Vastgesteld 15 mei 2020
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 28 april 2020 voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 14 mei 2020 zijn ze door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Paternotte
Adjunct-griffier van de commissie, De Vos
Inleiding
De regering hecht eraan uw Kamer enkele algemene opmerkingen vooraf mee te geven, alvorens de afzonderlijke vragen van de diverse fracties te beantwoorden.
De gevolgen van de COVID-19 crisis zijn aanzienlijk, niet alleen voor Nederland maar ook voor de Caribische landen van het Koninkrijk. De kwetsbaarheid van de economieën van de Caribische landen is groot. Niet alleen vanwege de afhankelijkheid van het toerisme en in het geval van Sint Maarten vanwege de na-ijlende effecten van de orkanen Irma en Maria, maar ook omdat in het verleden voldoende structuurversterkende maatregelen zijn nagelaten. De Caribische landen hebben op basis van artikel 36 Statuut een beroep op de onderlinge solidariteit binnen het Koninkrijk gedaan en in het bijzonder een beroep op Nederland om de landen bij te staan; voor medische ondersteuning maar ook financiële ondersteuning gelet op de effecten op de economie en te treffen noodmaatregelen.
De liquide middelen die nu als eerste stap zijn verstrekt door Nederland zijn gericht op het ledigen van de eerste directe nood. Het betreft een lening van AWG 42,8 miljoen aan Aruba, van ANG 105 miljoen aan Curaçao en van ANG 50,2 miljoen aan Sint Maarten. Uw Kamer is daar bij brief van 16 april jl. over geïnformeerd (Kamerstuk 35 420, nr. 18). Aan deze leningen zijn beperkte voorwaarden verbonden. Het gaat daarbij primair om leningsvoorwaarden. Daarnaast zijn enkele voorwaarden opgenomen die erop toezien dat de noodmaatregelen die de landen verstrekken gepaste soberheid kennen en ook voor een deel uit de begroting van de landen zelf gedekt kunnen worden. In de besluitvorming van de Rijksminsterraad (RMR) van 9 april jl. is richting Sint Maarten en Aruba aangegeven dat zij met een voorstel voor een noodpakket respectievelijk een voorstel voor loonsubsidie zouden moeten komen om in aanmerking te komen voor extra liquiditeitssteun omdat die plannen tijdens die RMR niet voorlagen dan wel beschikbaar waren. Op basis van de daarop aangeleverde gegevens van de landen en een advies van het College (Aruba) financieel toezicht (CA(f)t) heeft de RMR op 1 mei jl. aanvullende liquiditeitsleningen aan Sint Maarten en Aruba verstrekt. Uw Kamer is hierover inmiddels schriftelijk geïnformeerd.
Naast de verstrekte liquiditeit in de vorm van een lening heeft Nederland ook medische ondersteuning geleverd en middelen beschikbaar gesteld voor noodhulp voor de inwoners van het Caribische deel van het Koninkrijk die dat het hardst nodig hebben.
Het is de Nederlandse regering op voorhand duidelijk dat bovenstaande een eerste stap is op een langer pad naar economisch herstel. Nederland heeft de Caribische landen kenbaar gemaakt dat bij verder te verstrekken liquiditeitssteun voorwaarden zullen worden gesteld die zien op het treffen van maatregelen ter versterking van de sociaaleconomische structuur zodat het besteden van Nederlands belastinggeld leidt tot concrete afrekenbare verbeteringen. Onderlinge solidariteit werkt twee kanten op. Het vraagt ook dat de Caribische landen structurele hervormingen doorvoeren waardoor het weerstandsvermogen versterkt wordt. Nadere besluitvorming over te verstrekken liquiditeitssteun voorziet Nederland in de RMR van 15 mei a.s. (voor de periode tot begin juli) en in de RMR van 3 juli a.s.(voor de periode tot oktober dit jaar). Uw Kamer zal daarover zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd. Onderstaande antwoorden reflecteren op de noodhulpfase en lopen niet vooruit op de positie van de Nederlandse regering voor het vervolg anders dan de nadere voorwaarden die zullen worden gesteld aan de ruimere mogelijkheden tot lenen op middellange en langere termijn.
Reactie op vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de incidentele begroting inzake liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De beschikbare middelen zijn reeds aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten ter beschikking gesteld. Deze leden merken op dat zij het goed vinden dat het land Nederland helpt met de ondersteuning van de andere landen binnen het koninkrijk. Dit neemt niet weg dat zij de regering hierover graag een aantal vragen willen stellen.
Vraag 1
Als de leden van de VVD-fractie het goed begrijpen, worden er in het kader van deze financiële ondersteuning alleen aan Sint Maarten voorwaarden gesteld en niet aan Aruba en Curaçao. Wat zijn daarvan de redenen, zo vragen deze leden. Moeten de landen Aruba en Curaçao ook voldoen aan bepaalde voorwaarden? Zo ja, welke? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
Antwoord
Aan de eerste tranche liquiditeitssteun zijn vanwege het acute karakter van de steun aan de landen Aruba en Curaçao vooral leningsvoorwaarden gesteld. Aan Sint Maarten is de eerder toegezegde liquiditeitssteun 2019 verstrekt in kader van de orkaan Irma. Aan deze liquiditeitssteun heeft Nederland in 2019 twee voorwaarden verbonden, waar Sint Maarten nu volgens het Cft aan voldoet (zie ook Kamerstuk 35 000 IV, nr. 52). De eerste voorwaarde is dat Sint Maarten de noodzakelijke kosten voor politiebijstand en het verbeteren van de detentiesituatie opneemt in de begroting van 2019 en 2020. De tweede voorwaarde is dat de Statenleden en de leden van de regering van Sint Maarten hun salarissen en/of emolumenten verlagen met 10 procent. Met die tranche 2019 is de liquiditeitspositie van Sint Maarten verbeterd. In de RMR-besluitvorming van 9 april jl. is richting Sint Maarten en Aruba aangegeven dat zij met een voorstel voor een noodpakket respectievelijk een voorstel voor loonsubsidie zouden moeten komen om in aanmerking te komen voor extra liquiditeitssteun omdat die plannen tijdens die RMR niet voorlagen dan wel beschikbaar waren.
Vraag 2
Aruba heeft de mogelijkheid gekregen om ook buiten het Koninkrijk te lenen. Wat zijn daarvan de redenen? Heeft deze lening alleen betrekking op het kunnen nakomen van aflossings- en renteverplichtingen of zijn er ook coronacrisis-gerelateerde redenen? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
Antwoord
Voor kapitaal moet Aruba een beroep doen op de binnenlandse of buitenlandse markt. Als Aruba een buitenlandse lening wil aangaan, dient zij op basis van artikel 29 Statuut daarvoor toestemming te vragen aan de RMR. De RMR kan die instemming alleen onthouden als de belangen van het Koninkrijk zich daartegen verzetten. Op basis van een verzoek d.d. 25 maart jl. van Aruba heeft de RMR instemming gegeven om te lenen op de internationale kapitaalmarkt om te kunnen voldoen aan haar rente en aflossingsverplichtingen. Aruba heeft aangegeven de nodige middelen op de kapitaalmarkt te kunnen krijgen.
Vraag 3
Voorts vragen deze leden hoe hoog de rentekosten voor Nederland zijn bij het ter beschikking stellen van de leningen. De landen hebben een rentepercentage van 0%. Of leent Nederland tegen 0%? Graag krijgen zij een reactie van de regering.
Antwoord
Nederland leent momenteel tegen 0 procent of soms zelfs een negatieve rente.
Vraag 4
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat aanvullende financiële steun (aanvullende leningen), afhankelijk van de duur van de crisis, niet uitgesloten is en dat dat afhankelijk is gesteld van een pakket aan maatregelen gericht op structurele hervormingen. Deze leden menen dat structurele hervormingen door de eilanden zeker hard nodig zijn, dat was al het geval. Daarover bestaat geen enkel misverstand. Maar hoe realistisch is het om te verwachten dat de landen, gedurende de coronacrisis, met voorstellen komen die bijdragen aan het duurzaam versterken van de (sociaal) economische structuur? Wat als de landen dat niet doen en er later toch weer financiële steun nodig is? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
Voorts vragen deze leden welke aanpassingen de landen al hebben gemaakt in hun financiële beheer om sterker uit deze crisis te komen. Onder de regering Schotte zijn vele tientallen miljoenen van de overheid van Curaçao verdwenen. Wordt daar nu onderzoek naar gedaan, om die miljoenen terug te halen?
Antwoord
De landen hebben op grond van artikel 36 van het Statuut een beroep gedaan op de solidariteit binnen het Koninkrijk. Dat beroep wordt gehonoreerd, maar het is goed om scherp te houden voor of met wie die solidariteit is beoogd. Nederland heeft middelen ter beschikking gesteld die ten goede moeten komen aan dat deel van de bevolking dat het zwaarst getroffen wordt, bij wie de effecten van deze crisis het meest worden gevoeld en waar de nood het hoogst is. Voor de korte termijn zal elk verzoek om extra middelen vanwege de coronacrisis vragen om een advies van het Cft/CAft en een apart besluit in de RMR.
Het ter beschikking stellen van middelen heeft uiteindelijk voor geen van de landen en hun inwoners zin zonder maatregelen die de weerbaarheid van deze samenlevingen op termijn zullen versterken. Waar het om gaat is dat er maatregelen worden geïmplementeerd die een samenleving van voldoende perspectief voorzien in een wereld die anders zal zijn dan die men heeft gekend. De landen zijn op dit moment onvoldoende in staat om goed om te gaan met de externe schokken. Momenteel wordt in kader van het op de middellange en langere termijn beschikbaar stellen van ruimere mogelijkheden tot lenen, bezien op welke wijze en onder welke voorwaarden structurele hervormingen van de grond kunnen komen. Het betreft structurele hervormingen op het gebied van de economie, de arbeidsmarkt, de kapitaalmarkt, het pensioenstelsel, het sociale zekerheidstelsel, het zorgstelsel, de overheidsorganisatie en het bestuur. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de denkkracht die op de landen bestaat.
Om te bevorderen dat de middelen doelmatig en rechtmatig worden besteed heeft de Rijksministerraad reeds besloten dat de landen hiertoe afspraken maken met C(A)ft. Zodra meer bekend is over de voorwaarden waaronder Nederland de aanvullende middelen beschikbaar stelt, zult u nader worden geïnformeerd.
Vraag 5
Wat hebben de landen geleerd van het proces van ondersteuning na Irma, als we de casus van de weerstand tegen voorwaarden voor steun bij de wederopbouw van de vliegtuigterminal op Sint Maarten nader bezien?
Antwoord
Ik kan niet namens de landen aangeven wat zij hiervan hebben geleerd, anders dan het Sint Maarten duidelijk zal zijn dat het adagium afspraak is afspraak staat.
Vraag 6
Als het land Nederland iedere keer geld moet leveren aan de andere landen, waarom is er dan voor wat betreft het toezicht nog steeds een gemengde commissie van toezicht? Wat is de rol van de leden van Aruba, Curaçao en Sint Maarten binnen het College financieel toezicht?
Antwoord
De wijze waarop en door wie de RMR voor haar financieel toezicht op Curaçao en Sint Maarten worden geadviseerd is geregeld in de Rijkswet financieel toezicht voor Curaçao en Sint Maarten (Rft). Voor het financieel toezicht op Aruba is dit geregeld in de Landsverordening Aruba financieel toezicht (LAft).
Vraag 7
Hoe zijn de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten in staat om hun autonomie te waarborgen als we kijken naar de enorme kwetsbaarheid van hun overheidsfinanciën? Hoe kunnen deze landen hun financiële weerbaarheid versterken? En als blijkt dat ze dat niet kunnen, wordt het dan niet eens tijd om het Statuut aan te passen? Zo nee, waarom niet? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
Antwoord
De verstrekte liquiditeitssteun stelt de landen in staat om op korte termijn te voldoen aan hun financiële verplichtingen. Afhankelijk van de duur van de crisis zal op de middellange en lange termijn aanvullende steun noodzakelijk zijn om de overheidsfinanciën van de landen op peil te houden en om de benodigde (economische) noodpakketten te financieren.
De RMR heeft besloten om aanvullende leningen afhankelijk te stellen van een pakket aan maatregelen gericht op structurele hervormingen onder meer op het gebied van de economie, de arbeidsmarkt, de kapitaalmarkt (financiële stelsels en het toezicht erop), het pensioenstelsel, het sociale zekerheidstelsel, het zorgstelsel, de overheidsorganisatie en het bestuur. Doel van het maatregelenpakket is dat de economieën en overheidsfinanciën van alle drie de landen sterker uit deze crisis zullen komen.
Of de maatregelen hun doel zullen bereiken, kan ik op voorhand niet verzekeren. De inzet is uiteraard van wel. In meer brede zin, is het daarnaast de bedoeling dat de landen later dit jaar besprekingen starten ter verkenning van de vraag of de bestaande verdeling van verantwoordelijkheden binnen het Koninkrijk nog voldoet. Dit gebeurt in het kader van de uitvoering van de motie Van Raak c.s. (Kamerstuk 35 099, nr. 23).
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen. De leden van de CDA-fractie ondersteunen van harte de inspanningen van de regering om de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk in deze bijzonder zware tijden financieel bij te staan. Zij onderschrijven dat er zowel vanuit een moreel – gelet op de eeuwenoude banden tussen de landen – als vanuit een juridisch perspectief – alleen al als we kijken naar artikel 36 van het Statuut – aanleiding is om deze steun te verlenen. Tegelijkertijd zijn deze leden van mening dat solidariteit zich altijd in een context van wederkerigheid afspeelt en zij zijn in dit opzicht zeer geïnteresseerd hoe de regering hiernaar kijkt, maar ook hoe wederkerigheid in de discussie met de landen aan de orde komt.
Vraag 1
De regering geeft aan tot besluitvorming te zijn gekomen mede op basis van de adviezen van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft) en het College Aruba financieel toezicht (CAft). Is de regering bereid deze adviezen aan de Kamer toe te zenden?
Antwoord
Nee. De adviezen van Cft zijn interne adviezen en worden daarom geen onderdeel gemaakt van het openbare debat met uw Kamer. Recent heeft uw Kamer de moties-Omtzigt (Tweede Kamer, 28 362, nrs. 25 en 26) aangenomen onder andere ten aanzien van het verstrekken van documenten in het licht van artikel 68 Grondwet. Het kabinet heeft deze moties in beraad, in afwachting van het spontane advies van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid. Na publicatie van dit advies zendt het kabinet uw Kamer een nadere kabinetsreactie.
Ik geef u uiteraard wel een weergave van de relevante overwegingen uit deze adviezen. Op verzoek van de RMR adviseert het Cft over de liquiditeitsbehoefte van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. In zijn adviezen gaat het Cft uit van eventuele liquiditeitssteun in de vorm van leningen, op basis van eerdere RMR-besluitvorming. Om de liquiditeitsbehoefte te kunnen bepalen beoordeelt het Cft of de liquiditeitsprognoses van de drie landen realistisch zijn én analyseert het Cft de steunpakketten van de drie landen.
Het Cft zet voor ieder land uiteen welke noodmaatregelen zijn opgenomen in het steunpakket en beoordeelt vervolgens de onderbouwing van de afzonderlijke maatregelen, de financiële omvang en de acute noodzaak. Ook houdt het Cft hierbij rekening met de potentiele ruimte die de landen binnen de eigen begroting kunnen vinden voor de dekking van de steunmaatregelen en de houdbaarheid van de schuldpositie. Het Cft adviseert daarom niet de volledige omvang van het door de landen verzochte steunpakket te verstrekken in de vorm van liquiditeitssteun. De liquiditeitsprognose en de maatregelen waarvan het Cft adviseert ze op te nemen in de liquiditeitssteun vormen gezamenlijk het advies voor de hoogte van de liquiditeitssteun.
Vraag 2
Het verlenen van financiële steun kan naar de mening van de leden van de CDA-fractie alleen als er sprake is van een heldere uitgangspositie. In de brief «Financiële ondersteuning Caribische landen in verband met COVID-19» van 16 april 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 18) constateert de Staatssecretaris: «Alle afspraken, adviezen en aanwijzingen zijn echter helaas niet of onvoldoende opgevolgd. Daardoor kwam er geen robuuste overheid tot stand er is er geen sprake van duurzaam houdbare overheidsfinanciën». Kan de regering per land op een rij zetten – hoe concreter, hoe beter – welke afspraken, adviezen en aanwijzingen niet of in onvoldoende mate opgevolgd zijn?
Antwoord
Sinds de start van de nieuwe staatkundige verhoudingen hebben verschillende instituties adviezen uitgebracht aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten om een structureel gezonde financiële huishouding te bereiken en een robuuste overheid te creëren. Voorbeelden zijn het Groeiakkoord Curaçao, de samenwerkingsprotocollen met Aruba, de aanwijzingen door de RMR maar ook rapporten van het IMF.
Curaçao en Sint Maarten worden reeds sinds 10-10-10 door het IMF geadviseerd structurele fiscale hervormingen door te voeren om de begrotingsdiscipline te verstevigen en de overheidsfinanciën houdbaar te maken. Beide landen dienen ingrijpende structurele hervormingen door te voeren die bijdragen aan een betere werking van de economie en het groeipotentieel verhogen, het gebrek aan uitvoeringskracht binnen het overheidsapparaat aan te pakken en de kwaliteit en beschikbaarheid van data verbeteren. Ook dienen zowel Curaçao als Sint Maarten strenger toezicht op de financiële sector te organiseren. De Caribbean Financial Action Task Force (CFATF) heeft Sint Maarten eind 2019 een officiële waarschuwing gegeven.
De RMR heeft in 2015 Sint Maarten en in 2019 Curaçao een aanwijzing gegeven. Sint Maarten slaagde er – mede als gevolg van de orkanen Irma en Maria – niet in om binnen de daartoe gestelde termijnen te voldoen aan de aanwijzing. Tegen de aanwijzing 2019 is door Curaçao kroonberoep ingesteld. De behandeling van het kroonberoep ter zitting heeft plaatsgevonden, waarna de Raad van State van het Koninkrijk (RvSK)een ontwerpbesluit heeft uitgebracht. Tegen dit ontwerpbesluit heb ik in januari 2020 bedenkingen ingediend. Ik ben in afwachting van een reactie van de RvSK hierop.
Met Aruba zijn sinds 2011 vier samenwerkingsprotocollen opgesteld waarbij het financieel-economisch beleid van het land Aruba centraal stond. In deze periode is meerdere malen duidelijk geworden dat de protocollen onvoldoende worden nageleefd, dat de staatsschuld niet daalt maar stijgt en dat het begrotingspad naar houdbare overheidsfinanciën steeds verder uit beeld raakt. In het meest recente protocol (Protocol van 21 november 2018) hebben Aruba en Nederland daarom afspraken gemaakt om het financieel toezicht voort te zetten en nieuwe normen voor de openbare financiën vast te stellen. Conform dit protocol zou Aruba toewerken naar een begrotingsoverschot van 0,5% in 2020 en 1% in 2021 en verder, implementeert Aruba een set aan begrotingsregels, verkleint het haar personeelsbudget en wordt de LAft uiterlijk 1 januari 2019 aangepast aan de normen in het Protocol 2018. De afspraken over het personeelsbudget en over de aanpassing van het LAft zijn niet nagekomen. In de RMR van 22 november 2019 zijn daarom aanvullende afspraken gemaakt over de Begroting 2020, de meerjarenbegroting en aanpassing van het LAft aan het Protocol 2018. De eerste signalen over de begroting 2020 waren gematigd positief tot de Covid19-crisis toesloeg.
Vraag 3
In de genoemde brief van 16 april jl. geeft de Staatssecretaris aan dat bij aanvullende financiële steun nadere voorwaarden aan de orde zullen zijn. De leden van de CDA-fractie ondersteunen deze lijn volledig, maar zouden graag willen weten of naast de genoemde voorwaarden op het vlak van economie, arbeidsmarkt, kapitaalmarkt, pensioenstelsel, sociale zekerheidsstelsel, zorgstelsel en overheidsorganisatie en bestuur ook de ontwikkeling van de rechtsstaat tot die voorwaarden zal behoren? Is de regering voornemens de motie-Van Raak c.s. inzake nadere invulling verantwoordelijkheden van de landen en van het Koninkrijk (Kamerstuk 35 099, nr. 23) te betrekken bij het formuleren van de nadere voorwaarden?
Antwoord
Welke voorwaarden precies zullen worden gekoppeld aan het verlenen van aanvullende financiële steun, is nog niet bepaald. Wel zal er steeds naar gestreefd worden de nadere voorwaarden in een rechtstreeks verband met de te verlenen financiële steun te plaatsen. Voor zover deze voorwaarden zien op de ontwikkeling van de rechtsstaat in de Caribische landen, zal deze ontwikkeling dus een relatie moeten hebben met het versterken van het financieel-economische bestuur in de landen.
Sommige voorwaarden die in het besluitvormingsproces over de verlening van aanvullende financiële steun aan de orde komen, zullen een raakvlak tonen met de problematiek van verantwoordelijkheidsverdeling die centraal staat in de motie Van Raak c.s. In eerste instantie is het echter niet de bedoeling van de regering om beide kwesties met elkaar te vermengen. De uitvoering van de motie Van Raak is een separaat proces, waarin een veel breder terrein wordt bestreken dan de financieel-economische focus die wordt aangebracht in het proces rond aanvullende steunverlening. Dit laat onverlet dat het wel dienstig kan zijn de nu gestarte gedachtevorming over de financieel-economische toekomst van de Caribische landen, na besluitvorming hierover, voort te zetten en mee te nemen in de gesprekken met de landen inzake de motie Van Raak.
Vraag 4
Is de regering bekend met het initiatief van de regering op Aruba om vergelijkbaar met de Balkenende-norm in Nederland te komen tot een beperking van (top)inkomens in de publieke sector op Aruba (de «Wever-Croes-norm»)? Is de regering bekend met soortgelijke initiatieven op Curaçao en Sint Maarten en gelden deze initiatieven ook voor de overheids-NV’s in de landen?
Antwoord
Ja, de regering is bekend met het voornemen van Aruba om tot een «Wever-Croes-norm» te komen om topinkomens in de publieke sector te beperken. Op Curaçao wordt momenteel gedacht aan een «Gijsbertha-norm». Een vergelijkbaar initiatief op Sint Maarten is ons niet bekend, maar het zou goed zou zijn als Sint Maarten hier ook actie op onderneemt.
Vraag 5
Kan de regering inzichtelijk maken welke financiële verplichtingen Nederland (nog) heeft ten aanzien van eerdere aan de voormalige Nederlandse Antillen toegekende schuldsanering?
Antwoord
Nederland heeft bij 10-10-10 € 1,6 miljard (2/3-deel) aan schuld kwijtgescholden. De schuldsanering van de voormalige Nederlandse Antillen heeft geleid tot een bijdrageconstructie van Hoofdstuk IV (Koninkrijksrelaties) aan Hoofdstuk IXA (Nationale Schuld) van de rijksbegroting in de periode 2010–2030. De Rijkshoofdboekhouding (RHB) maakt jaarlijks in december een overboeking van de rekening-courant van hoofdstuk IV naar de rekening-courant van hoofdstuk IXA. Voor 2020 bedraagt dit € 29 miljoen. Het totaal aan nog te verrekenen schuldsanering tot en met 2030 bedraagt € 278 miljoen.
Vraag 6
Kan de regering tevens inzichtelijk maken – per land – welke leningen op dit moment nog uitstaan en welke opbrengsten en/of risico’s die leningen met zich meebrengen?
Antwoord
De totaal uitstaande leningen bij Nederland per land en met de peildatum 30 april 2020 (incl. liquiditeitssteun 1e tranche 9 april) zijn als volgt:
– Curaçao: € 1,1 miljard (incl. € 88,5 miljoen liquiditeitssteun 9 april jl.).
– Sint Maarten: € 306 miljoen (incl. € 25 miljoen liquiditeitssteun 9 april jl.).
– Aruba: € 29 miljoen (incl. € 21 miljoen liquiditeitssteun 9 april jl.).
Het totaalbedrag aan bij Nederland uitstaande leningen komt daarmee op € 1,4 miljard. Dit is na de aflossing sinds 2010 van € 27 miljoen.
De door Curaçao en Sint Maarten nog te betalen rente en aflossingsverplichtingen voor de jaren 2020 en 2021 zijn becijferd op totaal circa € 105 miljoen voor Curaçao (€ 71 miljoen in 2020; € 34 miljoen in 2021) en € 45 miljoen voor Sint Maarten (€ 35 miljoen in 2020 en € 19 miljoen in 2021). We gaan ervan uit dat de landen hieraan voldoen.
Vraag 7
De leden van de CDA-fractie zijn bekend met eerdere adviezen van het IMF dat economieën die zich kenmerken als «eiland-economieën» die in hoge mate afhankelijk zijn van toerisme-inkomsten qua schuldquote een streefwaarde van circa 40% zouden moeten nastreven. Deelt de regering deze opvatting van het IMF? Wat is op dit moment per land de schuldquote?
Antwoord
Curaçao en Sint Maarten voldoen aan de rentelastnorm van 5% uit de Rft. De regering deelt evenwel de opvatting van het IMF. De schuldontwikkeling die door de historisch lage rentstanden beperkt terugkomt in de rentelasten, baart de regering al enige jaren zorgen. Ultimo 2019 bedroeg de schuldquote van Aruba 73% BBP, van Curaçao 54% BBP en van Sint Maarten 51% BBP1.
Gebleken is dat Curaçao en Sint Maarten niet of nauwelijks rekening houden met het aflossen van zogenaamde bullitleningen (aflossingsvrije leningen). Derhalve heeft het Cft geadviseerd om langlopende leningen zoveel mogelijk te verstrekken in de vorm sinking bonds zodat de schuld in tegenstelling tot de huidige praktijk automatisch wordt afgelost.
Met Aruba is met het Protocol van 21 november 2018 afgesproken dat Aruba streeft naar een schuldquote van 70% in 2027 en 50% in 2039.
De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de suppletoire begroting met betrekking tot de liquiditeitssteun aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten (hierna: de landen). Zij zijn verheugd te zien dat de regering financiële ondersteuning van de landen in verband met de gevolgen van de coronacrisis voortvarend heeft opgepakt. De gesloten grenzen en andere coronamaatregelen hebben een bijzonder grote impact op de economie van deze landen die sterk leunt op de toeristische sector, een sector die zich – naar het zich laat aanzien – wereldwijd pas na langere tijd zal herstellen. De liquiditeitssteun geeft de landen meer armslag om dat deel van de bevolking te helpen dat het zwaarst door de coronacrisis is getroffen. De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de uitwerking van de incidentele suppletoire begroting.
Vraag 1
In hoeverre verwacht de regering dat de landen in staat zullen zijn de verstrekte liquiditeitssteun terug te betalen, gelet op het feit dat er voor de coronacrisis in de landen nog geen sprake was van duurzaam houdbare overheidsfinanciën? In hoeverre verwacht de regering dat de landen met voorstellen kunnen komen die bijdragen aan het stabiliseren van de economie zolang de effecten van de coronacrisis aanhouden?
Antwoord
De verstrekte liquiditeitssteun stelt de landen in staat om op korte termijn te voldoen aan hun financiële verplichtingen en noodhulp te verstrekken.
De RMR heeft besloten om aanvullende leningen afhankelijk te stellen van een pakket aan maatregelen gericht op structurele hervormingen onder meer op het gebied van de economie, de arbeidsmarkt, de kapitaalmarkt (financiële stelsels en het toezicht erop), het pensioenstelsel, het sociale zekerheidstelsel, het zorgstelsel, de overheidsorganisatie en het bestuur. Doel van het maatregelenpakket is dat de economieën en overheidsfinanciën van alle drie de landen sterker uit deze crisis zullen komen zodat het economisch beeld op termijn structureel beter is waarbij de landen in het verlengde hiervan blijvend aan al hun financiële verplichtingen kunnen voldoen.
Vraag 2
De leden van de D66-fractie constateren dat normaal gesproken het hoogseizoen voor toerisme naar de landen tot en met mei doorloopt. In hoeverre heeft de regering bij het verstrekken van de liquiditeitssteun rekening gehouden met het stilvallen van de toeristische inkomsten in deze periode? Ook de zomervakantie kent een grote piek voor het toerisme wat betreft bezoekersaantallen op de landen. Is de regering derhalve bereid de periode voor het verstrekken van liquiditeitssteun aan de landen te verlengen tot en met eind augustus 2020?
Antwoord
De landen hebben hun liquiditeitsbehoefte in beeld gebracht voor de eerstvolgende maanden en daarbij rekening gehouden met de seizoensinvloeden. Het Cft heeft mede op basis van deze gegevens en die van de afgelopen jaren een analyse van liquiditeitsbehoefte gemaakt en de RMR geadviseerd. Op basis hiervan heeft de RMR liquiditeitssteun aan Curaçao en Aruba toegekend. Voor Sint Maarten was de liquiditeitssteun grotendeels gebaseerd op de analyse zoals die gemaakt is in 2019.
Op 1 mei jl. heeft de RMR besloten om Sint Maarten € 10 mln. liquiditeitssteun te geven voor de uitvoering van het noodpakket van Sint Maarten gedurende een halve maand. Tijdens dezelfde RMR is besloten om aan Aruba € 25 miljoen aan liquiditeitssteun te verstrekken voor de uitvoering van een loonsubsidieregeling gedurende een maand. De verstrekte liquiditeitssteun stelt de landen in staat om op korte termijn te voldoen aan hun financiële verplichtingen en de uitvoering van hun noodpakketten.
Afhankelijk van de duur van de crisis zal op de middellange en lange termijn aanvullende steun noodzakelijk zijn om de overheidsfinanciën van de landen op peil te houden en om de benodigde (economische) noodpakketten te financieren.
Voorzien is dat de RMR van 15 mei a.s. besluitvorming plaatsvindt over financiële ondersteuning tot en met juni en in de RMR van 3 juli a.s. over liquiditeitssteun tot en met september 2020.
Vraag 3
Kan de regering aangeven waarom zij bij het verstrekken van liquiditeitssteun aan Sint Maarten in verband met de coronacrisis, daarop een bedrag van 3 miljoen euro inhoudt vanwege door Nederland gemaakte kosten voor opvang van in Nederland verblijvende Sint Maartense gedetineerden na de orkaan Irma? Kan de regering aangeven waarom deze kwestie gekoppeld wordt aan de coronacrisis? Waarom is deze inhouding niet terug te vinden in de begrotingsstaat?
Antwoord
Nederland heeft in verband met de orkanen Irma en Maria tot 1 november 2018 de kosten voor het verblijf van de Sint Maartense gedetineerden in Nederland betaald. Conform afspraak met Sint Maarten zijn deze kosten per 1 november 2018 voor Sint Maarten. In de RMR van 14 februari 2020 heeft Sint Maarten reeds toestemming gegeven om, wanneer er liquiditeitssteun over 2019 wordt uitgekeerd, de openstaande detentiekosten voor in Nederland verblijvende Sint Maartense gedetineerden daarmee te voldoen. Deze afspraak is gehonoreerd bij het verstrekken van liquiditeitssteun aan Sint Maarten, maar dit doet niets af aan de hoogte van de nu verstrekte lening nu een deel van die lening is ingezet om de openstaande detentiekosten te betalen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint Maarten). Ter verduidelijking hebben deze leden nog enkele vragen.
Vraag 1
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de Rijksministerraad heeft aangegeven dat deze middelen vooral ten goede moeten komen aan dat deel van de bevolking dat het zwaarst getroffen wordt, bij wie de effecten van deze crisis het meest worden gevoeld en waar de nood het hoogst is. Op welke wijze wordt hier uitvoering aan gegeven door de landen?
Antwoord
De landen geven op dit moment met deze steun payroll subsidie en indirect aanvullingen op de onderstand. Daarnaast worden zoals ik uw Kamer eerder informeerde de middelen voor noodhulp (humanitaire hulp) voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten met tussenkomst van een internationale organisatie aan de bestaande hulporganisaties ter beschikking gesteld (Kamerstuk 35 420, nr. 25). Hierover heb ik inmiddels afspraken gemaakt met het Rode Kruis. Deze organisatie zal zorgen voor een goede verdeling van de middelen over de landen en de aanwezige hulpstructuren, op basis van uniforme, heldere en afrekenbare criteria, waardoor geborgd wordt dat de hulp ten goede komt aan dat deel van de bevolking dat het zwaarst getroffen wordt. Het Rode Kruis is in contact met de bestaande hulpstructuren op Aruba, Curaçao en Sint Maarten om de slagkracht van de operationele partners te versterken, zodat zij kunnen voorzien in de toegenomen vraag naar noodhulp.
Vraag 2
Deze leden zouden ook graag willen weten hoeveel mensen direct geholpen worden met de 16,5 miljoen euro voor humanitaire hulp aan de landen en de BES-eilanden die Nederland heeft toegezegd. Is een verhoging van deze bijdrage denkbaar en zo ja, onder welke voorwaarden?
Antwoord
Het doel is dat iedereen die afhankelijk is van voedselhulp direct geholpen kan worden. Er is ingeschat dat bij 45.000 mensen noodzaak is voor deze noodhulp gedurende de komende maanden. De verwachting is dat het beschikbare bedrag voldoende is voor deze scope en dat verhoging niet nodig is. In de komende periode blijf ik in contact met de eilanden om te bezien hoe dit traject verloopt in deze onzekere tijd.
Vraag 3
De leden van de PvdA-fractie constateren dat Aruba is verzocht om voor 1 mei a.s. een voorstel te doen voor loonsubsidie in combinatie met baanbehoud omdat hierdoor de gevolgen van de pandemie voor het bedrijfsleven en de werkgelegenheid beperkt kunnen worden. Dit voorstel zal vervolgens ter toetsing worden voorgelegd aan het CAft, waarna dit voorstel in aanmerking kan komen voor liquiditeitssteun vanuit Nederland in de vorm van een nader te bepalen aanvullende lening. In welke orde van grootte moet hierbij worden gedacht?
Antwoord
Tijdens de RMR van 1 mei jl. is besloten Aruba AWG 49,4 miljoen (€ 25 miljoen) extra liquiditeitssteun ter verstrekken voor de uitvoering van de loonsubsidieregeling voor een maand. Ook is in dezelfde RMR besloten om Sint Maarten van ANG 20 mln. (€ 10 miljoen) aan additionele liquiditeitssteun te voorzien voor een halve maand van mei zodat het land een aanvang kan maken met het uitvoeren van de maatregelen uit zijn steunpakket.
Vraag 4
De leden van de PvdA-fractie voorzien dat de omvang van de schuld voor de Caribische landen van het Koninkrijk tot onbeheersbare proporties dreigt toe te nemen. De schulden van de Caribische landen van het Koninkrijk in relatie tot het Koninkrijk der Nederlanden als geheel gelden als meer hanteerbare grootheden; gedacht kan worden aan circa 2% van het totale bbp van de vier landen. Wat betekent dit voor de kredietwaardigheid van de landen?
Antwoord
Ik ben van mening dat de schuld van één van de landen altijd bezien moet blijven worden tot het BBP van dat individuele land. Dit ter stimulering van op lange termijn houdbare overheidsfinanciën. Dit zou voor alle landen binnen het Koninkrijk het uitgangspunt moeten zijn. Het is op dit moment nog onduidelijk tot welke hoogte de schuld van de Caribische landen zal stijgen, onder andere omdat nog niet duidelijk is wanneer de economie van deze landen weer op gang zal komen. Daarnaast is dit afhankelijk van de beleidskeuzes die de landen maken. Beiden zullen van zeer grote invloed zijn op de schuld-ontwikkeling. Een hogere schuldquote van een land leidt normaliter tot een verslechterde kredietwaardigheid.
Vraag 5
De leden van de PvdA-fractie merken op dat als voorwaarde voor een liquiditeitslening voor Sint Maarten een verlaging van de salarissen en/of emolumenten van de politieke gezagdragers met 10% geldt. Op Aruba heeft de regering als maatregel om de uitgaven te verlagen uit eigen beweging de salariskosten van mei tot december verlaagd voor Statenleden, Ministers, adviseurs en directeuren van overheidsentiteiten met 20%. Overheidsbedrijven en hun directeuren moeten inleveren en de vergoeding aan de commissarissen van deze NV’s wordt (tijdelijk) met 20% gekort. Andere ambtenaren en werknemers van gesubsidieerde stichtingen en overheidsentiteiten leveren 12,6% in en hun gepensioneerde collega’s leveren 4,5% in. Is de regering van mening dat dit forse ingrepen zijn en dat de regering van Aruba hiermee laat zien zelf ook de noodzakelijke pijnlijke maatregelen te nemen om de gevolgen van de coronacrisis op te kunnen vangen? Vervult Aruba hiermee een voorbeeldfunctie? En is de voorwaarde die geldt voor Sint Maarten evenredig met de inspanning van Aruba? Wat zijn de gevolgen indien niet aan de voorwaarde wordt voldaan? Mochten de landen voldoen aan de voorwaarden die aan de liquiditeitssteun zijn gesteld, ligt dan een eventuele (deel)schenking nog in de rede? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De Statenleden en Ministers van Sint Maarten hebben in maart dit jaar het «solidariteitsinitiatief» ondertekend. Met ingang van 1 april 2020 is de netto bezoldiging van gezagsdragers met 10 procent verlaagd. Hiermee voldoet Sint Maarten aan de voorwaarde die de RMR vorig jaar had gesteld voor het verstrekken van de liquiditeitssteun 2019. De Rijksminsterraad heeft op 9 april jl. derhalve conform het advies van het Cft besloten tot het verstrekken van de liquiditeitssteun 2019 aan Sint Maarten ter invulling van de liquiditeitsbehoefte van het land. Inmiddels heeft Sint Maarten aanvullend besloten om 5% op de salarissen in te leveren voor een periode van 6 maanden. De regering heeft vorige week besloten haar eigen salaris verder te verlagen met 5% zodat de korting daarmee op 20% komt.
Aruba heeft ingezet op een verlaging van de salariskosten (inclusief vakantie-uitkering) van Statenleden en bewindspersonen die met de in de Staten aangekondigde 25% ambitieuzer lijkt te zijn dan de regeling op Sint Maarten terwijl de maandelijkse bezoldiging van Statenleden en Ministers op Sint Maarten hoger is dan op Aruba.
De RMR heeft het volle vertrouwen dat de landen aan de aan de leningen gestelde voorwaarden zullen voldoen. Mocht onverhoopt achteraf blijken dat dat niet het geval is, zal dat worden betrokken bij verdere besluitvorming in de RMR.
Vraag 6
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de maatregelen gelden voor drie maanden en zij achten de kans groot dat deze periode verlengd moet worden en er langer durende overbruggingsmaatregelen nodig worden geacht, zeker omdat de landen voor hun economie in grote mate afhankelijk zijn van het toerisme en deze sector zeer waarschijnlijk een van de laatste sectoren zal zijn die na verloop
van tijd zal herstellen. Welke aanvullende maatregelen en financiële leningen moeten worden verwacht? De mogelijkheid bestaat om de geboden leningen na de periode van twee jaar te herfinancieren en dan om te zetten in een sinking fund. Hoe realistisch is dit scenario? En welke mogelijke alternatieven zijn dan denkbaar?
Antwoord
De landen hebben liquiditeitssteun gekregen in de vorm van een tweejarige aflossingsvrije en renteloze lening. Hiermee worden de begrotingen van de landen ondersteund zonder dat er nu extra druk op de landen wordt gelegd.
Momenteel is niet duidelijk hoe lang de coronacrisis zal voortduren en in welke mate op de middellange en lange termijn aanvullende steun noodzakelijk zal zijn om de overheidsfinanciën van de landen op peil te houden en om de benodigde (economische) noodpakketten te financieren. En daarmee is eveneens nu nog niet besloten onder welke voorwaarden de RMR de aanvullende steun zal verlenen. Het advies van het Cft zal hierbij worden meegenomen. De eerstvolgende besluitvorming is momenteel voorzien op 15 mei a.s. voor de periode tot en met juni 2020 en op 3 juli a.s. voor de periode tot en met september 2020.
Vraag 7
Tot slot zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd of de regering van plan is een beroep te doen op het exceptioneel noodfonds voor Overzeese Landen en Gebieden van de Europese Unie, waartoe een resolutie is aangenomen in het Europees parlement, om de middelen die met dit wetsvoorstel beschikbaar komen te verhogen en of hier (ook) voorwaarden aan gesteld zullen worden.
Antwoord
Op 17 april jl. is door het Europees parlement een resolutie aangenomen waarin wordt opgeroepen tot een exceptioneel noodfonds voor Overzeese Landen en Gebieden. Een dergelijk noodfonds is echter (nog) niet in het leven geroepen, dus van een beroep hierop kan geen sprake zijn.
Kamerlid Diertens (D66) heeft tevens Kamervragen over dit noodfonds gesteld. Deze worden separaat beantwoord.