Ontvangen 25 juni 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 432a, vierde lid, «een week» vervangen door «twee weken».
B
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel IA
Onze Minister voor Rechtsbescherming zendt in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
A
De termijn in het voorgestelde artikel 432a, vierde lid, Burgerlijk Wetboek waarop de beschermingsbewindvoerder de gemeente moet informeren dat zij advies mag uitbrengen, wordt verlengd van een week naar twee weken. Daarmee valt de termijn beter samen met de aanvraag voor bijzondere bijstand door de beschermingsbewindvoerder bij de gemeente. Een dergelijke verlenging doet niet af aan de bedoeling van de verplichting: (1) de gemeente weet op deze manier in welke gevallen zij advies mag uitbrengen en (2) de gemeente krijgt de gelegenheid na te gaan of de beschermingsbewindvoerder voldoet aan de verplichting om de boedelbeschrijving en het plan van aanpak drie maanden na de instelling van het bewind aan de gemeente te sturen. Terwijl aan de bedoeling van de verplichting dus nog steeds recht wordt gedaan, vormt verlenging van de termijn een wezenlijke verbetering voor beschermingsbewindvoerders. De verenigingen van bewindvoerders BPBI, NBPB, NBBI en VeWeVe hebben bij brief van 20 april 2020 om deze verlenging verzocht.
B
Tijdens het bestuurlijk overleg op 4 maart 2020 tussen de Minister voor Rechtsbescherming, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW), de Raad voor de rechtspraak, de VNG en verenigingen van beschermingsbewindvoerders, is afgesproken dat de Staatssecretaris van SZW de effecten van de maatregelen voor gemeenten en mensen met een schuldenbewind na verloop van tijd zal monitoren. Dit wordt in het wetsvoorstel vastgelegd door een artikel toe te voegen dat regelt dat het wetsvoorstel vijf jaar na inwerkingtreding zal worden geëvalueerd. Daarbij zal met name worden gekeken naar de doeltreffendheid en effecten van de wet in de praktijk.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker