Voorgesteld 23 juni 2020
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er ernstige zorgen bestaan over het functioneren van de strafrechtketen, zowel waar het gaat om prestaties, voorraden, doorlooptijden, ICT en afpakken;
constaterende dat organisaties in het strafrecht alleen tot topprestaties kunnen komen als zij – met inachtneming van specifieke eigen, veelal in wetgeving vastgelegde onafhankelijke posities – onderling samen werken en optimaal afstemmen;
overwegende dat uit rapportages, jaarverslagen én uit media-uitingen van betrokkenen blijkt dat de samenwerking binnen de strafrechtketen onderling te vrijblijvend is en onvoldoende op elkaar is afgestemd;
overwegende dat dit al langer gaande is en ten koste gaat van het vertrouwen in het strafrecht en de belangen van betrokken burgers;
verzoekt de regering, om te bevorderen dat, met inachtneming van ieders positie, vanuit het ministerie meer regie wordt genomen op het functioneren van de strafrechtketen waar het gaat om logistieke en bedrijfsmatige ketenissues zoals ICT, doorlooptijden, het afpakproces en het voorkomen en wegwerken van voorraden en daar de Kamer voorafgaand aan Prinsjesdag een voorstel over te doen toekomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Dam
Groothuizen
van Nispen