Kamerstuk 35470-C-1

Jaarverslag Provinciefonds 2019

Dossier: Jaarverslag en slotwet Provinciefonds 2019

Gepubliceerd: 20 mei 2020
Indiener(s): Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35470-C-1.html
ID: 35470-C-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET PROVINCIEFONDS (C)

Ontvangen 20 mei 2020

Vergaderjaar 2019–2020

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 2.467.000,-

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 2.467.000,-

A. ALGEMEEN

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal

Hierbij bieden wij het jaarverslag van het provinciefonds (C) over het jaar 2019 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal decharge te verlenen over het in het jaar 2019 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • a. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiele bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • b. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financien;

  • c. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • d. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • e. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2019;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2019 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2019, alsmede over de saldibalans over 2019 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

Algemeen

Voor u ligt het jaarverslag 2019 van het provinciefonds.

Provinciefonds

Het jaarverslag van het provinciefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het provinciefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel. De apparaatuitgaven in de zin van materiële en personele uitgaven van de medewerkers bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën die betrokken zijn bij het fondsbeheer, zijn niet in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid opgenomen. Deze kosten worden in de respectievelijke departementale begrotingen verantwoord. Dit geldt eveneens voor het algemene beleid inzake decentrale overheden, waarbij deze uitgaven zijn terug te vinden in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).

Toelichting verschillen

Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2019 betrekking hebbende, begrotingen van het provinciefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2019 en de eerste en tweede suppletoire begrotingen 2019) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij de ontwerpbegroting 2019 van het provinciefonds van belang zijn. De gehanteerde norm voor de toelichting bij verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar, is dat alle verschillen worden toegelicht. De toelichting is op hoofdlijnen met verwijzingen naar de relevante suppletoire begrotingen.

Indeling

Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening. Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2019. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en realisatie. De verschillen worden daarbij absoluut weergegeven en toegelicht. Daarna volgt in de bedrijfsvoeringsparagraaf informatie over de rechtmatigheid. De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2019 wat betreft het provinciefonds. In dit onderdeel worden de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 en de Regeling agentschappen. Voor de begrotingsadministratie van het provinciefonds wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast.

Groeiparagraaf

Ten opzichte van het jaarverslag 2018 zijn er geen belangrijke wijzigingen opgenomen.

Focusonderwerpen

Het focusonderwerp voor 2019 is de onderbouwing van de ramingen van inkomsten en uitgaven en onderschrijdingen ten opzichte van het geraamde uitgavenkader. Dit is voor het provinciefonds niet van toepasing.

Slotopmerking

Als gevolg van afronding wijkt in sommige tabellen het totaal af van de som der delen.

B. BELEIDSVERSLAG

3. Beleidsprioriteiten

Dit jaarverslag gaat in op de in 2019 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij is in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2019 geformuleerde beleidsprioriteiten.

Ten eerste wordt de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2019 beschreven. Vervolgens worden de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten weergegeven. De tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen zijn voor het provinciefonds niet van toepassing.

Realisatie van de beleidsprioriteiten 2019

Herziening provinciefonds

Over de verdeling van de algemene uitkering van het provinciefonds zijn we samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO) aan het onderzoeken hoe we de nodige aanpassingen kunnen uitvoeren. Dit traject duurt langer dan verwacht, omdat er dit jaar meerdere onderzoeken lopen die duidelijkheid moeten geven over de inkomsten van provincies uit de provinciale opcenten. Zowel de korte termijn effecten als de lange termijn effecten worden onderzocht. Voor beide trajecten geldt dat de resultaten - naar verwachting - medio dit jaar bekend zijn. De uitkomsten van deze trajecten hebben mogelijk gevolgen voor het provinciefonds, omdat de inkomsten van provincies onderdeel zijn van het verdeelmodel. Daarom willen we deze trajecten betrekken bij de herijking van het provinciefonds en zijn hierop in 2019 nog geen concrete stappen gezet.

Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2019

In het begrotingsjaar 2019 hebben zich geen budgettaire en financiële consequenties voorgedaan als gevolg van de beleidsprioriteiten 2019.

4. Beleidsartikel

Artikel 1. Provinciefonds

A. Algemene doelstelling

Via het provinciefonds wordt bewerkstelligd dat de provincies middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee beleidsthema’s:

  • 1. provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken;

  • 2. een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties en de Minister van Financiën – namens deze de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst – hebben een regisserende en financierende rol ten aanzien van het provinciefonds. De fondsbeheerders zijn op basis van de Financiël - verhoudingswet verantwoordelijk voor de financiële verhoudingen tussen Rijk en provincies. Zij dragen daarbij zorg voor een adequate omvang alsmede een goede werking van de verdeelsystematiek van het provinciefonds. Tevens zorgen zij voor een adequate uitbetaling en vaststelling van de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen aan de verschillende provincies.

Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of provincies als collectiviteit andere prioriteiten zouden kunnen stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven maatschappelijke opgaven. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de provincies bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de provincies. Naast de fondsbeheerders hebben hierbij ook de desbetreffende vakministers een rol.

In het regeerakkoord zijn op dit vlak ambitieuze beleidsvoornemens geformuleerd. Maatschappelijke opgaven spelen steeds vaker op meerdere schaalniveaus tegelijk en oplossingen liggen niet in het bereik van één overheidslaag. Een toenemend aantal maatschappelijke opgaven is alleen op te lossen wanneer gemeenten, provincies, waterschappen en Rijk als één overheid samenwerken richting partners. Samenwerking vindt ook in toenemende mate plaats op regionaal niveau. Vrijwel overal in Nederland zijn regionale coalities van overheden en andere partijen op zoek naar passende governance arrangementen om aan te sluiten op hun regionale opgaven. In de uitvoering van overheidstaken spelen medeoverheden een steeds belangrijkere rol. Daarom heeft het kabinet extra geld beschikbaar gesteld aan provincies.

Voor de realisatie van de beschreven beleidsthema’s wordt een aantal instrumenten en activiteiten ingezet.

Beleidsthema 1: provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken.

A) Normeringssystematiek

De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering van het provinciefonds wordt – naast taakmutaties – bepaald door de normeringssystematiek. De normeringssystematiek houdt in dat de ontwikkeling van het fonds gekoppeld is aan de ontwikkeling van de accres-relevante uitgaven van het Rijk (ARU), dit wordt ook wel aangeduid als het principe "samen de trap op, samen de trap af". De jaarlijkse toe- of afname van het provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. De normeringssystematiek is in werking sinds 1995 en berust op een bestuurlijke afspraak tussen het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO). Met ingang van 2018 is de basis van de normeringssystematiek verbreed. Naast de uitgaven onder het kader rijksbegroting worden nu ook de uitgaven onder de kaders zorg en sociale zekerheid meegenomen in de normeringssystematiek.

B) Artikel 2 Financiële-verhoudingswet

Er zijn jaarlijks diverse specifieke taakmutaties die tot toevoegingen en/of onttrekkingen aan het provinciefonds kunnen leiden. Uitgangspunt hierbij is artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet. Dit artikel geeft aan dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door provincies, in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen wordt omkleed en met kwantitatieve gegevens wordt gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de provincies zijn. Tevens wordt aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor de provincies kunnen worden opgevangen.

C) Bestuurlijk overleg financiële verhouding

Het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv) tussen de fondsbe-heerders, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen (UvW) zal twee keer per jaar plaats vinden, rond het verschijnen van de Voorjaarsnota en de Miljoenennota. Iedere partij kan agendapunten inbrengen. Zo nodig kunnen ook andere bewindspersonen dan de fondsbeheerders aan het overleg deelnemen. De uitkomst van de normeringsystematiek (vgl. A) kan – indien bekend – in het Bofv bestuurlijk worden gewogen.

Beleidsthema 2: een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

D) Verdeelmaatstaven

Het budget van de algemene uitkering van het provinciefonds wordt over de provincies verdeeld via een systeem van verdeelmaatstaven. De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk voor ontwikkeling en onderhoud van het systeem van verdeelmaatstaven dat de verdeling tot stand brengt. Dit verdeelsysteem heeft als doel provincies in staat te stellen hun voorzieningen op een onderling gelijkwaardig niveau te brengen tegen globaal gelijke lastendruk en rekening houdend met de structuurkenmerken van de provincies.

Zolang voor een uitkeringsjaar de voor de verdeelmaatstaven noodzakelijke statistische gegevens nog niet bekend of definitief zijn, worden de provincies bevoorschot op basis van voorlopige cijfers. Hierbij wordt ernaar gestreefd de voorschotten zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de algemene uitkering waarop een provincie uiteindelijk recht heeft, zoals deze vastgesteld wordt nadat de statistische gegevens definitief zijn vastgesteld. Dit streven geldt ook voor integratie- en decentralisatie-uitkeringen. Als er gedurende en na afloop van het uitkeringsjaar definitieve volumegegevens beschikbaar komen, leidt dit tot bijstellingen in de bevoorschotting. Aangezien voor het provinciefonds de verplichtingen leidend zijn, zullen deze altijd tot uitkering komen.

C. Beleidsconclusies

Het provinciefonds heeft in 2019 overwegend gefunctioneerd zoals beoogd; provincies hebben middelen toebedeeld gekregen om hun taken uit te voeren. Via het verdeelmodel zijn de middelen zodanig verdeeld dat provincies in staat waren hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenniveau te bieden tegen globaal gelijkwaardige lasten.

In 2019 is de werking van het provinciefonds voor wat betreft de decentralisatie-uitkering gewijzigd. In haar verantwoordingsonderzoek over 2018 heeft de Algemene Rekenkamer geconstateerd dat het Rijk in bepaalde gevallen bestuurlijke voorwaarden stelt bij de toekenning van een decentralisatie-uitkering, die de beleids- en bestedingsvrijheid van decentrale overheden beperken. Het is vanzelfsprekend onwenselijk wanneer het Rijk aan een decentralisatie-uitkering voorwaarden verbindt, die niet zijn toegstaan. Daarom zijn de fondsbeheerders in de loop van 2019 gestart met het toetsen van nieuwe en bestaande decentralisatie-uitkeringen en de eventueel daarme samenhangende bestuurlijke afspraken. Indien een decentralisatie-uitkering niet voldoet zal worden bezien of een aanpassing mogelijk is dan wel dat een andere uitkeringsvorm passend is (Kamerstukken II 2018/19, 35000 C, nr. 13).

In het kader van de aangekondigde heroverweging financiële verhoudingen (Kamerstukken II 2017/18, 34775 C, nr. 18) wordt onder meer de verdeling van de algemene uitkering van het provinciefonds in zijn totaliteit tegen het licht gehouden. In het jaar 2019 zijn geen noemenwaardige stappen gezet in dit traject. In paragraaf 3 is bij de realisatie van de beleidsprioriteiten dit nader toegelicht.

Met ingang van 2018 is de basis van de normeringssystematiek verbreed. Naast de uitgaven onder het kader rijksbegroting worden nu ook de uitgaven onder de kaders zorg en sociale zekerheid meegenomen in de normeringssystematiek. Dit zorgt voor een stabielere accresontwikkeling, omdat verschuivingen tussen de budgettaire kaders geen invloed meer hebben op de omvang van het accres.In 2019 zijn de fondsbeheerders ook gestart met een evaluatie van de huidige normeringssystematiek.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.

Tabel 1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 provinciefonds (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

1.114.507

2.493.652

2.569.565

2.454.353

2.499.097

2.407.659

91.438

        

Uitgaven

1.114.540

2.493.504

2.569.563

2.454.311

2.467.056

2.407.659

59.397

Opdrachten

       

Kosten Financiële-verhoudingswet

0

0

0

0

42

100

‒ 58

Bijdragen aan medeoverheden

       

Algemene uitkering

309.431

229.520

2.051.405

2.051.980

2.119.824

2.199.901

‒ 80.077

Decentralisatie-uitkeringen

805.109

2.263.984

518.158

402.331

347.190

207.658

139.532

        

Ontvangsten

1.114.540

2.493.504

2.569.563

2.454.311

2.467.056

2.407.659

59.397

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 91,4 mln. opwaarts bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij 1e suppletoire begroting 2019 (€ 11,7 mln.) en de 2e suppletoire begroting 2019 (€ 79,8 mln.) zijn aangebracht. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2018/19, 35210 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2019/20, 35350 C, nr. 2).

Uitgaven

Opdrachten

Kosten Financiële-verhoudingswet

Het gerealiseerde bedrag komt € 58.000 lager uit dan in de ontwerpbegroting 2019 werd geraamd, doordat er minder onderzoeken zijn uitgevoerd. Het gerealiseerde bedrag voor de kosten Financiële-verhoudingswet komt hiermee op € 42.000. Een toelichting is te vinden in de memorie van toelichting van de 2e suppletoire begroting 2019 (Kamerstukken II 2019/20, 35350 C, nr. 2).

Bijdragen aan medeoverheden

Algemene uitkering

De uitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting neerwaarts bijgesteld met ‒ € 80,1 mln. en komen daarmee in totaal op € 2.119,8 mln. Bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2019 hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk ‒ € 34,4 mln. en ‒ € 19,3 mln. In de slotwet 2019 vindt een mutatie van ‒ € 26,3 mln. plaats. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2018/19, 35210 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2019/20, 35350 C, nr. 2) en in de slotwet 2019.

Decentralisatie-uitkeringen

De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 139,5 mln. en komen daarmee in totaal op € 347,2 mln. De hogere uitgaven zijn vooral een gevolg van het toevoegen van nieuwe decentralisatie-uitkeringen in de loop van 2019. Bij de 1e en 2e suppletoire begroting 2019 hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 46,2 mln. en € 99,1 mln. en in de slotwet 2019 van ‒ € 5,7 mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2018/19, 35210 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2019/20, 35350 C, nr. 2) en in de slotwet 2019.

Ontvangsten

Ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet

Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting van het provinciefonds voor 2019 worden de ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, met € 59,4 mln. verhoogd tot € 2.467,1 mln. Deze verhoging is de som van de mutaties die bij eerste suppletoire begroting 2019 (€ 11,7 mln.), tweede suppletoire begroting 2019 (€ 79,8 mln.) en in de slotwet 2019 (– € 32,1 mln.) zijn aangebracht.

5. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Paragraaf 1 - Uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen

Rechtmatigheid

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de overschrijdingen van de tolerantiegrenzen betreffende rechtmatigheid.

Tabel 2 Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden (bedragen in € mln.)

(1) Rapporteringstolerantie

(2) Verantwoord bedrag (omvangsbasis)

(3) Rapporteringstolerantie voor fouten en onzekerheden

(4) Bedrag aan fouten

(5) Bedrag aan onzekerheden

(6) Bedrag aan fouten en onzekerheden

(7) Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100%

Totaal uitgaven

2.467,10

49,3

114,9

54,7

169,6

6,9%

       

Artikel 1 uitgaven

2.467,1

123,3

114,9

54,7

169,6

6,9%

Het totaal aan fouten op de uitgaven bedraagt over 2019 circa € 115 mln. en het totaal aan onzekerheden circa € 55 mln.. Dit veroorzaakt een overschrijding van de tolerantiegrens op artikel 1 van de begroting van het provinciefonds. Aangezien de begroting uit 1 artikel bestaat, wordt ook de tolerantie op het totaalniveau overschreden.

Het overgrote deel van deze overschrijdingen is veroorzaakt doordat bij een aantal decentralisatie-uitkeringen sprake is van voorwaarden van de kant van het Rijk die de beleids- en bestedingsvrijheid van provincies aantasten (fouten). Bij een deel van de decentralisatie-uitkeringen is nog niet definief vastgesteld of er wel of geen sprake is van dergelijke voorwaarden (onzekerheden).

Voor meer informatie over dit onderwerp wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

Voor het begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Voor overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Paragraaf 2 - Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Voor de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Paragraaf 3 - Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Voor de belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

C. JAARREKENING

6. Verantwoordingsstaat van het provinciefonds 2019

Tabel 3 Verantwoordingsstaat 2019 van het provinciefonds (C) (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

1

provinciefonds

2.407.659

2.407.659

2.407.659

2.499.097

2.467.056

2.467.056

91.438

59.397

59.397

7. Saldibalans provinciefonds per 31 december 2019

Tabel 4 Saldibalans per 31 december 2019 van het provinciefonds (C) (bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-2019

 

31-12-2018

 

Passiva

31-12-2019

 

31-12-2018

           

Intra-comptabele posten

         

1

Uitgaven ten laste van de begroting

2.467.057

 

2.454.311

 

2

Ontvangsten en gunste van de begroting

2.467.057

 

2.454.311

3

Liquide middelen

0

 

0

      

4

Rekening-courant RHB1

0

 

0

 

4a

Rekening-courant RHB

0

 

0

5

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

0

 

0

 

5a

Begrotingsreserves

0

 

0

6

Vorderingen buiten begrotingsverband

0

 

0

 

7

Schulden buiten begrotingsverband

0

 

0

8

Kas-transverschillen

0

 

0

      

Subtotaal intra-comptabel

2.467.057

 

2.454.311

 

Subtotaal intra-comptabel

2.467.057

 

2.454.311

           

Extra-comptabele posten

         

9

Openstaande rechten

0

 

0

 

9a

Tegenrekening openstaande rechten

0

 

0

10

Vorderingen

0

 

0

 

10a

Tegenrekening vorderingen

0

 

0

11a

Tegenrekening schulden

0

 

0

 

11

Schulden

0

 

0

12

Voorschotten

5.463.113

 

7.264.228

 

12a

Tegenrekening voorschotten

5.463.113

 

7.264.228

13a

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

 

0

 

13

Garantieverplichtingen

0

 

0

14a

Tegenrekening andere verplichtingen

32.086

 

46

 

14

Andere verplichtingen

32.086

 

46

15

Deelnemingen

0

 

0

 

15a

Tegenrekening deelnemingen

0

 

0

Subtotaal extra-comptabel

5.495.199

 

7.264.274

 

Subtotaal extra-comptabel

5.495.199

 

7.264.274

           

Totaal

7.962.256

 

9.718.585

 

Totaal

7.962.256

 

9.718.585

X Noot
1

Rijkshoofdboekhouding

Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2019 van het provinciefonds

Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.

Ad 1. en ad 2. Uitgaven en ontvangsten

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2019 zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2019 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 12. Voorschotten

Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan provincies. De provincies ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de provincies worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen definitief vastgesteld. Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat bijna volledig uit voorschotten aan provincies op de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen. Het bedrag is in bijlage 1 bij de saldibalans gespecificeerd en hieronder nader toegelicht.

De stand openstaande voorschotten is afgenomen ten opzichte van de stand ultimo 2018. Een afname heeft plaatsgevonden doordat de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) waarmee de decentralisatie-uitkeringen uit 2016 worden vastgesteld is gepubliceerd, en de beschikkingen waarmee de algemene uitkering uit 2017 wordt vastgesteld verstuurd zijn.

Daarnaast heeft een toename van de openstaande voorschotten plaatgevonden voor de algemene uitkering voor het jaar 2019 en de decentralisatie- uitkeringen voor het jaar 2019.

Ad 14. Andere verplichtingen

Onder deze post zijn de openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering uit het provinciefonds, openstaande betalings-verplichtingen uit hoofde van de integratie- en decentralisatie-uitkeringen, en openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van onderzoek en bijdragen organisaties opgenomen. Het bedrag is in bijlage 2 bij de saldibalans gespecificeerd.

Bijlage 1 bij Saldibalans provinciefonds per 31 december 2019

Tabel 5 Specificatie voorschotten (bedragen x € 1.000)
  

31-12-2019

31-12-2018

Algemene uitkering provinciefonds

   

2017

 

0

2.027.775

2018

 

2.051.980

2.051.980

2019

 

2.119.824

0

subtotaal

 

4.171.804

4.079.755

    

Integratie-uitkeringen / decentralisatie-uitkeringen

   

2016

 

0

2.240.354

2017

 

541.788

541.788

2018

 

402.372

402.331

2019

 

347.149

0

subtotaal

 

1.291.309

3.184.473

    

Totaal

 

5.463.113

7.264.228

Toelichting

Algemene uitkering

Dit onderdeel van de tabel vergelijkt voor de algemene uitkering de voorschotten per 31 december 2019 waarvoor per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt met de voorschotten waarvoor geldt dat de definitieve beschiking voor het desbetrefende uitkeringsjaar per 31 decemer 2018 nog niet was opgemaakt.

Integratie-uitkeringen / decentralisatie-uitkeringen

De voorschotten voor de integratie- en decentralisatie-uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds hebben veelal een bijzonder karakter. Bij een beperkt aantal uitkeringen staat de hoogte van de uitkering niet vooraf vast of dient over de betaling nog een afrekening plaats te vinden. Bij een groot deel van deze uitkeringen wordt echter vooraf door het beleidsdepartement precies bepaald welke bedragen aan welke begunstigden worden uitbetaald. De begunstigden hoeven ook geen verantwoording af te leggen over de (wijze van) besteding van de uitkering. Het provinciefonds is hierbij slechts een loket waarlangs de verstrekkingen lopen. Desondanks worden alle betalingen uit hoofde van deze uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds als voorschot verantwoord tot het moment waarop de verdeling over medeoverheden definitief wordt vastgesteld door middel van een AMvB.

Tabel 6 Mutatieoverzicht voorschotten provinciefonds (bedragen x € 1.000)

voorschotten per 01-01-2019

7.264.228

 

ontstaan in 2019

2.467.014

+/+

afgerekend in 2019

4.268.129

-/-

voorschotten per 31-12-2019

5.463.113

 

Bijlage 2 bij Saldibalans provinciefonds per 31 december 2019

Tabel 7 Verloop van de openstaande verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Openstaande verplichtingen per 1-1-2019

Aangegane verplichtingen in 2019 (excl. positieve bijstellingen)

Tot betaling gekomen in 2019

Bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

Openstaande verplichtingen per 31-12-2019

1.5.

Onderzoek en bijdragen organisaties1

0

42

42

0

0

1.3.

Algemene uitkering met inbegrip van de

     
 

netto-uitkering over vorige jaren

0

2.146.168

2.119.824

0

26.344

1.4./1.6.

Integratie- en decentralisatie-uitkeringen

45

352.887

347.190

‒ 1

5.741

       

Totaal

 

45

2.499.097

2.467.056

‒ 1

32.085

X Noot
1

Kosten Financiële-verhoudingswet