Kamerstuk 35405-3

Begrotingstoelichting bij de Raming der voor de Tweede Kamer in 2021 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Dossier: Raming der voor de Tweede Kamer in 2021 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Gepubliceerd: 4 maart 2020
Indiener(s): Khadija Arib (PvdA)
Onderwerpen: begroting bestuur financiƫn parlement
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35405-3.html
ID: 35405-3

Nr. 3 BEGROTINGSTOELICHTING (UITGAVEN EN ONTVANGSTEN)

1. Algemeen

a. Algemene uitgangspunten

Tussen de Eerste en Tweede Kamer en de regering zijn afspraken gemaakt over het financieel beheer (bijlage bij Kamerstuk 29 833, nr. 17).

Afwijking door de regering in de ontwerp Rijksbegroting van de door de beide Kamers opgestelde Ramingen kan in beginsel niet aan de orde zijn, tenzij hiervoor een evident zwaarwegende reden bestaat.

Voorafgaand aan het vastleggen van deze afspraken is het begrip «evident zwaarwegende reden» nader toegelicht door de Minister van Financiën tijdens de behandeling van de wijziging van de Comptabiliteitswet in de Eerste Kamer (Kamerstuk 29 833, C):

«In het licht van het met de Tweede Kamer gevoerde plenaire debat over het onderhavige wetsvoorstel heeft het kabinet besloten om algemene efficiencytaakstellingen voortaan niet meer door te vertalen naar de begrotingen van de beide kamers. De aangehaalde, eerdere opmerking van de regering waaraan wordt gerefereerd, moet thans zo worden geïnterpreteerd dat zowel een toets op passendheid in het budgettaire beleid als een toets op doelmatigheid, waarbij ook naar de kostenonderbouwing wordt gekeken, slechts op zeer marginale wijze zullen plaatsvinden.»

Uitgangspunt daarbij is dat de Eerste en Tweede Kamer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het financiële beheer en dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich strikt beperkt tot de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2016.

Controle achteraf is daarbij een instrument om te beoordelen of beide Kamers bij hun financieel beheer binnen de grenzen blijven die de Comptabiliteitswet stelt. Daartoe worden de administraties van beide Kamers jaarlijks gecontroleerd door de Auditdienst Rijk en vindt periodiek overleg plaats met deze dienst.

b. Financiële uitgangspunten

Het uitgangspunt voor de Raming 2021 is het meerjarencijfer voor dat jaar zoals opgenomen in hoofdstuk IIA van de Rijksbegroting voor 2020 met betrekking tot de bovengenoemde artikelen (Kamerstuk 35 000 IIA).

De mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2020 hebben betrekking op het jaar 2020 (en op de jaren na 2020).

De afronding van de Rijksbegroting is later dan de behandeling van de Raming in de Kamer. Uit deze afronding kunnen nog generieke mutaties voor de Raming voortvloeien, die vanzelfsprekend nog niet zijn verwerkt.

c. Opbouw

De Raming van de uitgaven en ontvangsten van de Tweede Kamer keert terug in drie artikelen van

hoofdstuk IIA (Staten-Generaal) van de Rijksbegroting:

  • artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer

  • artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

    Mede-wetgeving en controle van de regering zijn de kerntaken van de Kamer. Onder dit artikel vallen alle apparaatsuitgaven ofwel alle kosten van de ambtelijke organisatie en van de fractieorganisaties, de uitgaven voor onderzoek en kennisverkrijging, de kosten van publicaties, de reiskosten van commissiedelegaties naar het buitenland, alsmede de bijdrage van de Tweede Kamer aan de kosten van ProDemos.

  • artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

    Onder dit artikel vallen alle uitgaven ten behoeve van de deelname van de gemengde delegaties uit beide Kamers naar de interparlementaire organen.

Bij elk artikel zullen de algemene doelstelling, de geraamde uitgaven en ontvangsten alsmede enkele kengetallen worden gepresenteerd. In een afzonderlijke bijlage, de Staat van de Kamer 2019, zijn prestatiegegevens over 2019 opgenomen.

De meer specifieke doelstellingen en bedrijfsvoeringsaspecten zijn niet per artikel in deze toelichting opgenomen, maar alle vermeld in de uitvoerige begeleidende brief (nr. 1).

In de budgetverdelingstabellen wordt geen onderscheid gemaakt tussen reeds aangegane verplichtingen en vrije beleidsruimte. Bij de Tweede Kamer zijn de verschillende budgetten te beschouwen als apparaatskosten en is de vrij beïnvloedbare ruimte beperkt.

Vanwege de bijzondere positie van de Staten-Generaal wijkt deze presentatie op deze punten af van de in de Rijksbegrotingvoorschriften (Rbv) voorgeschreven sjablonen en richtlijnen.

2. Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer

Onder dit artikel worden rechtspositionele uitgaven aan leden en oud-leden van de Tweede Kamer, alsmede hun nagelaten betrekkingen.

De Tweede Kamer draagt ingevolge de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer (Stb. 1997, nr. 250), de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Stb. 1969, nr. 594) en de Wet schadeloosstelling leden Europees parlement (Stb. 1979, nr. 379) zorg voor de uitgaven ten behoeve van:

  • schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1);

  • de reis- en overige kostenvergoedingen van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1);

  • de wachtgelden van oud-leden van de Tweede Kamer (artikel 2.2);

  • de pensioenen van oud-leden van de Tweede Kamer en hun nabestaanden (artikel 2.2);

Het betreft de volgende aantallen gerechtigden voor de pensioenen en wachtgelden:

Tabel 1: aantallen gerechtigden pensioenen en wachtgelden oud-leden

Aantallen deelgerechtigden

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Pensioenen oud-leden

455

460

455

448

442

430

Wachtgelden oud-leden

55

36

15

69

62

54

Totaal

510

496

470

517

504

484

Er is een bijstelling binnen het artikel aangezien er geen Europarlementariërs meer zijn die vanuit de Tweede Kamer hun schadeloosstelling ontvangen. Dit artikelonderdeel vervalt daarmee en de vrijgekomen gelden worden bij de schadeloosstelling toegevoegd. Dit betreft een structurele budgetverschuiving van € 0,112 miljoen.

De uitgaven bedragen:

Tabel 2: budgettaire gevolgen (x € 1.000,-)

Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer (in € 1.000)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2: Uitgaven t.b.v. leden en oud-leden Tweede Kamer

           

Verplichtingen

32.396

33.972

32.930

31.930

32.416

33.916

Uitgaven

32.396

33.972

32.930

31.930

32.416

33.916

1. schadeloosstelling

21.486

21.486

21.487

21.487

21.487

21.487

1. Bijstelling schadeloosstelling

112

112

112

112

112

112

2. pensioenen en wachtgelden

10.798

12.374

11.331

10.331

10.817

12.317

3. schadeloosstelling Europarlementariërs

0

0

0

0

0

0

3. Bijstelling schadeloosstelling Europarlementariërs

– 112

– 112

– 112

– 112

– 112

– 112

Ontvangsten

86

86

86

86

86

86

In onderstaand overzicht zijn, als kengetallen, de gerealiseerde uitgaven en gemiddelden van de artikelonderdelen opgenomen voor de jaren 2015–2019.

Tabel 3: gemiddelde uitgaven per lid

Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer (in € 1.000)

2015

2016

2017

2018

2019

2.1. schadeloosstelling

19.304

22.583

22.180

23.461

24.416

gemiddeld per lid TK

129

152

148

156

163

2.2. pensioenen en wachtgelden

8.775

8.606

11.296

10.943

9.463

2.3. schadeloosstelling leden Europees parlement

99

103

103

117

45

3. Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

Op dit artikel staat het grootste deel van de apparaatsuitgaven ten behoeve van de uitvoering van de grondwettelijke taken van de Tweede Kamer geraamd, te weten medewetgeving en controle van de regering.

De ambtelijke organisatie ondersteunt de Tweede Kamer bij haar taken, waarborgt de continuïteit en kwaliteit, en maakt het werk van de Kamer toegankelijk en inzichtelijk voor de samenleving.

Zoals eerder opgemerkt worden alle beleidsdoelstellingen alsmede de specifieke doelstellingen voor 2021 uitvoerig toegelicht in de begeleidende brief (Kamerstuk 35 405, nr. 1).

De uitgangspositie voor dit artikel is het meerjarencijfer 2021 bezien vanuit de ontwerpbegroting 2020 (Kamerstuk 35 300 IIA) aangevuld met (structurele doorwerking van) de mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2020. De Tweede Kamer heeft «Voorjaarsnotamutatie(s)» (suppletoire begrotingswijziging bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2020) aangemeld bij het Ministerie van BZK. Het gaat hierbij om:

Artikel 3.1:

  • 1) Incidentele wijzigingen:

    • Uitstel renovatie en verhuizing; Zowel de instandhouding van het Binnenhof als de oplevering van B67 leiden tot hogere uitgaven in 2020 en 2021. Hiervoor zijn aanvullende middelen noodzakelijk. Dit betreft een bijstelling van € 4,72 miljoen in 2020 en € 1,18 miljoen in 2021. Hierbij moet in acht genomen worden dat systemen, installaties en overig materieel zijn verouderd. Gedacht kan worden aan de restaurantfaciliteiten en IT installaties. Er wordt (hard) gewerkt aan noodscenario’s en onderdelen worden preventief vervangen. Daarmee wordt het risico van verstoringen van bedrijfsprocessen minder. Echter alle verstoring op voorhand voorkomen is niet mogelijk. Indien storingen zich voordoen, dan leidt dit mogelijk tot overlast en extra uitgaven die niet begroot zijn.

    • Kasschuif 2019; Bij de Najaarsnota 2019 heeft een kasschuif plaatsgevonden van € 3,70 miljoen van 2019 naar 2020 voor uitgaven voor audiovisuele middelen en datacenters. Deze technische mutatie wordt bij de Voorjaarsnota 2020 verwerkt.

    • Kasschuif reguliere uitgaven voor eigen werkplekinrichting; voor onder andere het eigen meubilair in B67 is een kasschuif opgenomen. Met deze kasschuif wordt het mogelijk gemaakt om (budgetneutraal) tijdig in B67 nieuwe en goede werkplekken te realiseren. Dit betreft een verschuiving van reguliere uitgaven binnen de raming.

    • Eindejaarsmarge; de onderuitputting op de Raming in 2019 wordt via de eindejaarsmarge toegevoegd aan de Raming van 2020. Dit betreft een bijstelling van € 1,50 miljoen in 2020.

  • 2) Structurele wijzigingen

    • Reorganisatie Beveiligingsdienst; de reorganisatie van de Beveiligingsdienst wordt ingezet, waardoor de Beveiligingsdienst verder wordt versterkt. Er komt meer inzet van eigen goed opgeleid personeel en dit leidt tot een verhoging van de formatie. Daarmee stijgen structureel de personele lasten met € 0,70 miljoen. Hiertoe wordt de Raming structureel opgehoogd.

    • Formaliseren meerjarenreeks; bij de Raming 2020 is de Raming voor de jaren 2019 en 2020 opgehoogd. Dit wordt meerjarig verwerkt in de Raming 2021. Deze ophoging hangt samen met de structureel hogere uitgaven van de Kamer voor onder andere informatiebeveiliging, de structureel hogere lasten voor beheer en onderhoud van ICT systemen, de aansluiting bij de Rijksschoonmaakorganisatie en het geven van invulling aan de Participatiewet. Hierin is de besparingsopgave van structureel € 1 miljoen verwerkt. Dit bedrag komt totaal uit op ophoging van € 4,63 miljoen in 2021, € 4,68 miljoen in 2022 en vanaf 2023 structureel € 4,78 miljoen.

Artikel 3.6:

  • 1) Incidentele wijziging

    • Parlementaire ondervragingscommissie; In 2020 is er € 0,088 miljoen beschikbaar voor de parlementaire ondervragingscommissie op artikel 3.6.

Artikel 3. ontvangsten:

  • 1) Structurele wijziging

    • Verlaging uitgaven en ontvangsten van het Restaurantbedrijf; dit is een technische mutatie als gevolg van het stoppen met de interne facturatie tussen diensten. Dit betekent een verlaging van € 0,35 miljoen aan zowel de opbrengsten kant als aan de uitgaven kant. Tevens worden er € 0,02 toegevoegd aan de ontvangsten. Dit is afkomstig van de overheveling van de ontvangsten van artikel 4.

Naast de mutaties die zijn opgenomen in de Voorjaarsnota is voor artikel 3.4 het amendement Sneller (Kamerstuk 35 300 IIA, nr. 5) in de Raming verwerkt. Dit betreft een structurele ophoging van € 1,49 miljoen op artikel 3.1 en een structurele ophoging van € 8,27 miljoen op artikel 3.4.

Tabel 4 Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 3: Wetgeving en controle

Tweede Kamer (in € 1.000)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Uitgaven1

135.029

128.562

120.671

120.328

119.805

122.805

3.1: apparaat

81.293

71.707

71.708

71.765

71.771

71.771

3.1: Ramingsbijstelling

11.498

11.538

5.739

5.839

5.839

5.839

3.2: kennis en onderzoek

2.323

2.323

2.323

2.323

2.323

2.323

3.3: publicatie officiële documenten

1.859

1.859

1.859

1.859

1.859

1.859

3.4: fractiekosten

27.230

30.397

28.303

27.803

27.274

30.274

3.4: bijstelling fractiekosten

8.265

8.265

8.265

8.265

8.265

8.265

3.5: uitzending leden

448

448

448

448

448

448

3.6: parlementaire enquêtes

88

         

3.7: bijdrage ProDemos

2.025

2.025

2.025

2.026

2.026

2.026

3. Ontvangsten

3.966

3.966

3.966

3.966

3.966

3.966

3. Ontvangstenbijstelling

– 327

– 327

– 327

– 327

– 327

– 327

X Noot
1

In 2020 is er sprake van incidentele uitgaven ten behoeve van o.a. het uitstel van de verhuizing en AV waardoor er verschil is in de hoogte van de uitgaven tussen 2020 en 2021.

Kengetallen zijn opgenomen in de Staat van de Tweede Kamer 2019 (bijlage)1.

4. Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

Op dit artikel zijn de uitgaven geraamd ten behoeve van gezamenlijke activiteiten van Eerste en Tweede Kamer, te weten deelname aan activiteiten van interparlementaire organen.

Tabel 5: budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 4: Wetgeving en controle

Eerste en Tweede Kamer

(in € 1.000)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

1.508

1.508

1.508

1.508

1.508

1.508

Uitgaven

1.508

1.508

1.508

1.508

1.508

1.508

3. interparlementaire betrekkingen

1.508

1.508

1.508

1.508

1.508

1.508

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

3. Ontvangstenbijstelling

– 23

– 23

– 23

– 23

– 23

– 23

Het betreft de volgende uitgavenposten:

  • uitzending van Kamerleden naar internationale organisaties;

  • aandeel van Nederland in de kosten van interparlementaire organen;

  • contacten tussen de (voormalige) parlementen van het Koninkrijk;

  • ontvangst van buitenlandse parlementsleden en delegaties van internationale organisaties;

  • de activiteiten van de Nederlandse groep van de Interparlementaire Unie (IPU).

Er is een bijstelling op de ontvangsten voor artikel 4: Op dit artikel komen geen ontvangsten meer.

Dit leidt tot een verlaging van € 0,02 miljoen op dit artikel. De verlaging van artikel 4 leidt tot een ophoging van de ontvangsten bij artikel 3 van € 0,02 miljoen.

In onderstaand overzicht zijn, als kengetallen, in meerjarig perspectief (2015–2019) de uitgaven met betrekking tot dit artikel opgenomen. Voorts zijn, afgeleid hiervan, gemiddelden per Kamerzetel (van Eerste en Tweede Kamer) opgenomen.

Tabel 6: gemiddelde uitgaven per lid

Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

(in € 1 000)

2015

2016

2017

2018

2019

Interparlementaire betrekkingen

1.357

1.070

1.007

1.171

1.180

totaal artikel 4

1.357

1.070

1.007

1.171

1.180

gemiddeld per zetel (225)

6

5

4

5

5