balans van taken en middelen bij de SVB. De resultaten hiervan worden in het voorjaar van 2020 verwacht.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 438.181 | 433.006 | 490.919 | 496.490 | 519.087 | 448.044 | 71.043 |
Uitgaven | 438.181 | 433.006 | 490.919 | 496.242 | 519.222 | 448.044 | 71.178 |
Bijdragen aan zbo's/rwt's | 437.532 | 432.328 | 490.254 | 495.507 | 518.540 | 447.362 | 71.178 |
Uitvoeringskosten UWV | 331.571 | 324.638 | 376.001 | 372.983 | 396.851 | 339.284 | 57.567 |
Uitvoeringskosten SVB | 99.590 | 100.687 | 107.544 | 116.267 | 112.726 | 101.524 | 11.202 |
Uitvoeringskosten IB | 6.371 | 7.003 | 6.709 | 6.257 | 8.963 | 6.554 | 2.409 |
Bijdrage aan nationale organisaties | 649 | 678 | 665 | 735 | 682 | 682 | 0 |
Landelijke Cliëntenraad | 649 | 678 | 665 | 735 | 682 | 682 | 0 |
Ontvangsten | 10.144 | 16.367 | 15.649 | 11.638 | 52.252 | 0 | 52.252 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Uitgaven | 1.607.496 | 1.527.338 | 1.547.245 | 1.465.842 | 1.506.518 | 1.578.929 | ‒ 72.411 |
Bijdragen aan zbo's/rwt's1 | 1.607.496 | 1.527.338 | 1.547.245 | 1.465.842 | 1.506.518 | 1.530.226 | ‒ 23.708 |
Uitvoeringskosten UWV | 1.485.496 | 1.411.327 | 1.423.525 | 1.326.271 | 1.359.118 | 1.391.549 | ‒ 32.431 |
Uitvoeringskosten SVB | 122.000 | 116.011 | 123.720 | 139.571 | 147.400 | 138.677 | 8.723 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 48.703 | ‒ 48.703 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor UWV (inclusief BKWI), de SVB en het IB, waarbinnen deze organisaties hun jaarplannen dienen op te stellen. Deze financiële kaders hebben alleen betrekking op de uitvoering van SZW-taken door genoemde zbo’s. In de jaarplannen nemen UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet en/of fonds op. De Minister stuurt in eerste aanleg op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW.
De uitvoeringskosten van UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en van volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten. Voor een nadere toelichting op de volumeontwikkelingen wordt naar de desbetreffende artikelen verwezen
De uitvoeringskosten UWV komen circa € 25 miljoen hoger uit dan begroot. De uitvoeringskosten SVB komen € 20 miljoen hoger uit dan begroot. Belangrijkste oorzaken hiervan zijn de gedurende het lopende jaar toegekende loon- en prijsbijstelling, voor UWV de toekenning van middelen voor de uitvoering van nieuw beleid zoals de vereenvoudiging Wajong en de Wet arbeidsmarkt in balans. Bij de SVB worden de hoger dan begrote uitvoeringskosten vooral veroorzaakt door de implementatiekosten EESSI, een bijdrage voor de SVB mobiliteitsopgave en compensatie voor de uitvoeringskosten als gevolg van het pensioenakkoord.
In de tabellen 78 en 79 zijn de gerealiseerde uitvoeringskosten van UWV en de SVB toegedeeld aan de onderscheiden wetten en regelingen. Deze toedeling is extracomptabel.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
UWV (incl. BKWI) | 1.817.067 | 1.735.965 | 1.799.526 | 1.699.254 | 1.755.969 |
Begrotingsgefinancierd | 331.571 | 324.638 | 376.001 | 372.983 | 396.851 |
IOW | 1.775 | 1.907 | 2.000 | 2.068 | 2.586 |
Wajong | 114.518 | 108.170 | 159.888 | 150.000 | 141.938 |
Re-integratie Wajong | 78.642 | 86.631 | 85.000 | 96.000 | 123.860 |
Basisdienstverlening | 85.056 | 80.053 | 84.627 | 91.640 | 93.778 |
Uitvoeringskosten WW 50+ | 15.450 | 13.600 | 240 | 0 | 0 |
Beoordeling gemeentelijke doelgroep | 16.930 | 19.340 | 18.100 | 17.900 | 20.000 |
WSW-indicatiestelling | 10.563 | 5.313 | 4.120 | 4.193 | 4.048 |
Scholingsvouchers kansberoep | 0 | 900 | 4.100 | 0 | 0 |
Tijdelijke regeling aanpassing Dagloonbesluit | 0 | 0 | 9.210 | 2.050 | 0 |
Scholingsregeling WW | 0 | 0 | 0 | 700 | 1.020 |
BKWI | 8.637 | 8.724 | 8.716 | 8.432 | 9.620 |
Premiegefinancierd | 1.485.496 | 1.411.327 | 1.423.525 | 1.326.271 | 1.359.118 |
WAO | 79.568 | 80.358 | 80.253 | 82.777 | 84.435 |
IVA | 91.822 | 98.874 | 96.107 | 101.955 | 128.844 |
WGA | 230.600 | 244.844 | 221.657 | 242.184 | 258.050 |
WAZ | 3.299 | 3.744 | 3.713 | 3.081 | 2.931 |
WW | 731.623 | 649.324 | 620.660 | 539.084 | 542.251 |
ZW | 260.412 | 270.853 | 263.765 | 294.935 | 310.854 |
WAZO | 14.052 | 10.484 | 11.950 | 9.848 | 11.103 |
Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW | 60.920 | 56.312 | 54.320 | 87.908 | 126.805 |
Toevoeging aan bestemmingsfonds/egalisatiereserve | 13.200 | ‒ 3.466 | 71.100 | ‒ 35.500 | ‒ 106.155 |
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
SVB | 221.591 | 216.698 | 231.264 | 255.838 | 255.585 |
Begrotingsgefinancierd | 99.591 | 100.687 | 107.544 | 116.267 | 112.726 |
AKW | 71.075 | 67.722 | 74.344 | 84.088 | 71.216 |
TOG | ‒ 540 | 0 | 0 | 0 | 0 |
TAS | 477 | 821 | 1.023 | 1.023 | 1.278 |
KOT/WKB | 4.551 | 4.375 | 5.527 | 4.333 | 8.333 |
AIO | 19.610 | 22.647 | 22.571 | 23.299 | 28.901 |
MKOB | 37 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijstand buitenland | 155 | 270 | 268 | 265 | 265 |
Overbruggingsregeling AOW | 1.363 | 2.652 | 1.575 | 1.066 | 600 |
Remigratiewet | 2.863 | 2.200 | 2.236 | 2.193 | 2.133 |
Premiegefinancierd | 122.000 | 116.011 | 123.720 | 139.571 | 147.400 |
AOW | 110.900 | 105.674 | 115.009 | 127.058 | 135.800 |
Anw | 11.100 | 10.337 | 8.711 | 12.513 | 11.600 |
De Landelijke Cliëntenraad (LCR) is een overlegorgaan ingesteld bij Wet SUWI waarin landelijke cliëntenorganisaties, vertegenwoordigers van gemeentelijke cliëntenraden en vertegenwoordigers van de centrale cliëntenraden van de SVB en UWV zitting hebben. De LCR heeft tot taak periodiek te overleggen met UWV, de SVB, de gemeenten en de Minister van SZW over onderwerpen op het terrein van werk en inkomen. De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor de LCR, waarbinnen de LCR een jaarplan dient op te stellen.
De ontvangsten bedragen in 2019 circa € 52 miljoen. Dit betreffen verrekeningen over rijksvergoedingen met betrekking tot de uitvoeringskosten van UWV en de SVB over 2019. Bij de SVB speelt naast de reguliere afrekening van begrotingsgefinancierde uitvoeringskosten, een incidentele extra bate als gevolg van de schikking met de leverancier van het Multi Regelingensysteem.
De overheid borgt voldoende dekking in sociale fondsen.
De financiering van de sociale fondsen loopt hoofdzakelijk via het heffen van premies. In een aantal gevallen is een (volledige) financiering via premies niet wenselijk, bijvoorbeeld om te voorkomen dat premiepercentages blijvend toenemen en daarmee een evenwichtige koopkrachtontwikkeling in de weg staan. In andere gevallen acht de overheid financiering van een regeling via de algemene middelen passender, maar wordt wel gekozen voor uitvoering via de sociale fondsen. De sociale fondsen worden in dat geval via rijksbijdragen voorzien van voldoende financiering.
De Minister financiert de sociale fondsen uit de algemene middelen, al dan niet in aanvulling op premieheffing. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:
– de vaststelling van de hoogte van de rijksbijdragen aan de desbetreffende sociale fondsen;
– het betalen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.
In 2019 zijn er geen beleidswijzigingen geweest.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 13.207.236 | 12.806.406 | 12.420.196 | 13.852.630 | 17.426.873 | 14.245.954 | 3.180.919 |
Uitgaven | 13.207.236 | 12.806.406 | 12.420.196 | 13.852.630 | 17.426.873 | 14.245.954 | 3.180.919 |
Bijdragen aan sociale fondsen | 13.207.236 | 12.806.406 | 12.420.196 | 13.852.630 | 17.426.873 | 14.245.954 | 3.180.919 |
Kosten heffingskortingen AOW | 1.963.200 | 2.033.300 | 2.114.100 | 2.165.400 | 2.209.900 | 2.189.900 | 20.000 |
Vermogenstekort Ouderdomsfonds | 11.003.900 | 10.525.800 | 10.083.600 | 11.462.600 | 14.881.500 | 11.777.400 | 3.104.100 |
Tegemoetkoming arbeidsongeschikten | 173.802 | 175.574 | 147.471 | 154.140 | 160.212 | 150.583 | 9.629 |
Tegemoetkoming Anw-gerechtigden | 8.318 | 7.075 | 6.643 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Zwangere zelfstandigen | 58.016 | 64.657 | 68.382 | 70.490 | 175.261 | 128.071 | 47.190 |
Ontvangsten | 0 | 1.747 | 423 | 2.472 | 8.410 | 0 | 8.410 |
Deze rijksbijdrage compenseert de gewijzigde premieopbrengst die het gevolg is van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. De hoogte van deze rijksbijdrage wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.
De BIKK AOW is in 2019 licht hoger (€ 20 miljoen) uitgevallen dan in de begroting werd geraamd. Dat komt doordat de BIKK gedurende het jaar wordt bijgesteld op basis van de geraamde omvang van de heffingskortingen. Dat heeft in 2019 geleid tot een kleine stijging van de bijdrage aan het Ouderdomsfonds.
De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden maar deels gedekt door de premie-inkomsten. De hoogte van de AOW-premie is namelijk wettelijk gemaximeerd om te voorkomen dat de groeiende AOW-uitgaven leiden tot een alsmaar stijgende AOW-premie en een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dit leidt tot een jaarlijks exploitatietekort in het Ouderdomsfonds. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat er een neutrale kaspositie voor dit fonds bestaat.
De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is in 2019 hoger (€ 3,1 miljard) uitgevallen dan in de begroting werd geraamd. Dit heeft twee oorzaken.
Allereerst heeft het Ouderdomsfonds het jaar 2018 afgesloten met een vermogenstekort van ongeveer € 1 miljard. Dit vermogenstekort wordt dan het daaropvolgende jaar aangevuld via een hogere rijksbijdrage (vice-versa wordt een vermogensoverschot afgeroomd via een lagere rijksbijdrage). Bij het opstellen van de begroting is het vermogenstekort of overschot van het Ouderdomsfonds nog niet bekend. De publicatie daarvan (in het jaarverslag van de SVB) zorgt dus tijdens het begrotingsjaar voor een mutatie van de rijksbijdrage.
Ten tweede wordt de rijksbijdrage eenmaal per jaar, bij de eerste suppletore begroting, aangepast aan de meest recente macro-economische inzichten. In 2019 liet de CEP-raming van het CPB lagere inkomsten zien vanuit de AOW-premie. Dit vertaalt zich in een hogere rijkbijdrage aan het Ouderdomsfonds. Deze bijstelling was ongeveer € 2,1 miljard.
De tegemoetkoming arbeidsongeschikten is een jaarlijkse vergoeding voor de extra ziektekosten van mensen die (gedeeltijk) arbeidsongeschikt zijn. De tegemoetkoming is opgenomen in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (IVA en WGA), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De tegemoetkomingen voor de categorieën WAO, WAZ, IVA en WGA worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Toeslagenfonds wordt gestort. In deze rijksbijdrage zijn ook de uitvoeringskosten van UWV opgenomen. De uitgaven aan de tegemoetkomingen voor arbeidsongeschikten worden verantwoord op de beleidsartikelen 3 en 4.
De rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten is in 2019 iets hoger (€ 9,6 miljoen) uitgevallen dan in de begroting werd geraamd. Dat komt doordat de rijksbijdrage wordt bijgesteld op basis van de verwachte uitgaven aan de tegemoetkomingen. Deze uitgaven zijn gedurende 2019 iets omhoog bijgesteld op basis van uitvoeringsinformatie van UWV.
Deze rijksbijdrage diende ter financiering van de in beleidsartikel 9 verantwoorde tegemoetkoming Anw. Deze tegemoetkoming wordt betaald uit het Anw-fonds, dat een fors vermogensoverschot heeft. Daarom is in 2017 de Anw-premie verlaagd en is vanaf 2018 het Anw-fonds niet meer gecompenseerd voor de uitgaven aan de Anw-tegemoetkoming.
De regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling (zie ook beleidsartikel 6). Deze regeling wordt gefinancierd via een rijksbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen worden via deze rijksbijdrage gefinancierd. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen.
De voor 2019 geraamde rijksbijdrage is eenmalig hoger dan in andere jaren. Dat komt doordat in 2019 de compensatieregeling uit de regeling is uitgevoerd. Per mei 2005 verviel de publieke zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor zelfstandigen. Vanaf juni 2008 kregen zij via de Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen (ZEZ) opnieuw recht op een uitkering gedurende tenminste 16 weken. Vrouwen die in de tussenliggende periode zwanger waren zijn in 2019 gecompenseerd voor het niet ontvangen van een uitkering.
De daadwerkelijke uitgaven zijn in 2019 hoger (€ 47,2 miljoen) uitgevallen dan geraamd. Dat komt voornamelijk door een hoger dan verwacht aantal aanvragen voor de compensatieregeling.
De ontvangsten zijn het gevolg van afrekeningen over voorgaande jaren van de rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten.
De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migrantenachtergrond en het doen accepteren van culturele diversiteit in de samenleving.
In het integratiebeleid ligt de nadruk op het doen ontstaan van sociale stabiliteit in een samenleving die in cultureel opzicht steeds meer divers wordt. Een sociaal stabiele samenleving houdt in dat:
– mensen zelfredzaam zijn en zonder belemmeringen kunnen meedoen;
– zij in al hun verscheidenheid met elkaar samenleven;
– iedereen zich thuis voelt ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging.
Dit wordt gerealiseerd door:
– het bevorderen van samenhang en het voorkomen van maatschappelijke spanningen;
– het werken aan een evenredige positie en participatie in de Nederlandse samenleving en aan een evenredig bereik en effectiviteit van voorzieningen voor alle burgers in Nederland;
– het ervoor zorgen dat nieuwkomers snel de Nederlandse taal machtig zijn en kennis hebben van de Nederlandse samenleving.
De Minister stimuleert met behulp van onder andere financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van migranten, en de acceptatie van culturele diversiteit in de samenleving. Hij financiert een uitkeringsregeling (Remigratiewet), een leenstelsel voor degenen die moeten inburgeren en voorinburgering en maatschappelijke begeleiding voor nieuwkomers. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het inburgeringstelsel;
– de visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;
– het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;
– de uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering en de Wet inburgering buitenland.
De uitvoering van het inburgering (onder meer examens)- en leenstelsel, en de voorinburgering is belegd bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) respectievelijk het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De Minister van OCW is eigenaar van DUO en de Minister van J&V van COA. Vanuit deze rol zijn laatstgenoemde ministers verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering en daaronder valt de dienstverlening van COA respectievelijk DUO aan het Ministerie van SZW. De uitvoering van de maatschappelijke begeleiding van asielmigranten is belegd bij de gemeenten, die hiervoor middelen krijgen via het Gemeentefonds.
Veranderopgave Inburgering (VOI)
Bij brief van 15 februari 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 32 824, nr. 245) over een wijziging van de geplande invoerdatum. De geplande invoeringsdatum van de nieuwe wet Inburgering werd daarmee bijgesteld van 1 juli 2020 naar 1 januari 2021.
Begin 2019 zijn tevens bestuurlijke afspraken gemaakt over twee keer € 20 miljoen voor gemeenten in 2019 respectievelijk 2020 om de inburgeraars in het huidige stelsel te ondersteunen bij hun inburgering (ook bekend als ‘en ondertussen’).
Gegevensverwerking en een sociaal stabiele samenwerking
In februari van 2019 is de integrale aanpak van Problematisch Gedrag & Ongewenste Buitenlandse Financiering (PG&OBF) aangekondigd. De Tweede Kamer is hierover bij brief van 11 februari geïnformeerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 29 614, nr. 108).
Genoemde aanpak bestaat onder andere uit verschillende juridische trajecten, zoals de (financiële) transparantieplicht voor stichtingen, de aanscherping van Burgelijk Wetboek 2:20 waardoor organisaties eerder een verbod kan worden opgelegd (het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft in beide het voortouw) en een verbod op financiering uit onvrije landen (het ministerie van SZW heeft hierin gezamenlijk met Buitenlandse Zaken de trekkersrol).
Daarnaast is ingezet op intensievere samenwerking binnen de Rijksoverheid in de vorm van de Taskforce PG&OBF. Hiermee wordt beoogd dat informatie beter bijeen wordt gebracht, deze multidisciplinair wordt geduid, beschikbaar handelingsperspectief bij elkaar wordt gebracht in een overzichtelijke escalatieladder en aanvullend handelingsperspectief wordt ontwikkeld.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 148.410 | 278.628 | 309.023 | 278.398 | 221.009 | 311.004 | ‒ 89.995 |
Uitgaven | 145.465 | 250.574 | 328.040 | 290.084 | 220.838 | 312.024 | ‒ 91.186 |
Inkomensoverdrachten | 45.714 | 44.221 | 42.551 | 42.011 | 41.893 | 42.975 | ‒ 1.082 |
Remigratiewet | 44.834 | 44.105 | 42.500 | 42.000 | 41.890 | 42.975 | ‒ 1.085 |
Inburgering | 880 | 116 | 51 | 11 | 3 | 0 | 3 |
Subsidies | 6.641 | 7.546 | 11.931 | 8.397 | 12.503 | 11.988 | 515 |
Kennisinfrastructuur | 2.845 | 2.708 | 2.841 | 2.644 | 2.746 | 2.736 | 10 |
Landelijk Overleg Minderheden | 1.101 | 30 | 26 | 0 | 0 | 0 | |
Vluchtelingenwerk Nederland | 1.030 | 1.298 | 1.343 | 1.092 | 1.030 | 1.032 | ‒ 2 |
Overige subsidies | 1.665 | 3.510 | 7.721 | 4.661 | 8.727 | 8.220 | 507 |
Opdrachten | 8.738 | 9.310 | 12.118 | 9.241 | 10.268 | 16.721 | ‒ 6.453 |
Inburgering en Integratie | 2.927 | 7.614 | 10.522 | 7.748 | 8.675 | 15.021 | ‒ 6.346 |
Programma integratie | 4.111 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Remigratie | 1.700 | 1.696 | 1.596 | 1.493 | 1.593 | 1.700 | ‒ 107 |
Bijdragen aan agentschappen | 8.943 | 10.640 | 14.661 | 17.771 | 18.280 | 20.071 | ‒ 1.791 |
DUO | 8.943 | 10.640 | 14.661 | 17.771 | 18.280 | 20.071 | ‒ 1.791 |
Bijdragen aan zbo's/rwt's | 27.282 | 74.577 | 76.073 | 22.212 | 10.755 | 23.709 | ‒ 12.954 |
COA | 27.282 | 74.577 | 76.073 | 22.212 | 10.755 | 23.709 | ‒ 12.954 |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 39.020 | ‒ 39.020 |
Gemeenten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 39.020 | ‒ 39.020 |
Leningen | 48.147 | 104.280 | 170.706 | 190.452 | 127.139 | 157.540 | ‒ 30.401 |
DUO | 48.147 | 104.280 | 170.706 | 190.452 | 127.139 | 157.540 | ‒ 30.401 |
Ontvangsten | 4.357 | 4.727 | 10.378 | 3.191 | 4.218 | 1.000 | 3.218 |
Ontvangsten algemeen | 3.263 | 3.587 | 7.955 | 702 | 775 | 775 | |
Leningen | 1.094 | 1.140 | 2.423 | 2.489 | 3.443 | 1.000 | 2.443 |
Het uiteindelijke doel van het beleid is dat groepen met een migratieachtergrond dezelfde maatschappelijke positie innemen als groepen zonder migratieachtergrond (zie bijvoorbeeld de beleidsdoorlichting en de bijbehorende brief aan de Tweede Kamer). Dit doel komt dichterbij als de verschillen tussen groepen afnemen. Twee belangrijke maten hiervoor zijn de startkwalificatie (verplicht minimaal onderwijsniveau dat nodig is voor de arbeidsmarkt) en de arbeidsparticipatie.
De onderstaande tabel presenteert de voortgang ten aanzien van dit doelbereik in de ontwikkeling van de gepresenteerde verschilscores. Overigens geldt hierbij dat er niet alleen verschillen bestaan tussen herkomstgroepen (die worden verklaard door verschillen), maar ook tussen generaties binnen dezelfde herkomstgroep. De tweede generatie scoort bijvoorbeeld gunstiger op de indicator netto arbeidsparticipatie dan de eerste generatie. In de tabel is niet gecorrigeerd voor groepskenmerken die deze onderlinge verschillen (deels) kunnen verklaren.
Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Niet-schoolgaande bevolking van de tweede generatie met een startkwalificatie | ||||||||
Zonder migratieachtergrond | 72 | 73 | 74 | |||||
Met migratieachtergrond | ||||||||
Turks | 66 | 67 | 72 | |||||
Marokkaans | 70 | 71 | 70 | |||||
Surinaams | 76 | 79 | 79 | |||||
BES-eilanden, Aruba, Curaçao en St. Maarten | 77 | 84 | 84 | |||||
Overig niet-westers | 80 | 79 | 81 | |||||
Westers | 75 | 75 | 76 | |||||
Netto arbeidsparticipatie | ||||||||
Zonder migratieachtergrond | 67 | 68 | 69 | |||||
Met migratieachtergrond | ||||||||
Turks | 57 | 58 | 61 | |||||
Marokkaans | 54 | 54 | 57 | |||||
Surinaams | 59 | 62 | 67 | |||||
BES-eilanden, Aruba, Curaçao en St. Maarten | 57 | 55 | 60 | |||||
Overig niet-westers | 55 | 57 | 60 | |||||
Westers | 64 | 65 | 67 |
Bron: CBS.
De Remigratiewet biedt een uitweg aan personen die naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben, doordat zij in een uitzichtloze situatie van afhankelijkheid (uitkeringssituatie) verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. Om personen die daarvoor in aanmerking komen, in staat te stellen naar hun herkomstland terug te keren, kan een remigratie-uitkering worden aangevraagd. De SVB voert de Remigratiewet uit.
In 2019 is € 1 miljoen minder aan remigratie-uitkeringen uitgegeven dan bij begroting voorzien werd. De daling van het aantal uitkeringen als gevolg van de wetswijziging van 2014, waarin de eisen voor het verkrijgen van een uitkering verscherpt werden, is hoger dan bij begroting aangenomen werd.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal remigranten met een periodieke uitkering ( x 1.000 personen, ultimo) | 15 | 14 | 14 | 14 | 14 | 14 | 0 |
Bron: SVB, jaarverslag.
In 2019 is aan subsidies € 0,5 miljoen meer uitgegeven dan in de begroting opgenomen was. De oorzaak van deze overschrijding is voornamelijk gelegen in een uitbreiding van een lopende subsidie in verband met het voorkomen van fraude bij cursusinstellingen inburgering. Voorts heeft de vaststelling en verrekening van enkele subsidies pas in 2019 plaatsgevonden in plaats van in 2018.
Op het subartikelonderdeel Opdrachten is € 6,45 miljoen minder uitgegeven dan bij de begroting nodig werd geacht. Een deel hiervan (€ 2,5 miljoen) is reeds bij 2e suppletoire begroting afgeboekt.
De onderbesteding Opdrachten zit vooral op het budget Inburgering en Integratie en is veroorzaakt doordat opdrachten in het kader van de Veranderopdracht inburgering pas eind van het jaar werden aanbesteed als gevolg van een langer durende besluitvorming over de middelen en voor een aantal inkooptrajecten meer tijd nodig was, zodat de opdrachten pas in 2020 van start kunnen gaan.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO krijgen (x 1.000 personen, ultimo)1 | 26 | 34 | 23 | 20 | 18 | 20 | ‒ 2 | |
Inburgeraars die slagen voor het inburgeringsexamen of NT2-examen (x 1.000 personen, ultimo)1 | 7 | 10 | 13 | 24 | 32 | 20 | 12 | |
Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de voorbereiding op inburgering in de opvang van COA (x 1.000 personen, ultimo)2 | 10,3 | 13 | 8,4 | 4,6 | 4,6 | 6,0 | ‒ 1,4 | |
Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de maatschappelijke begeleiding door gemeenten (x 1.000 personen, ultimo)2 | 13 | 20 | 26 | 11 | 7 | 15 | ‒ 8 |
De bijdrage aan DUO voor de uitvoering van onderdelen van de Wet Inburgering, waaronder het examen- en leenstelsel, is in 2019 bijna € 1,8 miljoen lager uitgevallen dan in de begroting voorzien was.
De bijdrage viel lager uit omdat DUO in verband met minder examenaanvragen in 2019 lagere uitgaven had dan voorzien. Ook kwamen kostenvergoedingen als gevolg van het Chavez-arrest en in verband met onterecht gezakte inburgeraars trager op gang, waardoor uitgaven doorschuiven naar 2020.
De bijdrage aan COA in verband met voorinburgering is circa € 13 miljoen lager dan op grond van de in de begroting opgenomen raming was voorzien. Ten opzichte van de raming voor de begroting is het volume deelnemers voorinburgering gedurende het uitvoeringsjaar sterk achtergebleven. Dat komt onder meer doordat de IND een groot deel van het jaar achterstanden had.
De bijdrage onder dit artikelonderdeel is bestemd voor gemeenten voor het geven van maatschappelijke begeleiding. De voor gemeenten bestemde middelen gemeenten worden verstrekt op basis van realisaties in het voorgaande jaar. In 2019 is € 32,6 miljoen overgeboekt naar gemeenten. Het resterende bedrag plus toegekende loon- en prijsbijstelling (€ 6,9 miljoen) is reeds afgeboekt bij 2e suppletoire begroting.
In 2019 werd ruim € 30 miljoen minder aan leningen verstrekt dan in de begroting werd voorzien. Daarvan werd ruim € 17 miljoen reeds afgeboekt bij 2e suppletoire begroting. Oorzaak van de lagere uitgaven is een lager volume aan opgenomen leningen, omdat de nasleep van de sterke volumestijgingen in 2016 en 2017 minder lang doorloopt dan aanvankelijk aangenomen werd. Leningen worden gemiddeld in een korter tijdbestek opgenomen dan in eerdere jaren.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2019 | Verschil 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Toegekende leningen | ||||||||
Aantal aan inburgeraars toegekende leningen (x 1.000 personen, ultimo) | 18 | 26 | 23 | 141 | 11 | 20 | ‒ 9 | |
Totaal bedrag toegekende leningen (x € 1 mln, ultimo) | 48 | 104 | 170 | 190 | 127 | 200 | ‒ 73 | |
Terugbetaalde leningen | ||||||||
Aantal terugbetalende inburgeraars die in het betreffende jaar een terugbetaling op hun lening doen (x 1.000 personen, ultimo) | 2 | 3 | 5 | 5 | 13 | 1 | 12 | |
Totaal bedrag terugbetaalde leningen in het betreffende jaar inclusief rente (x € 1 mln, ultimo) | 1 | 1 | 2 | 2 | 3 | 1 | 2 | |
Kwijtgescholden leningen | ||||||||
Aantal kwijtgescholden leningen (x 1.000 personen, ultimo) | 0 | 2 | 5 | 10 | 21 | 15 | 6 | |
Totaal bedrag kwijtgescholden leningen inclusief rente (x € 1 mln, ultimo) | 1 | 8 | 32 | 78 | 181 | 120 | 61 |
Bron: DUO, Informatiesysteem Inburgering.
In 2019 werd € 3,2 miljoen meer ontvangen dan in de begroting voorzien was. € 2,4 miljoen daarvan betreft terugbetaalde leningen en € 0,8 miljoen betreft een aantal kleinere posten waaronder de verrekening met de SVB inzake de Remigratiewet.
Omdat de terugbetalingen op leningen - in verband met het draagkrachtbeginsel en kwijtscheldingen aan asielmigranten die tijdig zijn ingeburgerd - nogal ongewis zijn, is in de begroting een bedrag van € 1 miljoen opgenomen. Dat bleek in 2019 aan de lage kant te zijn.
Dit artikel bevat alle personele en materiële uitgaven en bijbehorende ontvangsten van het Ministerie van SZW. In beleidsartikel 11 zijn de bijdragen aan zbo's verder toegelicht.
Budgettaire gevolgen
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 288.815 | 252.321 | 274.694 | 309.776 | 353.723 | 332.063 | 21.660 |
Uitgaven | 291.218 | 255.510 | 265.018 | 302.402 | 351.632 | 332.063 | 19.569 |
Personele uitgaven | 186.049 | 197.625 | 206.042 | 244.120 | 275.872 | 263.339 | 12.533 |
- waarvan eigen personeel | 177.265 | 189.394 | 198.259 | 230.573 | 262.756 | 255.918 | 6.838 |
- waarvan inhuur externen | 6.427 | 5.846 | 5.004 | 11.348 | 10.935 | 4.636 | 6.299 |
- waarvan overige personele uitgaven | 2.357 | 2.385 | 2.779 | 2.199 | 2.181 | 2.785 | ‒ 604 |
Materiële uitgaven | 105.169 | 57.885 | 58.976 | 58.282 | 75.760 | 68.724 | 7.036 |
- waarvan ICT | 10.400 | 6.013 | 5.556 | 6.962 | 15.178 | 12.551 | 2.627 |
- waarvan bijdrage aan SSO's | 81.784 | 38.607 | 38.187 | 41.254 | 45.478 | 43.065 | 2.413 |
- waarvan overige materiële uitgaven | 12.985 | 13.265 | 15.233 | 10.066 | 15.104 | 13.108 | 1.996 |
Ontvangsten | 4.569 | 13.563 | 22.300 | 26.216 | 41.730 | 39.067 | 2.663 |
Toelichting
Personele en materiële uitgaven
Eigen personeel
De grootste verklaring van het verschil van € 6,8 miljoen ten opzichte van de begroting is de stijging van de uitgaven ten gevolge van de loonontwikkeling in 2019.
Externe inhuur
De € 6,3 miljoen hogere uitgaven dan begroot komen enerzijds doordat er externe inhuur is ingezet op automatiseringsprojecten. De hiervoor beschikbare middelen zijn gedurende het jaar overgeboekt vanaf het ICT-budget. Anderzijds is er de doorontwikkeling bij de RSO die zich doorvertaalt naar hogere uitgaven externe inhuur.
Overige personele uitgaven
De uitgaven zijn € 0,6 miljoen lager dan begroot en liggen op een vergelijkbaar niveau als in 2018. De belangrijkste verklaring hiervoor is dat het volume post-actieven lager is uitgevallen dan verwacht door een lagere instroom en hogere uitstroom.
ICT
De uitgaven zijn € 2,6 miljoen hoger dan begroot door het saldo van twee ontwikkelingen: aan de ene kant heeft er een herverdeling plaatsgevonden van automatisering naar externe inhuur en naar programma omdat de betreffende uitgaven op die budgetonderdelen verantwoord worden en aan de andere kant zijn er in 2020 uitgaven voor de overgang naar een nieuwe ICT-dienstverlener voor de opsporingsomgeving van de Inspectie SZW.
Bijdrage aan SSO's
De uitgaven zijn € 2,4 miljoen hoger dan begroot vanwege een aantal ontwikkelingen. Er zijn hogere uitgaven vanwege tariefstijgingen bij de SSO's en een uitbreiding van de huisvesting. Daarnaast is er een stijging vanwege de groei van de Inspectie in verband met ICF en een stijging van de uitgaven van de RSO. Tegenover deze toename staat een budgetoverheveling naar BZK voor ICT-uitgaven van DocDirect.
Overige materiële uitgaven
Bij een tweetal onderdelen is er sprake van per saldo € 2,0 miljoen hogere uitgaven dan begroot. De uitgaven voor het gezamenlijke financieel dienstencentrum waren niet begroot. De bijdrage van de deelnemende departementen is gedurende het jaar ontvangen. Daarnaast was de stijging van de uitgaven bij de Inspectie SZW vanwege het Inspectie Control Framework niet op materieel begroot maar in zijn geheel op personeel.
Ontvangsten
Er is in 2019 € 2,7 miljoen meer ontvangen dan begroot. Bij de RSO is er sprake van hogere ontvangsten (zie onder). Hiertegenover staan lagere incidentele ontvangsten bij de rest van het departement.
Rijksschoonmaakorganisatie
De Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) is in 2014 gestart en zal in de komende jaren geleidelijk uitbreiden naar gelang er meer departementen aansluiten. In 2016 is begonnen met het uitvoeren van schoonmaakactiviteiten. De schoonmakers zijn in dienst van het Rijk.
De deelnemende departementen betalen voor het schoonmaken een vergoeding aan het Ministerie van SZW. De uitgaven van de RSO komen ten laste van de begroting van het Ministerie van SZW.
Ter financiering van aanloopkosten van de RSO is voor de eerste jaren een transitiebudget voorzien, omdat de inkomsten in de eerste jaren onvoldoende zijn om de uitgaven te dekken.
Tabel 87 laat de apparaatsuitgaven van RSO afzonderlijk zien. De uitgaven en ontvangsten zijn in 2019 hoger uitgevallen dan de begroting door gewijzigde dienstverleningsafspraken, doorontwikkeling van de RSO en aanpassing aan het prijsniveau 2019.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Kerndepartement exclusief RSO | |||||||
Uitgaven | 288.976 | 245.314 | 243.805 | 274.118 | 313.209 | 297.605 | 15.604 |
Ontvangsten | 4.569 | 3.576 | 2.396 | 4.126 | 7.006 | 8.254 | ‒ 1.248 |
Rijksschoonmaakorganisatie | |||||||
Uitgaven | 2.242 | 10.196 | 21.213 | 28.284 | 38.423 | 34.458 | 3.965 |
Ontvangsten | 0 | 9.987 | 19.904 | 22.090 | 34.724 | 30.813 | 3.911 |
Totaaloverzicht
Tabel 88 geeft een samenvatting van de apparaatsuitgaven van het kerndepartement, het (voormalig) Agentschap SZW en van de zbo’s en rwt’s van het ministerie. De toelichting op de ontwikkeling bij het kerndepartement is te vinden bij tabel 86. Zie beleidsartikel 11 en bijlage 1 voor een toelichting op de zbo’s/rwt’s.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Totaal apparaatsuitgaven Ministerie | 291.218 | 255.510 | 265.018 | 302.402 | 351.632 | 332.063 | 19.569 |
Totaal apparaatskosten agentschap | 15.997 | 16.106 | 15.332 | 47 | 0 | 0 | 0 |
Agentschap SZW | 15.997 | 15.997 | 15.332 | 47 | 0 | 0 | 0 |
Totaal apparaatskosten zbo’s en rwt’s1 | 2.035.028 | 1.943.346 | 2.021.872 | 1.949.782 | 1.972.820 | 2.026.006 | ‒ 53.186 |
UWV (inclusief BKWI) | 1.807.067 | 1.726.331 | 1.784.939 | 1.695.784 | 1.746.661 | 1.775.469 | ‒ 28.808 |
SVB | 221.590 | 210.012 | 230.224 | 247.718 | 217.196 | 244.268 | ‒ 27.072 |
IB | 6.371 | 7.003 | 6.709 | 6.280 | 8.963 | 6.269 | 2.694 |
Dit betreft zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde kosten. De ontvangsten artikel 11 zijn in mindering gebracht op de uitgaven.
Bezetting
De bezetting is in 2019 met 268 fte toegenomen ten opzichte van 2018 door enerzijds een uitbreiding van de Inspectie SZW die verband houdt met het Inspectie Control Framework dat zorgt voor een versterking van de handhavingsketen en anderzijds een verdere groei van de RSO doordat steeds meer departementen zich aansluiten.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Kerndepartement exclusief RSO | 2.265 | 2.226 | 2.227 | 2.429 | 2.558 |
RSO | 12 | 260 | 398 | 616 | 755 |
Bezetting totaal ultimo | 2.277 | 2.486 | 2.625 | 3.045 | 3.313 |
Op dit artikel worden de niet naar beleidsartikelen toe te rekenen budgetten verantwoord.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 23.605 | 36.414 | 35.474 | 28.335 | 33.528 | 39.461 | ‒ 5.933 |
Uitgaven | 27.550 | 34.334 | 32.974 | 22.559 | 25.081 | 34.771 | ‒ 9.690 |
Subsidies | 191 | 1.714 | 2.367 | 2.582 | 3.626 | 3.139 | 487 |
Opdrachten | 9.186 | 12.075 | 9.040 | 14.430 | 15.293 | 23.498 | ‒ 8.205 |
Handhaving | 724 | 627 | 641 | 478 | 369 | 6.307 | ‒ 5.938 |
Opdrachten overig | 8.462 | 11.448 | 8.399 | 13.952 | 14.924 | 17.191 | ‒ 2.267 |
Bekostiging | 3.295 | 3.666 | 4.010 | 4.158 | 4.851 | 5.251 | ‒ 400 |
Uitvoeringskosten Caribisch Nederland | 3.295 | 3.666 | 4.010 | 4.158 | 4.851 | 5.251 | ‒ 400 |
Bijdragen aan agentschappen | 13.086 | 15.576 | 16.631 | 287 | 236 | 683 | ‒ 447 |
Agentschap SZW | 12.694 | 15.077 | 16.234 | 47 | 0 | 0 | 0 |
Rijksdienst Ondernemend Nederland | 392 | 387 | 286 | 144 | 171 | 521 | ‒ 350 |
Agentschap CJIB | 0 | 112 | 111 | 96 | 65 | 162 | ‒ 97 |
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken | 1.792 | 1.303 | 926 | 1.102 | 1.075 | 2.200 | ‒ 1.125 |
Ministerie van Financiën | 1.792 | 1.303 | 926 | 1.102 | 1.075 | 2.200 | ‒ 1.125 |
Ontvangsten | 438 | 798 | 1.460 | 745 | 1.632 | 387 | 1.245 |
Subsidies
De gerealiseerde uitgaven hebben betrekking op subsidies aan de VNG voor ondersteuning LSI-structuur en gegevensuitwisseling W&I. Gedurende de begrotingsuitvoering is door middel van budgettair neutrale herschikkingen budget toegevoegd aan subsidies op artikel 98, deze zijn € 0,5 miljoen hoger uitgevallen dan begroot (€ 3,1 miljoen).
Opdrachten
Handhaving
Om aan te sluiten bij het ritme van de uitgaven is een aantal budgettair neutrale kasschuiven verwerkt (-/- € 2,4 miljoen) bij handhaving. Er zijn verder diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting (-/- € 3,5 miljoen) verwerkt.
Opdrachten overig
De gerealiseerde uitgaven van € 14,9 miljoen hebben betrekking op dienstauto's van de Inspectie SZW, beleidsinformatie, onderzoeksopdrachten, automatisering primaire processen, voorlichting en overige opdrachten. Deze zijn € 2,3 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Er zijn vier overboekingen met andere departementen verwerkt (-/- € 0,9 miljoen). De grootste overboeking is naar EZK voor een aanvullende Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden (MAPA) bijdrage (-/- € 0,5 miljoen).
Bekostiging
De gerealiseerde uitgaven van € 4,9 miljoen hebben hoofdzakelijk betrekking op uitvoeringskosten van de RCN-unit van SZW. Deze gerealiseerde uitgaven zijn € 0,4 miljoen lager uitgevallen dan begroot. In 2018 is het budget volledig uitgeput. In 2019 zijn er extra middelen op basis van Voorjaarsnota 2018 bijgekomen. Tegelijkertijd is er sprake van een aflopende reeks na 2019. De logische veronderstelling is dat het budget voor 2019 te ruim is en het budget voor de jaren vanaf 2020 te krap. Om aan te sluiten bij het ritme van de uitgaven is er een budgettair neutrale kasschuif verwerkt (-/- € 1,1 miljoen) bij de uitvoeringskosten Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Bijdragen aan agentschappen
Agentschap SZW
In 2018 is er een eindafrekening geweest van het voormalige Agentschap SZW. Het Agentschap SZW is per 1 januari 2018 opgeheven.
Rijksdienst ondernemend Nederland
De gerealiseerde uitgaven van € 0,2 miljoen hebben betrekking op certificeringskosten voor de subsidieregeling ESF EGF, deze zijn € 0,3 miljoen lager uitgevallen dan begroot.
Agentschap Centraal Justitieel Incasso Bureau
De gerealiseerde uitgaven hebben betrekking op vaste financiële verplichtingen en kosten en zijn € 0,1 miljoen lager uitgevallen dan begroot.
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
De bijdrage aan het Ministerie van Financiën ten behoeve van controle-werkzaamheden ESF is € 1,1 miljoen lager dan begroot. De controlewerk-zaamheden van de ESF-projecten 2007–2013 zijn aan het afnemen.
Ontvangsten
De gerealiseerde ontvangsten (€ 1,6 miljoen) hebben betrekking op ontvangsten en restituties op afrekeningen subsidies, opdrachten over voorgaande jaren en een overboeking van het ministerie van Financiën als bijdrage in de kosten van een gezamenlijk onderzoek naar zzp-ers (€ 0,03 miljoen).
Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor loon- en prijsbijstelling en voor onvoorziene uitgaven.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 173.579 | ‒ 173.579 |
Uitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 173.579 | ‒ 173.579 |
Loonbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 173.579 | ‒ 173.579 |
waarvan programma | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 162.652 | ‒ 162.652 |
waarvan apparaat | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 10.927 | ‒ 10.927 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige beleidsuitgaven
De grondslag voor dit onderdeel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel op te nemen ten behoeve van de voorlopige verwerking van de loon- en prijsindexering, een taakstelling of een ander nog te verdelen begrotingsbedrag.
Onvoorzien
Gedurende de begrotingsuitvoering 2019 zijn diverse op dit artikel geplaatste bedragen, onder andere € 5 miljoen voor Matchen op Werk, overgeheveld naar de desbetreffende beleidsartikelen. Daarnaast zijn er overboekingen met andere departementen, begrotingen en fondsen verwerkt. Zo is naar het Gemeentefonds € 35 miljoen overgeboekt voor de doeluitkering Perspectief op Werk en € 20 miljoen voor de ondersteuning en begeleiding van inburgeraars in aanloop naar het nieuwe inburgeringsstelsel. Ook zijn diverse kasschuiven doorgevoerd (€ 23,1 miljoen) naar latere jaren om beter aan te sluiten bij het benodigde kasritme van de maatregelen. Nadat bij 2e suppletoire wet reeds vrijgevallen middelen zijn afgeboekt resteerde een bedrag van € 8,8 miljoen waar uiteindelijk geen beroep meer op is gedaan.
Deze paragraaf bevat een rapportage over de bedrijfsvoering van het Ministerie van SZW. Op twee onvolkomenheden (Verantwoordingsonderzoek 2018 van de Algemene Rekenkamer) na zijn de bedrijfsvoering en het financieel beheer binnen SZW nog steeds goed op orde. In 2019 zijn stappen gezet om onderdelen van de bedrijfsvoering die extra aandacht behoefden te verstevigen. Een voorbeeld hiervan is de inzet op elektronische facturatie, met als effect een significante toename van het aantal elektronische facturen. Een ander voorbeeld is informatiebeveiliging: de continue aandacht hiervoor zorgt ervoor dat SZW in 2019 wederom goed presteert op dit onderwerp. Om de kwaliteit van de bedrijfsvoering te behouden en waar mogelijk verder te vergroten resteert nog een aantal aandachtspunten. Deze worden hieronder toegelicht.
6.1 Uitzonderingsrapportage
6.1.1 Rechtmatigheid
In 2019 zijn bij twee begrotingsartikelen met uitgaven voor de Rijksdienst Caribisch Nederland Unit SZW (RCN-unit SZW) fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid vastgesteld die de rapporteringstolerantie overschrijden. Zie hiervoor tabel 92. In paragraaf 6.1.3 wordt verder ingegaan op het financieel beheer bij de RCN-unit SZW.
Artikel 98 is bedoeld voor departementsbrede uitgaven die niet zinvol kunnen worden toegerekend aan een beleidsartikel. Een deel van de uitgaven op artikel 98 betreft beleidsonderzoeken, die op het moment van begroting nog niet maar bij opdrachtverstrekking wel toe te wijzen zijn aan een beleidsartikel. Het niet boeken van deze verplichtingen en uitgaven op het betreffende beleidsartikel maakt dat een begrotingsonrechtmatigheid is ontstaan. SZW beziet in 2020 of uitgaven die op artikel 98 begroot zijn, begroot en verantwoord zouden moeten worden op een beleidsartikel en past hier de begroting op aan.
1) Rapporteringstolerantie | (2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis) | (3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in € | (4) Bedrag aan fouten in € | (5) Bedrag aan onzekerheden in € | (6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in € | (7) Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100% |
---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | ||||||
Artikel 98 Algemeen | 33.527.555 | 3.352.756 | 845.671 | 6.336.715 | 7.182.386 | 21,4% |
Uitgaven/ontvangsten | ||||||
Artikel 8 Oudedagsvoorziening | 25.214.547 | 2.521.455 | 86.992 | 1.713.564 | 1.800.556 | |
Artikel 9 Nabestaanden | 1.193.484 | 119.348 | 15.399 | 98.858 | 114.257 | |
Artikel 98 Algemeen | 26.712.399 | 2.671.240 | 33.505 | 6.381.589 | 6.415.094 | 24,0% |
Rapporteringstolerantie wordt overschreden door bedrag van de meest waarschijnlijke fout, meest waarschijnlijke onzekerheid, basisonnauwkeurigheid en nauwkeurigheidsverval.
6.1.2 Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
6.1.3 Financieel en materieelbeheer
Financieel beheer Rijksdienst Caribisch Nederland
In 2019 is geïnvesteerd in het implementeren van maatregelen van interne beheersing in de uitvoeringsprocessen. Dit komt mede tot uitdrukking in de aanzienlijke verbetering van de rechtmatige uitvoering van regelgeving.
Het streven van de RCN-unit SZW is om de rechtmatigheid van de uitvoering duurzaam binnen de organisatie te verankeren. Een belangrijke nieuwe maatregel in dit verband is het (vooralsnog bij wijze van proef) uitvoeren van een verbijzonderde interne controlefunctie, op advies van Auditdienst Rijk (ADR). Met de uitkomsten van deze toets kan tijdig (tussentijds) worden bijgestuurd door de RCN-unit SZW, met als doel afname van de rechtmatigheidsfouten. Deze verbijzonderde controlefunctie is nog in opbouw.
Om het financieel beheer bij de RCN-unit SZW op orde te brengen is het verbeteren van de ondersteuning van de IT-applicaties voor het verstrekken van uitkeringen een voorwaarde. Begin januari 2020 zijn de werkzaamheden van herontwerp van de processen en stapsgewijs bouwen van nieuwe applicaties gestart. Daarnaast is de formatie voor functioneel beheer van de RCN-unit weer volledig op sterkte. Tevens is de formatie aangevuld met een informatiemanager.
De afgelopen jaren hebben de RCN-unit SZW en SZW inspanningen verricht om de implementatie van de Baseline Informatiebeveiliging Rijk (BIR) af te ronden. Op een paar restpunten na, zoals het verder op orde krijgen van toegangsbeveiliging en het wijzigingbeheer, is dit nu ook uitgevoerd.
Financieel beheer Rijksschoonmaakorganisatie
Het financieel beheer bij de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) was in 2019 evenals in 2018 nog niet voldoende. Er zijn wel diverse verbeteringen doorgevoerd. Voor 2019 zijn er fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid ontstaan door een nog ontoereikend inkoopbeheer en ontvangstenbeheer. Bij het inkoopbeheer was bijvoorbeeld de contractadministratie niet volledig. Bij het ontvangstenbeheer was nog geen sluitende Administratieve Organisatie en Interne Beheersing (AO/IB) aanwezig.
De eerste helft van 2019 stond in het teken van oriëntatie, planvorming en eerste uitwerkingen van het verbeteren van het financieel beheer. De tweede helft van 2019 zijn verbeteringen geïmplementeerd. Zo heeft de RSO het proces rondom het ontvangstenbeheer op hoofdlijnen vastgelegd. In de tweede helft van 2019 is extra capaciteit aangetrokken om meer effect te kunnen sorteren in de verbetering van het financieel beheer. Ook heeft de eigenaar de sturing hierop verstevigd.
De verbeterpunten die in 2019 niet gerealiseerd zijn, bijvoorbeeld het uitwerken van een volledige beschrijving AO/IB, worden in 2020 verder opgepakt. Ook zullen in 2020 de eerder doorgevoerde verbeteringen worden bestendigd.
Inkoopbeheer
Door de Algemene Rekenkamer is een beoordelingskader Inkoopbeheer opgesteld, waarin staat aangegeven op welke relevante wet- en regelgeving alle inkopen van een ministerie worden getoetst. In 2019 heeft SZW op basis van dit beoordelingskader, waarin acht ‘key controls’ (beheersmaatregelen) zijn geformuleerd, een Controleplan Inkoop opgesteld. In het plan is uitgewerkt hoe SZW de inkoopcontrol inricht per beheersmaatregel. Vijf van de acht beheersmaatregelen zijn op orde. De beheersmaatregelen die nog doorontwikkeld moeten worden, zijn het contractregister, de spendanalyse en de volledigheid van inkoopdossiers.
De spendanalyse is in 2019 doorontwikkeld. Met deze analyse kan SZW achteraf controleren of inkoopuitgaven rechtmatig zijn uitgevoerd. Er is bijvoorbeeld extra informatie toegevoegd over de vijf grootste leveranciers per categorie. In 2020 wordt de spendanalyse verder verbeterd. Verder heeft SZW in 2019 beter zicht gekregen op inkopen waarvoor vooraf het managementbesluit is genomen om af te wijken van standaard procedures. Tot slot is in 2019 het laatste onderdeel van SZW en hiermee het hele departement op het digitale inkoopsysteem (DigiInkoop compact) aangesloten.
SZW maakt gebruik van Rijksbrede raamovereenkomsten. SZW heeft geen zicht op mogelijke overschrijding van deze raamovereenkomsten. In de bedrijfsvoeringsparagraaf van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt dit nader toegelicht.
Financieel beheer 3F
In 2019 heeft dienstverlener SSC-ICT op verzoek van SZW verbeteringen doorgevoerd voor het gebruikersbeheer van het financiële SAP-systeem 3F. Zo zijn de rechten van beheerders bij SSC-ICT aangepast en is de procedure verbeterd. De in 2019 geïmplementeerde nieuwe database (HANA) is standaard versleuteld en daarnaast worden de digitale activiteiten van de beheerders bijgehouden. SSC-ICT werkt verder aan de verbetering van het algehele beheer van grote administratieve (financiële) systemen. Verbeteringen die in 2019 voor andere opdrachtgevende ministeries zijn doorgevoerd, zullen in 2020 ook voor het beheer voor 3F worden geïmplementeerd.
6.1.4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Informatiebeveiliging
SZW kan over 2019 een positieve In Control Verklaring voor informatiebeveiliging afgeven. Op basis van de interne verantwoordingsonderzoeken zijn er geen bijzonderheden te melden.
6.2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Misbruik en oneigenlijk gebruik (MenO) risico’s en ontwikkelingen betreffende het MenO-beleid
SZW brengt bij nieuwe en gewijzigde wet- en regelgeving de MenO‑risico’s in kaart. Zo neemt SZW in de memorie van toelichting van nieuwe wetten een passage over MenO op. Bij elke regeling is in meer of mindere mate sprake van restrisico’s, bijvoorbeeld door afhankelijkheid van derden of beperkingen vanuit de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Deze restrisico’s worden conform standaard werkwijze waar mogelijk gekwantificeerd en - na afweging indien acceptabel - door het verantwoordelijk management geaccepteerd. SZW heeft maatregelen getroffen in de processen om MenO-risico’s te beheersen, bijvoorbeeld via voorlichting door SZW en uitvoerders aan aanvragers. Uitvoerders hebben bevoegdheden om de rechtmatigheid van aanvragen vast te stellen. Verder melden uitvoerders fraudesignalen aan SZW, onder andere via de halfjaarlijkse signaleringsbrief. Tenslotte neemt SZW via de verantwoordingscyclus met de uitvoerders per regeling de geconstateerde fraude-aantallen en fraudebedragen op in het jaarverslag.
In 2019 is voor de uitkeringsregelingen met minimaal 100 miljoen euro aan uitgaven, waarvoor nog geen inschatting van de MenO-risico’s en beheersmaatregelen was gemaakt, dit alsnog in orde gemaakt. Het tijdig afronden van een adequate MenO‑risicoinschatting is een blijvend aandachtspunt. Om de kwaliteit te verbeteren wordt elke substantiële (in euro's of complexiteit) MenO‑risicoinschatting tegengelezen door een onafhankelijke functionaris. MenO‑risicoinschattingen worden in nauwe samenwerking met de relevante uitvoerder(s) gemaakt.
Naar aanleiding van de fraude met de Werkloosheidswet zijn er in 2019 onderzoeken uitgevoerd naar de misbruikrisico’s in de sociale zekerheid. De onderzoeken hebben niet geleid tot de identificatie van nieuwe risico’s. Het resulterende afwegingskader, ontwikkeld voor de Werkloosheidswet en uit te breiden met andere wetten, zal door SZW en het UWV worden gebruikt om risico’s te prioriteren, dit als basis voor de handhavingsinzet.
Grote lopende ICT-projecten
Het kerndepartement SZW kende in 2019 vijf lopende projecten als onderdeel van de rapportage grote en risicovolle ICT-projecten: Wet tegemoetkoming loondomeinen (wtl), Vereenvoudiging Wajong, Vereenvoudiging beslagvrije voet, Aansluiting van het UWV op Electronic Exchange of Social Security Information (EESSI) en Aansluiting van de SVB op EESSI. Het project Inleenverbanden en Quotumwet (IQ) is geannuleerd, de Staatssecretaris van SZW heeft aan de Tweede Kamer aangegeven de Wet Banenafspraak te willen vereenvoudigen (Kamerbrief vereenvoudiging banenafspraak en quotumregeling).
Het UWV en de SVB leggen in hun jaarverslagen verantwoording af over grote en/of risicovolle ICT-projecten. Deze projecten worden op het Rijks ICT-dashboard opgenomen en minimaal éénmaal per jaar geactualiseerd. Het UWV heeft vijf projecten in uitvoering opgenomen: Toekomstvast Input Management, Transitie Werk.nl, 1 UBO-ww, Verwerving Datacenter en Digitalisering Werkprocessen Bezwaar en Beroep.
Activiteiten Audit Committee
Het Audit Committee (AC) is in 2019 vier keer samengekomen. Het AC heeft het management van SZW onder andere geadviseerd over de procesverbetering van het risicomanagement en over de risicoanalyses van de SZW-onderdelen. In aanwezigheid van het UWV en de SVB sprak het AC over ketenrisico’s tussen beleid en uitvoering. De (tussentijdse) bevindingen van de ADR en de voortgang bij het aanpakken hiervan zijn ook met regelmaat besproken, met bijzondere aandacht voor het financieel beheer bij de RCN-unit SZW en het financieel beheer bij de RSO. Tenslotte dacht het AC mee op een aantal inhoudelijke onderwerpen, zoals de bekostigingssystematiek in het sociaal domein en inzicht in maatschappelijk effect van de Inspectie SZW.
Departementale checks and balances met betrekking tot subsidies
Geen bijzonderheden te melden.
Normenkader financieel beheer
Geen bijzonderheden te melden.
6.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Ontwikkelingen bij het kerndepartement SZW
Risicomanagement
In 2019 heeft het risicomanagement binnen SZW een nieuwe impuls gekregen, zowel binnen het kerndepartement als in relatie met het UWV en de SVB. Een belangrijke aanleiding hiervoor vormen enkele incidenten, zoals de fraude met de Werkloosheidswet. Er is ingezet op de ontwikkeling van een gedeelde systematiek en een gemeenschappelijke risicotaal om het gesprek over risico’s te vereenvoudigen. Op verschillende plekken binnen SZW zijn risicosessies gehouden om de eelangrijkste risico’s te identificeren. Ook hebben twee separate, bestuurlijke risicosessies plaatsgevonden met het UWV en de SVB om de belangrijkste risico’s in de keten van beleid tot uitvoering te identificeren. Dergelijke sessies helpen het verantwoordelijke management door het inzicht in de relevante risico’s te vergroten. SZW ziet de ontwikkeling van het risicomanagement als een groeimodel. In 2020 gaat SZW op dezelfde lijn verder.
Elektronische facturatie
Conform de EU-Richtlijn ‘Elektronische facturering bij overheidsopdrachten’ zijn alle aanbestedende diensten in Europa verplicht per november 2018 e-factureren te implementeren. Dit betekent dat de diensten e‑facturen van leveranciers moeten kunnen ontvangen en verwerken. Tot 2019 werden leveranciers nog niet structureel aangesproken op het niet naleven van de plicht tot e-facturatie. In de loop van 2019 is hier verandering in gekomen. Leveranciers zijn op verschillende manieren (aanvullend op de bestaande informatie in het contract tussen leverancier en ministerie) geïnformeerd over de start van de controle op het naleven van de inkoopvoorwaarde e-facturatie. Er is tevens in voorzien dat leveranciers in heel uitzonderlijke gevallen een tijdelijke ontheffing kunnen krijgen. De controle is medio 2019 gestart waarbij 1 augustus 2019 van start is gegaan met het terugsturen van niet-e-facturen. Sindsdien neemt het aantal e-facturen toe, mede dankzij de toenemende bekendheid van leveranciers met e‑facturatie en ondanks de technische storingen die af en toe optreden.
Ontwikkelingen bij zelfstandige bestuursorganen en andere externe uitvoerders
Toezicht op zelfstandige bestuursorganen
In 2019 is tweemaal een stand van de uitvoering sociale zekerheid aan de Tweede Kamer aangeboden (Tweede Kamer, 2018-2019, 26 448, nr. 625) en (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630). Het doel daarvan is om actief openheid te geven over prestaties en dilemma’s in de uitvoering. Daarom staan de brieven eveneens stil bij de uitdagingen die in de uitvoering spelen. In de brief van 18 december 2019 is aangegeven wat mogelijk risico’s zijn voor de uitvoering. Ook is de Tweede Kamer in genoemde brief (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630) geïnformeerd over de voortgang van de aanpak van fraude en de versteviging van de handhaving in het sociaal domein, in het bijzonder op risicomanagement en risicobeheersing naar aanleiding van de doorlichting van de sociale zekerheid op frauderisico’s. Bij de aanbieding van de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI)jaarverslagen 2019 van de zbo’s wordt een oordeel gegeven over de verslagen, waarbij wordt ingegaan op het doelbereik aan de hand van de prestaties van de reguliere uitvoering en de rechtmatige besteding van de publieke middelen. De bevindingen en risico’s vanuit het toezicht worden hierbij meegenomen.
Uitvoering Kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst
In 2014 is de kinderopvangtoeslag van een groot aantal ouders onterecht stopgezet en is de toeslag over de jaren 2012-2014 teruggevorderd. Eind 2018 is de zaak aan het licht gekomen en is ook gebleken dat de kwestie groter is dan CAF-11. Ouders uit de CAF 11-zaak hebben in 2019 een compensatie ontvangen. In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Ministerie van Financiën is een nadere toelichting opgenomen.
Afgelopen tijd is Rijksbreed veel geïnvesteerd om uitvoering en beleid dichter bij elkaar te krijgen. Een ontwikkeling die de komende jaren geïntensiveerd wordt, bijvoorbeeld door nauwere samenwerking tussen de toeslagdepartementen Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en SZW (als opdrachtgevers), het directoraat generaal Toeslagen (als opdrachtnemer) en het ministerie van Financiën (als eigenaar). Dit zal in 2020 verder worden vormgegeven.
(1) | (2) | (3)= (2) - (1) | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. | Omschrijving | Vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en vastgestelde begroting | ||||||||||
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||||||
TOTAAL | 36.096.842 | 36.132.349 | 1.870.949 | 39.062.522 | 39.075.594 | 1.896.181 | 2.965.680 | 2.943.245 | 25.232 | |||||
Beleidsartikelen | 35.551.739 | 35.591.936 | 1.831.495 | 38.675.271 | 38.698.881 | 1.852.819 | 3.123.532 | 3.106.945 | 21.324 | |||||
1 | Arbeidsmarkt | 952.905 | 951.468 | 24.000 | 816.502 | 813.555 | 10.904 | ‒ 136.403 | ‒ 137.913 | ‒ 13.096 | ||||
2 | Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet | 7.031.743 | 7.073.146 | 2.572 | 6.898.061 | 6.927.241 | 28.393 | ‒ 133.682 | ‒ 145.905 | 25.821 | ||||
3 | Arbeidsongeschiktheid | 799 | 799 | 0 | 943 | 943 | 0 | 144 | 144 | 0 | ||||
4 | Jonggehandicapten | 3.359.378 | 3.359.378 | 0 | 3.329.000 | 3.329.000 | 24.026 | ‒ 30.378 | ‒ 30.378 | 24.026 | ||||
5 | Werkloosheid | 158.993 | 158.104 | 0 | 126.669 | 124.430 | 10.789 | ‒ 32.324 | ‒ 33.674 | 10.789 | ||||
6 | Ziekte en zwangerschap | 7.427 | 7.527 | 0 | 7.895 | 7.652 | 0 | 468 | 125 | 0 | ||||
7 | Kinderopvang | 3.286.740 | 3.286.740 | 1.580.594 | 3.366.289 | 3.366.184 | 1.522.517 | 79.549 | 79.444 | ‒ 58.077 | ||||
8 | Oudedagsvoorziening | 26.057 | 26.057 | 0 | 25.215 | 25.215 | 0 | ‒ 842 | ‒ 842 | 0 | ||||
9 | Nabestaanden | 1.197 | 1.197 | 0 | 1.194 | 1.194 | 0 | ‒ 3 | ‒ 3 | 0 | ||||
10 | Tegemoetkoming ouders | 5.721.498 | 5.721.498 | 223.329 | 5.936.534 | 5.936.534 | 191.310 | 215.036 | 215.036 | ‒ 32.019 | ||||
11 | Uitvoering | 448.044 | 448.044 | 0 | 519.087 | 519.222 | 52.252 | 71.043 | 71.178 | 52.252 | ||||
12 | Rijksbijdragen | 14.245.954 | 14.245.954 | 0 | 17.426.873 | 17.426.873 | 8.410 | 3.180.919 | 3.180.919 | 8.410 | ||||
13 | Integratie en maatschappelijke samenhang | 311.004 | 312.024 | 1.000 | 221.009 | 220.838 | 4.218 | ‒ 89.995 | ‒ 91.186 | 3.218 | ||||
Niet-beleidsartikelen | 545.103 | 540.413 | 39.454 | 387.251 | 376.713 | 43.362 | ‒ 157.852 | ‒ 163.700 | 3.908 | |||||
96 | Apparaatsuitgaven kerndepartement | 332.063 | 332.063 | 39.067 | 353.723 | 351.632 | 41.730 | 21.660 | 19.569 | 2.663 | ||||
98 | Algemeen | 39.461 | 34.771 | 387 | 33.528 | 25.081 | 1.632 | ‒ 5.933 | ‒ 9.690 | 1.245 | ||||
99 | Nog onverdeeld | 173.579 | 173.579 | 0 | 0 | 0 | 0 | ‒ 173.579 | ‒ 173.579 | 0 |
Activa | 31-12-2019 | 31-12-2018 | Passiva | 31-12-2019 | 31-12-2018 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Intra-comptabele posten | ||||||||||
1) | Uitgaven ten laste van de begroting | 39.075.588 | 34.412.233 | 2) | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 1.896.175 | 1.845.335 | |||
3) | Liquide middelen | 0 | 0 | |||||||
4) | Rekening-courant RHB2 | 0 | 0 | 4a) | Rekening-courant RHB | 37.227.921 | 32.618.755 | |||
5) | Rekening-courant RHB Begrotingsreserve | 0 | 0 | 5a) | Begrotingsreserves | 0 | 0 | |||
6) | Vorderingen buiten begrotingsverband | 51.747 | 65.820 | 7) | Schulden buiten begrotingsverband | 3.239 | 13.963 | |||
8) | Kas-transverschillen | 0 | 0 | |||||||
Subtotaal intra-comptabel | 39.127.335 | 34.478.053 | Subtotaal intra-comptabel | 39.127.335 | 34.478.053 | |||||
Extra-comptabele posten | ||||||||||
9) | Openstaande rechten | 0 | 0 | 9a) | Tegenrekening openstaande rechten | 0 | 0 | |||
10) | Vorderingen | 1.017.202 | 1.155.396 | 10a) | Tegenrekening vorderingen | 1.017.202 | 1.155.396 | |||
11a) | Tegenrekening schulden | 0 | 0 | 11) | Schulden | 0 | 0 | |||
12) | Voorschotten | 15.386.195 | 14.435.312 | 12a) | Tegenrekening voorschotten | 15.386.195 | 14.435.312 | |||
13a) | Tegenrekening garantieverplichtingen | 0 | 0 | 13) | Garantieverplichtingen | 0 | 0 | |||
14a) | Tegenrekening andere verplichtingen | 357.635 | 365.112 | 14) | Andere verplichtingen | 357.635 | 365.112 | |||
15) | Deelnemingen | 0 | 0 | 15a) | Tegenrekening deelnemingen | 0 | 0 | |||
Subtotaal extra-comptabel | 16.761.032 | 15.955.820 | Subtotaal extra-comptabel | 16.761.032 | 15.955.820 | |||||
Totaal | 55.888.367 | 50.433.873 | Totaal | 55.888.367 | 50.433.873 |
De cijfers in de saldibalans zijn vermeld in duizendtallen en afgerond naar boven. Hierdoor kunnen bij het subtotaal en het totaal afrondingsverschillen optreden. Er treden ook afrondingsverschillen op in vergelijking met de verantwoordingsstaat, waar de cijfers per artikel naar boven worden afgerond op duizendtallen.
Toelichting bij de Saldibalans
Het intracomptabele deel van de saldibalans (financiële posten 1 t/m 8) bevat het resultaat van de financiële transacties in de departementale administratie die een directe relatie hebben met de kasstromen. Deze kasstromen worden via de rekening-courant met het Ministerie van Financiën bijgehouden.
Het extracomptabele deel bevat het saldo van de overige rekeningen die met tegenrekeningen in evenwicht worden gehouden.
De cijfers in de saldibalans zijn vermeld in duizendtallen en afgerond naar boven. Hierdoor kunnen bij het subtotaal en het totaal afrondingsverschillen optreden.
Ad 1 en 2 Uitgaven ten laste en ontvangsten ten gunste van de begroting.
Onder de posten uitgaven en ontvangsten zijn de per saldo gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen.
De bedragen komen overeen met de bedragen uit de verantwoordingsstaat. Door een andere afrondingssystematiek is er een verschil met de verantwoordingsstaat waar per artikel naar boven wordt afgerond.
Ad 3 Liquide middelen
De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo van de banken en de contante gelden.Het Ministerie van SZW heeft geen contante gelden en geen saldo op haar bankrekeningen.
Ad 4 en 4a Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding
Deze post geeft per saldo de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding weer. Het bedrag per 31 december 2019 is in overeenstemming met de opgave van de Rijkshoofdboekhouding.
Ad 5 en 5a Begrotingsreserves
Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening die op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het Ministerie van SZW heeft geen begrotingsreserves.
Ad 6 Vorderingen buiten begrotingsverband
Deze post betreft het saldo van de uitgaven waarvan verrekening met derden nog zal plaatsvinden. Een uitgavensaldo op 31 december zal nog van derden ontvangen moeten worden (is dus een saldo van openstaande vorderingen).
Openstaand ultimo 2019 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Europese gelden | 49.257 | ||||
RSO doorbelasting | 2.412 | ||||
Omzetbelasting | 46 | ||||
Diversen | 32 | ||||
Totaal vorderingen buiten begrotingsverband | 51.747 |
Ad 7 Schulden buiten begrotingsverband
Deze post betreft het saldo van de ontvangsten waarvan verrekening met derden nog zal plaatsvinden. Een ontvangstensaldo op 31 december zal nog aan derden afgedragen moeten (is dus een saldo van openstaande schulden).
Openstaand ultimo 2019 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Frictiekosten RWI | 1.749 | ||||
Europese gelden | 1.391 | ||||
Diversen | 99 | ||||
Totaal schulden buiten begrotingsverband | 3.239 |
Ad 8 Kas-transverschillen
Op deze post worden bedragen opgenomen die zijn verantwoord in de uitgaven en ontvangsten, maar nog niet daadwerkelijk per kas zijn uitgegeven en ontvangen. Het Ministerie van SZW heeft geen kas-transverschillen.
Ad 9 en 9a Openstaande rechten
Rechten ontstaan doordat op grond van wettelijke regelingen, in de toekomst aanspraak bestaat op gelden van derden (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden) of doordat het recht bestaat om bankbeslagen, cryptomunten, aandelen en andere geldelijke zaken te gelde te maken. Beiden doen zich bij het Ministerie van SZW niet voor.
Ad 10 en 10a Vorderingen
Onder de post vorderingen wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende rekening(en) uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande vorderingen.
Ministerie | UVB | Inspectie SZW | S&I | RSO | Openstaandultimo 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Vorderingen | 606.837 | 14.488 | 39.914 | 351.574 | 4.389 | 1.017.202 |
Ministerie | UVB | Inspectie SZW | S&I | RSO | Openstaandultimo 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Direct opeisbaar | 606.389 | 14.488 | 39.914 | 816 | 4.389 | 665.996 |
Op termijn opeisbaar | 448 | 0 | 0 | 0 | 0 | 448 |
Geconditioneerde vorderingen | 0 | 0 | 0 | 350.758 | 0 | 350.758 |
Totaal | 606.837 | 14.488 | 39.914 | 351.574 | 4.389 | 1.017.202 |
Van de opeisbare vorderingen (niet de geconditioneerde vorderingen) worden onderstaand specificaties gegeven naar ouderdom.
Insteljaar | Ministerie | UVB | Inspectie SZW | S&I | RSO | Openstaandultimo 2019 |
---|---|---|---|---|---|---|
t/m 2016 | 1.889 | 11.009 | 23.758 | 242 | 0 | 36.898 |
2017 | 75 | 3.059 | 3.160 | 112 | 0 | 6.406 |
2018 | 216 | 19 | 4.028 | 173 | 0 | 4.435 |
2019 | 870 | 401 | 8.968 | 289 | 4.389 | 14.918 |
Totaal | 3.050 | 14.488 | 39.914 | 816 | 4.389 | 62.657 |
Toeslagjaar | Openstaand1 januari 2019 | Bijstelling | Ingesteldevorderingen | Ontvangsten | Afboekingen | Openstaandultimo 2019 |
---|---|---|---|---|---|---|
t/m 2016 | 486.009 | 0 | 44.185 | 110.155 | 55.329 | 364.711 |
2017 | 108.806 | 0 | 103.254 | 122.332 | 4.577 | 85.151 |
2018 | 77.675 | 0 | 167.280 | 151.739 | 4.922 | 88.294 |
2019 | 0 | 0 | 132.110 | 64.659 | 1.819 | 65.631 |
Totaal | 672.490 | 0 | 446.828 | 448.885 | 66.647 | 603.787 |
Deze toeslagen hebben betrekking op de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget.
Onderstaand wordt per onderdeel een toelichting gegeven.
Ministerie
Van de openstaande vorderingen is een bedrag van € 1,7 miljoen toe te wijzen aan niet-bestuurlijke boetes. In dit bedrag is een openstaande vordering van € 0,4 miljoen opgenomen ten name van de SVB Nederlandse Antillen met betrekking tot boedelscheiding.
De door de Inspectie SZW opgelegde openstaande bestuurlijke boetes in 2006 of eerdere jaren tellen op tot € 1,4 miljoen. Dit bedrag is inclusief de aan de debiteuren in rekening gebrachte invorderingskosten. De inning van de bestuurlijke boetes die na 2006 zijn opgelegd wordt door het CJIB verricht.
Vanaf verantwoordingsjaar 2017 zijn de vorderingen met betrekking tot de toeslagregelingen kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget niet meer opgenomen in de saldibalans van het Ministerie van Financiën maar verwerkt in de saldibalans van SZW (budgettair verantwoordelijke departement).
Het totaal aan openstaande vorderingen KOT bedraagt € 459,5 miljoen en WKB € 144,3 miljoen.
UVB
Alle openstaande vorderingen bij UVB hebben betrekking op subsidies, inclusief de vorderingen uit hoofde van Europese gelden.
Inspectie SZW
Deze vorderingen bestaan uit de door de Inspectie SZW opgelegde boetes vanaf 2007.
S&I
DUO voert de administratie uit voor de directie Samenleving en Integratie ten behoeve van de Wet Inburgering. Het openstaande bedrag van € 351,6 miljoen bestaat voor € 350,8 miljoen uit leningen en € 0,8 miljoen uit openstaande aflossingstermijnen. De vorderingen bij DUO betreffen de openstaande aflossingstermijnen die aan de leningen onttrokken zijn.
Rijksschoonmaakorganisatie (RSO)
Vanaf 2016 valt de RSO onder budgettaire verantwoordelijkheid van SZW. De administratie is uitbesteed aan de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR). De RSO is verantwoordelijk voor de schoonmaak van de Rijkspanden van de aangesloten departementen. Het totaalbedrag van de openstaande vorderingen ad € 4,4 miljoen bestaat uit in rekening gebrachte bedragen voor verrichte schoonmaakwerkzaamheden.
Ad 11 en 11a Schulden
Onder de post Schulden wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende grootboekrekening(en) uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande schulden. Het Ministerie van SZW heeft geen schulden.
Ad 12 en 12a Voorschotten
Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen. Onder de post Voorschotten wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende (grootboek)rekeningen uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande voorschotten.
Ministerie | UVB | Openstaand ultimo 2019 | |||
---|---|---|---|---|---|
Voorschotten | 15.291.371 | 94.824 | 15.386.195 |
Ministerie
In de onderstaande specificaties worden de openstaande voorschotten van het Ministerie verantwoord naar ouderdom en artikel. Hiervan is een totaalbedrag van € 6.528,9 miljoen toe te wijzen aan voorschotten toeslagregelingen. Vanaf verantwoordingsjaar 2017 worden de voorschotten met betrekking tot de toeslagregelingen kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget niet meer opgenomen in de saldibalans van het Ministerie van Financiën maar verwerkt in de saldibalans van SZW (budgettair verantwoordelijke departement). De uitgaven die hiermee samenhangen zijn verantwoord onder de post uitgaven van artikel 7 en 10 met respectievelijk KOT ad € 4.064,1 miljoen en WKB € 2.464,8 miljoen.
Ontstaansjaar | Saldo 1-1-2019 | Verstrekt | Afgerekend | Openstaand ultimo 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
t/m 2016 | 33.122 | 0 | 11.183 | 21.939 | |
2017 | 71.795 | 0 | 38.474 | 33.322 | |
2018 | 8.281.374 | 0 | 8.225.289 | 56.085 | |
2019 | 0 | 8.657.213 | 6.055 | 8.651.158 | |
Totaal | 8.386.291 | 8.657.213 | 8.281.001 | 8.762.504 |
Toeslagjaar | Saldo 1-1-2019 | Verstrekt | Afgerekend | Openstaand ultimo 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
t/m 2016 | 87.136 | 0 | 73.185 | 13.951 | |
2017 | 815.198 | 0 | 748.631 | 66.567 | |
2018 | 4.549.803 | 37.224 | 3.628.419 | 958.608 | |
2019 | 434.843 | 4.558.895 | 0 | 4.993.737 | |
2020 | 0 | 496.004 | 0 | 496.004 | |
Totaal | 5.886.980 | 5.092.124 | 4.450.235 | 6.528.869 |
De voorschotten van het toeslagjaar 2020 betreffen de eerste maandelijkse voorschottermijn, die in december 2019 is uitbetaald.
Art | Omschrijving | Openstaand ultimo 2019 | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
1 | Arbeidsmarkt | 11.009 | ||||
2 | Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet | 893.550 | ||||
3 | Arbeidsongeschiktheid | 0 | ||||
4 | Jonggehandicapten | 3.329.000 | ||||
5 | Werkloosheid | 112.275 | ||||
6 | Ziekte en zwangerschap | 4.252 | ||||
7 | Kinderopvang | 4.083.581 | ||||
8 | Oudedagsvoorziening | 3.422 | ||||
9 | Nabestaanden | 0 | ||||
10 | Tegemoetkoming ouders | 6.109.709 | ||||
11 | Uitvoering | 411.480 | ||||
12 | Rijksbijdragen | 229.900 | ||||
13 | Integratie en maatschappelijke samenhang | 91.733 | ||||
96 | Apparaatsuitgaven kerndepartement | 6.305 | ||||
98 | Algemeen | 5.156 | ||||
99 | Nominaal en onvoorzien | 0 | ||||
Rekeningen buiten begrotingsverband | 0 | |||||
Totaal | 15.291.371 |
ESF/EGF/EUSF | Subsidies departement | Totaal 2019 | |||
---|---|---|---|---|---|
Saldo 1 januari | 128.700 | 33.341 | 162.041 | ||
Verstrekt | 39.304 | 3.978 | 43.282 | ||
Subtotaal | 168.004 | 37.319 | 205.323 | ||
Afgerekend | 84.417 | 26.082 | 110.499 | ||
Saldo 31 december | 83.587 | 11.237 | 94.824 |
Ontstaansjaar | Saldo 1-1 | Verstrekt | Afgerekend | Openstaand | |
---|---|---|---|---|---|
2019 | ultimo 2019 | ||||
t/m 2016 | 27.856 | 0 | 23.919 | 3.936 | |
2017 | 51.135 | 0 | 41.412 | 9.723 | |
2018 | 83.050 | 0 | 41.468 | 41.581 | |
2019 | 0 | 43.282 | 3.699 | 39.583 | |
Totaal | 162.041 | 43.282 | 110.499 | 94.824 |
Ad 13 en 13a Garantieverplichtingen
Garantieverplichtingen zijn verplichtingen, waarvan betaling op een later moment afhankelijk is van een bepaalde omstandigheid (een bepaald risico of een bepaalde onzekere gebeurtenis) bij de partij die de garantie ontvangt. Garantieverplichtingen worden administratief volledig verwerkt als verplichting. Dit zijn dus voorwaardelijke financiële verplichtingen. In het algemeen leiden garantieverplichtingen niet of slechts voor een bepaald (meestal klein) percentage tot betaling. Het Ministerie van SZW heeft geen garantieverplichtingen.
Ad 14 en 14a Andere verplichtingen
Met andere verplichtingen worden alle verplichtingen exclusief de garantieverplichtingen, bedoeld. Het gaat om financiële verplichtingen, d.w.z. de verplichtingen ten opzichte van een wederpartij die op een later moment tot betaling (kasuitgaven) leiden; dit zijn onvoorwaardelijke financiële verplichtingen, die – als de wederpartij zijn verplichtingen is nagekomen- uiteindelijk volledig tot betaling zullen komen.
Ministerie | UVB | Totaal 2019 | |||
---|---|---|---|---|---|
Saldo 1 januari | 149.714 | 215.398 | 365.112 | ||
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar inclusief negatieve bijstellingen | 39.062.515 | 49.109 | 39.111.624 | ||
Subtotaal (A) | 39.212.229 | 264.507 | 39.476.736 | ||
Tot betaling gekomen in het verslagjaar | 39.075.588 | 43.513 | 39.119.101 | ||
Subtotaal (B) | 39.075.588 | 43.513 | 39.119.101 | ||
Saldo 31 december (A - B) | 136.641 | 220.994 | 357.635 |
Art | Omschrijving | Openstaand 1 januari 2019 | Aangegaan 2019 (incl. negatieve bijstelling) | Betaald 2019 | Openstaand ultimo 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | Arbeidsmarkt | 10.798 | 816.502 | 813.555 | 13.745 | |
2 | Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet | 77.296 | 6.898.060 | 6.927.241 | 48.115 | |
3 | Arbeidsongeschiktheid | 0 | 942 | 942 | 0 | |
4 | Jonggehandicapten | 0 | 3.329.000 | 3.329.000 | 0 | |
5 | Werkloosheid | 2.279 | 126.669 | 124.429 | 4.518 | |
6 | Ziekte en zwangerschap | 0 | 7.894 | 7.652 | 242 | |
7 | Kinderopvang | 7.020 | 3.366.288 | 3.366.184 | 7.124 | |
8 | Oudedagsvoorziening | 0 | 25.215 | 25.215 | 0 | |
9 | Nabestaanden | 0 | 1.193 | 1.193 | 0 | |
10 | Tegemoetkoming ouders | 0 | 5.936.534 | 5.936.534 | 0 | |
11 | Uitvoering | 249 | 519.086 | 519.221 | 114 | |
12 | Rijksbijdragen | 0 | 17.426.872 | 17.426.872 | 0 | |
13 | Integratie en maatschappelijke samenhang | 16.011 | 221.009 | 220.837 | 16.183 | |
96 | Apparaatsuitgaven kerndepartement | 14.358 | 353.722 | 351.632 | 16.448 | |
98 | Algemeen | 21.704 | 33.528 | 25.081 | 30.151 | |
99 | Nominaal en onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Totaal | 149.714 | 39.062.515 | 39.075.588 | 136.641 |
In 2019 hebben geen omvangrijke negatieve bijstellingen plaatsgevonden op een eerder aangegane verplichting. Hierbij hanteren we een ondergrens van € 25 miljoen. Op het apparaatsartikel zijn er geen omvangrijke bijstellingen geweest (uitgaande van een grens van 10% met een minimum van € 1 miljoen).
ESF 2 | EGF | EFMB | EUSF | Totaal 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Saldo 1 januari | 7.828 | 1.359 | 2.011 | 204.201 | 215.398 |
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar inclusief negatieve bijstellingen | 465 | 220 | 0 | 48.424 | 49.109 |
Subtotaal (A) | 8.293 | 1.579 | 2.011 | 252.625 | 264.507 |
Tot betaling gekomen in verslagjaar | 465 | 434 | 509 | 42.105 | 43.513 |
Subtotaal (B) | 465 | 434 | 509 | 42.105 | 43.513 |
Saldo 31 december (A - B) | 7.827 | 1.145 | 1.502 | 210.521 | 220.994 |
Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen
Met ingang van 2012 is de bekostiging van de rijksgefinancierde wetten en regelingen, waarvan de uitvoering is opgedragen aan de SVB en UWV, gewijzigd van kasbasis naar transactiebasis. Om budgettaire redenen is er voor gekozen de per 1 januari 2012 door SZW op transactiebasis nog verschuldigde bedragen niet aan de SVB en UWV uit te betalen. Deze permanente schulden bedragen ultimo 2019 € 848,3 miljoen aan de SVB en € 162,6 miljoen aan UWV. Deze schulden worden niet eerder door SZW voldaan dan dat het desbetreffende fonds, wet of regeling is opgeheven c.q. beëindigd. Daarnaast is er in dit verband sprake van een permanente vordering op de SVB ter grootte van € 1,3 miljoen. De genoemde bedragen hebben in 2019 geen wijzigingen ondergaan.
Verplichting WKB
Gebleken is dat de toekenning van de WKB door de Belastingdienst in het verleden niet goed is verlopen. De herstelactie van de Belastingdienst is in 2019 gestart en de afronding wordt in 2020 verwacht. Voor het herstellen is geen feitelijke verplichting aangegaan.
Ad 15 en 15a Deelnemingen
Onder de post Deelnemingen worden alle deelnemingen inclusief deelnemingspercentage opgenomen, zoals in een Besloten of Naamloze Vennootschap, internationale instellingen of C.V. Het Ministerie van SZW heeft geen deelnemingen.
De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen - al dan niet fictieve - dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.
Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigingsmaximum bedraagt in 2019 € 194.000.
Naam instelling | Functie | Datum aanvang dienstverband | Datum einde dienstverband | Omvang dienstverband (fte) (tussen haakjes omvang in 2018) | Beloning plus onkostenvergoedingen (belast) (tussen haakjes bedrag in 2018) | Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (tussen haakjes bedrag in 2018) | Totale bezoldiging in 2019 (tussen haakjes bedrag in 2018) | Individueel toepasselijk drempelbedrag | Motivering |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
SZW | Strategisch adviseur | 1 (1) | € 381.052 (€ 99.691) | € 18.468 (€ 17.864) | € 399.520 (€ 117.555) | € 194.000 | Speciale afspraak bij ontslag |
Deze paragraaf presenteert de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen. De informatie is bedoeld als achtergrondinformatie bij het jaarverslag. De daadwerkelijke verantwoording van uitgaven en inkomsten van de fondsen vindt plaats via de jaarverslagen van de SVB en UWV. De cijfers in deze paragraaf zijn gebaseerd op informatie van het CPB (CEP 2020) en sluiten niet precies aan op de jaarverslagen van UWV en de SVB. De reden hiervoor is dat SZW een ander boekhoudstelsel (kas-verplichtingenstelsel) voert dan UWV en de SVB (baten-lastenstelsel).
Exploitatiesaldi
Een groot deel van de uitgaven aan sociale zekerheid loopt via de sociale fondsen. In tabel 111 en tabel 112 zijn de exploitatierekeningen van de fondsen weergegeven. De arbeidsongeschiktheidsfondsen (Aof en Whk) en de WW-fondsen (Awf en Ufo) worden geïntegreerd weergegeven. Zowel de begrote bedragen als de gerealiseerde bedragen zijn weergegeven in prijzen 2019. Het exploitatiesaldo is het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven van een fonds. Naast de premieontvangsten behoren ook de rijksbijdragen en renteontvangsten tot de inkomsten van een fonds. De uitgaven bestaan naast de uitkeringen voornamelijk uit uitvoeringskosten. Daarnaast vinden tussen de fondsen onderlinge betalingen plaats. Het saldo tussen ontvangen en betaalde onderlinge betalingen is voor de sociale fondsen negatief, omdat uit deze fondsen ook premies worden betaald voor de zorgverzekering van uitkeringsgerechtigden. Tegenover de negatieve saldi bij de sociale fondsen staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.
Ouderdomsfonds (AOW) | Anw-fonds | |||
---|---|---|---|---|
Begroting | Realisatie | Begroting | Realisatie | |
Premies | 26.193 | 23.554 | 267 | 166 |
Bijdragen van het Rijk | 13.628 | 17.091 | 0 | 0 |
Ontvangen onderlinge betalingen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo Interest | 18 | 42 | ‒ 1 | 0 |
Totaal Ontvangsten | 39.839 | 40.687 | 266 | 166 |
Uitkeringen / Verstrekkingen | 38.173 | 38.539 | 377 | 350 |
Uitvoeringskosten | 128 | 133 | 11 | 10 |
Betaalde onderlinge betalingen | 522 | 542 | 24 | 24 |
Totaal Uitgaven | 38.823 | 39.215 | 411 | 384 |
Exploitatiesaldo | 1.016 | 1.472 | ‒ 145 | ‒ 218 |
Bron: SZW (financiële administratie) en CPB (CEP 2020).
Tabel 111 laat zien dat het exploitatiesaldo van het Ouderdomsfonds iets groter (meer positief) is dan bij begroting werd verwacht. Dat komt vooral doordat de ontvangsten hoger zijn uitgevallen dan in de begroting werd geraamd. De premie inkomsten vallen lager uit dan geraamd, maar dat wordt gecompenseerd via een hogere rijksbijdrage. De uitkeringslasten vallen iets hoger uit dan geraamd. Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds is iets lager (meer negatief) dan verwacht. Dat komt met name door lagere premieontvangsten dan geraamd.
Arbeidsongeschiktheidsfondsen | WW-fondsen | |||
---|---|---|---|---|
Begroting | Realisatie | Begroting | Realisatie | |
Premies | 15.648 | 16.972 | 8.250 | 8.946 |
Bijdragen van het Rijk | 219 | 328 | 3 | 155 |
Ontvangen onderlinge betalingen | 1.118 | 1.181 | 749 | 848 |
Saldo Interest | 33 | 36 | 19 | 33 |
Totaal Ontvangsten | 17.018 | 18.517 | 9.022 | 9.981 |
Uitkeringen/Verstrekkingen | 11.229 | 12.494 | 5.254 | 4.680 |
Uitvoeringskosten | 475 | 507 | 792 | 847 |
Betaalde onderlinge betalingen | 1.922 | 2.200 | 1.034 | 902 |
Totaal Uitgaven | 13.627 | 15.201 | 7.079 | 6.430 |
Exploitatiesaldo | 3.392 | 3.316 | 1.943 | 3.551 |
Bron: SZW (financiële administratie) en CPB (CEP 2020).
Het exploitatiesaldo van de arbeidsongeschiktheidsfondsen (tabel 112) is vrijwel gelijk aan de raming uit de begroting. Onderliggend zijn echter zowel de uitgaven als de ontvangsten hoger uitgevallen dan geraamd. Het exploitatiesaldo van de WW-fondsen is fors hoger dan verwacht. Dat komt vooral doordat de uitgaven lager zijn uitgevallen.
Vermogenspositie
In tabel 113 worden de vermogensposities van de sociale fondsen vermeld. Hierbij zijn wederom de arbeidsongeschiktheidsfondsen en de werkloosheidsfondsen geïntegreerd weergegeven. Het aanwezige vermogen neemt jaarlijks toe of af met het exploitatiesaldo (zie tabellen 111 en 112). Net als het exploitatiesaldo is ook de vermogenspositie grotendeels gebaseerd op cijfers van het CPB (CEP 2020). De vermogensposities sluiten daarom niet precies aan op de jaarverslagen van UWV en de SVB.
Feitelijk vermogen ultimo 2018 | Exploitatiesaldo 2019 | Feitelijk vermogen ultimo 2019 | |
---|---|---|---|
Ouderdomsfonds (AOW) | 30 | 1.472 | 1.502 |
Anw-fonds | 3.631 | ‒ 218 | 3.413 |
Arbeidsongeschiktheidsfondsen | 9.769 | 3.316 | 13.085 |
WW-fondsen | ‒ 11.564 | 3.551 | ‒ 8.013 |
Totaal sociale fondsen | 1.866 | 8.122 | 9.987 |
Bron: SZW (financiële administratie) en CPB (CEP 2020).
De sociale fondsen hebben ultimo 2019 een gezamenlijk positief vermogen van € 10,0 miljard. Het vermogen is in 2019 gestegen met € 8,1 miljard. In 2017 hadden de sociale fondsen nog een tekort, vanaf 2018 is dat omgeslagen in een overschot. Dankzij de gunstige economische omstandigheden is dat overschot in 2019 verder gegroeid.
Het vermogenstekort in de jaren vanaf de financiele crisis tot 2017 leidde overigens niet tot risico’s met betrekking tot de uitbetaling van de uitkeringen. De sociale fondsen (en de beheerders, UWV en SVB) zijn onderdeel van de collective sector. Hun tekort of overschot houden ze aan op een rekening-courant bij het Rijk. De sociale fondsen kunnen daardoor altijd over voldoende middelen beschikken. Dat is ook nodig, omdat het recht op een uitkering niet afhankelijk is van de geraamde uitgaven. Als iemand recht op een uitkering heeft, dan krijgt hij die dus ook. Omdat de sociale fondsen onderdeel van de collectieve sector zijn, werkt het exploitatiesaldo van de fondsen wel door in het EMU-saldo van de collectieve sector als geheel.
Sinds Prinsjesdag 2019 hebben het CPB en het Ministerie van SZW een wijziging doorgevoerd aan de boxplot waarmee de koopkrachtontwikkeling wordt gepresenteerd. Sinds MEV 2019 van het CPB en de SZW-begroting 2020 (Miljoenennota 2020) is het percentage huishoudens dat een positieve of negatieve koopkrachtontwikkeling heeft vervallen en vervangen door de koopkrachtontwikkeling van het 25ste en 75ste percentiel van de betreffende groep. Hiermee wordt de spreiding rondom de mediane koopkrachtontwikkeling (het middelste huishouden in een naar koopkrachtontwikkeling gerangschikte verdeling) beter weergegeven. Figuur 2 geeft de boxplot (zowel raming als realisatie) voor 2019 weer.
Figuur 2 Boxplot koopkrachtontwikkeling 2019, links raming bij Miljoenennota (MEV 2019), rechts realisatie bij Jaarverslag (CEP 2020)
De mediane koopkracht komt in 2019 uit op 1,0%. Dit is 0,5 procentpunt lager dan bij Begroting 2019 werd verwacht. Belangrijke verklaringen zijn de lager dan verwachte loonontwikkeling in de marktsector (2,3% in plaats van 3,0%) en de hoger dan verwachte inflatie (cpi van 2,6% in plaats van 2,4%). Daarnaast heeft het CPB de databron voor koopkrachtberekeningen geactualiseerd, waardoor de mediane koopkrachtmutatie met 0,1 procentpunt neerwaarts is bijgesteld in de jaren 2017 tot en met 2020. In 2019 lag de koopkrachtontwikkeling van de helft van de huishoudens tussen 0,6% en 1,4%.
De standaardkoopkrachttabel voor het jaar 2019 staat in tabel 114.
Raming bij Miljoenennota 20191 | Realisatie bij Jaarverslag 20192 | |
---|---|---|
Actieven | ||
Alleenverdiener met kinderen | ||
modaal | 2,2 | 1,8 |
2 x modaal | 1,1 | 0,6 |
Tweeverdieners | ||
modaal + ½ x modaal met kinderen | 1,2 | 0,7 |
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen | 1,0 | 0,4 |
2 ½ x modaal + modaal met kinderen | 0,9 | 0,4 |
modaal + modaal zonder kinderen | 2,1 | 1,5 |
2 x modaal + modaal zonder kinderen | 1,6 | 1,0 |
Alleenstaanden | ||
minimumloon | 1,1 | 0,8 |
modaal | 2,1 | 1,5 |
2 x modaal | 1,3 | 0,7 |
Alleenstaande ouder | ||
minimumloon | 0,3 | 0,1 |
modaal | 1,6 | 1,3 |
Inactieven | ||
Sociale minima | ||
paar met kinderen | 1,7 | 1,5 |
alleenstaande | 0,9 | 0,6 |
alleenstaande ouder | 0,9 | 0,7 |
AOW (alleenstaand) | ||
(alleen) AOW | 1,0 | 0,8 |
AOW + € 10.000 aanvullend pensioen | 1,2 | 1,0 |
AOW (paar) | ||
(alleen) AOW | 1,1 | 0,9 |
AOW + € 10.000 aanvullend pensioen | 1,0 | 0,7 |
AOW + € 30.000 aanvullend pensioen | 2,7 | 2,8 |
Deze bijlage bevat informatie over het toezicht op rechtspersonen met een wetteiljke taak (rwt's) en zelfstandige bestuursorganen (zbo's). De bijlage bestaat uit een overzichtstabel met rwt’s en zbo’s die onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen, de begrote en gerealiseerde bijdrage vanuit het moederdepartement, overige departementen en eventuele bijzonderheden.
Naam rwt/zbo | Begrote bijdrage moederdepartement aan rwt/zbo | Gerealiseerde bijdrage moederdepartement aan rwt/zbo | Begrote bijdrage overige departementen | Gerealiseerde bijdrage overige departementen | Bijzonderheden |
---|---|---|---|---|---|
25.181.948 | 32.111.743 | 26.931 | 33.283 | ja | |
Bijzonderheden | De genoemde bedragen zijn op basis van de totale collectieve bijdragen (inclusief premiegelden) zoals verantwoord in het jaarverslag van UWV. | ||||
Bijzonderheden | In 2019 heeft UWV € 106 miljoen onttrokken uit hun bestemmingsfonds frictiekosten (€ 58 miljoen) en egalisatiereserve (€ 48 miljoen) om tot een sluitend begrotingsresultaat te komen. | ||||
10.819 | 10.832 | 0 | 0 | ja | |
Bijzonderheden | De financiële rechtmatigheid is 98,1% en wijkt af van de norm van 99%. De afwijking komt door twee onrechtmatige contracten. | ||||
44.359.400 | 44.905.400 | 83.100 | 82.200 | ja | |
Bijzonderheden | De genoemde bedragen zijn op basis van de totale collectieve bijdragen (inclusief premiegelden) zoals verantwoord in het jaarverslag van de SVB. | ||||
8.826 | 9.035 | 119 | 119 | nee | |
Bijzonderheden |
Onderzoek van 2015 en eerder is vindbaar via het webarchief van rijksoverheid.nl. Alle onderzoeken aangeboden aan het parlement zijn ook te vinden op overheid.nl.
Met de oplevering van de evaluatie van fase 1 is het onderzoek geëindigd. Het in de begroting 2018 aangekondigde onderzoek ‘definitieve evaluatie duurzame inzetbaarheid in het MKB (2e fase)’ is niet meer uitgevoerd.
In begroting 2017 opgenomen onder de titel Evaluatie handhavingsbeleid SZW m.b.t. sociale zekerheidswetten».
Het onderzoek is toegezegd voor afronding in 2017. Het rapport is in januari 2018 aangeboden aan de Tweede Kamer.
Dit onderzoek is onderdeel van de overkoepelende evaluatie «Actieplan Perspectief voor vijftigplussers» en wordt in 2020 aangeboden aan de Tweede Kamer.
Het onderzoek is gedeeld met de betrokken branches en is in 2017 gepubliceerd op het Arboportaal.
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Hijskranen en werkbakken». Dit onderzoek stond gepland voor 2019 maar is in 2018 opgeleverd.
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Karakteristieken van de zzp-populatie en de arbeidsmarkteffecten van de nieuwe zzp-maatregelen in het kader van het regeerakkoord».
De onderzoeksresultaten van «De financiële positie van cao-fondsen in 2017» is opgenomen in dit rapport.
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Europese vergelijking van verplichtingen m.b.t. arbeidsongevallen».
Het onderzoek naar de effecten van de Wet werk en zekerheid (Wwz) op het aanname- en ontslagbeleid van werkgevers en hun omgang met flexibele arbeidskrachten heeft nog niet plaatsgevonden. Er is voor gekozen om dit onderzoek mee te laten lopen in de evaluatie van de Wwz, die in 2020 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden.
Titel/onderwerp | Jaar van afronding | |
---|---|---|
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet | 20201 | |
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
De uitgestoken hand: evaluatie van de samenwerking van UWV en gemeenten op het gebied van werk en inkomen 2012-2014 (artikel 2 en 11) | 2015 | |
2015 | ||
2015 | ||
2015 | ||
2015 | ||
Onderzoek uitvoering algemene bijstand door SVB | 2015 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2015 | |
Evaluatie ESF-regeling Actieve Inclusie, eerste verdiepende rapportage | 2016 | |
2016 | ||
2016 | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2016 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2017 | |
2017 | ||
Evaluatie ESF-regeling Actieve Inclusie, tweede verdiepende rapportage | 2017 | |
Monitor en tussenevaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11) | 2017 | |
2017 | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2018 | |
2018 | ||
Eindrapport effecten bijzondere incassobevoegdheden en overheidspreferenties | 2018 | |
2018 | ||
2018 | ||
2018 | ||
Effectiviteit en werking loonkostensubsidie en loondispensatie | 2018 | |
2018 | ||
2018 | ||
2018 | ||
2018 | ||
Tussenrapportage Effectmeting van de Brug-WW en scholingsvouchers (artikel 1 en 2) | 2018 | |
Eindevaluatie implementatie en uitvoering ESF-Actieve Inclusie | 2018 | |
Subsidieregeling EFMB (Europees Fonds voor de Meest Behoeftigen) | 2018 | |
2018 | ||
Evaluatie ESF-regeling Actieve Inclusie, derde verdiepende rapportage | 2019 | |
2019 | ||
2019 | ||
20192 | ||
Eindevaluatie Regeling Cofinanciering Sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11) | 2019 | |
2019 | ||
2019 | ||
Evaluatie ESF-regeling Actieve Inclusie, vierde verdiepende rapportage | 2019 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2019 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
20193 | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
2015 | ||
2015 | ||
2015 | ||
Inleenverbanden in het kader van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten | 2015 | |
Oorzaken voor onder bewindstelling bij doelgroepen waarvoor gemeenten de kosten bij bijzondere bijstand betalen | 2015 | |
2015 | ||
Jongvolwassenen en schulden («Voor mijn gevoel had ik veel geld») | 2015 | |
Huishoudens in de rode cijfers 2015 | 2015 | |
Vroegsignalering problematische schulden door gemeenten | 2015 | |
Signalen en klachten over de toegankelijkheid van het sociale domein | 2015 | |
2016 | ||
2016 | ||
2016 | ||
2016 | ||
2016 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2018 | ||
2018 | ||
2018 | ||
Onderzoek invordering schulden door rijksoverheidsorganisaties | 2018 | |
2019 | ||
2019 | ||
Ervaringsonderzoek werkgevers Participatiewet | 20194 | |
Ervaringsonderzoek doelgroep Participatiewet | 20194 | |
Ervaringsonderzoek gemeenten Participatiewet | 20194 | |
Ervaringsonderzoek cliëntenraden Participatiewet | 20194 | |
2019 | ||
20195 | ||
2019 | ||
2019 | ||
2019 | ||
Eindrapport verrijking businesscase gegevensuitwisseling derdenbeslag | 2019 | |
Eindrapport verkenning Regeling Maatwerk Multiprobleem Huishoudens | 2019 | |
2019 | ||
Uitkomsten TSD-onderzoek Participatie zonder startkwalificatie jongvolwassenen | 2019 | |
20196 | ||
Verkenning aansluiting minnelijke schuldhulpverlening en wettelijke schuldsanering | 2019 | |
Aannames (ex ante) en kosten (realisaties) van arbeidsondersteuning aan de nieuwe doelgroep Participatiewet | 20207 |
De vier ervaringsonderzoeken maken onderdeel uit van de «monitor en eindevaluatie Participatiewet».
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Gezondheid als factor bij instroom en uitstroom bij WW en Bijstand».
De beleidsdoorlichting is als IBO (Interdepartementaal Beleids Onderzoek) «Geschikt voor de arbeidsmarkt» in april 2017 opgeleverd.
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Onderzoek beleid private aanbieders in het hybride stelsel WGA».
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Onderzoek beweegredenen bewegingen hybride WGA- en ZW markt».
Titel/onderwerp | Jaar van afronding | |
---|---|---|
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2018 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2015 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2016 | |
2017 | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2017 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2018 | |
2018 | ||
Effectiviteit en werking loonkostensubsidie en loondispensatie | 2018 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2019 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
2017 |
Titel/onderwerp | Jaar van afronding | |
---|---|---|
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2016 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2015 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2016 | |
2017 | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2017 | |
Eindrapportage inhoudelijke effectevaluatie trainingen 50-plus WW | 2017 | |
Monitor en tussenevaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11) | 2017 | |
Eindrapport Evaluatiekader Actieplan Perspectief voor Vijftigplussers | 2017 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2018 | |
2018 | ||
2018 | ||
Tussentijdse evaluatie Overbruggingsregeling transitievergoeding kleine werkgevers | 2018 | |
2018 | ||
20191 | ||
Eindevaluatie Regeling Cofinanciering Sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11) | 2019 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2019 | |
Effect aanvullende dienstverlening UWV | 20202 | |
Evaluatie mobiliteitsbonussen, in dienst nemen arbeidsgehandicapten en uitkeringsgerechtigden ouder dan 56 jaar (artikel 1 en 5) | 20203 | |
Actieplan Perspectief voor vijftigplussers | 20204 | |
Evaluatie werken na de AOW (artikel 1, 5 en 8) | 20205 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
2016 | ||
Onderzoekskader Evaluatie Actieplan Perspectief voor vijftigplussers | 2016 | |
2016 | ||
2017 | ||
2019 | ||
Onderzoeksrapport Kansen op instroom uit WW bekeken (art. 5 en 13) | 2019 | |
2019 | ||
20196 |
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Effectmeting maatregelen Actieplan perspectief voor vijftigplussers».
Dit onderzoek is onderdeel van de overkoepelende evaluatie «Actieplan Perspectief voor vijftigplussers» en wordt in 2020 aangeboden aan de Tweede Kamer.
De onderzoeken «Subsidieregeling Experimenten meer werk voor vijftigplussers» en «Subsidieregeling Ontwikkeladvies vijfenveertigplussers» vallen hieronder. Dit onderzoek stond gepland voor 2019 wordt in 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd.
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Gezondheid als factor bij instroom en uitstroom bij WW en Bijstand».
Titel/onderwerp | Jaar van afronding | |
---|---|---|
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2017 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Evaluatie van adviestrajecten bij problematisch ziekteverzuim | 2015 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2015 | |
Evaluatie modernisering ZW (artikel 3 en 6, finale effectmeting) | 2016 | |
20161 | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2016 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2017 | |
2017 | ||
2017 | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2018 | |
20182 | ||
2018 | ||
Evaluatie Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) (artikel 3 en 6) | 2018 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2019 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
2016 | ||
2018 | ||
20183 | ||
2019 | ||
Kwalitatief onderzoek Loondoorbetaling en re-integratie langdurig zieke werknemers | 2019 | |
Onderzoek beweegredenen werkgevers keuze WGA- en ZW-markt (artikel 3 en 6) | 20194 |
Bij begroting 2016 aangekondigd onder de titel «Vervolgonderzoek loondoorbetaling bij ziekte».
Bij begroting 2018 aangekondigd voor afronding in 2017. Het onderzoek plus de kabinetsreactie is in maart 2018 aangeboden aan het parlement.
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Onderzoek beweegredenen bewegingen hybride WGA- en ZW markt».
Titel/onderwerp | Jaar van afronding | |
---|---|---|
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2015 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Evaluatie kosten toezicht en handhaving kinderopvang 2014 | 2015 | |
2015 | ||
Evaluatie Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE) | 2015 | |
2016 | ||
Evaluatie Commissie Gunning (inclusief evaluatie <continue screening>) | 20161 | |
20172 | ||
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Verwachte maatschappelijke effecten van de bestuurlijke afspraken ‘een aanbod voor alle peuters' | 20183 | |
20184 | ||
3. Overig onderzoek | ||
Opvang van kinderen met een beperking | 2015 | |
Nulmeting aanwezigheid oudercommissies en alternatieve vormen van ouderparticipatie | 2016 | |
Het gebruik van kinderopvang door ouders met lagere inkomens | 2016 | |
2016 | ||
2016 | ||
2016 | ||
2017 | ||
Kwaliteitsonderzoek (monitor) Kinderopvang (KDV, BSO, PSZ, GO) (jaarlijkse monitor 2017-2023) | 2017 | |
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
Wachtlijsten en wachttijden kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang ‒ 8e meting | 2017 | |
De pedagogische kwaliteit van de ouderparticipatiecrèche in 2016 | 2017 | |
2018 | ||
2018 | ||
2018 | ||
20185 | ||
2018 | ||
20186 | ||
2019 | ||
2019 | ||
2019 | ||
2019 | ||
2019 | ||
Prikken voor elkaar; onderzoek door Commissie kinderopvang en vaccinatie | 2019 | |
2019 |
De in begroting 2018 aangekondigde eindevaluatie ‘subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang wordt opgeleverd in 2020. De hyperlink verwijst naar de tussentijdse effectmeting.
De resultaten van de opzet voor een kostprijsonderzoek voor de kinderopvangsector zijn van dien aard dat is besloten om met de sectorpartijen opnieuw te bekijken hoe hieraan een alternatief vervolg kan worden gegeven. De Tweede Kamer is in maart 2018 per kamerbrief hierover geïnformeerd.
Titel/onderwerp | Jaar van afronding | |
---|---|---|
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2019 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2015 | |
Onderzoek vrijwillige voortzetting pensioenfonds voor zelfstandigen | 2016 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2016 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2017 | |
2018 | ||
2018 | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2018 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2019 | |
2019 | ||
20191 | ||
2019 | ||
Evaluatie werken na de AOW (artikel 1, 5 en 8) | 20202 | |
Evaluatie besluit vrijstellingen nettolijfrenten en nettopensioen | 20203 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Herverdelingseffecten van verschillende projectierentes in verbeterde premieregelingen | 2016 | |
3. Overig onderzoek | ||
2015 | ||
2016 | ||
2016 | ||
Impact van een overstap van een uniform naar life-cycle beleggingsbeleid in de opbouwfase | 2016 | |
2016 | ||
2017 | ||
2018 | ||
Passende zekerheden: pensioen | 20194 | |
2019 | ||
Onderzoek CBS Inkomens- en arbeidsmarktpositie van de jongere partners van AOW-gerechtigden | 2019 | |
Het AOW-hiaat in particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (art. 3 en 8) | 2019 |
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Leefvormdifferentiatie - betekenis voor oudedagsvoorziening».
Dit onderzoek wordt door het ministerie van Financiën uitgevoerd en zal begin 2020 gepubliceerd worden.
In de zomer van 2018 is besloten om dit onderzoek, dat EZK en SZW gezamenlijk zouden uitvoeren, niet meer uit te voeren. Dit als gevolg van groeiende onzekerheden rondom de totstandkoming van een Pensioenakkoord, waar het onderzoek een bijdrage aan zou leveren.
Titel/onderwerp | Jaar van afronding | |
---|---|---|
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2019 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2015 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2016 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2017 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2018 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2019 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
2017 | ||
20191 |
Titel/onderwerp | Jaar van afronding | |
---|---|---|
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2018 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2015 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2016 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2017 | |
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2018 | |
2018 | ||
Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10) | 2019 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
2016 | ||
Besteding kindregelingen, (hoe) werkt het labelen van budget? | 2018 | |
Onderzoek herallocatie middelen artikel 10 Tegemoetkoming Ouders | 2019 |
Titel/onderwerp | Jaar van afronding | |
---|---|---|
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
20151 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
2015 | ||
2015 | ||
2015 | ||
20162 | ||
2016 | ||
Monitor en tussenevaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11) | 2017 | |
20173 | ||
2018 | ||
Eindevaluatie Regeling Cofinanciering Sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11) | 2019 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
Rekenkamerrapport UWV, balanceren tussen ambities en middelen | 2016 | |
20174 | ||
2017 | ||
20195 | ||
Toekomstverkenning uitvoering werk en inkomen | 20206 |
Deze beleidsdoorlichting werd eerder opgenomen onder de titel «Uitvoeringskosten» en bevat ook de «evaluatie Suwi-wet».
In begroting 2017 opgenomen onder de titel «Evaluatie handhavingsbeleid SZW m.b.t. sociale zekerheidswetten».
Dit onderzoek staat opgenomen onder artikel 2 onder de titel «Verkennend onderzoek naar Europese incassomodellen».
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Toekomst stelsel werk en inkomen». Planning van het onderzoek is aangepast en zal mei 2020 afgerond worden.
Titel/onderwerp | Jaar van afronding | |
---|---|---|
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2017 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2018 | ||
2018 | ||
2018 | ||
2018 | ||
2018 | ||
2019 | ||
20191 | ||
2019 | ||
2019 | ||
De bijdrage van inburgering aan de participatie van migranten in de Nederlandse samenleving | 20202 | |
Evaluatie ESS | 20203 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
2018 | ||
3. Overig onderzoek | ||
2015 | ||
2015 | ||
Monitor inclusie (Roma) | 2015 | |
2015 | ||
2015 | ||
Internationale juridische verkenning van participatieverklaringen en integratiecontracten | 2015 | |
2015 | ||
Antisemitisme onder jongeren in Nederland; Oorzaken en triggerfactoren | 2015 | |
Gewoon getrouwd. Onderzoek naar kindhuwelijken en religieuze huwelijken in Nederland | 20164 | |
Verdiepende studie 2015, de effecten van het integratiebeleid in Nederland | 20165 | |
2016 | ||
2016 | ||
2016 | ||
2016 | ||
2016 | ||
Hoofdonderzoek maatschappelijke aansluiting kinderen EU-migranten | 20176 | |
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2018 | ||
2018 | ||
Vrijwilligerswerk: stimulans voor tijdige participatie en integratie? | 2018 | |
2018 | ||
2019 | ||
Kansen op de arbeidsmarkt van hoger opgeleide migrantenjongeren | 20197 | |
20198 | ||
20199 | ||
Transnationalisering extreemrechts: de invloed van critical events in het buitenland op de activiteiten, populariteit en zichtbaarheid van extreemrechts in Nederland | 201910 | |
2019 | ||
2019 | ||
2019 | ||
Onderzoeksrapport bureau Duwtje - Het juiste duwtje voor een beter passend taalniveau | 2019 | |
2019 | ||
2019 | ||
2019 | ||
Onderzoeksrapport Kansen op instroom uit WW bekeken (art. 5 en 13) | 2019 | |
Financieel ontzorgen van statushouders op weg naar zelfredzaamheid: een precaire balans | 2019 | |
Financiële zelfredzaamheid van statushouders: een proces van begeleid loslaten | 2019 | |
2019 | ||
2019 | ||
Perspectief op taalverwerving bij nieuwkomers met een ontheffing | 202011 | |
Customer Journey Map Inburgering | 202011 | |
Inventarisatie good practices inzet gemeenten | 202011 | |
Triggerfactoren antizwart racisme | 202012 | |
(Quick)scan inburgeringsmarkt | 202013 |
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Onderbouwing en effectiviteit van jeugdinterventies die worden ingezet bij de preventie van radicalisering en polarisatie».
Dit onderzoek wordt in het eerste kwartaal van 2020 afgerond. In de begroting 2019 staat het dubbel aangegeven onder de titel «het effect van inburgering op participatie».
Dit onderzoek is in het najaar gestart en loopt nog. In de begroting 2019 staat het dubbel aangegeven onder de titel «het effect van inburgering op participatie».
In begroting 2016 stond dit onderzoek, genaamd ‘informele (kind)huwelijken’, gepland voor 2015 maar het is in februari 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Dit onderzoek stond gepland voor 2016 maar is op 13 februari 2017 gepubliceerd door het SCP onder de titel ‘Van oost naar west (Poolse, Bulgaarse en Roemeense kinderen in Nederland: ouders over de leefsituatie van hun kinderen)’.
In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Discriminatie bij werving en selectie op de arbeidsmarkt, replicatie van de virtuele praktijktest».
Dit onderzoek is ondergebracht in de pilots in het kader van «Veranderopgave Inburgering» en worden eind 2020 verwacht.
Dit onderzoek stond gepland voor 2019 maar zal worden afgerond in 2020, in verband met een langer durend inkooptraject.
Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel
Vanaf 2011 geldt als norm voor externe inhuur 10% van de personele uitgaven (motie Roemer). In onderstaande tabel staan de totale uitgaven voor externe inhuur van het kerndepartement en de Rijksdienst Caribisch Nederland.
Programma- en apparaatskosten | |
---|---|
1. Interim-management | 977 |
2. Organisatie- en Formatieadvies | 294 |
3. Beleidsadvies | 992 |
4. Communicatieadvisering | 1.428 |
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) | 3.691 |
5. Juridisch advies | 170 |
6. Advisering opdrachtgevers automatisering | 4.356 |
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie | 307 |
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) | 4.833 |
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) | 2.917 |
Ondersteuning bedrijfsvoering | 2.917 |
Totaal uitgaven inhuur externen | 11.441 |
In 2019 bedroeg het totaal van de personele uitgaven € 279,0 miljoen. Dit is de som van € 267,6 miljoen personele uitgaven en € 11,4 miljoen externe inhuur. Het percentage externe inhuur komt hiermee op 4,1. Dit betekent een daling ten opzichte van 2018, toen het percentage externe inhuur gelijk was aan 4,7.
Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur
Vanaf 2011 geldt dat ministeries rapporteren over het maximumuurtarief buiten de raamovereenkomsten om (motie De Pater – Van der Meer). Het maximumuurtarief vormt een aanvulling op het sturingsinstrumentarium externe inhuur (de procentuele uitgavennorm).
2019 | |
---|---|
Aantal overschrijdingen maximumuurtarief | 0 |
A&O-fonds | Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds |
AC | Audit Committee |
ADR | Auditdienst Rijk |
AFM | Autoriteit Financiële Markten |
AIO | Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen |
AKW | Algemene Kinderbijslagwet |
AMvB | Algemene Maatregel van Bestuur |
Anw | Algemene Nabestaandenwet / Nabestaandenfonds |
AO/IB | Administratieve Organisatie en Interne Beheersing |
Aof | Arbeidsongeschiktheidsfonds |
AOV | Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland |
AOW | Algemene Ouderdomswet / Ouderdomsfonds |
AP | Autoriteit Persoonsgegevens |
Arbo | Arbeidsomstandigheden |
ATW | Arbeidstijdenwet |
avv | Algemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten |
AWf | Algemeen Werkloosheidsfonds |
AWVN | Algemene Werkgeversvereniging Nederland |
AWW | Algemene Weduwen- en Wezenverzekering Caribisch Nederland |
Bbz | Besluit bijstandsverlening zelfstandigen |
BD | Belastingdienst |
BES | Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (samen Caribisch Nederland) |
BIKK | Bijdrage In Kosten heffingskortingen |
BIR | Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst |
BKWI | Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen |
BmGS | Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen |
Brzo | Besluit risico’s zware ongevallen |
BSO | Buitenschoolse Opvang |
btw | Belasting toegevoegde waarde |
BZK | (Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
CAF | Combiteam Aanpak Facilitators |
cao | Collectieve arbeidsovereenkomst |
CBS | Centraal Bureau voor de Statistiek |
CEP | Centraal Economisch Plan |
CJIB | Centraal Justitieel Incassobureau |
CKA | Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen |
CMD | Common Mental Disorders |
CN | Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius, Saba) |
COA | Centraal Orgaan opvang Asielzoekers |
CPB | Centraal Planbureau |
CSE | Chronische encephalopathie veroorzaakt door oplosmiddelen |
C.V. | Commanditaire Vennootschap |
DBA | Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties |
Divosa | Vereniging van directeuren van gemeentelijke sociale diensten |
DNB | De Nederlandsche Bank |
DO | Digitale Overheid |
DUO | Dienst Uitvoering Onderwijs |
DWSRA | Dienstverlening Werkzoekenden en projecten Samenwerking en Regie Arbeidsmarkt |
EESSI | Electronic Exchange of Social Security Information |
EFMB | Europees Fonds voor Meest Behoeftigen |
EGF | Europees Globalisatiefonds |
ESB-regeling | Subsidieregeling scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en Ernstige Scholingsbelemmeringen |
ESF | Europees Sociaal Fonds |
EU | Europese Unie |
EUSF | Europese Unie Solidariteitsfonds |
EZK | (Ministerie van) Economische Zaken en Klimaat |
FIN | (Ministerie van) Financiën |
fte | Fulltime equivalent |
GGD | Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst |
GGZ | Geestelijke Gezondheidszorg |
GO | Gastouderopvang |
HANA | High Performance Analytical Appliance |
hbo | Hoger beroepsonderwijs |
IAO | Internationale Arbeidsorganisatie |
IB | Inlichtingenbureau |
IBO | Interdepartementaal Beleidsonderzoek |
ICF | Inspectie Control Framework |
ID-banen | Besluit In- en Doorstroombanen |
IND | Immigratie- en Naturalisatiedienst |
IOAOW | Inkomensondersteuning AOW-gerechtigden |
IOAW | Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers |
IOAZ | Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen |
IOW | Inkomensvoorziening Oudere Werklozen |
IQ | Inleenverbanden en Quotumwet |
IVA | Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten |
J&V | (Ministerie van) Justitie en Veiligheid |
Jeugd-LIV | Tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon, of Minimumjeugdloonvoordeel |
KBV | Kinderbijslagvoorziening Caribisch Nederland |
KDV | Kinderdagverblijf |
KOT | Kinderopvangtoeslag |
LCR | Landelijke Cliëntenraad |
LIV | Lage-inkomensvoordeel |
LKK | Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang |
LKV | Loonkostenvoordeel |
LLO | Leven Lang Ontwikkelen |
LRK | Landelijk Register Kinderopvang en peuterspeelzalen |
LSI | Landelijke Stuurgroep Interventieteams |
MAPA | Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden |
mbo | Middelbaar Beroepsonderwijs |
MCU | Ministeriële Commissie Uitvoering |
MEBV | Modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer |
MenO | Misbruik en Oneigenlijk Gebruik |
MEV | Macro-economische Verkenning |
mkb | Midden- en kleinbedrijf |
MKBA | Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse |
MKOB | Mogelijkheid Koopkrachttegemoetkoming voor Oudere Belastingplichtigen |
NCTV | Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid |
Nibud | Nationaal instituut voor budgetvoorlichting |
NT2 | Nederlands als tweede Taal |
OBR | Overbruggingsregeling AOW |
OCW | (Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
OPC | Ouderparticipatiecrêche |
OPS | Organo Psycho Syndroom |
OV | Ongevallenverzekering Caribisch Nederland |
PG&OBF | Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering |
pgb | Persoonsgebonden budget |
PSZ | Peuterspeelzaal |
PWRI | Pensioenfonds Werk en (Re-)Integratie |
RBV | Rijksbegrotingsvoorschriften |
RCN | Rijksdienst Caribisch Nederland (unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid) |
REA | Re-integratie Arbeidsgehandicapten |
RHB | Rijkshoofdboekhouding |
RI&E | Risico-inventarisatie en -evaluatie |
RIVM | Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu |
RSO | Rijksschoonmaakorganisatie |
RVU | Regelingen voor vervroegde uittreding |
RWI | Raad voor Werk en Inkomen |
rwt | Rechtspersoon met een Wettelijke Taak |
S&I | Directie Samenleving en Integratie |
SBCM | Stichting Beheer Collectieve Middelen |
SCP | Sociaal en Cultureel Planbureau |
SER | Sociaal-economische Raad |
SSC-ICT | Shared Service Center ICT |
SSO | Shared Service Organisatie |
STAR | Stichting van de Arbeid |
Stb. | Staatsblad |
Stcrt. | Staatscourant |
SUWI | Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen |
SVB | Sociale Verzekeringsbank |
SZ | Sociale Zekerheid |
SZW | (Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
TAS | Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers |
TNO | Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek |
TOG | Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende Gehandicapte kinderen |
TW | Toeslagenwet |
UBO | Uniforme betaalomgeving |
UBR | Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk |
Ufo | Uitvoeringsfonds voor de overheid |
UVB | Directie-onderdeel Uitvoering Van Beleid |
UWV | Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen |
VIA | Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt |
VBFVGW | Verdieping Blijvend Fit Veilig en Gezond Werken |
VK | Verenigd Koninkrijk |
VNG | Vereniging Nederlandse Gemeenten |
VOI | Veranderopgave inburgering |
vut | Vervroegde uittreding |
VWS | (Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
W&I | Werk en Inkomen |
Waadi | Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs |
Wab | Wet arbeidsmarkt in balans |
WagwEU | Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie |
Wajong | Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten |
WAO | Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering |
Was | Wet aanpak schijnconstructies |
Wav | Wet arbeid vreemdelingen |
WAZ | Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen |
WAZO | Wet Arbeid en Zorg |
WGA | Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten |
Wgs | Wet gemeentelijke schuldhulpverlening |
Whk | Werkhervattingskas |
WIA | Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen |
WIEG | Wet Invoering Extra Geboorteverlof |
WIW | Wet Inschakeling Werkzoekenden |
WKB | Wet op het Kindgebonden Budget |
Wko | Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen |
Wml | Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag / Wettelijk minimumloon |
Wmo | Wet maatschappelijke ondersteuning |
WNT | Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector |
WOR | Wet op de Ondernemingsraden |
Wsw | Wet sociale werkvoorziening |
Wtcg | Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten |
Wtl | Wet tegemoetkomingen loondomein |
WW | Werkloosheidswet |
WWB | Wet Werk en Bijstand |
Wwz | Wet werk en zekerheid |
zbo | Zelfstandig Bestuursorgaan |
ZEZ | Regeling Zelfstandig En Zwanger |
ZonMw | Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie |
ZV | Ziekteverzekering Caribisch Nederland |
ZW | Ziektewet |
zzp | Zelfstandige zonder personeel |