Vastgesteld 10 april 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 6 april 2020 voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij brief van 10 april 2020 zijn ze door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Rog
De adjunct-griffier van de commissie, Witzke
Vraag 1
Wat is op dit moment de verwachting van het gebruik van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland?
Antwoord 1
Naar grove schatting bedragen de uitgaven in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland 13 miljoen euro voor de eerste drie maanden. Dit is gebaseerd op de inschatting dat werkgevers gemiddeld voor ruim 35 procent van de werknemers gebruik maken van de regeling. Dit percentage is een gemiddelde. In sectoren gericht op toerisme is uitgegaan van veel meer aanvragen terwijl vanuit bijvoorbeeld de overheidssector geen aanvragen worden verwacht. De raming is met grote onzekerheid omgeven.
Vraag 2
Wat is de huidige stand van de werkloosheid in Caribisch Nederland en wat is de verwachting van de aanvraag van extra uitkeringen de komende tijd?
Antwoord 2
De werkloosheid wordt tweejaarlijks gemeten in het Arbeidskrachtenonderzoek van het CBS. Het CBS rapporteert in de publicatie «Trends in the Caribbean Netherlands» een werkloosheidspercentage van 4,3% op Sint Eustatius, gevolgd door ruim 3% op Bonaire en ruim 2% op Saba (cijfers 2018). Door het ontbreken van actuele werkloosheidscijfers is er beperkt zicht op de huidige stand van werkloosheid. Naar verwachting zullen 5.500 personen de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland aanvragen binnen de eerste 3 maanden. Deze inschatting is met grote onzekerheid omgeven.
Vraag 3
Wat is de reden om ervoor te kiezen bij de doorbetaling alleen uit te gaan van de hoogte van de subsidie, en niet het volledige loon?
Antwoord 3
De loondoorbetalingsverplichting in de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN is overeenkomstig de Wet ziekteverzekering BES, waar de systematiek van de tijdelijke subsidieregeling op aansluit. Het als subsidievoorwaarde opnemen van een loondoorbetalingsverplichting die verder gaat dan de hoogte van de subsidie, ligt – mede tegen de achtergrond van de crisissituatie – niet voor de hand.
Vraag 4
Aan welke voorwaarden moeten zelfstandig ondernemers voldoen om aanspraak te kunnen maken op de maximale subsidie van 80% van het minimumloon?
Antwoord 4
Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt het zelfstandig ondernemerschap getoetst. Dit houdt in dat de aanvrager normaal gesproken ten minste 24 uur per week aan zijn onderneming besteedt en dat hij alleen of samen met anderen de volledige zeggenschap in de onderneming heeft en het financiële risico ervan draagt. Tevens moet zowel de onderneming als de aanvrager in persoon in Caribisch Nederland gevestigd zijn en dient de onderneming vóór 13 maart 2020 te zijn ingeschreven bij een Kamer van Koophandel in Caribisch Nederland. De inkomenstoets houdt in dat het inkomen moet zijn teruggevallen tot minder dan $ 761 per maand op Bonaire, $ 919 per maand op Sint Eustatius en $ 907 per maand op Saba. Het inkomen wordt tot dat niveau aangevuld.
Vraag 5
Op hoeveel aanvragen is het budgettair beslag voor de maatregelen op Caribisch Nederland gebaseerd?
Antwoord 5
Naar grove schatting wordt voor 5.500 personen de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland aangevraagd. Deze inschatting is met grote onzekerheid omgeven.
Vraag 6
Wat zijn precies de voorwaarden voor een uitkering van een «gewezen werknemer» en vallen hier ook werkvormen tussen zelfstandig ondernemers en werknemers onder?
Antwoord 6
In de situatie dat een persoon werknemer was, maar vanwege het coronavirus geen werkgever meer heeft, kan hij een aanvraag doen voor de tijdelijke ondersteuning voor de gewezen werknemer. Het kan bijvoorbeeld gaan om personen die werkten op basis van een tijdelijk contract, of van wie het contract niet verlengd is vanwege de situatie rond het coronavirus.
Vraag 7
Hoeveel gewezen werknemers maken naar verwachting gebruik van de extra uitkering?
Antwoord 7
Het is op dit moment nog te vroeg om een inschatting te geven van het beroep dat gewezen werknemers op de Tijdelijke subsidieregeling loonderving en inkomensverlies doen. De financiële raming die is gehanteerd is gebaseerd op een totaal van de subsidie, zonder uitsplitsing naar de afzonderlijke doelgroepen.
Vraag 8
Hoe hoog is de gemiddelde eigen bijdrage bij gebruik van gastouderopvang?
Antwoord 8
Over het derde kwartaal van 2019 is de gemiddelde eigen bijdrage bij gebruik van gastouderopvang in totaal € 1,61 per uur. Hiervan heeft € 1,36 per uur betrekking op de eigen bijdrage tot de maximum uurprijs. Daarnaast betalen ouders gemiddeld € 0,25 per uur voor het gedeelte boven de maximum uurprijs. Deze € 0,25 betreft een gemiddelde over alle ouders, waaronder ook ouders die een uurprijs betalen tot aan de maximum uurprijs (voor die groep is het gedeelte boven de maximum uurprijs nihil).
De cijfers over de gemiddelde eigen bijdrage zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan de Belastingdienst doorgeven. Het is onduidelijk in hoeverre ouders een wijziging van de uurprijs altijd doorgeven en de uurprijzen dus volledig aansluiten bij de uurprijs die een kinderopvangorganisatie vraagt.
Vraag 9
Wat is het gemiddelde verschil tussen de maximum uurprijs en de werkelijke uurprijs bij gastouderopvang?
Antwoord 9
Over het derde kwartaal van 2019 ligt de gemiddelde door ouders opgegeven uurprijs in de gastouderopvang op € 6,09. Dat is € 0,06 lager dan de maximum uurprijs voor de gastouderopvang (€ 6,15 in 2019).
Vraag 10.
Wat is het gemiddelde verschil tussen de maximum uurprijs en de werkelijke uurprijs bij kinderopvangorganisaties?
Antwoord 10.
Over het derde kwartaal van 2019 ligt de gemiddelde door ouders opgegeven uurprijs in de kinderdagopvang op € 7,96. Dat is € 0,06 lager dan de maximum uurprijs voor de kinderdagopvang (€ 8,02 in 2019).
In de buitenschoolse opvang is de gemiddelde door ouders opgegeven uurprijs over het derde kwartaal van 2019 € 7,32. Dat is € 0,43 hoger dan de maximum uurprijs voor de buitenschoolse opvang (€ 6,89 in 2019).
Bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan de Belastingdienst doorgeven. Het is onduidelijk in hoeverre ouders een wijziging van de uurprijs altijd goed doorgeven en de genoemde uurprijzen dus volledig aansluiten bij de werkelijke uurprijs die een kinderopvangorganisatie vraagt.
Vraag 11
Klopt het dat gastouderbureaus of kinderopvangorganisaties geen beroep kunnen doen op de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) omdat door de gemaakte afspraken de omzet niet of nauwelijks daalt?
Antwoord 11
Op het moment dat een gastouderbureau of kinderopvangorganisatie aan de voorwaarden voor de NOW voldoet – zoals een daling van de omzet van ten minste 20% – dan kunnen ook deze organisaties een beroep doen op de NOW. Vanwege de genomen maatregelen in de kinderopvang – waarbij het uitgangspunt is dat ouders hun contracten niet wijzigen en de factuur blijven doorbetalen – is echter de verwachting dat dit niet vaak zal voorkomen.
Vraag 12
Hoe werkt de voorgestelde compensatie als een gastouder zich via een gastouderbureau laat verlonen?
Antwoord 12
De compensatieregeling wordt op dit moment vormgegeven. Zodra nadere vormgeving gereed is, zal de Kamer daarover geïnformeerd worden.
Vraag 13
Van welke noodmaatregelen kan gebruik worden gemaakt als een gastouder zich via een gastouderbureau laat verlonen?
Antwoord 13
Op dit moment wordt een compensatieregeling uitgewerkt waarbij ouders hun eigen bijdrage gecompenseerd krijgen. Ouders wordt gevraagd hun rekeningen door te blijven betalen. Dit moet eraan bijdragen dat gastouder en gastouderopvangbureau een groot deel van hun inkomsten behouden en aanspraak op noodmaatregelen niet nodig is.
Mocht de gastouder desondanks toch een groot omzetverlies lijden, dan zijn er mogelijk andere maatregelen waarvoor de gastouder voor in aanmerking zou kunnen komen, zoals – op het moment dat de gastouder niet meer in voldoende inkomen kan voorzien en het zzp-er betreft – de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) of de mogelijkheden tot het uitstel van het betalen van belasting.
Vraag 14
Wie moet het deel tussen de maximum uurprijs en de werkelijke uurprijs vergoeden bij een situatie waarbij een gastouder via een gastouderbureau normaal gezien diensten verricht?
Antwoord 14
Via de compensatieregeling wordt de eigen bijdrage vanuit de rijksoverheid tot de maximum uurprijs vergoed. Het gedeelte erboven wordt, conform de intentieverklaring van partijen uit de kinderopvangsector, binnen de sector opgevangen. Over de vormgeving hiervan wordt nog overlegd tussen sectorpartijen.
Vraag 15
Op welke manier kan de kinderopvangorganisatie of het gastouderbureau er achter komen wat per ouder de eigen bijdrage is?
Antwoord 15
Op dit moment wordt de compensatieregeling uitgewerkt. Daarbij wordt ook gekeken naar de wijze waarop ouders de eigen bijdrage vergoed krijgen.
Vraag 16
Wat is de huidige stand van zaken bij de voedselbanken?
Antwoord 16
Op dit moment zijn er 17 voedselbanken die tijdelijk hun werkwijze hebben veranderd en /of zijn gesloten. Er zijn 4 voedselbanken die een aanvraag hebben ingediend voor het calamiteitenfonds van Voedselbanken Nederland. Voedselbanken Nederland verwacht op dit moment dat het aantal voedselbanken met een tekort aan vrijwilligers dan wel voedselaanvoer, en hierdoor mogelijk een beroep moet doen op het calamiteitenfonds, niet toeneemt. Er zijn al vele lokale initiatieven ontplooid en er wordt uit verwachte en onverwachte hoek hulp geboden aan de voedselbanken.
Vraag 17
Wat is de reden dat er 4 miljoen euro beschikbaar is gesteld voor voedselbanken in plaats van de gevraagde 9 miljoen euro en is dat tot nu toe voldoende gebleken?
Antwoord 17
In haar brief aan de Tweede Kamer, gedateerd 16 maart 2020, spreekt Voedselbanken Nederland over een geschat benodigd bedrag van € 9 miljoen. In de door Voedselbanken Nederland bij SZW ingediende subsidieaanvraag wordt het benodigde bedrag echter geraamd op € 10 miljoen, waarbij de omvang van de eigen middelen en verwachte donaties wordt ingeschat op circa € 6 miljoen. Het toegekende subsidiebedrag van € 6 miljoen euro is conform het door Voedselbanken Nederland aangevraagde bedrag.
Vraag 18
Is al bekend hoe de compensatie in de praktijk wordt uitgevoerd, nu de sluiting van de (reguliere) kinderopvang is verlengd tot in ieder geval 28 april en de eigen bijdrage tot en met die datum dient te worden vergoed? Wordt de compensatie overgemaakt aan de kinderopvangorganisaties die deze vervolgens overmaken aan ouders (zoals aangegeven in intentieverklaring van 20 maart 2020)?
Antwoord 18
Vanwege de verlenging van de maatregelen zal de compensatieregeling in ieder geval lopen tot en met 28 april. Op dit moment wordt er hard gewerkt aan de vormgeving van de compensatieregeling. Zodra nadere vormgeving gereed is, zal de Kamer daarover geïnformeerd worden.
Vraag 19
Hoe gaat u met de voorjaarsvakantie om terzake kinderopvang en de regeling voor vergoeding eigen bijdrage tot en met 28 april, gezien het feit dat de scholen tot en met 28 april dichtgaan en het dan meivakantie is en de scholen dus ook dicht zijn, maar normaalgesproken het dan nog steeds mogelijk is kinderen naar de kinderopvang te brengen als men zelf werkt? Wordt aanvullend ook de voorjaarsvakantie daarbij betrokken?
Antwoord 19
De compensatieregeling geldt op dit moment tot 28 april, omdat de maatregelen tot dat moment in elk geval van kracht zijn. Indien de sluiting van de kinderopvang verlengd wordt, bijvoorbeeld tot en met de meivakantie, dan kan ook de compensatiemaatregel met enkele weken verlengd worden.
Vraag 20
Kunnen de uitvoeringsorganisaties de vraag naar economische ondersteuning ten aanzien van Caribisch Nederland aan?
Antwoord 20
De Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN wordt uitgevoerd door de RCN-unit SZW, die onderdeel is van het departement. De RCN-unit SZW heeft bij de totstandkoming van de regeling aangegeven deze uitvoerbaar te achten. De unit SZW rapporteert wekelijks aan het departement middels een logboek. Er vindt in de opstartfase dagelijkse afstemming plaats over de interpretatie van de regels.
Vraag 21
Welke maatregelen worden, naast economische maatregelen, ten aanzien van Caribisch Nederland genomen om de medische voorzieningen op peil te brengen?
Antwoord 21
Voor het antwoord op deze vraag zij verwezen naar de door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mede namens onder meer de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzonden brief d.d. 7 april 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 12 inzake «Maatregelen Caribische delen van het Koninkrijk i.v.m. Covid-19»).
Vraag 22
Op welke wijze wordt, ten aanzien van Caribisch Nederland, voorkomen dat er op grote schaal fraude wordt gepleegd?
Antwoord 22
De urgentie van de maatregel dwingt de RCN-unit SZW bij de uitvoering van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN tot een marginale toetsing van de aanvragen. Een sluitende controle van alle relevante gegevens vooraf is niet haalbaar. Er wordt gekozen voor steekproefsgewijze controle achteraf. Deze steekproef zal niet geheel aselect zijn; de unit zal op basis van ervaringsgegevens en de strekking van de aanvraag een risico-inschatting maken.
Indien tijdens of bij het vaststellen van de subsidie sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit, dan heeft de RCN-unit SZW de mogelijkheid om aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie (OM). Het OM kan vervolgens een strafrechtelijk onderzoek instellen en overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Hierover heeft afstemming plaats gevonden met het Openbaar Ministerie, opdat gevallen van misbruik daadwerkelijk en op korte termijn worden aangepakt.
Vraag 23
Hoeveel kinderen van ouders, die geen kinderopvangtoeslag ontvangen, gaan er naar de peuterspeelzaal?
Antwoord 23
Uit de monitor voorschoolse voorzieningen1 blijkt dat circa 50 duizend peuters zonder kinderopvangtoeslag gebruik maken van een voorschoolse voorziening. Dit is inclusief voorschoolse educatie.
Vraag 24.
Hoeveel zou het kosten als ouders, die geen kinderopvangtoeslag krijgen maar het kind wel naar de peuterspeelzaal gaat, de eigen bijdrage terug zouden krijgen vanuit de Subsidie compensatie eigen bijdrage kinderopvang?
Antwoord 24
Gemeenten gaan de eigen bijdrage compenseren voor de kinderen die een gesubsidieerd aanbod krijgen vanuit de gemeenten. Gemeenten krijgen hiervoor vanuit de rijksoverheid compensatie van circa 3 miljoen euro per maand. Dit betreft de compensatie voor voorschoolse educatie, kortdurende peuteropvang (voor het deel dat niet onder de kinderopvangtoeslag valt) en voor het aanbod vanuit de Sociaal Medische Indicatie (SMI). Dit laatste betreft niet enkel peuters, maar kan ook kinderen van 0–12 jaar betreffen.
Vraag 25
Wat is het budgettair beslag van het schrappen van respectievelijk de vermogenstoets op huishoudniveau, de inkomenstoets op huishoudniveau en de kostendelersnorm, voor reguliere bijstandsgerechtigden?
Antwoord 25
Door het loslaten van de partner- en vermogenstoets zal een grote groep mensen een beroep kunnen doen op de bijstand voor wie de bijstand niet is bedoeld. Een dergelijke verruiming van de instroom ligt daarom niet voor de hand. De bijstand is een vangnetregeling om te voorkomen dat mensen onder het sociaal minimum komen. Onder de extra instroom als gevolg van de versoepeling zullen niet alleen mensen vallen die hun inkomen zijn kwijtgeraakt door de coronacrisis, maar vooral mensen die voor de coronacrisis (bewust) geen inkomen hadden, zoals huismannen/-vrouwen en vermogenden en waarvan het inkomen en vermogen van het gezamenlijke huishouden hen geen recht op bijstand geeft. Daarnaast zullen ook de uitgaven aan het huidige bijstandsbestand stijgen, doordat per huishouden slechts het inkomen van één persoon wordt meegeteld. De budgettaire gevolgen van het afschaffen van de partner- en vermogenstoets en de kostendelersnorm kunnen naar verwachting oplopen tot vele miljarden per jaar.
Vraag 26
Wat zou het budgettair beslag zijn als de volgende groepen ook toegang krijgen tot de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), dus een individueel recht op inkomensondersteuning gedurende drie maanden zonder middelentoets op huishoudniveau, als zij inkomen uit werk verliezen ten opzichte van het gemiddelde inkomen in de periode januari-februari, en minder verdienen dan het sociaal minimum:
1) Uitzendkrachten fase A (Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU)) of 1–2 (Nederlandse Bond Van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU));
2) detacheringsovereenkomst fase A of B, 1–3;
3) werknemers met een nulurencontract die minder dan een half jaar in dienst zijn;
4) werknemers met een arbeidscontract voor bepaalde tijd dat niet wordt verlengd;
5) mensen die tijdens hun proeftijd worden ontslagen;
6) mensen die via een pay-roll constructie werken;
7) mensen die via «contracting» werken;
8) platformwerkers?
Antwoord 26
De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is geen individueel recht. Het is een ondersteuning op huishoudniveau, waarbij slechts het inkomen van één persoon wordt meegenomen. De Tozo wordt gebaseerd op artikel 78f van de Participatiewet. Dit artikel geeft de mogelijkheid om voor de bijstandsverlening aan zelfstandigen afwijkende regels te stellen. Er is dus geen ruimte de Tozo te verbreden en open te stellen voor werknemers. Verder is het doel van de Tozo om ondernemers overeind te houden. Dit rechtvaardigt een andere behandeling dan bovengenoemde groepen.
Verder is relevant dat het bij een aantal van de bovenstaande groepen gaat om WW-verzekerde werknemers. Een groot deel van hen kan bij werkloosheid aanspraak maken op de WW. Voor zover zij dit niet kunnen, betreft het vaak banen waarin weinig weken gewerkt zijn. Daardoor voldoen zij niet aan de eis voor de WW dat 26 van de laatste 36 weken gewerkt is. Een substantieel deel van deze groep zou ook niet voldoen aan urernnorm van de Tozo, die veronderstelt dat mensen op jaar basis ten minste 1.225 uur gewerkt hebben.
Het is ook niet mogelijk dit via de reguliere bijstand te bewerkstelligen, omdat het niet uitvoerbaar is om een uitzondering in te voeren voor mensen die werkloos zijn geworden als gevolg van de uitbraak van het Coronavirus. Zoals in het antwoord op vraag 25 is aangegeven gaat het volledig loslaten van de partner- en vermogenstoets in de reguliere bijstand gepaard met grote budgettaire gevolgen.
Vraag 27
Hoeveel rechten in de Werkloosheidswet (WW) hebben mensen met tijdelijke contracten over het algemeen opgebouwd? Hoe groot is de groep mensen zonder opgebouwde WW-rechten?
Antwoord 27
Hoe lang het recht op een WW-uitkering gemiddeld is, is niet te zeggen. De minimale duur van een WW-uitkering is drie maanden. Op basis van data uit de enquête beroepsbevolking is ons beeld dat het grootste deel van de mensen met een flexibel contract (w.o. tijdelijk, oproep- of uitzendcontract) recht heeft op WW. 69% geeft namelijk zelf aan meer dan zes maanden voor de huidige werkgever te werken. Dit zou betekenen dat deze groep voldoet aan de referte-eis van de WW, namelijk dat iemand meer dan 26 van de laatste 36 weken gewerkt heeft. Van de 31% die minder dan zes maanden bij de huidige werkgever werkt, zal een deel nog steeds in aanmerking komen voor de WW omdat bij een vorige werkgever WW is opgebouwd. Voldoet men ook aan de overige vereisten, dan is er recht op WW.
Vraag 28
Wat is het budgettair beslag indien de WW-rechten van iedereen die nu werkloos is of geraakt in de periode april of mei worden verlengd met drie maanden en dit wordt bekostigd uit de algemene middelen?
Antwoord 28
Op deze korte termijn kan enkel een grove inschatting gegeven worden. Het verlengen van de maximale duur van de WW met 3 maanden voor iedereen die nu werkloos is of wordt in de komende maanden kost naar verwachting circa € 450 miljoen. Het verlengen van de WW zou overigens uitvoeringsproblematiek met zich mee brengen. Het is zeer de vraag of dat geautomatiseerd zou kunnen en er ontstaat rechtsongelijkheid tussen mensen van wie het WW-recht voor de coronacrisis afliep en mensen van wie het WW-recht tijdens de coronacrisis afliep.
Vraag 29
Op basis van welke argumenten en berekeningen is gekozen voor een bedrag van 4 miljoen euro aan extra subsidie aan de Vereniging Voedselbanken Nederland?
Antwoord 29
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 30
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Bromet (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 21) in het licht van de coronacrisis?
Antwoord 30
Daartoe opgeroepen door de motie Bromet zijn LNV en SZW met Voedselbanken Nederland in gesprek gegaan over de toekomstontwikkelingen die de voedselbanken voor ogen hebben. Voedselbanken Nederland werkt een Plan van Aanpak uit voor de uitvoering van de ambities voor de toekomst waarin zij aangeven welke ondersteuning vanuit diverse stakeholders, waaronder overheden, volgens hen gewenst is. Op basis van dit plan zou vervolgoverleg plaatsvinden. Omdat Voedselbanken Nederland momenteel prioriteit moet geven aan het opvangen van de gevolgen van de coronacrisis, heeft de uitwerking van het Plan van Aanpak vertraging opgelopen.
Vraag 31
Wat gaat u doen om problemen weg te nemen bij ondernemers die niet weten waar ze wel en geen gebruik van kunnen maken bij de gepresenteerde tegemoetkomingen vanuit het noodpakket en bij moeilijkheden bij het aanvragen van informatie en overbelaste websites en afwijzingen zonder mogelijkheid tot een second opinion? Is daar binnen deze Tweede incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie rekening mee gehouden?
Antwoord 31
Via de websites van rijksoverheid, gemeenten en het UWV worden ondernemers zo goed mogelijk geïnformeerd over hun mogelijkheden om tegemoetkomingen aan te vragen. Er wordt hard gewerkt om de verschillende regelingen zo inzichtelijk mogelijk te presenteren. Specifiek voor de Tozo is de beslisboom krijgiktozo.nl ontwikkeld, die ondernemers aan de hand van enkele vragen een inschatting geeft of zij voor de Tozo in aanmerking komen.
Daarnaast kunnen vragen uiteraard gesteld worden aan de instanties die de uitvoering voor hun rekening nemen en is telefonisch contact of via email mogelijk met UWV en gemeenten.
Vraag 32
Voor welke periode zijn de 450 miljoen euro uitvoeringskosten NOW?
Antwoord 32
De uitvoeringskosten worden zoals aangegeven in de brief van 31 maart gereserveerd voor drie jaar (Kamerstuk 35 420, nr. 8). Het betreft de periode 2020–2022.
Vraag 33
Is de verwachting dat bij verlenging van het NOW-pakket ook de uitvoeringskosten zullen toenemen? Zo ja, om hoeveel geld gaat dit per uitvoeringsmaand?
Antwoord 33
Bij verlenging van het NOW-pakket zullen ook de uitvoeringskosten toenemen. Met hoeveel hangt onder meer af van de duur van de verlening en de mate van gebruik van de regeling.
Vraag 34
Kunt u de 450 miljoen euro uitsplitsen voor de verschillende organisaties betrokken bij de uitvoering?
Antwoord 34
De uitvoeringskosten zijn bedoeld voor de werkzaamheden van UWV en SZW. Een nadere uitsplitsing kan op dit moment nog niet worden gegeven.
Vraag 35
Is er in het aanvullende bedrag van 175 miljoen euro eigen bijdrage rekening gehouden met ouders met een cruciaal beroep die meer dan anders gebruiken maken van de opvang?
Antwoord 35
Ja, hier is rekening mee gehouden. Ouders worden gevraagd de reguliere factuur aan de kinderopvang volledig te blijven betalen. Daarbij loopt de kinderopvangtoeslag door en wordt de eigen bijdrage grosso modo gecompenseerd. Het gebruik in het kader van noodopvang door ouders met een cruciaal beroep, waarvoor ouders niet hoeven te betalen, ligt lager dan het normale gebruik. De kosten voor de noodopvang kan daarom uit de betaling van de normale facturen kan worden gedekt. Brancheorganisaties geven aan dat momenteel ongeveer 10% van het reguliere klantenbestand gebruik maakt van de noodopvang.
Vraag 36
Kunt u aangeven hoeveel procent van de kinderen wordt opgevangen tegen een hoger dan wettelijk tarief?
Antwoord 36
In onderstaande tabel is per opvangsoort het percentage van het totaal aantal kinderen weergegeven, dat gebruikmaakt van kinderopvang tegen een tarief hoger dan de wettelijke maximum uurprijs. De cijfers zijn gebaseerd op het derde kwartaal van 2019.
Percentage kinderen met opvang tegen een tarief boven de maximum uurprijs |
|
---|---|
Kinderdagopvang |
42% |
Buitenschoolse opvang |
80% |
Gastouderopvang |
35% |
De maximumuurprijs lag in 2019 op € 8,02 in de kinderdagopvang, € 6,89 in de buitenschoolse opvang en € 6,15 in de gastouderopvang.
De percentages zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan de Belastingdienst doorgeven. Het is onduidelijk in hoeverre ouders een wijziging van de uurprijs altijd doorgeven en de uurprijzen dus volledig aansluiten bij de uurprijs die een kinderopvangorganisatie vraagt.
Vraag 37
Welk gemiddeld en mediaan bedrag wordt er betaald boven de grens van het maximum tarief?
Antwoord 37
In de beantwoording van deze vraag is alleen gekeken naar kinderen die kinderopvang afnemen tegen een uurtarief dat boven de maximum uurprijs ligt.
Het gemiddeld en mediaan bedrag dat wordt betaald boven de grens van het maximum tarief (ofwel, de maximum uurprijs) is per opvangsoort weergegeven in onderstaande tabel. Daarnaast is de maximum uurprijs weergegeven. De cijfers zijn gebaseerd op het derde kwartaal van 2019.
Maximum uurprijs (2019) |
Gemiddeld bedrag boven maximum uurprijs |
Mediaan bedrag boven de maximum uurprijs |
|
---|---|---|---|
Kinderdagopvang |
€ 8,02 |
€ 0,43 |
€ 0,31 |
Buitenschoolse opvang |
€ 6,89 |
€ 0,69 |
€ 0,56 |
Gastouderopvang |
€ 6,15 |
€ 0,84 |
€ 0,40 |
De cijfers in de tabel zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan de Belastingdienst doorgeven. Het is onduidelijk in hoeverre ouders een wijziging van de uurprijs altijd goed doorgeven en de genoemde uurprijzen dus volledig aansluiten bij de werkelijke uurprijs die een kinderopvangorganisatie vraagt.
Vraag 38
Welke maatregelen worden er genomen om mensen (waaronder flexwerkers, mensen met een nulurencontract, werknemers in vast en tijdelijk dienstverband) die tussen 1 maart en 17 maart jongstleden aantoonbaar op basis van de coronacrisis zijn ontslagen, maar door de huidige systematiek geen recht hebben op de bijstand en door de zogenaamde wekeneis geen recht hebben op WW maar door de coronacrisis wel in financiële problemen zijn gekomen, tegemoet te komen? Is daar binnen deze Tweede incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie rekening mee gehouden?
Antwoord 38
De NOW-regeling is ook van toepassing op de loonkosten voor werknemers waarvoor de werkgever geen loondoorbetalingsplicht heeft. Denk bijvoorbeeld aan werknemers met een oproepcontract of een flexibel contract, mits zij in dienst blijven gedurende de aanvraagperiode. Werkgevers kunnen dus ook werknemers met flexibele contracten met behulp van de tegemoetkoming in de loonkosten in dienst houden. Ditzelfde geldt voor uitzendbureaus die uitzendkrachten in dienst hebben en houden. Het kabinet doet dan ook nadrukkelijk een oproep aan bedrijven om deze mensen in dienst te houden.
Voor wie toch werkloos wordt, is er eerst het reguliere vangnet van de WW. Ons beeld is dat een groot deel van de groep met een flexcontract hiervoor in aanmerking komt: 69% van de mensen met een flexcontract (uitzend, oproep, tijdelijk) geeft aan meer dan zes maanden bij de huidige werkgever te werken. Dit zou betekenen dat deze groep voldoet aan de referte-eis van de WW, namelijk dat iemand meer dan 26 van de laatste 36 weken gewerkt heeft. Van de 31% die minder dan zes maanden bij de huidige werkgever werkt, zal een deel nog steeds in aanmerking komen voor de WW omdat bij een vorige werkgever WW is opgebouwd. De groep die niet in aanmerking komt voor de WW, komt mogelijk in aanmerking voor de bijstand. De bijstand is een vangnet om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Bij een aanvraag wordt getoetst of iemand andere middelen van bestaan heeft, bijvoorbeeld door het inkomen van een partner of door het bezit van een huis. Voor iemand die geen recht heeft op bijstand, zijn er dus andere wegen om in het levensonderhoud te voorzien.
Vraag 39
Kunt u een overzicht geven van voedselbanken die niet meer al hun klanten kunnen bedienen?
Vraag 40
Wilt u de Kamer op de hoogte houden indien er de komende maanden voedselbanken zijn die niet meer al hun klanten kunnen bedienen en zo ja, welke?
Antwoord 39 en 40
Het Actieteam voedselbanken monitort de situatie in het land doorlopend. Voedselbanken Nederland geeft op de website een overzicht van de stand van zaken. Dat is te vinden op https://www.voedselbankennederland.nl/corona-voor-klanten-van-de-voedselbank/.
Vraag 41
Waarom krijgt de Stichting Voedselbanken Nederland een incidenteel bedrag, terwijl de verwachting is dat het aantal bezoekers van de voedselbanken door deze crisis helaas zal oplopen?
Antwoord 41
De voedselbanken in Nederland zijn onafhankelijke organisaties en zijn zelf verantwoordelijk voor hun financiering. Zij werken op basis van financiële ondersteuning door bedrijven, organisaties, privé personen en gemeenten. Op dit moment is er geen aanleiding voor ondersteuning anders dan op dit moment gegeven wordt vanuit het actieteam voedselbanken en via de incidentele vangnetsubsidie.
Vraag 42
Welke mogelijkheden zijn er om voedselbanken, zeker in deze tijd, altijd bevoorraad te houden en structureel van geld te voorzien?
Antwoord 42
Om ook in de toekomst ondersteuning vanuit de voedselbanken te kunnen continueren is het belangrijk dat de bestaande infrastructuur van de voedselbanken in stand blijft. Het Actieteam voedselbanken – gevormd in reactie op de problemen bij de voedselbanken als gevolg van het coronavirus door de Ministeries van SZW en LNV, VNG en Voedselbanken Nederland – hanteert daarom het uitgangspunt dat de voedselbanken zoveel mogelijk proberen lokaal met gemeenten en lokale partijen een oplossing te zoeken. Gemeenten zijn opgeroepen hierbij te ondersteunen. Ook het Actieteam kan helpen knelpunten op te lossen. Pas als deze steun niet afdoende blijkt, kunnen voedselbanken een beroep doen op het calamiteitenfonds van Voedselbanken Nederland. Ook wanneer voedselbanken noodsteun krijgen uit het calamiteitenfonds wordt doorgewerkt aan het vinden van lokale oplossingen. Het fonds wordt gevuld met middelen van Voedselbanken Nederland zelf en uit donaties. De noodsteun van het kabinet via een incidentele subsidie van € 4 miljoen euro dient als vangnet voor als de middelen uit het fonds niet toereikend zijn. Naast financiële steun wordt door tal van organisaties, lokaal en landelijk, ook op andere wijze ondersteuning aangeboden aan de voedselbanken. Met inzet van vrijwilligers, aanbod van voedsel en inzet van defensiemedewerkers worden voedselbanken geholpen hun belangrijke functie te blijven vervullen.