Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2021
Op 19 mei jl. heeft de Raad van de Europese Unie het noodinstrument SURE goedgekeurd (European instrument for temporary support to mitigate unemployment risks in an emergency). SURE is een instrument voor tijdelijke steun om inkomensverlies van burgers als gevolg van de COVID-19-uitbraak op te vangen en de toename in werkloosheid en de gevolgen ervan te beperken, alsook sommige uitgaven ten behoeve van gezondheid te financieren. Over de ontstaansgeschiedenis van SURE, de inhoud van de verordening1 en de budgettaire gevolgen bent u onder meer geïnformeerd middels mijn brief van 20 mei 2020.2 Daarnaast bent u periodiek geïnformeerd over de uitvoeringsbesluiten waarmee de Europese Commissie (de Commissie) wordt gemandateerd namens de Unie een maximum bedrag aan een lidstaat uit lenen.
Met deze brief informeer ik u over een voorstel van de Commissie aan de Raad voor aanpassing van de uitvoeringsbesluiten voor enkele lidstaten, naar aanleiding van een aanvullend beroep dat deze lidstaten op SURE hebben gedaan. Daarnaast informeer ik u over de eerste halfjaarlijkse evaluatie van de Commissie over SURE welke op 22 maart jl. is gepubliceerd en over de SURE-obligaties die tot nu toe zijn uitgegeven.
Achtergrond SURE
De Europese Commissie kan onder SURE namens de Europese Unie tot 31 december 2022 voor 100 miljard euro aan leningen aantrekken op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen om die vervolgens als leningen aan lidstaten te verstrekken. Terugbetaling wordt gegarandeerd door de marge onder het Eigenmiddelenplafond en de aanvullende bilaterale garantie die alle EU-lidstaten hebben afgegeven. De bilaterale garanties lopen tot 31 december 2053.
Volgens de SURE-verordening kunnen landen die sinds 1 februari 2020 te maken hebben met plots en sterk gestegen overheidsuitgaven als gevolg van nationale maatregelen die rechtstreeks verband houden met werktijdsverkortingsregelingen of soortgelijke maatregelen een lening onder SURE aanvragen om de sociaaleconomische gevolgen van de COVID-19 uitbraak op te vangen. Middelen die onder SURE worden toegekend moeten hoofdzakelijk worden gebruikt voor dergelijke maatregelen en, waar passend, ter ondersteuning van sommige zorgmaatregelen, met name gerelateerd aan de werkplek.3 De verordening vereist dat de Commissie na een aanvraag door een lidstaat voor SURE-middelen bovengenoemde stijging van de overheidsuitgaven verifieert.
Op 26 september jl. zijn voor 16 landen uitvoeringsbesluiten voor gebruik van SURE goedgekeurd door de Raad van de Europese Unie (de Raad). Ik heb u hierover bericht middels mijn brief van 3 september jl.4 en met een nadere appreciatie in de beantwoording van Kamervragen.5 Daarna is ook een uitvoeringsbesluit voor leningen aan Hongarije goedgekeurd op 23 oktober en voor Ierland op 4 december. Hierover bent u op 15 oktober jl.6 en op 3 december jl.7 over geïnformeerd. De meest recente aanvraag is door Estland ingediend, waar u op 10 maart jl. over bent geïnformeerd8 en welke op 22 maart is goedgekeurd.
Voorgestelde uitvoeringsbesluiten
Onlangs heeft de Europese Commissie een voorstel voor een aangepast uitvoeringsbesluit aan de Raad gedaan voor België, Malta, Cyprus, Griekenland, Letland en Litouwen9. Deze aangepaste uitvoeringsbesluiten zullen gezamenlijk leiden tot een additionele toekenning van SURE-middelen van 3,7 mld. euro. Na goedkeuring van deze uitvoeringsbesluiten is in totaal 94,3 miljard euro toegekend, van de maximaal 100 miljard euro (zie annex 1).
De meeste lidstaten hebben aanvullende aanvragen voor SURE gedaan omdat de maatregelen die eerder in 2020 en 2021 zijn genomen om de sociaal- economische impact van de coronacrisis voor werknemers en zelfstandigen te adresseren, zijn verlengd. Daarnaast zijn er enkele nieuwe maatregelen door deze lidstaten opgenomen. België heeft een aanvullende aanvraag gedaan voor 394 miljoen euro. Voor België gaat het om de verlenging van werktijdverkortingsregelingen en een nieuwe maatregel voor de toekenning van microkredieten aan zelfstandigen en eenmansbedrijven. Malta heeft een aanvullende aanvraag van 177 miljoen euro gedaan om de verlenging van loontoeslagen te financieren. Cyprus heeft een aanvullende aanvraag van 125 miljoen gedaan voor de financiering van verscheidende maatregelen, waaronder het verlengen van loonsubsidies voor zelfstandigen en voor werknemers van bedrijven waarvan de omzet is gedaald vanwege de coronacrisis, specifiek bedrijven in de toeristensector, op voorwaarde van behoud van de dienstbetrekking. Griekenland heeft een aanvullende aanvraag voor 2,5 miljard euro gedaan voor de financiering van toelages voor werknemers wiens contract is opgeschort en die in dienst zijn van bedrijven die vanwege de maatregelen van de Griekse autoriteiten hun activiteiten moesten staken of van bedrijven die zwaar geraakt zijn door de pandemie. Daarnaast wordt de sociale zekerheid van deze werknemers gefinancierd. De aanvullende aanvraag van Letland beslaat 112,5 miljoen euro en is onder andere bedoeld voor loonondersteuning van werknemers van bedrijven die ten minste 20 procent omzetverlies zagen. Daarnaast worden toeslagen gefinancierd voor ouders die niet vanuit huis konden werken en kinderen tot 10 jaar hadden toen scholen en kinderopvang gesloten waren of die voor hulpbehoevenden moesten zorgen. Litouwen heeft een aanvraag van 355 miljoen euro gedaan om werktijdverkortingsregelingen voor werknemers te financieren, alsook uitkeringen voor zelfstandigen, waaronder zelfstandigen in de agrarische sector.
De aanpassingen van de uitvoeringsbesluiten leiden niet tot het aanpassen van de eerder afgesproken voorwaarden. Zo mogen de lidstaten tot maximaal 18 maanden na goedkeuring van het uitvoeringsbesluit leningen inroepen en kunnen deze een maximale gemiddelde looptijd hebben van 15 jaar. Op basis van het door de Raad goedgekeurde uitvoeringsbesluit zal de Commissie daartoe de leenovereenkomsten met de lidstaten aanpassen.
Het kabinet is van mening dat de maatregelen die België, Griekenland, Malta, Cyprus, Letland en Litouwen middels de voorgestelde uitvoeringsbesluiten kunnen financieren, recht doen aan de doelstellingen en de vereisten van SURE. Het kabinet heeft daarom ingestemd met de voorliggende uitvoeringsbesluiten.
SURE: Taking Stock After Six Months
De Europese Commissie heeft op 22 maart jl. haar eerste halfjaarlijkse evaluatie over SURE gepubliceerd.10 Dit is een vereiste zoals vastgelegd in artikel 14(1) van de verordening.11 Het rapport gaat onder andere in op de verleende financiële steun, de sociaaleconomische impact hiervan en de bijhorende leningen die de Commissie namens de Unie hiervoor is aangegaan.
De Commissie stelt dat de vraag naar SURE-middelen groot was. De grootste bedragen werden toegekend aan Italië (27,4 miljard), Spanje (21,3 miljard) en Polen (11,2 miljard). Aangezien volgens artikel 9(1) van de verordening12 de grootste drie enveloppen gezamenlijk niet meer dan 60 procent van het maximale uitleenbedrag van SURE mogen beslaan, zijn de aanvankelijke aanvragen van deze lidstaten naar beneden bijgesteld.
Voor de eerste vier schulduitgiftes voor SURE t/m 17 november 2020 ter hoogte van 53,5 miljard euro was ook veel belangstelling, wat onder andere resulteerde in negatieve rentes voor de uitgiftes met looptijden van t/m 15 jaar. De Commissie heeft ingeschat dat de lage rentes van deze schulduitgiftes hebben geleid tot rentebesparingen voor lidstaten die steun ontvangen van in totaal 5,8 miljard euro13. Na de periode waarop de evaluatie betrekking heeft is de implementatie van SURE verdergegaan. Uit hoofde van de bilaterale garanties die lidstaten hebben afgegeven voor SURE ontvangen lidstaten elk kwartaal een overzicht van de uitstaande leningen. Dit document kunt u vinden in de bijlage14. Het meest actuele beeld van de schulduitgifte is steeds te vinden op de website van de Europese Commissie15. Op 30 maart jl. was er 75,5 miljard geleend. Een overzicht van de uitgegeven SURE-obligaties tot 30 maart wordt ook gegeven in annex 2. De obligaties uitgegeven onder SURE vallen onder het EU Social Bond Framework. De sociale obligaties uitgegeven onder dit raamwerk hebben tot doel investeringen te stimuleren waarmee sociale doeleinden worden gefinancierd.
Van de 18 lidstaten (de aanvraag van Estland van 4 februari jl. is niet meegenomen in deze evaluatie) hebben 15 lidstaten de leningen gebruikt om werktijdverkortingsregelingen mee te financieren. De meerderheid van deze regelingen zijn opgericht in reactie op de crisis. Negen lidstaten hebben de financiële assistentie ook gebruikt voor zorggerelateerde uitgaven in reactie op de pandemie. Drie lidstaten (Italië, Roemenië en Portugal) hebben aangegeven minder te hebben uitgegeven dan gedacht aan de in de uitvoeringsbesluiten vastgelegde maatregelen. Omdat de gefinancierde maatregelen zijn verlengd verwachten deze lidstaten alsnog alle toegekende SURE-middelen te gebruiken. De Commissie stelt dat de absorptie van middelen door deze lidstaten gemonitord zal worden.
De Commissie schat dat tussen de 25 en 35 miljoen mensen zijn ondersteund door werktijdverkortingsregelingen gefinancierd door SURE. Volgens de Commissie heeft SURE bijgedragen aan het behoud van banen, het vertrouwen in de EU, het gebruik van werktijdverkortingsregelingen door lidstaten en heeft SURE lidstaten gestimuleerd meer maatregelen te nemen dan gepland om de toename van werkloosheid tegen te gaan. De Commissie concludeert dat het gebruik van SURE nog steeds gerechtvaardigd is vanwege het voortduren van de crisis en de grote huidige onzekerheid omtrent de pandemie.
Het kabinet verwelkomt de evaluatie en onderschrijft het belang van het monitoren van het gebruik van de SURE-middelen door lidstaten. Zolang SURE beschikbaar is, zal er elke zes maanden een evaluatierapport door de Commissie worden opgesteld. Hier zal uw Kamer over worden geïnformeerd.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra