Vastgesteld 18 juni 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 8 juni 2020 overleg gevoerd over:
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 30 januari 2020 inzake compliance rapport van de Groep van Staten tegen Corruptie van de Raad van Europa (GRECO) vierde evaluatieronde (Kamerstuk 35 300 VI, nr. 105);
– de Raming der voor de Tweede Kamer in 2021 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (Kamerstuk 35 405);
– de brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 25 mei 2020 inzake beantwoording vragen commissie over toezicht en handhaving op het gebied van integriteit (Kamerstuk 35 351, nr. 2) (Kamerstuk 35 351, nr. 3);
– de brief van het presidium d.d. 3 juni 2020 inzake de Raming der voor de Tweede Kamer in 2021 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (Kamerstuk 35 405, nr. 6).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Voorzitter: Ziengs
Griffier: Hendrickx
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Arib, Van der Molen, Moorlag, Van Nispen, Özütok, Sneller, Tellegen en Ziengs,
alsmede mevrouw Roos, Griffier Tweede Kamer.
Aanvang 11.03 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Hartelijk welkom bij het wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken. Hartelijk welkom ook aan de mensen die dit overleg online volgen. Zij zijn altijd erg kritisch op de maatregelen die worden getroffen qua hygiëne in verband met corona. Ik kan eenieder melden dat wij op ruim 2 meter van elkaar zitten en dat ook constant met doekjes wordt rondgelopen om daar waar wij gezamenlijk iets aanraken, de zaak schoon te maken. Hartelijk welkom aan onze Kamervoorzitter, mevrouw Arib, en ook aan de Griffier, mevrouw Ross, die is aangeschoven... Zeg ik dit nu goed of niet? Het moet Roos zijn, zie je wel. Dat heeft toch iets met mijn oog te maken; ik zag een dubbele s staan. Zie je, zo makkelijk kan het gaan. Ik heet ook mevrouw Tellegen welkom, namens het presidium. U ziet dat ik licht begin te kleuren, omdat ik me met een naam vergist heb. Het zal niet weer gebeuren, mag ik aannemen. Van harte welkom.
Ter rechterzijde zitten – gelukkig heb ik hier ook een lijstje voor me liggen – de heer Van Nispen namens de SP en de heer Moorlag namens de PvdA. Voor zijn aanwezigheid moet ik formeel toestemming vragen van de commissie, want hij is vervanger en officieel geen lid van de commissie. Ik zie inmiddels bijna iedereen knikken... Ja, het is akkoord. Meneer Moorlag, u bent van harte welkom aan deze tafel. Ook aanwezig zijn de heer Sneller namens D66 en mevrouw Özütok namens GroenLinks; die naam gaat altijd goed. De heer Van der Molen namens het CDA is nog onderweg, heb ik begrepen, dus die zal zo dadelijk aanschuiven. En mijn naam is Erik Ziengs. Ik zit hier vandaag namens de VVD-fractie maar ook als voorzitter van deze commissie, dit wetgevingsoverleg vandaag voorzittend. Als ik straks mijn inbreng namens de VVD doe, zal de heer Van der Molen het voorzitterschap even overnemen. De spreektijden heeft u allemaal doorgekregen. Ik zal in ieder geval een tweetal interrupties in tweeën toestaan, dus dat kunnen ook vier losse interrupties zijn. Ik geef nu het woord aan de heer Van Nispen. Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Laat ik beginnen met waardering uit te spreken voor wat er de afgelopen tijd is gebeurd, want met man en macht is eraan gewerkt dat er ook tijdens de coronacrisis gedebatteerd kon worden met de Minister-President en de vakministers. Dat was niet altijd makkelijk, maar door de inzet van velen in de Kamer, zoals de Voorzitter, ambtenaren en medewerkers, is dat toch gelukt. Ik denk ook aan hoe er bijvoorbeeld is omgegaan met de herdenkingen op 4 mei, hoewel die natuurlijk anders verliepen dan anders. Complimenten daarvoor. En hulde aan de schoonmakers, de bodes, de stenografen en al die anderen die dit mogelijk maakten. Een heel hartelijk dank jullie wel, want zonder jullie lukt het hier niet.
Ik moet ook zeggen dat ik me af en toe wel licht ongemakkelijk heb gevoeld over de beperkte doorgang van het parlementaire proces. Want terwijl de bouwmarkten, de tuincentra en de schoenwinkel om de hoek open konden blijven, was ons parlement nagenoeg gesloten en lukte het veel van ons niet om Ministers en Staatssecretarissen in het openbaar te bevragen over zaken die misgingen in de samenleving, al dan niet gerelateerd aan de coronacrisis, zeker als Ministers de maximale termijnen gingen gebruiken om Kamervragen te beantwoorden. Zes weken na het moment waarop je de vragen stelde, is de boel weer compleet anders dan op het moment dat je ze afvuurde. Ik vond dat af en toe heel ongemakkelijk, zeg ik eerlijk. Herkent de voorzitter dat gevoel en hoe kijkt zij hierop terug? En wat gaan we eraan doen, zeker ook nu uit onderzoek van het Algemeen Dagblad blijkt dat zo veel Kamervragen te laat beantwoord worden? Meer dan de helft is niet op tijd en dat is eigenlijk niet acceptabel. Ik hoor daar graag de voorzitter over.
Wat ik ook ongemakkelijk vond in de afgelopen tijd, is dat Kamerleden al die maanden dat er minder gedebatteerd is, gewoon doorbetaald zijn, en niet alleen met salaris – de riante schadeloosstelling – maar ook met de toch al omstreden verblijfskostenregeling en de reiskosten. We kregen ze gewoon vergoed, terwijl dat de afgelopen maanden natuurlijk nog veel minder nodig was. Ik zeg met nadruk «nog veel minder», omdat de SP vindt dat de schadeloosstelling al riant genoeg is om de kosten uit te kunnen dekken. Bovendien is er altijd gedoe rondom die verblijfskostenregeling, want hoeveel tijd moet een Kamerlid nou precies op een adres verblijven om die vergoeding te ontvangen? We hebben hier vorig jaar ook al over gesproken. En als hier steeds ophef en gedoe over is, is dat kwetsbaar en niet goed voor het vertrouwen in de politiek.
We gaan als land door een moeilijke tijd. Veel ondernemers hebben maandenlang geen inkomsten, veel mensen zijn hun baan verloren en nog veel meer mensen maken zich terecht zorgen over de toekomst. Laten we als Kamerleden dan ook een daad stellen: een salarisverlaging. Die onkostenregeling voor verblijf, reis en beroep voor Tweede Kamerleden kunnen we schrappen. Een Kamerlid krijgt zonder deze onnodige vergoedingen al ruim € 8.000 bruto per maand. Die vergoedingen worden altijd uitgekeerd, of je die kosten nou maakt of niet. Ik ken geen thuiszorgmedewerker, postbode of vakkenvuller voor wie dit ook geldt en die dit ook zou krijgen. Waarom Tweede Kamerleden dan wel? Volgens mij zou het dus goed zijn om die aanvullende financiële vergoedingen, die onkostenregeling voor verblijf, reis en beroep, te schrappen. Laten we daar nu voor kiezen. Zie het desnoods als een solidariteitsheffing. Graag hoor ik vandaag de gedachten van de collega's en het presidium hierover.
Daar komt nog iets bij. Er was namelijk ook discussie over het belastingvrije karakter van de vergoedingen van Kamerleden. Dan zijn we daar ook in één klap van af. Volgens belastingexperts is het belastingvrije karakter van de vergoedingen van Kamerleden veel ruimer dan gewone werkenden mogen ontvangen. Op onze vraag of dit niet onderzocht en aangepast zou moeten worden, komt een beetje een lauw antwoord: het valt allemaal wel mee en de regelingen zijn niet ruimer. Nou ben ik zelf geen belastingexpert, maar drie mensen die dat wel zijn, beargumenteerden in De Telegraaf dat het onbegrijpelijk ruim is. Waarom wordt dat dan niet goed, onafhankelijk en kritisch getoetst? Is het presidium bereid dat alsnog te laten onderzoeken?
Dan over de informatiepositie van de Kamer. De SP stelt het zeer op prijs dat de Voorzitter erg hecht aan die informatiepositie. Het is hard nodig dat we als Kamer af en toe onze tanden laten zien, want er wordt gigantisch veel gelekt. Nog steeds worden journalisten geregeld eerder geïnformeerd dan de Kamer en worden vragen te vaak niet, onvolledig of te laat beantwoord. Artikel 68 van de Grondwet wordt geregeld niet nageleefd. Ik vind eigenlijk dat we als Kamer, iedere keer als een Minister het te bont maakt, die betreffende Minister hierover uitleg moeten vragen. Collega's zouden elkaar dan ook moeten steunen, want anders haalt de Minister zijn schouders op en gebeurt het de volgende keer gewoon weer. Mag ik hierop ook een reactie van de Voorzitter? Wat kunnen we nog meer doen?
Al langer vragen wij aandacht voor de inrichting van de commissiezalen. In de plenaire zaal debatteren we staand en mede daardoor leeft het debat. Ik heb het altijd raar gevonden dat bij een rondetafelgesprek de opzet en de zaalinrichting hetzelfde zijn als bij een fel commissiedebat, waarbij je zo ongeveer naast de Minister zit, tegen wie je dan af en toe fel van leer trekt. Dat is niet goed. Dus dat moet volgens mij anders. Wat is hierbij de stand van zaken, ook in verband met de verhuisplannen?
Over de verhuisplannen gesproken: is de planning om te verhuizen nog steeds zoals die is? Kan de Voorzitter daar meer over vertellen? Is de nieuwe locatie, B67, in die zin geschikt te maken dat zij voldoet aan de eisen van de huidige tijd? En dan denk ik vooral aan het voorschrift om in verband met het coronavirus afstand te houden en aan de luchtcirculatie en de ventilatie. Is dat hele gebouw wel veilig te maken? Hoe gaan we dat doen? Wordt zowel in de tijdelijke locatie als in de verbouwde Tweede Kamer uitdrukkelijk rekening gehouden met het ontvangen van grote aantallen bezoekers, zodra dat weer verantwoord kan, natuurlijk?
Er zijn veel debatten die leven in dit land, zoals de debatten over Groningen en over de toeslagenaffaire, waarbij de bezoekers van ver komen en de emoties hoog op kunnen lopen. We hebben het recent meegemaakt met een algemeen overleg over tolken en vertalers. Er kamen er veel meer naar dat debat dan verwacht. Met kunst- en vliegwerk van griffiers, bodes en de beveiligers hebben we zo veel mogelijk mensen binnen kunnen laten. Daarvoor dank. Maar ik heb ook hier buiten voor de deur aan mensen moeten uitleggen dat zij, ook al waren ze van ver gekomen, ook al moesten ze naar het toilet en hadden ze een papier bij zich op basis waarvan ze dachten welkom te zijn in de Tweede Kamer, toch niet naar binnen mochten. Dat vond ik heel erg om te doen. Dat verwijt ik hier helemaal niemand, want daar kan niemand wat aan doen, maar het is zo ongastvrij. Kan daar niet toch nog eens uitdrukkelijk naar worden gekeken? Zouden we bijvoorbeeld wellicht een scherm kunnen plaatsen aan de buitenkant van het Tweede Kamergebouw, zodat mensen zien wat er in de Tweede Kamer gebeurt? Kan dat idee uitgewerkt worden?
Tot slot. Ik steun de lijn van de Voorzitter, die toch lichtelijk in de clinch moet met de Minister van Binnenlandse Zaken. Uit de briefwisseling maak ik op dat deze D66-Minister eigenlijk wil bezuinigen op het parlement: minder geld dus naar de controleur en criticaster van de regering. Ik ben een voorstander van een versobering van onze eigen vergoedingen, zoals ik die net heb toegelicht, maar daar gaat het parlement zelf over en niet een D66-Minister. Wij gaan niet zomaar bezuinigen op de controlerende en wetgevende taken van het parlement, want die zijn in een democratie ongelofelijk belangrijk.
Hier wil ik het graag bij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Moorlag namens de PvdA.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De coronacrisis is zeer ontregelend geweest voor ons parlementaire werk. Het was behelpen in de afgelopen periode, maar de PvdA-fractie vindt dat regeringsmacht een parlementaire tegenmacht moet hebben en het bieden daarvan was de afgelopen periode door allerlei beperkingen niet goed mogelijk.
Ik wil mijn dank uitspreken aan al degenen die het mogelijk hebben gemaakt om het parlementaire werk onder die moeilijke omstandigheden doorgang te laten vinden. Het is gebruikelijk om hier dank uit te spreken aan het hele apparaat. Dat klinkt wat technisch, maar het gaat gewoon om een hele verzameling mensen die ons in staat stelt om ons parlementaire werk te doen. Een categorie wordt hierbij nog weleens vergeten. Zij staan hier buiten voor de deur. Het zijn de marechaussees die voor onze veiligheid zorgen. De vraag die ik daarover heb is: schenkt de Kamer weleens aandacht aan die beroepsgroep, die in weer en wind voor die belangrijke taak opdraait?
Ik heb twee punten over het ontregelen van het parlementaire werk. Ik blik vooruit op de derde dinsdag van september: op Prinsjesdag hebben wij een grondwettelijke taak, namelijk om samen met onze collega's van de Eerste Kamer bijeen te komen. Hoe gaan we dat organiseren, Voorzitter?
Dan het tweede punt dat ik wil maken. Een commissie heeft gekeken naar ons Reglement van Orde en naar onze werkwijze. Zou die commissie misschien niet een vervolgopdracht moeten krijgen? In de afgelopen periode waren wij zeer gehandicapt, maar dat dwong ons ook wel tot nadenken over ons werk en alles wat we doen: moeten we dat wel op dezelfde wijze blijven doen? Is het niet zinvol om deze commissie de opdracht te geven een vervolgadvies uit te brengen op basis van de ervaringen die wij in de afgelopen periode hebben opgedaan?
Collega Van Nispen memoreerde het al: 4 mei werd op een totaal andere wijze gevierd. Wat mij zeer aan het hart gaat, is dat de herdenking in Auschwitz niet is doorgegaan. Het voornemen was om een reis daarnaartoe te maken. Ik was vorige week zondag in Nieuweschans, bij het station, en ik realiseerde me toen dat dat de laatste plek in Nederland was waar de treinen vanaf Westerbork naar Polen langsreden en waar mensen vaak ook nog briefjes uit de treinen wierpen. Ik vind dus echt dat zodra de omstandigheden dat toelaten, wij als parlement een bezoek moeten brengen aan Auschwitz om daar onze landgenoten die daar vernietigd zijn op een passende wijze te herdenken.
Een categorie waar mijn gedachten ook naar uitging in de afgelopen periode wordt gevormd door de bezoekers en de scholieren. Ik heb de Kamervoorzitter weleens horen zeggen dat na Madurodam de Tweede Kamer, het Tweede Kamergebouw, het meest aantrekkelijke punt is in Den Haag, althans qua bezoekersaantallen. Al die bezoekers kunnen nu niet naar binnen. Eén categorie daarbinnen gaat me het meest aan het hart: dat zijn de scholieren. Mijn vraag is: kunnen wij voorzieningen treffen, onze digitale mogelijkheden uitbreiden en ons inspannen om die categorie, de scholieren, toch te betrekken bij ons parlementaire werk? Een parlementaire democratie is niet statisch. Die verdient permanent onderhoud. Wij moeten die doorgeven aan toekomstige generaties. Ik zou het dus erg op prijs stellen als de mogelijkheden en onmogelijkheden in kaart worden gebracht.
Voorzitter. De heer Van Nispen noemde het te laat beantwoorden van brieven een punt van zorg. Dat is een zaak van voortdurende aandacht, maar laat ik het maar ronduit zeggen: het is gewoon ronduit irritant dat die beantwoording van die vragen zo laat is. Het tweede punt dat volgens mij niet deugt – en daar wil ik de heer Van Nispen graag in aanvullen – is dat de persberichten er wel vaak heel snel uitgaan: dat zijn de berichten naar de pers toe, al dan niet geschreven, in digitale vorm of, veelal, fluisterend. Wij zien maar al te vaak dat regeringsbeleid eerder in de krant staat dan dat het via brieven bij de Kamer komt. Dat is iets wat aandacht verdient. De Kamervoorzitter heeft daar al weleens een lans voor gebroken, maar ik kijk ook met name in de richting van de Minister. Mijn vraag aan de Minister is of zij die informatie...
De voorzitter:
De Kamer gaat daar zelf over, geef ik even aan richting de heer Moorlag, dus richting de Minister wordt het een beetje een lastig verhaal, denk ik.
De heer Moorlag (PvdA):
Over een aantal zaken gaat de Kamer zelf. Maar de regering gaat over de persberichten naar de pers en ook over het punt dat de regering eerder zaken naar de pers brengt dan naar de Kamer. Daar mag ik, denk ik, de Minister op aanspreken.
De voorzitter:
Ja, dat kan allemaal, maar de Minister is hier niet aanwezig. We zijn hier op dit moment met de Raming bezig, waarbij de Voorzitter van de Kamer aanwezig is en het presidium.
De heer Moorlag (PvdA):
Akkoord. Dan is mijn vraag aan de Voorzitter van de Kamer om dat bericht nogmaals krachtig over te brengen aan de regering.
Dank u wel, voorzitter. Daar wil ik graag mee besluiten.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb een vraag aan de woordvoerder van de PvdA. We hadden veel overeenkomstige punten – dat is ook niet zo verwonderlijk – en ik heb veel goede vragen gehoord. Nou heb ik zelf een pleidooi gehouden om eens kritisch te kijken naar de eigen vergoedingen van Tweede Kamerleden. Je kunt twisten over de ruime schadeloosstelling. Is die hoog genoeg, of moet die hoger of lager? Daar kun je allemaal over twisten. Maar gelet op het feit dat er vorig jaar bij de Raming al zo veel gedoe was over het oncontroleerbare karakter van bijvoorbeeld de verblijfskostenregeling, en vooral ook gelet op het feit dat tijdens de coronacrisis heel veel Kamerleden eigenlijk nauwelijks reiskosten, beroepskosten en verblijfskosten hebben gemaakt, terwijl die vergoedingen toch gewoon doorbetaald zijn, vraag ik mij af: moet dat ons niet aan het denken zetten? Daarom is mijn vraag, concreet: vindt de PvdA ook dat we eigenlijk zonder die onnodige extra vergoedingen kunnen, die heel veel andere functionarissen dan Kamerleden ook helemaal niet krijgen?
De heer Moorlag (PvdA):
Ik vind dat je overal naar kunt kijken. Ik heb ook in het verslag van de Raming van vorig jaar gezien dat de SP daar een punt van heeft gemaakt. Er is toen ook de suggestie gedaan om met concrete voorstellen te komen. Mijn punt richting de SP is wel dat als je daar het hele jaar de tijd voor hebt, je daar wel wat nuance in aan mag brengen. Ik vind het eerlijk gezegd nogal een beetje uit de heup schieten als je zegt: schaf die onkostenvergoeding maar af. Ik vind dat je daarnaar kunt kijken en ik vind ook dat het een vergoeding voor drukkende kosten is, wat ook de maatstaf is voor de fiscus. Er is hier indertijd gekozen voor een bepaalde systematiek, maar als je het zonder meer afschaft, kun je afscheid nemen van een aantal Kamerleden uit de regio's. Dat is dus wel heel ongenuanceerd. Dus er valt overal over te praten, maar dan moet je niet vanuit de heup schieten en dan moeten er gewoon concrete voorstellen zijn. Mijn stelling is: je moet niet om het geld in de politiek gaan, maar het geld mag ook geen belemmering zijn om politiek actief te zijn.
De heer Van Nispen (SP):
Met dat laatste ben ik het natuurlijk helemaal eens. Ik heb vorig jaar inderdaad een pleidooi gehouden op dat punt, maar daarna is er wel wat gebeurd. Overigens merkte ik vorig jaar nogal weinig enthousiasme voor het voorstel. Dat is de reden dat ik niet meteen een initiatiefwetsvoorstel op tafel heb gelegd, want zoals u wellicht weet is dat een hoop werk en als het dan kansloos wordt weggestemd ben je er niet zo veel mee opgeschoten. Vandaag kom ik met een nieuw voorstel, anders dan vorig jaar. Naar aanleiding van de coronacrisis waarin we allerlei kosten niet gemaakt hebben, maar we wel de vergoedingen hebben gekregen, stel ik voor om die vergoedingen af te schaffen. Ik ben het met de heer Moorlag eens – daar heb ik vanochtend in de media desgevraagd ook iets over gezegd – dat er wel iets voor in de plaats mag komen, omdat je niet wil dat alle Kamerleden noodgedwongen in Den Haag moeten gaan wonen. Dus ja, daar moet ook naar gekeken worden. Dan zouden we samen kunnen afspreken dat als ik vandaag enthousiasme proef, we een uitspraak hierover kunnen doen waar we dan ook over kunnen stemmen. Dan kom ik straks met een motie en kunnen we ervoor zorgen dat Kamerleden die veel kosten maken omdat ze van ver moeten komen, omdat ze een hotelovernachting hier moeten hebben of omdat ze hier een appartement moeten hebben, die reële kosten ook vergoed krijgen via een eenvoudig en sober declaratiesysteem. Dat is het concrete voorstel dat ik hier vandaag op tafel leg en daar wil ik graag de gedachten van de collega's over horen.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik ken die motie niet, maar zoals de heer Van Nispen het zo-even voorstelde, wilde hij er een streep doorheen halen, ongedifferentieerd, of je nu wel of niet in Den Haag woont. Ik zeg wel eens, voor mijzelf sprekend: ik woon dichter bij Hamburg dan bij Den Haag. Ik denk dat het hele volk vertegenwoordigd moet kunnen zijn door Kamerleden. Het hangt af van de nuance van zo'n voorstel, maar dat kan ik op dit moment nog niet beoordelen, dus wacht ik de motie van de heer Van Nispen af.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Sneller namens D66.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Er staat weer veel op het menu van dit debat, dus ik moest streng zijn bij het kiezen. Richting de Kamervoorzitter wil ik zeggen: als wij hier volgend jaar weer zitten, beloof ik u dat het Kamerrestaurant dan zeker weer aan bod zal komen. Vorig jaar, tijdens hetzelfde debat, maakte ik de opmerking dat het wel een taboe leek om te pleiten voor betere ondersteuning voor Kamerleden. Althans, een taboe voor actieve Kamerleden, want vaak werd het wel bij afscheidsinterviews gezegd. Ik was dan ook blij verrast met de brede bijval daarna, zodat de Kamerfracties vanaf dit jaar gezamenlijk 10 miljoen euro extra kunnen besteden aan kwalitatief betere ondersteuning. Dan ga ik er maar even van uit dat de vacaturetekst met woorden als «campagne», «clickbait» en «salesforce» die ik vorige week zag langskomen, een uitzondering was.
Dank ook aan de Kamervoorzitter voor de functielijst die wij kregen van alle medewerkers van de Tweede Kamer. Ik sluit me van harte aan bij de complimenten, zoals al door collega's Moorlag en Van Nispen gegeven, aan de organisatie voor de inzet en flexibiliteit het afgelopen jaar, en met name de afgelopen maanden. Aan de Kamervoorzitter vraag ik of het mogelijk zou zijn om vanaf dit jaar standaard deze functielijst te krijgen met misschien ook aantallen fte's erbij. Want nu wordt er in de nota naar aanleiding van het verslag wel melding van gemaakt, maar dan moet het desgevraagd.
Voorzitter. «Voor het presidium staat voorop dat het parlementaire proces onverkort doorgang moet vinden,» zo schrijft de Kamervoorzitter in de nota naar aanleiding van het verslag. Toch had ik, net als collega Van Nispen beschreef, wat moeite om dit te rijmen met de handelwijze van het presidium zelf, met name aan het begin van deze coronacrisis. Ik citeer de brief van het presidium van 15 maart: alle commissievergaderingen en -activiteiten worden tot nader order uitgesteld. Dat is dan toch eerder het parlementaire proces lamleggen dan het onverkort doorgang laten vinden, zou ik zeggen. Bovendien ben ik ook nog steeds benieuwd op basis van welk artikel uit het Reglement van Orde het presidium dit deed. Want artikel 27 van dat reglement – er zitten hier een aantal leden van de werkgroep-Van der Staaij, die nog niet helemaal klaar is met de eerste opdracht, maar daarom wel extra belangstelling hebben voor dit punt – legt de bevoegdheid om te besluiten over commissieactiviteiten volgens mij expliciet bij de commissies zelf. Als dit al een afwijking van het reglement was – dat kan, zie artikel 154 – dan kan elk individueel lid zich verzetten tegen het afwijken daarvan. Dan wil ik graag weten of dit nou een afwijking was of dat het presidium hier gebruik heeft gemaakt van een lid of een artikel uit het reglement dat ik niet ken?
De reden dat ik dit wil fijnslijpen is dat juist zo'n reglement in dit soort tijden houvast moet bieden. Ik wil dat ook omdat er in de brieven van het presidium op geen enkele manier naar dat reglement verwezen werd. En ook wil ik kijken – dat is in lijn met wat de heer Moorlag zei – of we in het kader van de behandeling van de werkgroep-Van der Staaij niet een voorziening moeten treffen. Ik heb het dan in eerste instantie niet zozeer over een vervolgopdracht, maar er kan wel gekeken worden of we in het reglement dingen moeten opnemen die daarbij passen.
In het kader van de coronaterugblik ga ik nog even terug naar de lege Dam van 4 mei. Ik denk dat er al genoeg is gezegd over de speech van de Koning. Maar ik heb nog een vraag waar ik een antwoord op zoek: waar was de volksvertegenwoordiging bij die herdenking? Er waren zes mensen vol in beeld, en ik zeg het met alle respect, maar wel even scherp: de benoemde burgemeester van Amsterdam, de benoemde premier van Nederland, ons ongekozen staatshoofd, de ongekozen Koningin, het hoofd van het Militaire Huis van de Koning en de voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, ooit Kamervoorzitter, maar niet die avond. In deze lijst ontbreekt natuurlijk iemand die direct door de bevolking is gekozen. U snapt dat ik daar zo graag onze Kamervoorzitter had gezien, als vertegenwoordiger van de volksvertegenwoordiging. Dus mijn vraag aan haar: waar was u? Waarom was zij er niet? En mag ik ervan uitgaan dat zij – of haar opvolger; je weet nooit – er volgend jaar gewoon weer bij is? Graag een toelichting.
Dan de gedragscode en de handhaving van onze integriteitsregels. Een jaar geleden nam de Kamer een motie aan die oproept tot een systeem van handhaving, ingediend door collega Van der Molen en anderen. Het is volgens mij de hoogste tijd om die stap nu definitief te zetten. De vrijblijvendheid van het bijhouden van onze registers holt de norm elke dag verder uit. Het presidium oppert in zijn brief om die handhaving nog wat langer uit te stellen. Mijn fractie is daar geen voorstander van. Het presidium legt ook twee types hoger beroep voor. Mijn fractie heeft de voorkeur voor variant twee, namelijk het instellen van een tijdelijk college. Nu de voorzitter de antwoorden heeft, is de vraag: hoe gaat de besluitvorming verder en hoe gaan we dit definitief maken? Een aantal collega's die al gesproken hebben, zijn er niet op ingegaan, ook omwille van de keuzes die gemaakt moesten worden, terwijl het volgens mij wel van belang is het te gaan doen.
Dan de gedragscode. In gedragsregel 2 staat, en ik citeer: «Een lid moet zich dan ook bij een aanbod van een lobbyist (niet zijnde informatie) onthouden van het doen van beloftes over bepaald handelen.» De vraag die iemand mij daarover stelde en die ik niet kon beantwoorden en daarom graag aan de Kamervoorzitter voorleg, is de volgende. Stel, de lobbyist van een ngo, vakbond of werkgeverskoepel biedt ter electorale geruststelling aan een Kamerlid aan: als jullie voor dat wetsvoorstel stemmen, dan beloof ik dat wij ook openlijk en vocaal dat wetsvoorstel zullen ondersteunen. Een aanbod, maar mag een Kamerlid ook ja zeggen op dat aanbod, of valt dat onder informatie? U heeft de tijd om even na te denken, zeg ik richting de Kamervoorzitter.
Als ik op de media afga, dan heeft de integriteitsadviseur haar eerste advies ook al uitgebracht. Een opdracht die ze volgens mij al aanvaardde voordat ze officieel begonnen was en waar ze vervolgens ongeveer drie maanden over heeft gedaan. Al die tijd was het Kamerlid in onzekerheid. Ik had er een aantal vragen over gesteld in het verslag, maar heb geen antwoord gekregen in de nota naar aanleiding van het verslag. Juist omdat het de eerste keer was, denk ik dat het als een soort pilot – wat oneerbiedig gezegd – toch belangrijk is om daar lessen uit te trekken. Het antwoord van de Kamervoorzitter dat we periodiek gaan evalueren, was wat mij betreft wat mager.
Ten slotte, in het verlengde van de integriteitsdiscussie. In het Nederlands Juristenblad stond een pleidooi over de Commissie voor Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, de commissie-stiekem, zoals ze niet mag heten maar wel genoemd wordt. De voorzitters van de grootste vijf fracties worden automatisch lid, staat in ons reglement. Dit is natuurlijk de plek waar de regering staatsgeheime informatie met het parlement deelt. De auteurs stellen voor dat bij twijfel eerst zou moeten worden onderzocht of – ik formuleer het in hun woorden – «de integriteit van alle leden en hun onafhankelijkheid van buitenlandse veiligheidsdiensten boven alle twijfel verheven is». Ik vind dat een interessant voorstel. Ik ben benieuwd wat de Kamervoorzitter ervan vindt, want ik begrijp uit datzelfde stuk dat zij hier op 22 april een brief over heeft gekregen.
De auteurs verwijzen heel expliciet naar de niet aanwezige maar wel genoemde collega Baudet en zijn banden met Rusland en het Kremlin, maar het gaat mij vooral om dat bredere punt. Ik heb vorig jaar bij de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken aan de Minister gevraagd of we niet een soort stresstest voor onze democratische instellingen kunnen doen. Denk na over scenario's waarbij kwaadwillenden zonder een regel of wet te veranderen toch onze democratie schade kunnen toebrengen. Ik denk dat deze vraag in ieder geval past in het doordenken van verschillende scenario's die daarbij horen.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb een korte vraag. Ik zou ook aan de woordvoerder van D66 willen vragen hoe hij staat tegenover het voorstel om eens heel kritisch te kijken naar de vaste vergoedingen die elk Kamerlid krijgt, de reiskostenvergoeding, de beroepskostenvergoeding en de verblijfkostenregeling, ongeacht of je die kosten daadwerkelijk maakt.
De heer Sneller (D66):
Met een toch hele andere insteek dan de heer Van Nispen, denk ik, ben ik daar wel voor. Dat heeft er meer mee te maken dat ik de nogal rommelige opbouw van onze schadeloosstelling niet heel handig en behulpzaam vind. Ik denk dat het veel beter zou zijn om te kijken of de schadeloosstelling – het salaris zal ik maar zeggen, ook al is het dat niet – niet lumpsum hoger zou kunnen zijn, zodat je de rest of in ieder geval een hoop... Want ik sluit me wel aan bij wat de heer Moorlag daarover zei als het gaat om Kamerleden uit de regio. Ik denk dat dat een betere oplossing zou zijn. Maar volgens mij komt er een college over de schadeloosstelling van ambtsdragers. In het verleden is er weleens een commissie geweest die daarnaar heeft gekeken en ik denk dat het goed zou zijn om het op die manier te doen.
De voorzitter:
Dat was het? Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Özütok van GroenLinks.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het zijn bijzondere tijden voor de hele samenleving, maar ook voor ons als Kamer. Ik wil ten eerste mijn waardering uitspreken voor al het werk dat door iedereen is gedaan hier in de Kamer, maar ook op het Plein, door onze bewakers. Daardoor kan het parlementaire werk onder zeer moeilijke omstandigheden toch doorgaan. Grote waardering daarvoor, voor iedereen.
Voorzitter. Het lijkt erop dat we langzaam steeds wat meer terugkeren naar hoe we als Kamer functioneerden in de tijd voor de corona-uitbraak. Daar ben ik blij om. Het debat over de Raming is sowieso altijd een bijzonder debat, omdat dit zo ongeveer het enige debat is zonder afvaardiging van het kabinet, met alleen Kamerleden onderling. Ik denk weleens: dat zouden we vaker moeten doen over inhoudelijke onderwerpen. Maar dat terzijde.
Voorzitter. Laat ik beginnen met de Kamer in de coronatijd. De hele samenleving wordt geconfronteerd met de gevolgen van de epidemie. Dat geldt dus ook voor de Kamer. Mijn fractie begrijpt uiteraard goed dat de Kamer ook praktische beperkingen heeft gekend en de komende periode zal blijven kennen. Voor GroenLinks is het cruciaal dat de parlementaire democratie juist ook in tijden van een crisis goed blijft functioneren. Het is goed dat de Kamervoorzitter dit ook regelmatig heeft benadrukt. Om het parlementaire proces goed te kunnen laten plaatsvinden, is het van belang dat Kamerleden goed ondersteund kunnen blijven worden door de bodes, griffies, beveiligers, mensen van de technische dienst en de andere Kamerambtenaren, die dit de afgelopen maanden voortreffelijk hebben gedaan. Nogmaals een groot compliment daarvoor.
Maar het goed functioneren van het parlement betekent ook dat de parlementaire controle te allen tijde gewaarborgd moet blijven en dat Kamerleden ook altijd de mogelijkheid moeten blijven houden om de Kamer om een uitspraak te vragen en zo nodig beleid te kunnen bijsturen. Nu zagen we dat het in sommige commissies wel heel erg lastig was om überhaupt een schriftelijk overleg of een VSO te organiseren. Dat moet, wat ons betreft, beter geborgd worden. We willen graag van de Kamervoorzitter een langetermijnperspectief horen. Hoe gaat de Kamer weer terug naar normaal en wat gebeurt er als er onverhoopt toch weer meer beperkingen zullen komen? Is hiervoor een plan en hoe wordt de Kamer hierbij betrokken?
Voorzitter. Ook de ondersteuning door onze medewerkers moet gewoon door kunnen gaan. Het mag immers niet zo zijn dat in tijden van crisis het verschil in de ondersteuning tussen bewindspersonen en Kamerleden, dat nu vaak toch al groot is, nog groter wordt. Dit betekent bijvoorbeeld concreet dat er goede thuiswerkvoorzieningen moeten zijn.
Verder is mijn fractie benieuwd naar de manier waarop Prinsjesdag dit jaar zal plaatsvinden. De voorzitter van de verenigde vergadering suggereerde in de Volkskrant dat de opening van het parlementaire jaar desnoods alleen met de voorzitters van beide Kamers, de griffier en de Koning zal plaatsvinden. Los van de vraag of dit volgens het Reglement van Orde van de verenigde vergadering kan, is het vreemd dat dit voorstel niet lijkt te zijn overlegd met de Tweede Kamer. Hoe kijkt de Kamervoorzitter hiertegen aan en kan zij iets zeggen over de verschillende opties die er voor Prinsjesdag zijn? Tot slot op dit punt vindt mijn fractie dat de Kamerorganisatie goed moet borgen dat de tijdelijke huisvesting, B67, COVID-19-proof is als de maatregelen volgend jaar nog gelden. Graag hierop een reactie van de Kamervoorzitter.
Voorzitter. Door de coronacrisis is het voor mensen die een petitie willen aanbieden, helaas niet mogelijk om dat hier in de Kamer in persoon te doen. Deze aanbiedingen kunnen nu dus bijna niet doorgaan. Het aanbieden van een petitie is echter een grondwettelijk recht van burgers. Het is daarom belangrijk dat hier een goede onlineroute voor wordt georganiseerd. Mijn idee is dat de Kamer dit vrij makkelijk kan organiseren, maar we begrijpen dat hier weinig medewerking in wordt ervaren. Hoe zit dat? Ook na de crisis kan een onlineaanbieding natuurlijk als optie blijven bestaan. Zeker voor burgers die ver van Den Haag wonen, kan dat een uitkomst bieden. Mijn fractie zou graag zien dat de Kamer hier een actievere rol in gaat spelen. Ik verneem graag de reactie van de Kamervoorzitter hierop.
Voorzitter. Dan een terugkerend onderwerp. Ook dit jaar is de informatiepositie van de Kamer een punt van aandacht en ook van irritatie. We hebben weer tal van voorbeelden waarbij de regering weigert volledige informatie tijdig aan de Kamer te zenden. De Kamer nam eerder dit jaar nog unaniem een breed ondertekende motie van collega Omtzigt aan, waarin we met z'n 150-en uitspraken dat ieder individueel Kamerlid er recht op heeft om binnen een redelijke termijn gevraagde stukken te ontvangen. Ook de motie waarin staat dat als in een document een persoonlijke beleidsopvatting staat, dit niet betekent dat het gehele document niet naar de Kamer gezonden kan worden, werd unaniem aangenomen. Ontdaan van de persoonlijke beleidsopvatting moet dit document dan immers alsnog verstrekt worden. Ik weet dat de Kamervoorzitter het eens is met deze Kameruitspraken. Kan zij aangeven wat zij vanuit haar rol doet om de regering aan deze uitspraken te houden? Welke mogelijkheden ziet zij nog meer om de regering te bewegen, zich aan artikel 68 van de Grondwet te houden?
Voorzitter. Dan de regeling toezicht en handhaving Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Integriteit van het openbaar bestuur en in de politiek is bijzonder belangrijk. We hebben allemaal een grote eigen verantwoordelijkheid hierin en het is belangrijk bij twijfels extra voorzichtig te zijn. Soms gaat het helaas toch mis. Dan is het goed dat er regels zijn en dat deze regels gehandhaafd kunnen worden, zoals de GRECO aanbeveelt. Het is dan ook goed dat er nu concrete voorstellen liggen om deze aanbevelingen op te volgen. Vandaag staat dus ook de regeling voor toezicht en handhaving van de gedragscode op de agenda. Mijn fractie kan zich vinden in het voorstel. Ik heb nog wel een vraag aan de Kamervoorzitter over het vervolg. Wanneer gaan we de gedragscode zelf bespreken? Welke andere opvolgingen van de aanbevelingen kunnen we verwachten?
Voorzitter. Helemaal tot slot heb ik nog een reflectieve vraag, die ik graag aan de Kamervoorzitter zou willen voorleggen. Deze Raming is de laatste in deze samenstelling van de Kamer. Hoe kijkt de Kamervoorzitter tot nu toe op deze periode terug? En wat ziet zij, naast haar reguliere taken zoals het voorzitten van de plenaire vergadering, in het komende jaar nog als de belangrijkste ambities om samen met het presidium aan te werken?
Tot zover mijn reactie in eerste termijn, voorzitter. Ik zie uit naar de reactie van de Kamervoorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie voor u van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Mevrouw Özütok begint ook over de integriteitscode. Ik heb daar wat over gezegd, bijvoorbeeld over die drie maanden die het duurde om advies te krijgen.
De voorzitter:
Mevrouw Özütok, wilt u even de microfoon uitzetten? Dank u wel.
De heer Sneller (D66):
Omdat het ging over haar fractie, vroeg ik me af of zij het sentiment deelt dat ik daar zelf in heb gelegd. Of zegt zij: zo hebben wij het intern eigenlijk niet ervaren? Dat is voor mij nuttige informatie om te kijken of dit soort processen in het vervolg bijvoorbeeld moeten worden vastgelegd qua termijnen.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Zo hebben wij het intern inderdaad niet ervaren. Er zat ook wat vakantietijd tussen, geloof ik, dus er was toch ook wel begrip dat het enige tijd nodig heeft gehad. Het gaat erom dat het zorgvuldig en gedegen onderzoek is. Dat moet wat ons betreft te allen tijde vooropstaan.
De voorzitter:
De heer Sneller, afrondend
De heer Sneller (D66):
De termijn van drie maanden waarin zo'n onderzoek loopt, waarbij het je als Kamerlid dat daar onderwerp of lijdend voorwerp van is, als een soort zwaard van Damocles boven het hoofd hangt, vindt zij dus wel een acceptabele termijn?
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ja, ik denk dat dat in dit soort kwesties onvermijdelijk is.
De voorzitter:
Er is ook een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik wil mijn laatste vraag in deze ronde graag gebruiken om van de fractie van GroenLinks steun te ontvangen voor de gedachte dat we eens kritisch moeten kijken naar de vergoedingen van Kamerleden, en dan vooral naar die extra vergoedingen die je krijgt, ongeacht of je die kosten maakt. Is GroenLinks het eens met die gedachte? De SP vindt dat we zonder die extra vergoedingen kunnen. Hoe kijkt GroenLinks daartegen aan?
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Het is te allen tijde goed om kritisch naar onszelf en ook naar onze vergoedingen te kijken. Ik had graag een concreter voorstel van de SP gezien. Het is een interessante gedachte. Door wat er buiten de microfoon wordt gezegd, begrijp ik dat er ook een motie komt. Die zal ik meenemen naar mijn fractie, waarna we een besluit over het voorstel zullen nemen.
De voorzitter:
De heer Van Nispen, even ter toelichting.
De heer Van Nispen (SP):
Dat is nou de tweede keer dat ik hoor dat er geen concreet voorstel ligt, maar ik heb juist een heel eenvoudig en concreet voorstel gedaan. Vanwege de coronacrisis is bij mij de gedachte ontstaan dat wij kosten vergoed krijgen die we niet gemaakt hebben. Dat vind ik niet eerlijk. Daarom zeg ik heel simpel: schaf die vergoedingen nou af. Het gaat om de verblijfskostenregeling die in mijn geval, omdat ik uit Breda kom, € 1.552 per maand is, de reiskostenvergoeding van € 408 per maand en de beroepskosten van € 230 per maand. Ik heb helemaal geen kosten gemaakt. Wij hebben binnen de SP een afdrachtsregeling om dat op te lossen, maar mijn concrete voorstel is dus dat we afblijven van de schadeloosstelling, maar dat we de extra vergoedingen wat mij betreft afschaffen. Onder anderen de heer Moorlag heeft een punt als hij zegt dat er dan wel iets voor in de plaats moet komen voor de Kamerleden die van ver komen. Dat vind ik ook; dat heb ik ook al gezegd.
De voorzitter:
De toelichting is helder.
De heer Van Nispen (SP):
Dit is het concrete voorstel.
De voorzitter:
Ik gaf u gelegenheid voor een toegift, maar dit is wel een lange toegift!
De heer Van Nispen (SP):
En er komt een motie, dat klopt.
De voorzitter:
Dat vermoedde ik al. Mevrouw Özütok, nogmaals.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik heb al gezegd dat het goed is om er kritisch naar te kijken. Het is een interessant voorstel wat de heer Van Nispen hier doet. U zult ook wel begrijpen dat ik daar natuurlijk op dit moment niet zomaar een besluit over kan nemen, maar ik zal het zeker met mijn fractie bespreken en daarop terugkomen.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van der Molen namens het CDA.
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter. Het is altijd een goede traditie bij de Raming om te beginnen met onze medewerkers hier in dit huis te bedanken. Ik ben niet origineel in dit rijtje door dat te doen. Het valt je wel op, als je als Kamerlid in dit deze Kamer bent op dit moment, hoeveel rustiger het is dan normaal en hoeveel jou bekende medewerkers je mist. Er zijn natuurlijk nog altijd veel voor ons als Kamerleden bekende gezichten van mensen die ons helpen, of het nou in het restaurant is of bij het normale werk. Maar heel veel medewerkers zitten nog steeds thuis te werken. Als ik soms digitaal contact met hen heb, is het nog altijd met hetzelfde enthousiasme als voor de coronacrisis. Ik wil ze ook daarvoor bedanken dat wij als Kamerleden ook via de digitale weg een beroep op hen kunnen doen. Ik hoop dat dit niet lang meer nodig zal zijn, maar ja, dat zullen we even moeten afwachten.
In november 2018 heeft de Kamer een drietal moties aangenomen over de omgang met vertrouwelijke stukken. Mijn collega Omtzigt heeft laatst in een debat nog daaraan gerefereerd. Toen ging het om stukken in het kader van de kinderopvangtoeslag en het debacle dat zich daaromheen heeft afgespeeld. In april 2019 heeft er een bijeenkomst met deskundigen plaatsgevonden, meldt het presidium. Dat klopt; ik mocht daarbij zijn. Maar de vraag is wel wat er sindsdien met de uitkomst van de gesprek is gebeurd. In de nota naar aanleiding van de vragen die wij hebben gesteld, komt daar wat het CDA betreft geen duidelijkheid over. Het zou toch wel mooi zijn, zeg ik ook tegen de Voorzitter, als we wel een klap op de uitkomst kunnen geven, zo in de buurt van Prinsjesdag dit jaar, zou ik willen zeggen. Dus ik zou heel graag van de Voorzitter willen horen wat daarvoor de exacte planning is. Het punt is dat het kabinet stukken wel geheim kan verklaren, maar soms denken we daar als Kamerleden net wat anders over. Dan hebben we geen manier om daarover goed met elkaar het gesprek aan te gaan. Dat moet anders.
In februari van dit jaar heeft de Kamer naar aanleiding van het debat over de reikwijdte van artikel 68 van de Grondwet – de inlichtingenplicht van de regering tegenover de Staten-Generaal – ook drie motie aangenomen. Artikel 68 is onmisbaar voor ons werk als Kamerleden. Het kabinet heeft deze moties nog in beraad en wacht een spontane reactie van de Raad van State af, die daarover iets wil schrijven. Daarna komt pas de reactie van het kabinet. In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft het presidium dat het uiteindelijk niet aan het presidium is om toe te zien op de uitvoering van deze drie moties, maar ik herinner het presidium eraan dat twee van die moties met algemene stemmen zijn aangenomen en de derde motie met 149 stemmen voor. Dus de CDA-fractie beschouwt het dan niet per definitie als een aangelegenheid van een individueel Kamerlid om bij te houden hoe het met de reactie staat, maar als iets wat we met elkaar als Kamer zouden moeten behartigen. Is de Voorzitter dat met mij eens en wat mogen wij verwachten van de uitvoering van die drie moties?
Ter uitvoering van de motie-Van der Molen c.s. heeft het presidium voorstellen gedaan om de integriteitsregels en de gedragscode van de Kamer te kunnen handhaven. Het presidium kiest ervoor om een college in te stellen om klachten rond integriteitsschendingen van Kamerleden te onderzoeken, daarover een advies uit te brengen en het mogelijk te maken sancties op te leggen. Het werd tijd om dat te gaan doen, voorzitter. Dat is namelijk in andere parlementen ook gebruikelijk. De Tweede Kamer is al herhaalde malen op de vingers getikt, omdat wij dat nog niet doen. Het is op zich niet nieuw, want de Tweede Kamer heeft nu al de mogelijkheid tot het opleggen van sancties bij het overtreden van bepaalde integriteitsregels, bijvoorbeeld het schenden van de geheimhouding. Het CDA benadrukt dat de regeling Kamerleden ook kan beschermen. Een aantijging tegen een Kamerlid is in deze tijd snel gedaan. In de publieke opinie ben je dan al snel vogelvrij. Het is goed dat de Kamer een procedure heeft om klachten onafhankelijk te onderzoeken en Kamerleden vrij te spreken of hen in staat te stellen dingen recht te zetten. Ik vraag de Voorzitter hoe de besluitvorming over de gedragscode en het voorstel over het college nu verder verloopt. Naar de mening van de CDA-fractie moet de besluitvorming ruim voor het aantreden van de nieuwe Tweede Kamer in maart 2021 zijn afgerond. Wat is ervoor nodig om dat netjes af te ronden? Hoe kunnen we dat in deze Kamer in gang zetten?
Voorzitter. De CDA-fractie heeft in het verslag gevraagd naar de voortgang van het motievolgsysteem. In het zoeksysteem van de Kamer Parlis wordt sinds enige tijd een koppeling gemaakt tussen een motie en een brief van de regering die daarop betrekking heeft. Op de publieke website van de Kamer is die koppeling ook zichtbaar. Dat is wat de CDA-fractie betreft een stap in de goede richting. Uiteindelijk is het van belang of een aangenomen motie naar het oordeel van de Kamer daadwerkelijk is uitgevoerd of ten minste voor een deel is uitgevoerd, en wanneer dat het geval is. In ieder geval moeten het Kamerlid en geïnteresseerde burgers op een eenvoudige manier kunnen volgen wat er met een motie is gebeurd. De Eerste Kamer vermeldt op de website uitdrukkelijk of een motie beschouwd kan worden als uitgevoerd. Kan de Voorzitter erin voorzien dat dit ook op de website van de Tweede Kamer en in ons interne systeem helder kan worden aangegeven?
In dit verband heeft de CDA-fractie in het verslag ook vragen gesteld over de informatievoorziening van de verschillende ministeries over de uitvoering van moties en toezeggingen. De CDA-fractie is blij dat het presidium bereid is om de bewindspersonen op de geconstateerde verschillen te attenderen, want ze gaan er niet allemaal op dezelfde manier mee om, en ze te verzoeken om de informatievoorziening op dit punt te uniformeren. Is dat al gebeurd, vraag ik de Voorzitter, en hebben de bewindspersonen beterschap beloofd? De CDA-fractie ziet in ieder geval de begroting voor 2021 op dit punt met bijzondere belangstelling tegemoet.
Voorzitter. Vorige week heeft de commissie voor Binnenlandse Zaken na vrijwel een jaar vertraging een aangenomen motie met een voorlichtingsverzoek aan de Raad van State van het presidium teruggestuurd mogen krijgen. Dat levert de volgende vraag op. Is de Voorzitter bereid om voortaan bij de Raming een overzicht te geven van de stand van zaken met de uitvoering van moties die gericht zijn aan het presidium?
Voorzitter. Ook de Kamer heeft zelf op het punt van informatievoorziening aan de buitenwereld nog een slag te maken. Zowel de CDA-fractie als de D66-fractie heeft in het verslag gepleit voor een openbaar toezeggingenregister. Vorig jaar heeft de Voorzitter bij de behandeling van de Raming toegezegd de mogelijkheid te onderzoeken om te komen tot een betaalbare openbare toezeggingenregistratie. Die is er nog niet, want de zaak ligt nu bij het voorzittersoverleg voor advies. Uit de nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat de interne toezeggingenregistratie niet op orde is. Het ontbreekt aan een structurele, goed functionerende voorziening. Is de Voorzitter het met de CDA-fractie eens dat de Kamer daardoor in haar controlerende taak wordt gehinderd? Het staat buiten kijf dat een bewindspersoon zijn of haar toezegging aan de Kamer moet nakomen, maar feitelijk weet de Kamer dus niet of en wanneer dat gebeurt, of en wanneer er gerappelleerd zou moeten worden. Is de situatie nu zo dat de Minister toezeggingen wel compleet registreert en de Kamer niet? Graag een reactie van de Voorzitter. Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Ik miste even de context bij het verzoek over de voorlichtingsvraag aan de Raad van State. Misschien zou de heer Van der Molen daar nog een paar woorden aan kunnen wijden, zodat ik zijn vraag beter kan plaatsen.
De heer Van der Molen (CDA):
Op verzoek van onder anderen mijzelf is een jaar geleden een motie ingediend om voorlichting aan de Raad van State te vragen om te beoordelen of de Minister van Binnenlandse Zaken, net zoals de Minister van Financiën dat kan, meer kan sturen op bijvoorbeeld informatieveiligheid bij andere ministeries. De Minister van Financiën heeft de bevoegdheid om zijn collega's aan te spreken op tekortkomingen op het financieel beleid van ministeries, maar informatieveiligheid is voor ons een irritatiepunt. Bij sommige ministeries wil dat niet vlotten. De Minister van Binnenlandse Zaken is coördinerend, maar kan niet echt ingrijpen. Voordat we die stap nemen, is voorlichting van de Raad van State misschien handig om te kijken of dat de goede oplossing zou kunnen zijn. Het heeft uiteindelijk een jaar geduurd voordat die motie weer bij de commissie voor Binnenlandse Zaken terechtkwam, die een vraag moet formuleren voor de Raad van State. Ik zou bij de Raming graag een overzicht hebben van hoe het staat met de moties die wij niet adresseren aan het kabinet, maar aan het presidium.
De voorzitter:
Helder, denk ik zo als ik naar de heer Sneller kijk.
De heer Sneller (D66):
Ja.
De voorzitter:
Dat betekent dat ik het voorzitterschap tijdelijk overdraag aan ondervoorzitter de heer Van der Molen. Meneer Van der Molen, aan u het woord.
Voorzitter: Van der Molen
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Ziengs namens de VVD-fractie.
De heer Ziengs (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Als je mag voorzitten en ook een inbreng mag doen, dan is het bijzondere altijd dat je als laatste aan de beurt bent. Dat betekent natuurlijk dat er heel veel gras al voor je voeten is weggemaaid, maar dat laat onverlet dat je nog heel veel reacties kunt geven op dingen die al gezegd zijn.
Mijn verhaal begon er eigenlijk mee dat niemand kon verwachten dat we in zo'n rare tijd zouden terechtkomen. Dit is een Raming met veel onzekerheden en aannames voor de toekomst die we ook niet echt kunnen voorzien. Ook ik had op mijn lijstje natuurlijk een hele rits staan van mensen hier in en om het gebouw die ik wilde gaan bedanken. Normaal is het ook ieder jaar zo bij de Raming dat ook het Restaurantbedrijf specifiek bedankt wordt, maar dat vervolgens tijdens de Raming ook allerlei inbrengen worden gedaan, waardoor het Restaurantbedrijf het idee krijgt van «help, wat krijg ik nu weer op mijn bakfiets» – zo heb ik het weleens genoemd – «aan verzoeken op het gebied van verspilling dan wel aan maaltijdsuggesties et cetera».
In ieder geval kunnen we nu vaststellen dat in 2011 de flesjes mineraalwater hier van tafel zijn verdwenen. Misschien herinnert u zich nog de beroemde motie van mevrouw Verburg, waardoor wij werden veroordeeld tot het drinken van water uit karaffen. Dat was ook geen enkel probleem. Vervolgens kregen we bruiswater uit een machientje, wat inderdaad wel ergens in de buurt kwam van het product dat hier nu weer staat, in flesjes met bruis. Misschien zit daar wat meer bruis in. Maar ik geef daar geen waardeoordeel over, het maakt niet uit: het is weer terug. Kijk, met zo'n bijdrage maak je je spreektijd altijd wel vol.
Bij de bedankjes sluit ik mij aan, dat moge helder zijn. Dan begin ik, ook namens mijn fractie natuurlijk, over een aantal punten waar het ook daadwerkelijk om zou moeten gaan: het parlementaire proces. Onze fractie is eigenlijk van mening dat hier natuurlijk ook een enorme kans ligt voor innovatie, innovatie op allerlei gebieden. Er werd bij aanvang van de coronacrisis snel gehandeld en er werd ook een aangepast protocol opgesteld tot aan het zomerreces. Tussentijds zijn er natuurlijk allerlei wijzigingen geweest in overleg over hoe je toch alles weer op gang kunt brengen. Ik en mijn fractie hebben er met belangstelling naar gekeken hoe zich dat allemaal ontwikkeld heeft.
Langzamerhand zie je al die vergaderingen weer op gang komen, maar het heeft wel duidelijk gemaakt dat wij in ieder geval voor de langere termijn ook een visie moeten hebben. Het lijkt natuurlijk nu wat beter te gaan met het aantal besmettingen en het aantal doden door corona, maar het is natuurlijk nooit uit te sluiten dat er nog een tweede golf komt. Onze vraag is dan ook: hoe gaan wij dan verder na het zomerreces? Daar zijn vast wel gedachten over.
Prinsjesdag werd door velen hier aan tafel al genoemd; ik hoorde meneer Moorlag en mevrouw Özütok daar al over. Hoe gaan we dat organiseren? En hoe kunnen we proberen om in het resterende deel van dit jaar nog de nodige aandacht te besteden aan die 75 jaar vrijheid, die we met elkaar zo uitgebreid zouden gaan vieren? Is dit misschien wel een goed moment om stappen te gaan zetten in wat bijvoorbeeld het digitaal quorum betreft? We hebben het er vaker over gehad.
Dan de gedragscode. Het had de voorkeur dat de aangeboden regelingen apart zouden worden besproken en niet bij de Raming. Ik weet ook dat dit tijdens een PV geregeld kan worden. De gedragsregels zijn vrij algemeen. Een Kamerlid moet zijn ambt in onafhankelijkheid en in het algemeen belang uitoefenen. Daartoe hoort dat een Kamerlid zich onthoudt van gedragingen, die het gezag of de waardigheid van de Kamer in ernstige mate schaden. Zo staat het ook beschreven. Hierover kan natuurlijk snel een verschil van mening ontstaan, maar aan de andere kant kun je er natuurlijk ook weer niet tegen zijn. De regeling toezicht en handhaving lijkt veel moeilijker te liggen daarentegen, want eenieder kan een klacht gaan indienen aangaande een overtreding van de gedragscode door een Kamerlid. Zo lijken Kamerleden wel vogelvrij verklaard. De heer Van der Molen noemde volgens mij het woordje «vogelvrij» ook al.
Bij overtreding zijn dan weer sancties mogelijk en dit gaat wel heel ver. Opvallend is dat de Eerste Kamer in haar code spreekt van aanbevelingen in plaats van sancties. De VVD-fractie is daarom ook zeer kritisch op de regeling inzake toezicht en handhaving. Meerderen aan deze tafel hebben gevraagd wat nu de status van het stuk is en wanneer we het gaan behandelen. Het zal niet zo zijn dat we dat nu even met elkaar gaan doen. Daar moet goed naar gekeken worden en het moet goed besproken worden. Wellicht is het een suggestie om het inderdaad onder te brengen bij de commissie voor de Werkwijze. Dat kwam ook al een keer voorbij. Ik geef het maar mee.
Dan iets over de renovatie en de verhuizing. We hebben dit punt ook naar voren gebracht bij de schriftelijke inbreng. Ik zag dat meer punten van de schriftelijke inbreng hier weer ter tafel verschijnen. Het presidium geeft aan voor de zomer van 2020 bekend te maken of de verhuizing in 2021 doorgaat. Het is nog niet helemaal zover. Er zijn nog een paar weken te gaan, maar het is het wel waard om de vraag hier nog een keer te stellen. Ook anderen hebben gevraagd hoe het zit met B67. Is het coronaproof met de afstanden die we daar wellicht moeten hanteren en met de anderhalvemetereconomie? Gooit de stikstofproblematiek, waar we het ook over gehad hebben, misschien alsnog weer roet in het eten, als het gaat om de verhuizing? En wat te denken van de motie-Jetten die extra ruimte heeft gegeven, ook qua personeel? Hebben we daar rekening mee gehouden, ook in het gebouw B67? Want het betekent extra mensen.
Ik noem hier ook Nieuwspoort. Daar zijn ook onderhandelingen over, mij welbekend. Ze verhuizen mee. Is daar wellicht iets over te melden, een stand van zaken?
Het laatste puntje waar ik op wil komen, zijn de herdenkingen. Daar hebben we als fractie van de VVD samen met de heer Van der Molen namens het CDA destijds een motie over ingediend. We hebben daar aandacht voor gevraagd in het vorige debat. Het presidium heeft daar ook antwoord op gegeven, maar de vraag blijft waarom er geen overkoepelend orgaan of contactpersoon kan worden aangewezen welke onder meer verantwoordelijk zal zijn voor het verstrekken van informatie aan organisaties, het coördineren van de aanwezigheid van Kamerleden en het maken van een herdenkingsregister, al dan niet in samenspraak met het Nationaal Comité 4 en 5 mei. De toelichting daarop is vaak dat je als Kamerlid daar soms wel uitgenodigd wordt en soms niet. De Voorzitter kan natuurlijk niet overal aanwezig zijn. Er is dan wel een Kamerlid. Zit je daar namens je partij of kun je daar misschien ook even aanwezig zijn namens de Kamer? Daar ging de motie destijds ook over. We hebben niet de indruk dat die nu uitgevoerd is zoals de heer Van der Molen en ondergetekende hier voor ogen hadden. De VVD blijft dan ook van mening dat het van belang is dat Kamerleden aanwezig kunnen zijn en indien de Voorzitter er niet bij kan zijn, namens de Kamer bijvoorbeeld een krans kunnen gaan leggen. De aangenomen motie-Ziengs/Van der Molen is hiermee ook in lijn. Graag toch even de stand van zaken naar aanleiding van deze motie. Een mogelijke extra motie hierover houd ik nog achter de hand.
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Een interruptie van de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik hoorde de heer Ziengs zeggen dat er een visie komen moet naar de toekomst toe hoe we hier verder omgaan met onze beperkingen. Het is overigens plezierig...
De voorzitter:
Dat is de NL-Alertmelding voor de eerste maandag van de maand, in ieder geval bij een van ons.
De heer Moorlag (PvdA):
Het is sowieso plezierig om te merken dat een VVD'er het woord visie in de mond neemt, maar dat was met name gericht op onze interne werkwijze. Ik heb in mijn bijdrage ook het belang onderstreept dat wij gaan kijken hoe we bezoeker kunnen faciliteren met alle beperkingen, wellicht ook langs digitale weg, en hoe we de betrokkenheid van scholieren op een hoger peil kunnen brengen. Hoe kijkt de VVD daartegen aan?
De heer Ziengs (VVD):
De VVD is ook een groot voorstander van het openstellen van de Kamer. Dat hebben we altijd uitgesproken over het parlementaire proces zoals dat gevoerd wordt en de groepen die daar kennis van kunnen nemen. Ik vind het altijd een interessant gebeuren als je die groepen hier door de Kamer ziet gaan. Dat is echt een prioriteit. Ik begrijp ook dat we daar straks best wel problemen mee kunnen krijgen, als het gaat om de anderhalvemetereconomie. Dus ja, we zullen goed kijken naar elk idee dat voorbij zal komen en dat in ieder geval bewerkstelligt dat nog meer mensen kennis kunnen nemen van het parlementaire proces. Als het goede ideeën zijn die ook betaalbaar en uitvoerbaar zijn, dan zal de VVD daar zeker ondersteuning voor uitspreken.
De voorzitter:
Goed, dan geef ik het woord weer terug aan de voorzitter, de heer Ziengs.
Voorzitter: Ziengs
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de Voorzitter hoelang wij zullen gaan schorsen. Zullen we 12.45 uur doen? Ik schors tot 12.45 uur. Dan komen wij hier weer bij elkaar en kunt u nog even gebruikmaken van het Restaurantbedrijf voor een snelle lunch.
De vergadering wordt van 12.02 uur tot 12.49 uur geschorst.
De voorzitter:
Hierbij heropen ik het wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van 8 juni 2020, met als onderwerp de Raming. We zijn aangekomen bij de beantwoording van de door de leden gestelde vragen. Ik geef graag het woord aan onze Kamervoorzitter, mevrouw Arib. We doen overigens twee interrupties in tweeën, geef ik even mee aan de leden. Mevrouw Arib.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik iedereen bedanken voor de bijzondere inbrengen. Ik heb natuurlijk eerder zo'n Raming gedaan, maar dat was heel erg verschillend. De inbrengen varieerden van wel of geen water in een kan, zoals de heer Ziengs zei, tot een bepaald soort drankjes of wel of geen vlees in het restaurant. Dat is natuurlijk ook belangrijk, maar de inbreng van de Kamerleden van vandaag vind ik wel bijzonder, omdat jullie eigenlijk bijna allemaal dezelfde zorgen hebben over de manier waarop het ging of anders zou moeten gaan. Ik wil in elk geval iedereen daarvoor bedanken. Niet alleen nu, maar ook in de aanloop naar deze bespreking hebben de meeste leden ontzettend hun best gedaan om erover mee te denken hoe wij als Kamer functioneren en hoe het anders zou moeten.
Volgens mij hebben jullie in jullie inbreng ook allemaal gezegd dat wij in een vreemde tijd terecht zijn gekomen. Het coronavirus greep de afgelopen maanden om zich heen. Dat had gevolgen voor de samenleving en ook voor het functioneren van de Kamer. Ik ben blij dat er inmiddels steeds meer ruimte ontstaat om als Kamer, als parlement, onze controlerende en medewetgevende taak uit te oefenen. De Raming laat ook zien dat jullie ondanks het coronavirus niet stil hebben gezeten. Aan de hand van de vragen zie ik gewoon dat jullie al die tijd aan het werk zijn geweest, ondanks dat jullie hier niet allemaal fysiek aanwezig waren.
Zoals gebruikelijk is – en terecht – sluit ik me namens het hele presidium aan bij alle complimenten richting onze medewerkers. Zij hebben echt ontzettend hard gewerkt, ook in de coronaperiode. Sommigen werkten noodgedwongen thuis. Dat weten jullie ook. Sommigen hebben kinderen en moesten naast het thuiswerken ook hun kinderen onderwijzen. Vaak had men een partner die ook thuis moest zitten. Dat was niet makkelijk. Het geldt dus zowel voor de mensen die hier waren als voor de mensen die niet fysiek hier waren, maar wel achter de schermen ontzettend hard hebben gewerkt.
In het bijzonder wil ik de Facilitaire Dienst bedanken. Dat zijn onze technici, die echt van het ene op het andere moment moesten omschakelen en rekening moesten houden met de wensen van de Kamer over de manier waarop die wilde vergaderen en de 1,5 meter afstand kon houden, maar ook over het schoonmaken en de microfoons in de plenaire zaal. Ze hebben overuren gemaakt en ik hoop dat ze in de zomer gewoon bij kunnen komen. Zij hebben er ook voor gezorgd dat wij voor het eerst als parlement over zijn gestapt op allerlei videoverbindingen. Dat was ook niet makkelijk, maar dat hebben ze allemaal voor elkaar gekregen. Het lijkt eenvoudig, maar het is ontzettend cruciaal voor ons werk. Iedereen heeft z'n uiterste best gedaan om het parlementaire proces voort te kunnen zetten en ik ben blij dat dat ook is gelukt. Dat hoort ook in een democratie.
Ik kom dan gelijk bij de opmerking van bijna alle Kamerleden dat het ook wel een beetje ongemakkelijk voelde dat wij als Kamer tijdens zo'n crisis minder functioneel waren, zoals sommigen vonden. Anderen hebben misschien meer kunnen zien qua debatten, overleggen enzovoorts. Er zijn ook Kamerleden die het terecht vonden. Hoe dan ook is het belangrijk om te weten dat het in zo'n crisis ontzettend lastig is om nergens op terug te kunnen vallen. Er ligt geen draaiboek voor hoe je omgaat met een coronacrisis. We hebben natuurlijk in 2009 de Mexicaanse griep gehad. Toen hebben we ook praktische dingen op een rijtje gezet, maar die zijn meteen daarna in een archiefkast verdwenen omdat het, gelukkig, niet zover hoefde te komen. Met de coronacrisis is het ontzettend belangrijk om als parlement ook rekening te houden met de volksgezondheid. Dat is de volksgezondheid van de medewerkers, de volksgezondheid van de Kamerleden en de volksgezondheid van bezoekers en journalisten. En dan is het gewoon schakelen – hoe gaan we daarmee om? – ook omdat vanuit het kabinet duidelijk werd aangegeven dat er zo veel mogelijk thuis gewerkt moest worden en men zo min mogelijk naar buiten moest gaan. Er is een soort intelligente lockdown ingevoerd en daar horen wij ons ook aan te houden.
De heer Sneller vroeg op welke wettelijke basis dat rust. Ik kan niet iets aangeven als: in het Reglement van Orde staat dat je zo en zo moet handelen als er een virus uitbreekt. Dat gebeurt gewoon naar bevind van zaken. Zo zijn we daarmee aan de slag gegaan. We willen ervoor zorgen dat Kamerleden, en eigenlijk alle bewoners van het Binnenhof, zo min mogelijk het risico lopen dat ze ziek worden. Ook willen we ervoor zorgen dat daarover duidelijk wordt gecommuniceerd. Maar de kern van ons werk, namelijk het controleren van de regering, moet daar niet onder lijden. Hoe vind je dus een balans tussen die controlerende medewetgevende taak en de veiligheid, in verband met gezondheidsrisico's? Voor mij als Voorzitter, maar dat geldt ook voor Ockje Tellegen als ondervoorzitter en voor de andere Presidiumleden, was het even met elkaar overleggen: hoe gaan we hiermee om? We hebben toen besloten om het af te schalen. We wilden niet dat hier honderden mensen rond zouden lopen. We wilden ook niet dat er van het openbaar vervoer gebruikt zou moeten worden gemaakt; iedereen moest immers ook naar Den Haag kunnen reizen. Zo is toen het besluit genomen om af te schalen, maar niet dicht te gaan. Schriftelijke vragen gingen gewoon door. Ik moet jullie ook eerlijk bekennen dat het er niet minder op zijn geworden in het coronatijdperk. En er werd wel gedebatteerd, maar dan echt over het onderwerp dat de hele samenleving op dat moment bezighield, namelijk de coronacrisis. Eén keer per week gingen we dus wel debatteren over corona. Ook was het van belang om de Kamerleden zo goed mogelijk te informeren over de laatste ontwikkelingen rondom corona. Daar zijn de technische briefings dus voor ingevoerd, waarvoor ik ook mijn collega Helma Lodders ontzettend wil bedanken. Zij heeft eigenlijk gedurende de hele crisis de commissie VWS voorgezeten en de technische briefings voor elkaar gekregen. En nog steeds doet ze die hartstikke goed.
Dat is een beetje de afweging geweest. Kijk, het is ook lastig om de Kamer bijeen te roepen en te vragen: wat vinden jullie ervan? Het is ook de taak van het presidium om voorzieningen te treffen, opdat het werk veilig is voor de medewerkers, de Kamerleden en iedereen die hier rondloopt. Het is heel erg belangrijk dat je bij fractievoorzitters – dat heb ik ook gedaan – en bij commissievoorzitters een beetje checkt of het voorstel, wat wij wilden, ook een beetje draagvlak heeft. Tot nu toe heb ik daarop eigenlijk geen kritiek gekregen of andere voorstellen ontvangen zo van «we gaan niet afschalen» of «er moeten extra dingen plaatsvinden». Wat wel is gebeurd, is dat we tijdelijk alleen de coronadebatten hebben gehad. Maar op een gegeven moment gingen we ook een beetje opschalen: commissievergaderingen werden wel mogelijk gemaakt, de zalen werden daarop aangepast en ook notaoverleggen konden doorgang vinden, zodat Kamerleden moties konden indienen. Dat is gebeurd en dat is ook naar tevredenheid gebeurd.
Het is wel zo dat het in commissieverband soms best wel lastig was om bepaalde voorstellen aangenomen te krijgen; ik noem bijvoorbeeld schriftelijk overleggen. Mevrouw Özütok zei dat ook in haar inbreng. Dan heb je inderdaad met een meerderheid/minderheid te maken, en dat was niet altijd zinvol. Dat is niet alleen haar kritiek; ik hoorde het ook van andere Kamerleden. Om die reden hebben wij als presidium gezegd dat het eerste wat we moeten doen als al die regels worden versoepeld, is: die ruimte claimen, zodat we ook een regeling van werkzaamheden hebben, zodat we ook in het openbaar kunnen vergaderen en zodat men ook in het openbaar kan zien wie voor en wie tegen is en wie een bepaald voorstel wel of niet steunt. Daar is geen draaiboek voor, zo zeg ik tegen de heer Sneller. We hebben dat naar bevind van zaken zo kunnen doen.
De voorzitter:
Ik zie dat twee Kamerleden willen interrumperen. Volgens mij was mevrouw Özütok eerst en daarna de heer Sneller. Mevrouw Özütok.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik ben inderdaad blij dat het presidium heeft besloten tot wat meer versoepelingen, zodat ook andere typen overleggen plaats kunnen vinden. Dan blijft het volgende toch nog wel een beetje de vraag; ik stelde die vraag ook verder in mijn bijdrage. Stel nou dat het in de herfst of whenever weer de verkeerde kant uitgaat. Gaan we dan weer terug naar de eerste optie? Of blijven we dan werken volgens de optie die we nu kennen, waarbij er wel beperkingen zijn, maar een groot deel van het werk toch kan doorgaan? Dat zou de voorkeur van mijn fractie hebben. Dat blijft een punt van zorg. Kan de Kamervoorzitter daarop ingaan?
Mevrouw Arib (PvdA):
Natuurlijk leer je heel veel van zo'n crisis; je leert veel over hoe je daarmee moet omgaan. Wat we wel kunnen zien, is dat wij als parlement ook in een crisistijd prima kunnen functioneren. Dat is dan weliswaar beperkt, maar wij zijn niet dichtgegaan. De Eerste Kamer heeft na de toespraak van de Minister-President de deuren dicht- en de lichten uitgedaan. Drie weken waren ze er niet. Nou, dat is voor ons bijna onmogelijk. In een crisissituatie zullen we dus opnieuw kijken naar afschaling, maar we zullen de boel niet sluiten. Dat zou ook kunnen, maar dat is in de geschiedenis bijna nooit voorgekomen.
De voorzitter:
Is uw vraag daarmee voldoende beantwoord? Ja. De heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
De Kamervoorzitter zegt natuurlijk terecht dat er geen scenario of draaiboek was om op terug te vallen, maar we hebben wel het Reglement om op terug te vallen. Volgens mij zou dat juist in dat soort situaties de leidraad moeten zijn. Daar staat niet in dat mijn fractievoorzitter besluit over commissieactiviteiten en daar staat niet in dat de commissievoorzitter daarover gaat, maar wel dat de commissies erover gaan. Aansluitend op het allereerste wetgevingsoverleg, over de vier incidentele suppletoire begrotingen, hebben we een procedurevergadering gehad. Daar was eigenlijk wel commissiebreed ongenoegen over de manier waarop dat ging. Dus ik zoek toch even: waarom wordt dan zo afgeweken van het Reglement zonder dat de regels van het Reglement worden gevolgd? En dat eigenlijk al op het allereerste moment in zo'n crisis. En nu weer met die top zeven, bijvoorbeeld; ik geef het maar even aan als een gewoon commissielid. Dat is toch een beperking. Ik snap het presidium gelet op de organisatorische kant, maar het is een beperking van de activiteiten van commissies die volgens mij verder heel moeilijk met het Reglement te rijmen is.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik begrijp dat ongemak. Het is een heel lastige afweging. Het Reglement van Orde biedt heel veel mogelijkheden, maar we zien dat wij als Kamer in meer dan 200 jaar ook vaak de ongeschreven regel hebben toegepast dat je soms moet handelen naar bevind van zaken. Dat hebben we hier ook gedaan. Ik weet niet of het verstandig is om dat vast te gaan leggen volgens bepaalde regels in het Reglement van Orde. Dat beperkt immers ook de ruimte om te handelen, om te bekijken wat er op dat moment noodzakelijk is en hoe we daarop kunnen inspelen, naar omstandigheden. Maar mocht er wel behoefte zijn aan een duidelijke afbakening en mochten jullie vinden dat dat ook reglementair zou moeten worden vastgelegd, waar ik geen voorstander van ben, eerlijk gezegd, dan kunnen jullie dat voorstellen bij de behandeling van het voorstel van de heer Van der Staaij.
Ik heb in die periode vaak twee voorbeelden in crisistijd genoemd. In mei 1940 heeft mijn voorganger Van Schaik bij de Duitse bezetting gewoon naar bevind van zaken gehandeld. Hij had niet eens een quorum, maar hij dacht: ik schors gewoon de vergadering. Dat heeft zo'n vijf jaar geduurd. Dat is een bijzondere beslissing geweest. Dat stond nergens. Maar hij heeft daarnaar gehandeld. In 1953, dacht ik – ik ben heel slecht in data – tijdens de watersnood in Zeeland, heeft de Kamer voor één week gezegd: wij gaan niet vergaderen; Kamerleden gaan helpen, in zo'n noodsituatie. Verder hadden we niks. Maar terugkijkend moet ik eerlijk zeggen dat het niet fijn voelt, maar dat ik tegelijkertijd denk dat dit het beste was wat wij hadden kunnen doen: zo min mogelijk hier aanwezig zijn, om gezondheidsredenen, en tegelijkertijd gewoon belangrijke instrumenten die de Kamer heeft, zoals schriftelijke vragen stellen en een debat over de crisis voeren, laten doorgaan. Een van de redenen om dit zo te doen, was ook dat Kamerleden zeiden: het zou heel raar zijn als wij allerlei debatten gaan voeren over een of ander onderwerp, terwijl het hele land in de greep is van corona, dus laten we het alleen over corona hebben, omdat dát de samenleving bezighoudt. Dat was ook de reden om dit zo te doen. Ik hoop dat ik daarmee een beetje jullie ongemak heb verwoord.
De voorzitter:
Ik heb toch nog een interruptie van de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik wil wel zeggen dat ik de situatie goed kan billijken. Het was een uitzonderlijke situatie. Ik denk dat wij als individuele Kamerleden ook mans genoeg zijn om onze hand op te steken als wij vinden dat het anders zou moeten, of dit door tussenkomst van onze fractievoorzitters of van leden van het presidium te laten weten.
Wat ik wel belangrijk vind, is dat we wel zo veel mogelijk het parlementaire werk voortzetten. Ik zie dat enorme dilemma. We hebben immers een voorbeeldfunctie voor het publiek. Maar ik voel hier ook weleens een hygiëneprivilege, als het ware, als ik zie hoe strikt wij het hier allemaal kunnen naleven en hoe goed wij het voor elkaar hebben, in vergelijking met die Albert Heijn in de Grote Marktstraat, onder de Hema, waar een paar winkelkarretjes staan waar niemand gebruik van maakt en waar al die jongeren, die winkelmedewerkers, tussen de klanten door volle werkdagen maken. Dan vind ik wel dat wij heel geprivilegieerd zijn. Maar goed, wij zijn ook volksvertegenwoordigers die door het hele land reizen. Ik zou u dus toch willen vragen om in het presidium – dat hoeft hier niet – de vraag aan de orde te stellen die mevrouw Özütok ook stelde: als er weer een piek komt in de coronacrisis, hoe kunnen wij dan toch zo veel mogelijk het parlementaire werk in de lucht houden?
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat zullen we zeker meenemen. U heef het over privileges, maar zo ervaar ik het niet. Ik denk dat wij allemaal een verantwoordelijkheid hebben in het naleven van de richtlijnen, die voor iedereen gelden en ook zeker voor het parlement, omdat wij een voorbeeldfunctie hebben. Ik zie ook hoe ongelofelijk goed jongeren in supermarkten alle karretjes schoonmaken. Dat wordt tenminste bij mij in de buurt in Amsterdam-West gedaan, zoals bijna overal, denk ik. Ik zie dat zij dat ook doen. Dat vragen we van iedereen en dat geldt ook voor ons.
De heer Ziengs had het zo-even over afstand houden. Iedereen kijkt mee waar het gaat over voldoende afstand. Het is ongelofelijk hoeveel mails er binnenkomen over wie er naast wie loopt en of er wel genoeg afstand wordt gehouden. Ik zag gisteren heel veel foto's van de plenaire zaal met daarop Kamerleden die langs elkaar liepen enzovoorts. Burgers houden ons dus goed in de gaten en wij willen laten zien dat wij ons ook aan de regels houden. Natuurlijk nemen we dat punt mee om te kijken hoe we er in een eventuele tweede golf mee omgaan, want je moet ook van deze crisisperiode leren.
Verder is door de heer Moorlag en de heer Van Nispen gezegd dat in deze coronaperiode de beantwoording van schriftelijke vragen wat langer duurt. Volgens mij heb ik twee of drie jaar geleden, mede naar aanleiding van opmerkingen destijds van de D66-fractie dat vragen te lang blijven liggen, een brief geschreven naar het kabinet dat dit niet de bedoeling is en eventueel uitstel ook keurig gemeld dient te worden en dat als de antwoorden nog steeds uitblijven, de desbetreffende bewindspersonen naar het vragenuur zullen moeten komen. Dat heeft ontzettend goed gewerkt. Omdat we de afgelopen periode echter geen vragenuur hebben gehad, dachten ze bij de departementen misschien: laten we het nu maar wat rustiger aan doen. Dat zou kunnen. Wat ook zou kunnen, is dat de departementen bijna overbelast zijn, omdat ze aan allerlei voorstellen moeten werken. Zo is VWS overbelast, evenals Economische Zaken en Sociale Zaken. Ze moesten allerlei noodmaatregelen verzinnen en doorrekenen enzovoorts voordat ze met een pakket naar buiten konden komen. Hoe dan ook, de tijd dat ze de termijn overschrijden, is nu een beetje voorbij. Ik weet wel dat de Griffie plenair wekelijks op maandag van alle ministeries een overzicht krijgt van vragen waarvan de termijn is verstreken, vaak ook met de reden waarom, waarbij dat ook met de desbetreffende Kamerleden wordt doorgesproken. Als echt blijkt dat er geen legitieme reden is, komt zo'n bewindspersoon naar het mondelinge vragenuur. Dus ik hoop dat het er wat anders aan toe gaat nu we wat vaker vergaderen dan in de coronaperiode.
De voorzitter:
Toch nog een korte interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank voor dit antwoord van de Voorzitter. Het niet of te laat beantwoorden van Kamervragen is inderdaad al een hele lange tijd een bron van ergernis. Vaak wordt er dan gekscherend gezegd: ja, maar Kamerleden stellen ook zo veel vragen. Dat komt vaak doordat vragen de eerste keer niet goed of niet volledig worden beantwoord, waardoor je vervolgens door moet vragen. Dat nog even daarover. Vorig jaar werden Kamervragen al te laat beantwoord. Dat is ook door het Algemeen Dagblad geïnventariseerd. Tijdens de coronacrisis, zeker in de eerste werken, hebben volgens mij best een aantal Kamerleden enige terughoudendheid betracht bij het veelvuldig stellen van Kamervragen. Ik merkte dat bij mezelf ook. Maar daarna was het wel het enige wat je had. Want als er geen debatten of andere momenten zijn om een Minister tot de orde te roepen, dan is een Kamervraag eigenlijk het enige wat je hebt. En als je dan ook nog eens te maken krijgt met termijnoverschrijdingen, kun je eigenlijk gewoon je werk niet doen. Dus ik wil de Voorzitter het volgende meegeven. Ze heeft er net al iets over gezegd. Als wij vinden dat de democratie moet blijven functioneren, is het, zeker als zoiets nog een keer gaat gebeuren, juist van belang – ik wil ook begrip hebben voor overbelaste ambtenaren, absoluut – dat die Kamervragen tijdig en misschien wel sneller dan zonder coronacrisis beantwoord worden. Dat wil ik graag nog aan de Voorzitter meegeven.
Mevrouw Arib (PvdA):
Daar ben ik het gewoon mee eens. Dat lijkt mij heel goed. Ik denk dat het, nu wij weer op een bijna normale manier functioneren, goed is om dat goed te monitoren. Zodra dat niet het geval is, zal ik zeker aan de bel trekken.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u doorgaat met de beantwoording.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat is goed. Dus dit wat betreft onze werkwijze in crisistijd.
Er zijn ook wat vragen gesteld over schadeloosstelling en het vergoeden van onkosten, zeker in coronatijd. Daar was een vraag over van de SP. Die vraag komt bijna elke keer terug. Dus wat dat betreft bent u heel consequent, meneer Van Nispen. Er is volgens mij het nodige over gezegd, ook in onderlinge interruptie. Deze vraag is tijdens de coronacrisis ook in het presidium aan de orde geweest. Het blijft ingewikkeld om daar vanuit het presidium of vanuit mij, als Voorzitter, iets aan te doen. Dat blijft op de een of andere manier toch iets waar Kamerleden zelf over gaan. De vergoedingen zijn vastgelegd in de Wet schadeloosstelling. Wij hebben daar eerder – vorig jaar, maar ook het jaar daarvoor – een discussie over gehad. Ik weet hoe de SP daarover denkt. Het blijft altijd ook een verantwoordelijkheid van Kamerleden om daar iets aan te doen. Ik begreep dat er een soort veegwet van Binnenlandse Zaken over schadeloosstelling in voorbereiding is en bij de Raad van State ligt. Ik weet niet of dit punt daarin is opgenomen, maar misschien biedt dat wel de mogelijkheid om daar dat punt waar de SP altijd aandacht voor vraagt aan de orde te stellen. Verder kan ik daar eigenlijk niet zo heel veel aan doen.
De voorzitter:
En dat leidt tot een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb begrip voor de positie van de Voorzitter daarin. Ik zal in mijn motie ook nadrukkelijk niet het presidium oproepen om dit maar even te regelen. Dat zou ik niet gepast vinden. Maar ik heb de discussie hierover juist in de Kamer willen starten, of eigenlijk vervolgen, net als eerdere jaren. Ik heb daarover enkele vragen gesteld. We zullen in tweede termijn zien waar dat toe gaat leiden. Dank voor de suggestie van de veegwet. Misschien gaat de Voorzitter zo nog wel in op mijn vraag over het belastingvrije karakter daarvan, want of dat wel helemaal deugdelijk is, is volgens mij wel iets wat onderzocht zou moeten worden.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ook dat laatste hoort eigenlijk bij die schadeloosstelling. Ook naar die belastingvrije vergoedingen kan het presidium niet zo eigenstandig onderzoek laten doen. Het heeft een geschiedenis. Er is een hele discussie van een paar jaar aan voorafgegaan, zo begrijp ik. Er was toen ook een discussie over de vraag of je bijvoorbeeld wel een declaratie kan indienen of dat je het op een andere manier kan doen. De conclusies uit al die debatten leidden ertoe dat er werd gekozen voor de belastingvrije vergoedingen van Kamerleden. Ik denk dus dat de behandeling van een wet of eigen wetsvoorstel de plek is waar dat aan de orde gesteld kan worden.
Dan ga ik gelijk door naar onze integriteitsregels. Daar heeft ook iedereen een vraag over gesteld of een opmerking over gemaakt. Het is goed om te zien dat we ons realiseren dat integriteitsschendingen het aanzien van de Kamer raken en aantasten. Het heeft vaak ook enorme impact op Kamerleden als een Kamerlid in opspraak raakt. Soms is dat terecht, maar soms is dat ook totaal onterecht. Het is een groot probleem, en het is ontzettend belangrijk dat we daar als Kamer iets aan doen. Al vanaf 2013 wordt daarover discussie gevoerd en zijn daarvoor allerlei werkgroepen ingesteld. GRECO werd al een paar keer genoemd. Elke keer als GRECO met een rapport komt, worden wij daarop aangesproken. Vorig jaar hebben de heer Van der Molen en de heer Sneller een Kamerbrede motie ingediend: het is prima dat wij gedragsregels en een vertrouwenspersoon hebben, maar zoiets staat of valt met het toezicht op de handhaving. Daar is heel veel discussie over gevoerd; er is ook met verschillende deskundigen over gesproken. Uiteindelijk heeft dat geleid tot het voorstel voor het benoemen van een integriteitsadviseur vanaf 1 januari van dit jaar. Wij hadden al een leidraad. De commissie-Van Oosten heeft benadrukt dat we die opnieuw onder de aandacht van de Kamerleden moesten brengen. Daarom hebben we een soort gedragscode opgesteld. Die komt op hetzelfde neer, hoor. Het zijn dezelfde regels, maar dan in de vorm van een gedragscode. Vervolgens zijn er ook voorstellen gedaan voor toezicht op de integriteitsregels, voor welke sancties wel en niet kunnen worden toegepast. Ik ben heel blij om te horen dat daar draagvlak voor is in deze commissie.
Er is ook gevraagd hoe we daarmee omgaan. Het presidium heeft het naar de Kamer gestuurd. Daarvan werd gezegd: we gaan het toch in de commissie Binnenlandse Zaken aan de orde stellen. In de commissie Binnenlandse Zaken was er de keuzemogelijkheid om het ofwel apart te agenderen en er apart over te praten ofwel te betrekken bij de Raming. De keuze is toen gevallen op de Raming. Als er een meerderheid voor is, gaat het gewoon naar de Kamer. Dan wordt er een klap op gegeven en dan is het klaar. Dat is hoe ik denk hoe het zou kunnen lopen. Het traject is wat mij betreft dus helder. Als de Kamer hiermee akkoord gaat, dan is dat geen probleem. Ik weet dat u een voorkeur heeft voor een optie. Ik wil ook niet dat we daar uitgebreid op ingaan, want als de Kamer dat ook vindt, vind ik de optie waar de heer Sneller voor kiest ook prima. Het is ook belangrijk om het volgende te bekijken. Zullen we het invoeren en dan kijken hoe het gaat? Dan kan je na een jaar terugkijken of het werkt of niet en waar we het kunnen aanpassen. Het is dus geen kwestie van invoeren en daarmee is de kous af; dat is absoluut niet het geval. Als de Kamer daarmee akkoord is, kan het wat mij betreft dus gewoon naar de Kamer. Dan kan de Kamer erover stemmen, zowel over de gedragscode als over de integriteitsregels.
Er was een vraag van de heer Sneller over de integriteitsadviseur. De heer Sneller zei dat drie maanden te lang is om een onderzoek te doen en een Kamerlid te adviseren, want dan laat je zo'n Kamerlid eigenlijk drie maanden bungelen. Die drie maanden hebben we inderdaad genoemd, maar in de praktijk werkt het als volgt. Als een Kamerlid belt met de integriteitsadviseur, is een afspraak binnen één week geregeld. De integriteitsadviseur doet geen onderzoek naar wat er over een Kamerlid wordt geschreven of wat dan ook. Het is echt een gesprek tussen de integriteitsadviseur en het Kamerlid, waarin misschien dingen met elkaar worden gewisseld, er informatie wordt gegeven of wat dan ook. Ook als presidium horen wij daar helemaal niks over; dat is tussen het Kamerlid en de integriteitsadviseur. Uiteindelijk, na een jaar, rapporteert de integriteitsadviseur geanonimiseerd aan het presidium. Een onderzoek is niet aan de orde. Ik weet dat er heel veel gedoe was in december met betrekking tot een Kamerlid, wat ontzettend vervelend was. Daarover ging ook een van de schriftelijke vragen van D66. In die periode, in december, heeft de integriteitsadviseur geen advies gegeven, maar ook geen onderzoek gedaan. Vanaf januari, vanaf het moment dat ze werd benoemd, is gelijk een afspraak gemaakt met het betreffende Kamerlid. Zo is het gegaan en zo zal het ook in de toekomst gaan. Ik hoop dat ik daarmee ook die vraag heb beantwoord.
Er waren ook vragen over het niet doorgaan van 75 jaar vrijheid, van de heer Moorlag maar ook van andere collega's. Ik vind het zelf ook heel erg dat dat niet het geval was. Sterker nog, ik was echt ongelofelijk verbaasd dat alle fracties zich hadden opgegeven voor de reis, want we dachten: nou, misschien komt het niet goed uit of zijn mensen al een keertje eerder geweest. Iets van 91 Kamerleden hadden gezegd ernaartoe te willen gaan. We hadden alle voorbereidingen getroffen, maar helaas is dat door corona niet doorgegaan. Ik vind het heel moeilijk om te zeggen «we gaan het opnieuw doen», want het is afhankelijk van hoe het virus zich gaat ontwikkelen; dat weten jullie ook. De vraag is dan of wij wat meer ruimte hebben, enzovoort. Maar we zoeken ook naar alternatieven om het anders te doen. Er is een stuurgroep. Daar zitten heel veel Kamerleden in, van verschillende fracties. We gaan opnieuw bekijken of we een soort alternatief kunnen bedenken. Maar ik ben het met de heer Moorlag en andere collega's eens dat het inderdaad heel jammer is.
Wat wel belangrijk is om te zeggen, is het volgende. In het kader van 75 jaar vrijheid was er een prachtig project gestart in 2019. Het betrof een samenwerking tussen de provincies en het NIOD. Wij hebben daarin ook een rol gehad. Het ging erom, alle burgers te vragen, naar aanleiding van 75 jaar vrijheid, om in hun zolderkamers te gaan kijken of ze foto's konden terugvinden die iets over de oorlog zeggen. Dat heeft prachtige foto's opgeleverd. Ik was zelf voorzitter van de jury om daar een keuze uit te maken. Die foto's zouden in de Statenpassage worden tentoongesteld. Het was de bedoeling om dat afgelopen 20 maart te doen. Jullie zouden volgens planning allemaal worden uitgenodigd en het zou ook live worden uitgezonden door de NOS, maar door corona is dat niet doorgegaan. Wij zoeken nu naar een manier om ook dat alsnog te organiseren. Op een andere manier natuurlijk, maar wel met die foto's, want het zijn echt zeer indrukwekkende foto's.
De heer Sneller heeft mij gemist op 4 mei. Dat is fijn om te horen, want ik vond het ook heel erg dat wij daar niet aanwezig waren. Er is een keuze gemaakt wie daar aanwezig mochten zijn. De Voorzitter van de Tweede Kamer en de Voorzitter van de Eerste Kamer zijn niet uitgenodigd. Wij hebben daartegen geprotesteerd. Achter de schermen natuurlijk, want bij zo'n herdenking moet je niet publiekelijk gaan protesteren. Uit respect hebben wij, met pijn in ons hart gezegd: we accepteren het niet, maar als je niet welkom bent, is dat gewoon zo. Ik vind het zelf ook heel erg dat dit niet het geval was. Zo is het gegaan en ik heb daar heel veel mails over gekregen. Er was zelfs ook een ingezonden stuk in een van de kranten. Ook op sociale media zag ik: waar zijn de volksvertegenwoordigers? Zo is het helaas gelopen.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank voor het open antwoord. Ik vind het toch ook wel verontrustend om te horen. Tot wie als uitnodigende partij richten wij ons om het protest achter de schermen te ondersteunen? Laat ik het zo formuleren.
Mevrouw Arib (PvdA):
Het was een afweging of ik samen met mijn collega van de Eerste Kamer officieel een brief zou sturen. Daarvan hebben we gezegd: nee, het gaat om de herdenking. De Koning heeft een prachtige speech gehouden; heel indrukwekkend. We hebben het hier wel gedaan zoals elk jaar, en dat ging prima; met de Minister-President en de Staatssecretaris van VWS. Maar het was wel een gemis dat we daar niet bij konden zijn. We hebben wel achter de schermen geprotesteerd, dus ik hoop dat wij niet weer in zo'n situatie terechtkomen. Als het nodig mocht zijn, zal ik jullie daarvan op de hoogte brengen.
Er was ook een vraag van collega...
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Begrijp ik goed dat wij alvast wat voorbereidingen kunnen gaan treffen voor het indienen van een initiatiefwetsvoorstel over de vertegenwoordiging?
De voorzitter:
Wellicht moet u dat toelichten, meneer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Het is wel zwaar en ik zeg het wat schertsend, maar als Kamer hebben wij natuurlijk ultimo een wetgevende bevoegdheid. Vandaar dat ik het woord initiatiefwetsvoorstel liet vallen, maar vaak lijkt mij iets formeels niet nodig te moeten zijn.
De heer Sneller (D66):
Is het nou het Nationaal Comité 4 en 5 mei dat als het ware als ngo uitnodigt? Of is er een andere uitnodigende organisatie? Wie gaat hierover? Dat is degene tot wie zo'n initiatiefwet zich al dan niet schertsend zou moeten richten.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik begrijp dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei, maar ook Algemene Zaken een soort commissie hebben waarin men kennelijk van gedachten wisselt over wie wel en wie niet. Hier moesten ze ook rekening houden met coronavoorschriften. Uiteindelijk is de beslissing genomen. Daar moesten we het mee doen. Maar ik hoop dat het eenmalig is en dat we er geen wetsvoorstel voor nodig hebben.
Mevrouw Özütok vroeg naar de uitspraak van de Voorzitter van de Eerste Kamer dat op Prinsjesdag ook volstaan kan worden met de Voorzitter van de Eerste Kamer, twee griffiers en de Koning, analoog aan 4 mei. Ik heb hem daarop aangesproken, want in de Grondwet staat dat de Verenigde Vergadering de Eerste en de Tweede Kamer zijn. Prinsjesdag wordt gezamenlijk georganiseerd. Het is heel belangrijk dat we daar gewoon open over communiceren. Met de Eerste Kamer zijn wij in overleg over hoe wij Prinsjesdag dit jaar gaan inrichten. Afgelopen zaterdag bleek al uit de media dat we kijken naar de locatie. Dat is afhankelijk van de vraag of de richtlijnen naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen versoepeld worden of streng moeten worden toegepast.
Traditioneel vieren we Prinsjesdag in de Ridderzaal, maar daar kunnen we niet met z'n allen in. Dat betekent dat maar de helft van de Kamerleden zou kunnen komen en dat is natuurlijk heel ingewikkeld. Bijna alle Kamerleden vinden het ontzettend bijzonder om de laatste Prinsjesdag voor de verkiezingen met elkaar mee te maken. De Grote Kerk is een alternatieve locatie die wij bekijken. Daar zouden we wel met z'n allen terechtkunnen, maar niet met familie, gasten enzovoorts. Het zal ook een beetje sober zijn, maar wel met een voltallig aanwezige Verenigde Vergadering en regering. We moeten bekijken wie daarnaast nog aanwezig kunnen zijn. We gaan dat nog met elkaar definitief vaststellen en we zullen jullie zo snel mogelijk laten weten hoe we het gaan doen.
Er is gevraagd hoe we omgaan met groepsbezoeken. We hebben gezien hoe musea dat doen. Meneer Moorlag noemde Madurodam. Er werd een museumdirecteur geïnterviewd die zei: afschalen, dus geen bezoekers, was makkelijker dan opschalen. Dat is hier ook zo. Om gezondheidsredenen wilden wij geen bezoekers meer, want bezoekers komen uit het hele land en willen alle Kamerleden spreken. Zo kunnen er niet alleen besmettingen van buiten komen, maar de bezoekers kunnen zelf natuurlijk ook besmet raken. Uit veiligheid stopten we dus net als iedereen met bezoekers. Nu is het de kunst hoe we bezoek wél kunnen organiseren. Tot 1 september zullen er geen groepsbezoeken plaatsvinden, maar in de tussentijd denken we natuurlijk na over hoe we dat georganiseerd kunnen doen. Er wordt natuurlijk gedacht aan van tevoren aanmelden. Er moet ook nagedacht worden over hoeveel mensen je toelaat per dag. Dat moet in overleg met ProDemos, want daar moeten wij ook het gesprek mee aangaan. Ik hoop dat wij voor 1 september met een voorstel kunnen komen hoe we die bezoeken kunnen hervatten, want ik begrijp het heel goed. Alles wordt gelivestreamd, iedereen kan Debat Direct volgen via internet enzovoorts, maar dat je hier groepen scholieren ziet rondlopen... Ook fracties willen soms mensen uit bepaalde regio's hier ontvangen. Daar moeten we gewoon een plan voor bedenken, en wel een zorgvuldig plan. We moeten niet terugvallen in de oude situatie, maar het moet ook niet zo zijn dat wij ontoegankelijk zijn voor allerlei groepen.
De heer Moorlag (PvdA):
Goed dat er zo intensief wordt nagedacht over het weer fysiek kunnen ontvangen van bezoekers. Ik heb wel wat zorg of dat ook op termijn weer in de oude maatvoering zou kunnen. Mijn vraag is: zou het ook mogelijk zijn om een plan B te ontwikkelen en te kijken of er met digitale hulpmiddelen gewerkt kan worden? Er zou bijvoorbeeld een digitale rondleiding gemaakt kunnen worden. De Kamervoorzitter heeft namelijk wel gelijk als zij zegt «mensen kunnen alle debatten volgen», maar ik zie juist bij de scholieren dat ze niet zozeer onder de indruk zijn van die debatten, maar meer van de Handelingenkamer. Het zou mooi zijn als we een digitale rondleiding zouden hebben. Daar moet je echt een aantal creatievelingen voor gaan inzetten. Dat zou ik graag mee willen geven voor het ontwikkelen van een plan B.
Mevrouw Arib (PvdA):
Het lijkt me heel goed om dat te doen. We gaan daar als presidium, maar vooral ook in overleg met ProDemos en in overleg met de ambtelijke secretarissen over spreken. Er zijn namelijk best veel fracties, het CDA bijvoorbeeld – ik zie de heer Van der Molen niet – heeft vaak ook groepen op bezoek. Vanuit de PvdA weet ik nog dat ons Kamerlid uit Friesland, Lutz Jacobi, bijna elke week een groep hier had. Er zijn fracties die daar heel veel waarde aan hechten en dan is het wel belangrijk om dat mogelijk te maken, maar dan zodanig dat het de volksgezondheid niet in gevaar brengt. We komen daar zeker op terug, met een plan A en een plan B. Natuurlijk, dat spreekt voor zich.
Dan ga ik naar nog een leuk onderwerp, renovatie/verhuizing. De vraag was: gaan we eigenlijk verhuizen, wanneer dan en gaat het nog door? Dat was een vraag van de heer Ziengs, maar ook van een paar andere collega's. Volgens mij is bijna iedereen benieuwd naar die verhuizing. Jullie weten allemaal dat we een planning hadden om rond deze tijd te gaan verhuizen, maar dat plan is door de stikstofproblematiek niet doorgegaan. Binnenlandse Zaken heeft ons ergens in oktober vorig jaar via een brief laten weten dat alle bouwprojecten op dat moment werden stilgelegd. Dat geldt ook voor het Binnenhof. Intussen hebben we een coronacrisis.
Hoe dan ook, wel of niet verhuizen is echt afhankelijk van wat Binnenlandse Zaken beslist en die beslissing hebben wij nog niet gehoord. Die zou voor de zomer genomen worden. Het kan zijn dat ze ons dat nog voor het reces laten weten. Dan is het ontzettend belangrijk dat ook de Kamer zich daarover uitspreekt. Als dat besluit is genomen, is de Kamer natuurlijk aan zet. We hebben als presidium wel onze zorgen over de verhuizing geuit. We hebben ook zo nu en dan... Gelukkig zit Ockje Tellegen ook hier, zij is voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie en volgt het ook van dichtbij. Ze volgen daar alle plannen. Alle stukken worden daar ook voorbereid. De Bouwbegeleidingscommissie is een adviescommissie aan het presidium. Ockje Tellegen en ik hebben ook gesprek gehad met de Staatssecretaris over alle vragen die jullie hebben gesteld.
Verhuizing? Is B67 coronaproof? Hoe gaan we om met de uitvoering van de motie-Jetten? Waarbij natuurlijk ook nagedacht moet worden over huisvesting, want extra mensen betekent ook extra huisvesting. Die zorgen hebben we met de Staatssecretaris gedeeld. Wat betreft een coronaproof gebouw: dit gebouw hebben we in korte tijd zo weten om te vormen dat het parlementaire proces doorgang kon vinden, dankzij dit gebouw. Wij hebben de zalen, deze zaal zoals wij nu hier zitten, de Troelstrazaal en ook de Oude Zaal, weten aan te passen. Het gebouw heeft verschillende ingangen. Als je naar de Oude Zaal gaat, kan je daar via de Schepelzaal naartoe gaan. Ik ben een paar keer bij B67 geweest. Je hebt daar één grote ingang waar iedereen langs moet. De plenaire zaal is toch kleiner dan onze plenaire zaal. Dat zijn allemaal van die praktische dingen waar we zelf heel veel vragen bij hebben. Die hebben we ook aan de Staatssecretaris voorgelegd: wij willen graag weten of B67 voldoet aan de coronaeisen en aan de 1,5 meter afstand. Kunnen we daar ook flexibel vergaderen en ons parlementaire werk doen zoals we dat hier doen? Daar hebben we nog geen antwoord op gekregen.
Ook over de huisvesting als gevolg van de motie-Jetten spelen bij ons grote zorgen. We hebben het Kamergebouw, maar we hebben ook een aantal dependances. Van een gebouw, Doelenstraat, wordt volgens mij dit jaar nog... Ik kijk naar onze Griffier. De huur wordt eind volgend jaar opgezegd, niet door ons maar door de verhuurder. Dat betekent dat wij een aantal ambtenaren ergens moeten onderbrengen. De motie vraagt ook om extra huisvesting. We hebben in samenwerking met andere Binnenhofbewoners moeten schikken om een beetje ruimte te maken voor bijvoorbeeld Algemene Zaken, maar dat betekent wel dat wij weer extra ruimtegebrek hebben. Ook dat punt heb ik, zeg ik richting de heer Sneller, op een rijtje gezet en in een brief aan de Staatssecretaris voorgelegd: ik verzoek u om met ons mee te denken over oplossingen voor zo'n knelpunt waar we mee zitten. Zodra daar meer duidelijkheid over is, zal ik dat zeker aan de Kamer laten weten.
Daarnaast is het natuurlijk ook van belang om te kijken... Als presidium hebben wij een soort bestuurlijke verantwoordelijkheid om te onderhandelen en met elkaar te kijken: hoe kunnen we gezamenlijk optrekken of juist de belangen van de Kamer voor het voetlicht brengen bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken? Wij hebben natuurlijk ook de commissie voor Binnenlandse Zaken, die over de politieke kant van de verhuizing gaat. Die heeft ook een rol als het gaat om financiën, om het budget, om het goedkeuren van bepaalde plannen en om wel of niet verhuizen. En we hebben natuurlijk onze Bouwbegeleidingscommissie, die ons adviseert. We proberen volgens de governance te opereren. Tot nu toe, sinds we een nieuwe governance hebben, gaat het wat mij betreft en wat onze voorzitter betreft goed, toch? Ja.
Er was ook een vraag van de heer Ziengs over Nieuwspoort. Nieuwspoort is natuurlijk al sinds de jaren zestig een soort onderdeel van het Binnenhof. Niet iedereen denkt daar hetzelfde over; ik zie de heer Van Nispen naar me kijken. Jullie hebben andere opvattingen over Nieuwspoort. Maar goed, Nieuwspoort staat wel bekend als een debatcentrum, als een plek waar het vrije woord, persvrijheid plaatsvindt, waar journalisten bij elkaar komen enzovoorts. Dat is gewoon zo gegroeid en wij respecteren dat ook. Wij hebben ook geprobeerd te bemiddelen in de discussie tussen Nieuwspoort en het Rijksvastgoedbedrijf als verhuurder om te kijken of we gezamenlijk kunnen optrekken, zodat ook Nieuwspoort een plek krijgt in dat traject. Volgens mij is dat tot nu toe goed gegaan. Het heeft wat langer geduurd, maar ik begrijp dat uiteindelijk... In het gesprek met de Staatssecretaris hebben we ook gezegd: jullie zijn de verhuurder en niet wij; jullie moeten op een gegeven moment de knoop doorhakken. En dat gaan ze ook doen. Als het goed is, zal het Rijksvastgoedbedrijf nu een besluit nemen over Nieuwspoort. Ik heb begrepen dat dat ook in goed overleg met Nieuwspoort plaatsvindt. Ik hoop dat ik daarmee het punt van Nieuwspoort heb beantwoord.
Dan waren er ook vragen over de informatiepositie van de Kamer. Daar is het nodige over gezegd en daar hebben we ook een paar keer over gesproken. Het blijft wel een punt van aandacht elke keer. Ik zit in de zaal en ik zie soms de worsteling van Kamerleden die vragen om stukken of informatie die zij belangrijk vinden voor het voeren van debatten. Daar wordt niet altijd soepel mee omgegaan door het kabinet. Ik heb het kabinet daar natuurlijk vaak op aangesproken; die berichten hebben jullie ook gehad.
Artikel 68 is een terugkerend iets, niet alleen in mijn voorzitterschap maar ook in de vorige periode. Toen ik Voorzitter van de Kamer werd, heb ik gelijk met de Minister van Binnenlandse Zaken een gesprek gehad over de manier waarop zij invulling zou gaan geven aan artikel 68. Daarover is toen ook een brief naar de Kamer gekomen. In die brief stond een beetje hetzelfde als wat eerdere kabinetten hebben gemeld. Die ging namelijk over vertrouwelijkheid van informatie en over de staatsveiligheid. Dat blijft een spanningsveld geven. Dat raakt ook aan de vraag waar de heer Van der Molen elke keer op terugkomt, over de vertrouwelijkheid van stukken. Ik heb naar aanleiding van de moties gezegd: laten we eerst de discussie binnen de commissie Financiën afwachten. Daarin ging het namelijk over artikel 68 in relatie tot alles wat met KLM en de Belastingdienst te maken had. Volgens mij zijn er twee weken geleden ook weer moties ingediend over artikel 68. Ik wil nu eigenlijk samen met de indieners van de moties, maar ook met een aantal deskundigen, zoals we eerder ook een keer gedaan hebben, eindelijk definitief met elkaar vaststellen hoe we daarmee omgaan, en de Kamer daarvoor een voorstel doen. Natuurlijk moet ik ook met het kabinet overleggen hoe het daarnaar kijkt, maar ik ben het eens met de heer Van der Molen dat dit niet over de verkiezingen heen getild moet worden. Wij moeten dat nu als Kamer gaan regelen. Ik hoop dat daar straks ook draagvlak voor is in de Kamer.
Wat betreft die vertrouwelijke stukken en de moties die de heer Van der Molen daarover heeft ingediend, zeg ik nog het volgende. Er ligt al een voorstel, dat is uitgewerkt naar aanleiding van de bijeenkomst die ik met jullie heb gehad over de manier waarop we die motie concreet kunnen uitwerken. Dat was met de heer Van Nispen, de heer Sneller, volgens mij mevrouw Özütok, en de heer Van der Molen. Het voorstel ligt er al. De bedoeling was dat we bij elkaar zouden komen, volgens mij half maart. Dat is niet doorgegaan vanwege corona, en de heer Van der Molen zei dat hij het eigenlijk voor Prinsjesdag geregeld wil hebben, dus u krijgt gewoon een uitnodiging, liefst voor volgende week. Dan stuur ik gewoon de uitwerking van jullie moties naar jullie toe en dan kunnen jullie daar jullie mening over geven. Dan kan dat ook naar de Kamer. Dan is dat eindelijk ook geregeld.
Er was ook een vraag van de heer Van der Molen over de toezeggingenregistratie. De vraag was wat de stand van zaken is met betrekking tot een openbare toezeggingenregistratie. Ook dit punt is vorig najaar behandeld in het presidium. Het presidium heeft besloten, zoals ook in de nota naar aanleiding van het verslag staat vermeld, om het voorzittersoverleg, dus de voorzitters van de commissies, om advies te vragen. Ook daar is stagnatie in gekomen door de coronacrisis. Ik heb wel een Pexip-vergadering met ze gehad, maar dat ging over welke debatten we gingen voeren en op welke manier we die gingen organiseren, maar niet hierover. Dus dat overleg gaat alsnog plaatsvinden. Het presidium vindt het wel van belang om het advies te betrekken bij de eerdere besluitvorming over de ontwikkeling en het beheer van een complete en actuele openbare toezeggingenregistratie, omdat die heel veel geld zou kosten. Het vraagt best wat extra ambtelijke ondersteuning. Het vraagt ook extra ontwikkelkosten. Het kan, hè? Als de Kamer het wil, dan kunnen we daar prioriteit aan geven, maar dan komt het na dat voorzittersoverleg opnieuw in het presidium en dan nemen we een definitief besluit.
De heer Ziengs had een vraag over aanwezigheid bij herdenkingen. Ik weet dat er een motie over is ingediend. Dit gebeurt in samenspraak met VWS. Er is een protocol. Er is ook een protocol van het Comité 4 en 5 mei waar wij ons aan moeten houden. Ik begrijp heel goed dat Kamerleden in hun eigen regio herdenkingen willen bijwonen. Dat kan ook. Alleen, die kranslegging en wel of niet zo'n lintje erbij: dit is aan allerlei protocollen gebonden en het is een beetje ingewikkeld om daarvan af te wijken. Dat is een.
Twee. U heeft gevraagd of u niet een overzicht kunt krijgen van alle herdenkingen die plaatsvinden; die vraag is ook in de schriftelijke vragenronde gesteld. Dat is bijna onmogelijk omdat ook allerlei verenigingen herdenkingen organiseren en er geen overkoepelend iets is aan wie wij kunnen vragen om ons zo'n overzicht te geven. Herdenkingen vinden plaats op wijkniveau, op dorpsniveau, op stadsniveau, in het hele land. Dat is dus bijna niet te doen. Ik vind het wel van belang dat Kamerleden die een uitnodiging krijgen daar gewoon aanwezig zijn en ook gewoon bossen bloemen of een krans kunnen neerleggen, maar dat dient dan wel te gebeuren volgens de regels die we met elkaar hebben afgesproken.
De voorzitter:
Ik ga mezelf even een interruptie toestaan in plaats van het voorzitterschap over te dragen om een interruptie te kunnen plegen, want dan wordt het allemaal wat lastig en onoverzichtelijk.
Ik werd inderdaad getriggerd door het antwoord, omdat echt de bedoeling daarvan was... Het is me ook aangereikt door mijn collega Van Gent, die hier al een tijd mee bezig is; laat ik het ook maar zo benoemen. Hij heeft mij ook de uitleg daarbij gegeven. Hij gaf aan dat organisaties in de praktijk vaak niet goed weten hoe ze daarmee om moeten gaan en of ze het ergens kunnen melden. Dus daar is de vraagstelling eigenlijk op gericht: kijk nou eens of je hiervoor iemand in dit huis verantwoordelijk kunt maken en die zegt «we gaan dit inventariseren en we maken daar een duidelijk protocol voor». Dan kan men zeggen: joh, we hebben zo'n herdenking, kan er iemand komen? Dan gaan we in die volgorde handelen. Daar is het eigenlijk voor bedoeld, en daar was de vraag op gericht.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat begrijp ik. Ik vind het zelf ontzettend belangrijk dat Kamerleden ook gewoon in hun eigen regio actief zijn en naar herdenkingen gaan. Voor de mensen is het echt heel belangrijk dat volksvertegenwoordigers aanwezig zijn. Laat ik het zo zeggen. Misschien is het goed om dit opnieuw op te nemen met het Comité 4 en 5 mei en te bekijken of we daar iets op kunnen verzinnen, want ik kan me niet voorstellen dat... Nou ja, laat ik het zo zeggen: ik kom erop terug. We hebben een topper bij ons die het protocol bijhoudt. Ik zal het ook met haar nog een keer bespreken. Misschien vinden we een soort tussenoplossing, maar daar kom ik apart op terug. Vindt u dat goed, meneer Ziengs?
De voorzitter:
Uitstekend. Dank u wel, voorzitter.
Mevrouw Arib (PvdA):
Oké. Dan een vraag van de heer Sneller. Ik wist niet wat ik daarmee aan moest.
De heer Sneller (D66):
Het was een ingewikkelde vraag.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ja, sorry, ik had dit eigenlijk bij de integriteitskwestie aan de orde moeten stellen. Ik bedoel het meer in die zin dat het een individueel iets was. Het ging over een lobbyist, om openlijk een wetsvoorstel te steunen. Dat was het. Dat bedoel ik meer; het ging er niet om dat u een vraag stelt, want alle vragen zijn belangrijk. Als een lobbyist aangeeft dat zijn organisatie het wetsvoorstel sowieso steunt, kan het Kamerlid dit ter informatie aannemen. Een toezegging doen over stemgedrag is niet toegestaan. Feitelijk is immers het aannemen van elk aanbod in ruil voor stemgedrag verboden. Ik ga u niet aankijken.
Volgens mij was er dan een vraag van de heer Sneller over de commissie-stiekem. Het klopt dat er een brief aan mij was gericht. Die brief wordt ook doorgeleid naar de commissie om te kijken hoe ze daarmee omgaat. Ik vind het lastig om daar nu openlijk iets over te zeggen. Ik denk dat ik dit punt gewoon meeneem en met de voorzitter van de commissie-stiekem bespreek; ik zeg «commissie-stiekem», maar dat hoort niet zo. Ik zal de Kamer dan gewoon laten weten wat daarmee gebeurt.
Dan was er een vraag over petitieaanbieding, van mevrouw Özütok. Toen wij hebben besloten om het gebouw voor bezoekers te sluiten, gold dat natuurlijk voor iedereen. Dan is het heel lastig om ook een petitie in ontvangst te nemen. Dat betekent dus dat er beweging komt en dat mensen hiernaartoe komen, want bijvoorbeeld sommige mensen komen uit Zeeland. Dus ook daarvoor gold: geen petitieaanbieding. Het is inderdaad wel een wettelijk recht om een petitie aan te bieden. We hebben ook via allerlei lobbyclubs een aanbod gekregen om dat digitaal te doen. Nou, dat vind ik geen goede zaak, juist omdat wij ook over integriteit spreken. Dat is ook de reden dat wij hebben gezegd als presidium: we moeten wel kijken hoe we aan zo'n behoefte toch wel tegemoet kunnen komen. Het is nu dus wel de bedoeling om petities digitaal te kunnen aanbieden, via Pexip. Er is volgens mij een proef mee gedaan. Ik vraag het even na bij de Griffier. Ja, dat gaan we doen: digitaal petities laten aanbieden. Daar is mee geoefend en ik hoor dat dat ook gelukt is. We willen namelijk niet dat er allerlei fouten worden gemaakt als we dat gaan aanbieden. Daar kan ik via de heer Van der Molen ook de heer Van Helvert, die daar driftig over heeft getwitterd in de afgelopen periode, mee blij maken. Dan kunt u dat ook aan hem overbrengen.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik ben blij met het antwoord van de Kamervoorzitter. Zij zegt dat naar manieren wordt gezocht om dit mogelijk te maken. Er komt al een pilot. Dat is verheugend nieuws. Maar ik zou graag ook willen horen dat dit niet een tijdelijke maatregel is, tijdens de coronacrisis die we nu hebben, maar dat die mogelijkheid ook blijvend zou kunnen bestaan. Hoe kijkt de Kamervoorzitter daartegen aan?
Mevrouw Arib (PvdA):
Dit is natuurlijk uit noodzaak ontstaan. Zoals door een aantal van jullie werd gezegd, probeer je in de coronaperiode ook te leren van de ervaringen. Wij hebben nooit stilgestaan bij de vraag of je online zo'n petitie kunt laten aanbieden. Hetzelfde geldt voor procedurevergaderingen, die nu ook via Pexip plaatsvinden. Dat begint ook een beetje te lopen. Wat ons betreft gebeurt dit in coronatijd. Maar het kan zijn dat de commissie er behoefte aan heeft om dit zo te doen, net als bij procedurevergaderingen. Alleen zij kan dat beoordelen; dat kunnen wij als presidium wel goed of slecht vinden, maar dat kan de commissie zelf beoordelen. Als de commissie vindt dat dat prima online kan, dan moet die mogelijkheid er ook zijn. Als wij na september, dus niet nu, ook groepsbezoeken ontvangen enzovoorts, en het misschien mogelijk is om in beperkte vorm ook fysiek iets aan te bieden, dan zou dat ook een mogelijkheid kunnen zijn. Die keuze moet er zijn, dus tegen die tijd, na september, moeten we eens bekijken of het bevalt. Bevalt het niet? Dan doen we het op een andere manier.
Er werd ook gezegd: wat kunnen we leren van de crisistijd? We hebben natuurlijk in de aanloop naar een meer open situatie en meer ruimte voor debatten ook kunnen zien dat de Kamer noodgedwongen moest nadenken over de vraag hoe we omgaan met onze instrumenten. Voor corona hadden we iets van 233 debatten op de lijst. Heel veel debatten zijn eigenlijk al achterhaald door de crisis. Door corona hoop ik dat Kamerleden heel goed gaan nadenken over wat belangrijk is, wat kan wachten en wat op een andere manier aan de orde kan worden gesteld. De werkgroep-Van der Staaij wiens werkzaamheden ik ontzettend waardeer en waaraan ik ook heel veel dank verschuldigd ben, hebben we ook de vraag meegegeven hoe om te gaan met de lijst van debatten. Daarop is het voorstel gedaan om na verloop van tijd een debat te laten vervallen. Daar moet de Kamer overigens nog over debatteren, maar dat is een mogelijkheid. Zoals de heer Van Nispen al aangaf ten aanzien van schriftelijke vragen, waren Kamerleden in het begin van de coronatijd wat terughoudend om allerlei vragen te stellen. Het is ook van belang dat ze nadenken over welke debatten ze wel en welke ze niet willen en dat we dus ook kritisch naar onszelf kijken. Dat is ook iets wat we van deze coronaperiode kunnen leren.
Zelf reflecterend op deze afgelopen periode, denk ik dat het heel belangrijk is terug te kijken naar onze informatiepositie als Kamer. Daar heb ik mij enorm sterk voor gemaakt en ik hoop dat we daar voor de komende verkiezingen een klap op kunnen geven om het ook vast te leggen, zodat straks volgende kabinetten rekening houden met de positie van de Kamer. Dat geldt niet alleen qua verhoudingen, want de ene keer zit je in de oppositie en de andere keer in de coalitie, waarbij het belangrijk is om een gelijk speelveld te hebben wat betreft informatie. Of je nou klein of groot bent, het is van belang dat dat gewoon gewaarborgd blijft. De afgelopen periode hebben we het kindervragenuur voor elkaar gekregen. Dankzij een motie van Rens Raemakers en met steun van de hele Kamer is dat een groot succes geworden.
Wat ikzelf ook heel belangrijk vind, hoe vervelend het soms ook was in de beeldvorming en de media, is dat we bij de renovatie en de verhuizing de rol van de Kamer duidelijk maken, in de zin dat we niet zomaar een gebruiker zijn maar dat we ook invloed willen hebben op renovatieplannen en alle aanpassingen, zodanig dat we ook een gelijkwaardige partner in dat proces zijn. Het is ook goed dat dat gelukt is.
Waar ik me de afgelopen periode vaak – nu misschien wat minder – over heb geuit, is het vroegtijdige vertrek van Kamerleden. Daar heb ik nooit een geheim van gemaakt. Nu gaan we een nieuwe fase in met de verkiezingen. Die vragen heel veel van Kamerleden. Heel veel partijen zijn bezig met het opstellen van kandidatenlijsten. Ik hoop dat al die partijen gewoon zuinig zijn op alle Kamerleden, dus dat er niet een soort vernieuwingsgolf komt. Volgens mij is bijna de helft van de Kamerleden nieuw. Ik hoop dat die Kamerleden een kans krijgen. Het Kamerwerk is een ambt. Ik merk dat Kamerleden enorm onder druk staan van sociale media. Denk ook aan de druk om te presteren. De peilingen helpen soms ook niet mee, omdat je niet meer van die grote fracties hebt, maar bijna allemaal even grote. Het collectief geheugen van de Kamer is belangrijk. Dat collectief geheugen bouwen we nu op met nieuwe Kamerleden. De eerste periode zijn we natuurlijk allemaal actief enzovoort, maar je merkt dat Kamerleden in de tweede periode toch een beetje bedachtzamer zijn. Dan heb je ook nestors nodig in de Kamer. Alleen op die manier kan het parlement heel goed functioneren. Dus ik hoop dat de nieuwe Kamerleden maar ook de zittende Kamerleden na de verkiezingen allemaal terugkomen. Wie weet luistert een of andere partijvoorzitter mee. Dat wilde ik eigenlijk meegeven, als reflectie.
De voorzitter:
Dan zijn we daarmee gekomen aan het einde van de beantwoording in de eerste termijn. Als er nog vragen zijn blijven liggen, komen ze vast wel terug in de tweede inbreng van de leden, zo mag ik verwachten. Ik stel voor dat we beginnen met die tweede termijn. Ik zal vooraf in ieder geval even aangeven hoeveel tijd u nog overheeft van het aantal toegekende minuten. Dat doe ik iedere keer wanneer ik het woord aan iemand geef, bij aanvang. De heer Van Nispen van de SP heeft 3 minuten en 20 seconden. Aan u het woord.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. In de richting van de Kamervoorzitter zeg ik: dank voor de beantwoording. Dank ook met name voor het belang dat er wordt gehecht aan de informatiepositie van de Kamer – daar is het veel over gegaan, en terecht – aan artikel 68 van de Grondwet en aan het tijdig en volledig beantwoorden van Kamervragen. Ik zei het al: als er in de crisis veel debatten niet doorgaan, is het stellen van een schriftelijke Kamervraag zo ongeveer het enige wat je hebt. Dus ik vind het heel goed dat de Voorzitter zegt het hiermee eens te zijn en dat ze, mocht zoiets nog een keer gebeuren, voor ons allen, voor onze hele democratie, in de bres zal springen richting de Ministers die het wat minder nauw nemen met de termijnen van beantwoording. Dat vind ik heel erg goed.
Laat ook ik een korte opmerking maken over Prinsjesdag. Het is een mooie traditie, maar ik zou er ook begrip voor hebben als we dat dit jaar op een alternatieve wijze gaan vieren. Ik hoorde iets over het omzien naar een andere locatie. Je zou ook gewoon kunnen denken aan minder aanwezigen. Ik weet wel dat in de Grondwet staat dat we een verenigde vergadering hebben, maar volgens mij staat nergens in de Grondwet dat alle 225 Kamerleden er ook allemaal moeten zijn, inclusief alle leden van de Raad van State, alle Ministers en alle gevolmachtigde Ministers. Mensen kunnen er ook weleens niet zijn. Dat is namelijk ook de praktijk van de afgelopen jaren. Dus ik denk dat ik het juist niet vind uit te leggen als we met honderden bij elkaar zouden zitten. Dat wil ik aan de Voorzitter meegeven. Dan heb ik liever dat er een paar mensen vrijwillig afwezig zijn dan dat wij ons in allerlei bochten gaan wringen om met zo veel mogelijk mensen op een alternatieve locatie aanwezig te zijn. Doe er uw voordeel mee, zou ik zeggen.
Over de vergoedingen van Kamerleden heb ik een motie beloofd aan de collega's, dus ja, dan ga je die uiteraard indienen. Die motie spreekt volgens mij voor zichzelf.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Kamerleden naast een ruime schadeloosstelling en een ov-kaart ook standaard «beroepskosten» ontvangen, een reiskostenvergoeding en verblijfkosten;
constaterende dat deze vergoedingen niet goed te controleren zijn, ze standaard uitgekeerd worden ook al zijn er nauwelijks kosten gemaakt, zoals gedurende de coronacrisis, de bedragen bijzonder riant zijn en niet-politici ook geen recht hebben op deze hoge onbelaste vergoedingen;
van mening dat er juist nu in crisistijd van Kamerleden solidariteit gevraagd mag worden ten opzichte van de rest van de samenleving;
spreekt uit dat de huidige vaste hoge vergoedingen voor verblijfkosten, reiskosten en beroepskosten kunnen worden afgeschaft en dat daarvoor in de plaats hooguit een sobere declaratieregeling komt voor Kamerleden die van ver komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (35 405).
Volgens mij is het protocol dat we de motie op papier op de kop neerleggen, dat die straks door de bode wordt opgepakt en dat alle moties dan in één keer gekopieerd, gerubriceerd en uitgedeeld worden.
Gaat u door.
De heer Van Nispen (SP):
Met die motie wil ik dus een uitspraak van de Kamer over dit voorstel. Dan zullen we zien of er voldoende draagvlak is. Ik realiseer me heel goed dat we met het aannemen van een motie nog geen wet hebben veranderd, maar dat volgt dan uiteraard hierna. Ik hoor dus graag – dat hoeft niet vandaag; dat zien we bij de stemmingen wel – of er draagvlak is voor dit toch relatief overzichtelijke voorstel, dat ik volgens mij inmiddels voldoende heb toegelicht aan de collega's.
Helemaal tot slot, voorzitter. Het is vandaag bijna niet gegaan over het vragenuur, terwijl u dat wel van mij gewend bent. We hebben er tot nu toe iedere Raming over gesproken. Ik voel me dus genoodzaakt om daar toch iets over te zeggen, namelijk dat we daar uitgebreid op terug gaan komen bij de behandeling van de voorstellen van de commissie-Van der Staaij, want die heeft daar natuurlijk naar gekeken. Daar komt dan aan de orde hoe we er weer een levendig en flitsend vragenuur van gaan maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Moorlag. Er staan nog 2 minuten en 20 seconden voor u open.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Kamervoorzitter voor de beantwoording, en ook voor de expressie van haar wil om op te komen voor de belangen van de volksvertegenwoordiging en om het parlementaire werk zo goed mogelijk doorgang te laten vinden in deze bijzondere en moeilijke periode.
Dan de gedragscode over integriteit. De Kamervoorzitter zei dat de behandeling daarvan wel kan doorgaan. Ik denk dat het punt even terug zou moeten komen in de procedurevergadering: hoe gaan we het precies doen?
Dan: ik heb een lans, een staf gebroken voor...
De heer Van Nispen (SP):
Ik hoorde zoiets net al van de VVD en nu hoor ik het ook van de PvdA. Volgens mij is die gedragscode al geruime tijd geleden aan de Kamer gestuurd. Er zijn schriftelijke vragen over gesteld, die zijn beantwoord, en in de procedurevergadering is juist besloten dat het hier aan de orde zou komen. Er zijn door een aantal collega's ook zeer inhoudelijke opmerkingen over gemaakt en vragen over gesteld. Ik heb dat zelf in mindere mate gedaan omdat ik er niet zo veel vragen meer over had, maar ik ben het er wel mee eens. Dan begrijp ik niet zo goed waarom we er inderdaad niet na dit debat, zoals de voorzitter volgens mij zei, een klap op zouden kunnen geven. Dat ontgaat mij, moet ik eerlijk zeggen, want ik mag toch hopen dat we allemaal het belang ervan inzien en dat we hier vervolgens ook in meerderheid mee in gaan stemmen.
De heer Moorlag (PvdA):
De vraag van de heer Van Nispen veronderstelt dat het aan de orde stellen in de procedurevergadering tot vertraging zou leiden. Integendeel, wat mij betreft kan er daar ook een klap op gegeven worden. Maar ik denk dat het daar formeel wel even langs moet. Ik stel ook vast dat alle fracties hier niet vertegenwoordigd zijn. Dus het is niet meer dan een procedurele opmerking naar aanleiding van de suggestie die in de vraag besloten ligt, dat dat tot vertraging zou leiden. Die suggestie is, wat mij betreft, misplaatst.
De voorzitter:
Mag ik even inbreken? Ik heb die procedurevergadering voorgezeten. Volgens mij is die vraag als zodanig daar al neergelegd. In die procedurevergadering heeft men gekozen voor deze inbreng.
De heer Van Nispen (SP):
De heer Moorlag noemt het een misplaatste suggestie. Natuurlijk, als je het vandaag behandelt en daarna besluit, dan leidt het opnieuw in een procedurevergadering aan de orde stellen natuurlijk per definitie tot vertraging. Of dat nou uw bedoeling is of niet! Het was ook niet mijn suggestie dat u iets loopt te vertragen. Dat heb ik helemaal niet gezegd. Maar volgens mij leidt het gewoon per definitie tot vertraging. Dat is een onvermijdelijk gevolg. En dat lijkt me niet nodig, omdat het juist al in de procedurevergadering aan de orde is geweest. En daarom kunnen we er volgens mij over besluiten.
De heer Moorlag (PvdA):
Dan wreekt zich dat ik die procedurevergadering als invaller niet heb bijgewoond. Dan stel ik ook vast dat de collega's van de fracties die hier niet vertegenwoordigd zijn, in feite ook de gelegenheid hebben gehad om vandaag wel aanwezig te zijn en het hier te bespreken.
Voorzitter. Verder heb ik gepleit voor het zo goed mogelijk blijven betrekken van bezoekers en scholieren bij het Kamerwerk en bij de parlementaire democratie. De Kamervoorzitter heeft daar naar mijn smaak de juiste woorden over gesproken. Maar goed, het zal nog wel in het presidium moeten komen. Doorgaans is het zo dat als bewindslieden een toezegging doen, je geen motie indient. Maar om een duwtje mee te geven in de richting van het presidium, wil ik toch graag een motie indienen. Die luidt als volgt.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de uitbraak van het coronavirus een ernstige belemmering vormt om bezoekers tot het Kamergebouw toe te laten;
overwegende dat het daarom gewenst is langs digitale weg bezoekers en geïnteresseerde scholieren meer in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van en inzicht te verwerven in de werking van de democratie;
verzoekt het presidium te onderzoeken op welke wijze dat vormgegeven kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (35 405).
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Sneller. Hij heeft zowaar nog een dikke 4 minuten en 15 seconden op zijn lijstje staan. De tijd gaat nu in.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Dank aan de Kamervoorzitter voor de uitgebreide beantwoording. Wat mij betreft, gaat het voorstel tot handhaving ook gewoon naar de stemmingslijst. Er is nog wel eventjes een vraag. Er staat nu artikel 13, geen beroep op de Kamer mogelijk. Dat snap ik. Er wordt een aantal suggesties gedaan hoe je wel een soort hoger beroep zou kunnen invoeren, maar dat staat nu niet in de regeling. Dus als we dat nog zouden willen aanpassen, kan dat pas na inwerkingtreding. Dat is misschien ook een beetje gek. Dus misschien nog even een procedurele vraag daarover en een antwoord daarop.
Dan de integriteitsadviseur. Ik denk dat het antwoord helder is dat de Kamervoorzitter pas naar haar aantreden als het ware begonnen is. De vraag over drie maanden stond los van de zorg om een Kamerlid dat ook leidend voorwerp is. Als het bijvoorbeeld om juridische kwesties gaat waar zij in haar eentje voor staat, dan moeten we vanuit de Kamer ook misschien in de facilitering zeggen «wij zetten er een juridisch adviseur op» of «u kunt gebruikmaken van een juridische adviesmogelijkheid van de Kamerorganisatie», zodat het ook gewoon kan vlotten en het daar in ieder geval niet op hangt. Want ik zou zelf niet willen – laat ik het op mezelf betrekken – dat het zo lang zou duren. Juist ook door de aanvaarding van deze opdracht, is het zo meteen voor de evaluatie een belangrijk punt hoe de afbakening met het college gaat. Wat is het advies, wie bepaalt dat het automatisch openbaar wordt, wat gaat er over het heden, wat gaat er over de toekomst en wie gaat er over kwesties die eigenlijk in het verleden liggen? En inderdaad, wie kan het dan aanhangig maken? Ik denk dat het nu duidelijk is, maar het lijkt me wel goed als dat in de evaluatie niet door elkaar heen gaat lopen.
Nogmaals dank voor het openhartige antwoord over de herdenking op de Dam. Het lijkt me toch goed om dat signaal af te geven. Ik zal nog eens even kijken hoe we dat verder kunnen doen. Zeker als Algemene Zaken er ook bij betrokken was, lijkt het me goed om het ook daar nog een keertje aan te kaarten.
Ook dank voor de toezegging over de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten; ik zal de term zelf ook niet meer gebruiken.
Ik denk dat ik toch maar een filmpje ga maken van het antwoord en het pleidooi van de Kamervoorzitter tegen vernieuwing op de lijsten, want ik denk dat mijn partijvoorzitter dat heel graag zou willen zien. Ik neem aan dat de Kamervoorzitter zelf het goede voorbeeld geeft door zich in tweede termijn wederom te kandideren.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ben benieuwd of de Kamervoorzitter daar zo dadelijk ook een antwoord op geeft.
Het woord is aan mevrouw Özütok namens GroenLinks. 3 minuten en 10 seconden alstublieft.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Kamervoorzitter hartelijk danken voor haar uitvoerige beantwoording en haar reflectie op de samenstelling van de komende Kamer, volgend jaar. Zij benadrukte dat het van belang is dat er ook een collectief geheugen aanwezig is in de Kamer; dank daarvoor.
Mijn zorgen met betrekking tot Prinsjesdag, dat er volgens de Grondwet een aanwezigheid van volksvertegenwoordigers zou moeten zijn, zijn bevestigd door de Kamervoorzitter. Daar ben ik blij om. Ik ben ook tevreden om te horen welke inzet de Voorzitter doet als het gaat om de informatiepositie. Ik zou zeggen: mocht u ons op dat gebied nog nodig hebben, laat het ons dan alstublieft weten.
Ik begrijp dat er al stappen zijn gezet inzake het digitaal mogelijk maken van petities. Ik had daar een motie over, die ik toch wil indienen, al was het maar om het goed te verankeren.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat door de maatregelen als gevolg van de corona-epidemie het niet mogelijk is voor burgers en organisaties om fysiek petities aan te bieden;
overwegende dat petities ook digitaal aangeboden kunnen worden;
overwegende dat de onlineaanbieding van een petitie ook na de coronatijd een goede optie zou kunnen zijn voor mensen die bijvoorbeeld ver van de Tweede Kamer wonen of om andere redenen, zoals bijvoorbeeld een fysieke beperking, niet naar Den Haag kunnen reizen;
verzoekt het presidium ervoor zorg te dragen dat middels onlinemogelijkheden het aanbieden van petities mogelijk blijft en te onderzoeken hoe onlinemogelijkheden ook op de langere termijn gebruikt kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (35 405).
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Molen. Hij heeft 4 minuut 30.
De heer Van der Molen (CDA):
Die zal ik niet nodig hebben, voorzitter, al moet ik toegeven dat ik in de eerste termijn niet mijn hele inbreng heb voorgelezen omdat ik zelf het gevoel had dat ik al ruim aan mijn tijd zat. Maar goed, ik vind het ook weer niet passend om daar nu nog over te beginnen.
Ik dank de Voorzitter voor het beantwoorden van de vragen die gingen over hoe we weer een beetje tempo gaan krijgen bij de voorstellen die heel erg over het functioneren van de Kamer gaan. Ik begrijp heel goed dat we even hebben stilgelegen, maar ik vind het ook goed om van de Kamervoorzitter te horen dat we daar snel over gaan beginnen. Nou zit mijn agenda voor volgende week alweer redelijk vol, maar als er iets in de weg staat om samen te komen, gooien we die afspraken gewoon uit de agenda. Het is namelijk van belang dat we duidelijkheid verschaffen, zeker over de informatiepositie van de Kamer.
Ik sluit me aan bij mijn collega Van Nispen – ook de heer Sneller heb ik erover gehoord – dat het echt van belang is dat wij op korte termijn ook duidelijkheid verschaffen over hoe wij omgaan met de gedragscode en de manier waarop we die kunnen handhaven. Over de handhaving bemerk ik bij sommige collega's – ik herken dat ook – het gevoel van: «Een beschuldiging aan het adres van een Kamerlid is snel gedaan. Straks moet op alles gereageerd worden». Ik begrijp dat ook. Ik zie in de uitwerking ook wel ruimte voor die commissie om daar gewoon heel verstandig mee om te gaan. Aan de andere kant is een beschuldiging tegen een Kamerlid zo makkelijk geuit en hebben wij geen manier om iets anders dan onze eigen beweringen daar tegenover te zetten. Als een commissie in de toekomst serieus kan kijken en serieus onderbouwd kan aangeven: «Er is een Kamerlid beschuldigd. We hebben alles bekeken. We zijn niet belanghebbend. We gaan duidelijk uitspreken, ook publiek, dat hier niets aan de hand is», denk ik dat dat voor een Kamerlid een mate van bescherming is die we juist in deze tijd moeten hebben. Als er een aantal rotte appels tussen zit, vind ik het plezierig als het straks niet meer afhangt van hoe je fractie erin zit of je wel of niet moet terugbetalen als je teveel hebt gekregen, of er wel of geen sanctie tegen je wordt uitgeoefend of dat je wel of niet in de fractie kan blijven. Over dat laatste zal de commissie sowieso niet oordelen, maar de verschillen die we soms maken, zijn voor de buitenwereld gewoon niet te begrijpen. Ik vind het juist goed om dan te zeggen dat we met z'n allen 150 Kamerleden zijn, en dat het ook op dat punt gelijke monniken, gelijke kappen wordt. Ik steun dit voorstel dus van harte zodra het in de Kamer ter instemming voorligt.
Dat was mijn bijdrage in tweede termijn, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan draag ik nu het voorzitterschap weer even over aan de heer Van der Molen.
Voorzitter: Van der Molen
De voorzitter:
Dank u wel, voorzitter. Dan geef ik het woord aan de heer Ziengs namens de VVD.
De heer Ziengs (VVD):
Dank u wel. Ik heb nog 6 minuten en 40 seconden de tijd. Ik had het al even aan de heer Van der Molen geappt.
De voorzitter:
Ik zou u willen oproepen die niet te gebruiken. Maar gaat uw gang.
De heer Ziengs (VVD):
Nou, u kwam ook vrij goed in de richting, moet ik zeggen. Dat was weer vals, maar dat kan nu gelukkig.
Voorzitter. Ik heb ook een vraag gesteld over innovatie, innovatie in de Kamer et cetera. Ik heb daarbij ook even het digitaal quorum genoemd. Volgens mij heb ik daar geen antwoord op vernomen.
Dan de gedragscode en de regeling van toezicht et cetera. Ik heb in mijn eerste bijdrage aangegeven dat we dat best wel stevig vonden. We snappen de ingewikkeldheid en het belang. Ik hoor ook andere sprekers hier aan tafel daarover. Omdat er meerdere opties genoemd worden in het stuk, blijft voor mij de vraag staan: voor welke optie kiezen we dan in een motie? Zou er nog een tussenstap mogelijk zijn om snel een keer bij elkaar te komen, in wat voor vorm dan ook, bijvoorbeeld door de commissie BZK toch gelegenheid te geven voor het stellen van vragen of een technische briefing of iets dergelijks, zodat we daar toch nog wat duidelijkheid over kunnen krijgen? Volgens mij hintte collega Van der Molen daar ook op, maar ik weet niet of hij dat zo bedoelde. Hij schudt nu nee, dus ik vermoed dat ik het dan verkeerd interpreteer. Ik benoem het alleen maar omdat er vanuit mijn fractie simpelweg toch wel wat bedenkingen zijn vanwege het feit dat het alle Kamerleden betreft. Het gaat nu wel erg snel. Het moet ook snel, maar misschien kunnen we in het kader van de zorgvuldigheid nog even een kleine tussenstap nemen die we toch snel kunnen uitvoeren. Ik geef dat alleen mee ter overweging.
Dan de herdenkingen. De Kamervoorzitter heeft daar het een en ander over gezegd. Toch heb ik een aantal moties. Ik zal ze zo dadelijk ook even oplezen. Die moties dien ik in om in ieder geval een stok achter de deur te hebben, zodat het ook daadwerkelijk gebeurt. Ik vermoed dat ik ook wel bereid ben om ze eventueel aan te houden, omdat ik min of meer voel dat de Voorzitter het belang er ook wel van inziet.
Er is overleg over Prinsjesdag in verband met mogelijke nieuwe ontwikkelingen, dus dat gaan we afwachten.
Wat de verhuizing betreft constateer ik heel veel onduidelijkheden. Dat heeft ook te maken met het feit dat het presidium vragen heeft gesteld aan de Staatssecretaris, maar daar nog geen antwoord op heeft gekregen. Ik zou toch willen vragen om wat druk op de ketel te houden, zodat we echt voor het zomerreces daarover duidelijkheid krijgen. Er leven veel vragen bij ons, maar die vragen leefden als zodanig kennelijk ook bij het presidium. Ze zijn inmiddels doorgeseind naar de Staatssecretaris. Die antwoorden zijn van essentieel belang.
De Voorzitter zei ook nog iets over de laatste termijn, wat mij er overigens ook toe bracht om het woord «nestor» even onder mijn naam te schrijven, evenals «bedachtzaamheid». Toen dacht ik: nou dat is toch wel heel bijzonder, maar ik kan u in ieder geval melden dat ik mijn partijvoorzitter heb gemeld dat het voor mij de laatste termijn is. Hoe jammer dat ook is, maar ik kom dan ongetwijfeld nog wel een keer op de publieke tribune zitten om mee te maken hoe het dan gaat in de nieuwe situatie, als we in ieder geval die 1,5 meter een beetje kunnen aanhouden. Maar ik dacht: ik meld het in ieder geval even bij dezen. Dan verwachten jullie niet dat deze nestor, die misschien wat minder bedachtzaam is, toch alsnog weer op een lijst terechtkomt.
Dank u wel, voorzitter. O nee, niet «dank u wel», want ik wil mijn motie nog voorlezen, voordat ik dat vergeet. Dat is me inderdaad ooit een keer overkomen in een plenaire vergadering. Toen heb ik gelukkig iemand van een andere partij bereid gevonden om alsnog even die motie in te dienen. Dan ben je soms te enthousiast.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het voor organisaties van herdenkingen onvoldoende duidelijk is hoe om te gaan met het uitnodigen van Tweede Kamerleden;
overwegende dat Tweede Kamerleden soms allemaal, soms helemaal niet, soms alleen als woordvoerder en soms als regionale vertegenwoordiger een uitnodiging ontvangen;
overwegende dat het voor organisaties niet helder is hoe tijdens de herdenking omgegaan moet worden met Tweede Kamerleden, bijvoorbeeld als het gaat om reservering van plaatsen en hun rol bij de herdenking;
overwegende dat uitnodigingen nu terechtkomen bij verschillende commissies, die op hun eigen wijze inventariseren of en hoeveel Kamerleden aanwezig zullen zijn;
van mening dat de aanwezigheid van de volksvertegenwoordiging bij officiële herdenkingen wenselijk is;
van mening dat zowel organisaties van herdenkingen alsmede de Tweede Kamerleden gebaat zijn bij duidelijke richtlijnen rondom de aanwezigheid bij herdenkingen;
verzoekt het presidium om in overleg met het Nationaal Comité 4 en 5 mei te komen tot een herdenkingenregister en de stafadviseur protocol aan te wijzen als centraal contactpunt, zowel voor organisaties als Tweede Kamerleden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ziengs en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (35 405).
De heer Ziengs (VVD):
Ik zag dat u onder de indruk was. Dan mijn volgende motie.
De voorzitter:
U bent al ruimschoots door uw tijd heen, moet ik eerlijk zeggen.
De heer Ziengs (VVD):
Nee, nee, we houden hier de tijd goed bij.
De voorzitter:
O, dan mag ik mijn klokje weleens controleren.
De heer Ziengs (VVD):
De klok staat op vijf minuten en nog wat.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vorig jaar de motie van de leden Ziengs en Van der Molen (35 166, nr. 16) over aanwezigheid van Kamerleden bij officiële herdenkingen namens de Tweede Kamer is aangenomen;
constaterende dat er nog geen uitvoering is gegeven aan de motie;
van mening dat het belang van de motie nog immer aanwezig is;
verzoekt het presidium alsnog uitvoering te geven aan de motie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ziengs, Van Gent en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (35 405).
Is dit dan het einde van uw inbreng, meneer Ziengs?
De heer Ziengs (VVD):
Zeker, voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Voordat ik hem het woord teruggeef als voorzitter, moet mij in ieder geval van het hart dat ik het erg betreur dat de heer Ziengs in de vorige periode niet zal terugkeren. We hoeven nog geen afscheid van hem te nemen, maar laat dit niet onvermeld blijven van mijn kant.
Dan geef ik nu het voorzitterschap terug aan de heer Ziengs.
Voorzitter: Ziengs
De voorzitter:
Dank u wel. Dan schors ik nu voor enkele ogenblikken. Ik weet niet hoelang een schorsing nodig is, maar de moties moeten even gedupliceerd worden. Vandaar dat ik even schors voor enkele ogenblikken en dan kijk ik even wanneer de moties terug zijn en houden we even contact over wanneer we weer heropenen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het wetgevingsoverleg van de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken over de Raming 2021. We zijn aangekomen bij de beantwoording in tweede termijn en een appreciatie van de ingediende moties. Ik geef het woord aan mevrouw Arib.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met drie vragen die ik heb laten liggen. Ten eerste een vraag van de heer Sneller over de functielijst. Vroeger zat die altijd bij de Raming. Met de gedachte aan minder papier is dat afgeschaft, maar we gaan het weer doen, want het is hartstikke informatief.
Ten tweede een vraag van de heer Van der Molen over een motie die een jaar is blijven liggen. Daar is echt iets misgegaan, want alle moties die worden aangenomen, worden door de commissie aan het presidium voorgelegd. Dan gaan ze terug en wordt een schriftelijke inbreng voorbereid enzovoorts. Dit is nog nooit voorgekomen. De Griffier zal een grondig onafhankelijk onderzoek doen...
De heer Van der Molen (CDA):
Ik hoor de duimschroeven op de achtergrond.
Mevrouw Arib (PvdA):
Er wordt gewoon gekeken waar het mis is gegaan, want dit was absoluut niet de bedoeling.
De heer Ziengs stelde een vraag over het digitale quorum. Deze vraag is tijdens de coronacrisis voortdurend aan de orde geweest, zowel met de voorzitters als in het presidium. Er is een interpretatieverschil over de vastlegging daarvan in de Grondwet. Er staat dat Kamerleden aanwezig dienen te zijn tijdens de vergadering. De een zegt dat dat niet fysiek hoeft, de ander zegt dat dat wel moet. Hoe dan ook, we hebben er niet voor gekozen. We hebben wel op afstand kunnen volgen hoe het bij de Eerste Kamer is gegaan. De Eerste Kamer heeft het digitaal quorum voorgelegd aan de Raad van State, die daarop gereageerd heeft in de zin dat het misschien zou kunnen. Maar dat is best ingewikkeld als je kijkt aan welke voorwaarden je daarvoor allemaal moet voldoen.
Het voorstel om digitaal te vergaderen is overigens zeer discutabel. Staatsrechtgeleerden hebben dat niet ondersteund en hebben er een andere mening over. Ik denk dat het heel goed is om het daar als commissie voor Binnenlandse Zaken in een rustige tijd een keer over te hebben. Tijdens een crisis even snel beslissen om anders om te gaan met de Grondwet, dat is heel ingewikkeld. Als we er iets mee willen, dan moeten we dat doen op een rustig moment. Ik denk even aan de staatscommissie-Remkes. Ik meen dat het resultaat daarvan nog een keer plenair wordt behandeld. Het kan ook in het kader van de commissie-Van der Staaij. In een rustige periode kunnen we er met goede onderbouwing en met goede argumenten over spreken. Het moet juridisch kloppen. Ons wordt het sterker aangerekend als wij anders met de Grondwet omgaan dan andere gremia. Het is aan de Kamer om te zeggen: in een crisistijd kunnen we het anders doen. Het is dan aan mij om dat samen met het presidium uit te voeren. Tot zover de vragen die waren blijven liggen.
Dan de tweede termijn. Ik ben ongelofelijk blij, maar ook trots op het feit dat het ons hoop ik gaat lukken dat wij in deze periode als Kamer het toezicht op en de handhaving van onze gedragsregels gaan vastleggen. Dat is elke keer een kritiekpunt van de GRECO en de buitenwereld, precies om de redenen die de heer Van der Molen heeft genoemd. Ook de heren Sneller en Van Nispen wezen erop dat het ook in het belang van Kamerleden is als zij weten waar zij aan toe zijn, welke gedragsregels er zijn, dat er een mogelijkheid is om naar een integriteitsadviseur te stappen, dat er hoor en wederhoor is bij klachten, zodat Kamerleden niet blootgesteld worden aan allerlei aantijgingen die niet hard kunnen worden gemaakt. Ook Kamerleden zelf kunnen zich er niet vrijblijvend aan schuldig maken. Het is een belangrijk ambt en we hebben een voorbeeldfunctie, en dan horen wij ons ook aan de regels te houden. Als deze regels door de Kamer worden aangenomen, ben ik daar heel blij mee. Ik zie u kijken, meneer Ziengs; ik weet hoe u daarover denkt, maar het is aan de Kamer.
De voorzitter:
Ik heb hier toch een interruptie op als woordvoerder; dat mag ik ook doen. Ik kijk even naar de ondervoorzitter. Ja, dat mag. Mijn interruptie is als volgt. Het lijkt nu even alsof wij als VVD het belang daarvan niet onderkennen. Dat doen we wel degelijk, alleen hameren we iedere keer op zorgvuldigheid. Ik meldde net ook dat er in het stuk zelf opties worden genoemd. Er staat bijvoorbeeld ook in «eenieder kan een klacht indienen». Daar zit ook een beetje onze pijn. Zou je dat recht niet bijvoorbeeld kunnen toekennen aan leden van de Tweede Kamer? Dan perk je het al wat in. Anders wordt het zo'n enorme heksenjacht, zo lijkt ons. Vandaar dat wij even zeggen: probeer iets in te bouwen voor de zorgvuldigheid, zonder daarmee het proces te vertragen. Wellicht zou dat toch kunnen. Ik kijk ook naar de collega's, want dit zijn toch van die puntjes die naar voren komen, waar wat onhelderheid over is.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat is echt aan jullie. Als jullie zeggen: wij willen het anders... Wij hebben toen hiervoor gekozen, omdat het best mogelijk is dat ook mensen die niet Kamerlid zijn, burgers, iets hebben meegemaakt of iets zagen gebeuren enzovoorts. Dan kunnen ze die klacht indienen. We hebben het nu ook met verzoekschriften. Dan kunnen ook burgers gewoon klachten indienen en is het aan het college om te beoordelen of die klacht gegrond is of ongegrond. Heel veel klachten worden niet eens gegrond verklaard, maar er kunnen ook klachten tussen zitten van burgers over misdragingen. Die worden dan wel in behandeling genomen en leiden tot een onderzoek. Dat is de gedachte daarachter. Nogmaals, ik denk dat de suggestie van de heer Sneller om voor de tweede optie te kiezen, de beste is. Als jullie dat allemaal goed vinden, kunnen we die aanpassing doen en de tekst dan opnieuw naar de Kamer sturen om over te beslissen en over te stemmen. Het is net als met een motie die je wijzigt: als niemand daar bezwaar tegen heeft, dan neem ik het gewoon mee. Ja? Oké.
Ik vind het ongelofelijk jammer dat de heer Ziengs de Kamer gaat verlaten. Ik zat net een pleidooi te houden voor nestors in de Kamer, voor bedachtzaamheid, voor het uitstralen van rust, en dan gaat u ons vertellen dat u vertrekt. Dat vind ik echt ongelofelijk jammer.
De voorzitter:
Maar nog niet vandaag hoor. Ik blijf nog wel even.
Mevrouw Arib (PvdA):
Nee, dan krijgt u een heel vervelende toespraak, dat weet u. Want dat vind ik ook zo iets: Kamerleden die halverwege vertrekken, schrijven een brief en worden toegesproken. En Kamerleden die hun termijn afmaken, keurig, zoals de heer Voordewind, mevrouw Karabulut, zoals de heer Verhoeven, die maken hun termijn af en dan wordt er zo'n beetje collectief afscheid van ze genomen! Ik ga me nu alvast voorbereiden op een mooie speech, speciaal voor Kamerleden die hun werk keurig volgens hun mandaat hebben uitgevoerd.
Dank voor alle opmerkingen over de informatiepositie. Dat is iets waarnaar mijn aandacht blijft uitgaan.
Prinsjesdag. Ik begrijp de opmerking van de heer Van Nispen: mocht het nodig zijn, dan kunnen we daarvan afwijken. Natuurlijk, als er een andere situatie is, dan zou dat kunnen, maar ik weet wel dat de overgrote meerderheid van de Kamerleden het ontzettend bijzonder vindt om Prinsjesdag mee te maken. Maar nogmaals, ik heb daar met de voorzitter van de Eerste Kamer van gedachten over gewisseld en wij hebben een bepaalde richting, maar het is allemaal onder voorbehoud. Als de situatie verandert, dan kijken we naar een ander scenario. Maar in principe proberen we om alle Kamerleden Prinsjesdag mee te laten maken.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb daar toch nog eens over na zitten denken. Er is zo veel bijzonder wat wij als Kamerleden allemaal al mogen. We mogen het volk vertegenwoordigen. Dat is een hele eer en het is heel mooi als je op Prinsjesdag aanwezig kan zijn. Maar er kan nu zo veel niet in de samenleving. Zolang grote evenementen verboden zijn, vind ik het ook niet uit te leggen als wij daar wel met heel veel mensen bij elkaar gaan zitten. Dat was het punt dat ik wilde maken. Mijn oproep zou toch nog een keer zijn: bespaar u de moeite, samen met de voorzitter van de Eerste Kamer, om om te zien naar een andere locatie. Doe gewoon een beroep op Kamerleden om het intern zo te organiseren dat er maar een paar leden per fractie aanwezig zijn bijvoorbeeld. Net zoals we dat nu in de plenaire zaal ook doen. Dat is helemaal niet raar. Het is ook niet tegen de Grondwet. Dat zou echt mijn suggestie zijn. Ik vind wel dat het uit te leggen moet zijn richting de samenleving.
Mevrouw Arib (PvdA):
Uw oproep begrijp ik. Ik sluit niets uit, afhankelijk van hoe het zal gaan. We komen daar zeker op terug. Ik ga de Kamerleden er zeker over informeren, maar ook het presidium, want we hebben ook de commissie van in- en uitgeleide enzovoort. Daar komen we zeker over te spreken.
Dan wil ik een kleine opmerking maken over iets wat niet direct hier mee te maken heeft. Juist in crisistijd is het denk ik heel belangrijk om aan tradities en symbolen vast te houden. Heel veel mensen vinden het heel bijzonder om het te zien en het misschien op afstand te volgen.
Dan ga ik naar de moties...
De voorzitter:
Ik heb eerst nog een interruptie van de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Naar aanleiding van de interruptie van de heer Van Nispen wil ik graag opgemerkt hebben dat de verenigde vergadering van de Staten-Generaal het primaat van de Kamer is. We hebben bij de herdenking gezien dat dat zonder de volksvertegenwoordiging kan. Als ik naar de Grondwet kijk, dan kan de verenigde vergadering zonder regeringsvertegenwoordiging met uitzondering van het staatshoofd. Ik zeg niet dat we zover moeten gaan, maar het is wel het primaat van de Kamer.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat klopt. Alleen is een herdenking geen verenigde vergadering en Prinsjesdag wel. We hebben dus ook met de EK te maken. Je kan als Kamerleden graag erbij willen zijn. Dan moet je goede argumenten hebben om daarvan af te wijken. Dat geldt ook in de plenaire zaal. Iedereen houdt zich een beetje aan de regels, maar in principe is het een zaal voor 150 Kamerleden. Dat staat gewoon in de Grondwet. Natuurlijk begrijp ik jullie opmerkingen. Die neem ik zeker mee. Misschien is de situatie tegen die tijd anders, maar ik begrijp het.
Ik wil toch een opmerking maken over de mondelinge vragen. Ik weet dat de heer Van Nispen daar altijd op terugkomt. Hij zei: het moet levendig en flitsend zijn. Het ís toch levendig en flitsend? Nee? Nog steeds niet tevreden? Ik hoor heel veel complimenten over het feit dat het toch wel levendig is. Maar het komt vast wel terug, u kennende, vasthoudend. Dan hoor ik het graag bij de behandeling van het rapport van de heer Van der Staaij.
Dan de discussie over procedurevergaderingen met betrekking tot de integriteitsregels. Dat is bij interruptie met de heer Moorlag gewisseld.
De heer Moorlag heeft ook een motie ingediend over bezoekers. Het is een beetje gek. Ik ben Kamervoorzitter, maar tegelijkertijd moet ik iets zeggen over de moties. Dat doe ik liever niet. Het zijn moties die een Kameruitspraak vragen. Ik ga dus geen oordeel geven over de moties, tenzij jullie zeggen «dat houden we aan» of zoiets, maar dat is echt aan jullie. Over de bezoekers hebben we het nodige gezegd.
De heer Sneller had het over optie twee. Daar heb ik ook iets over gezegd. Wat de evaluatie betreft, ben ik het met hem eens dat we dan de drie lagen goed moeten onderscheiden: integriteitsadviseur, gedragsregels en toezicht.
Mevrouw Özütok heeft ook duidelijk gezegd dat Prinsjesdag iets is waar alle Kamerleden aanwezig moeten zijn.
Zij heeft benadrukt hoe belangrijk de informatiepositie van de Kamer is. Helemaal eens.
Dan de motie over het digitaal aanbieden van een petitie. Dat kan en dat wordt ook live gestreamd, maar het is aan u om te kijken hoe u daarmee omgaat.
We gaan gauw een afspraak maken met de heer Van der Molen over de uitwerking van de moties.
De heer Van der Molen heeft aangegeven dat we snel moeten zijn met onze gedragsregels. Daar ben ik het mee eens.
Ik heb een antwoord gegeven over het digitale quorum.
Wat betreft de verhuizing is er zeker veel onduidelijkheid, met name over wanneer we verhuizen. Ik vind het een steun in de rug dat ik meekrijg dat er zorgen zijn en dat men wil dat daar duidelijkheid over komt voor de zomer. Dat nemen Ockje Tellegen, als voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie, en ik zeker ter harte. We zullen ons daar hard voor maken.
Ik denk dat ik daarmee al jullie vragen heb beantwoord. Ik wil jullie ontzettend bedanken.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de leden of dat het geval is of dat er nog vragen openstaan.
De heer Sneller (D66):
Ik zal wachten tot een ander moment met mijn laatste vraag.
De voorzitter:
We gaan meemaken wanneer dat moment is.
Ik stel in ieder geval vast dat de moties die zijn ingediend allemaal oordeel Kamer krijgen. Het is aan eenieder om te kijken of hij of zij zijn motie aanhoudt of niet. Het gaat om vijf moties.
Van de griffier heb ik vernomen dat er niet echt toezeggingen zijn gedaan. Althans, hij heeft ze niet aan het papier toevertrouwd. Ik verwijs daarvoor natuurlijk altijd weer naar het verslag dat van deze vergadering gemaakt wordt. Daarin kunt u de toezeggingen aan u, waarvan u denkt dat ze gedaan zijn, nog weer een keer teruglezen.
Daarmee stel ik vast dat we aan het einde gekomen zijn van deze bijeenkomst, van dit wetgevingsoverleg van de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken. Ik dank de Kamervoorzitter voor haar heldere beantwoording. Ook dank ik de overige leden aan tafel hartelijk. Een fijne dag toegewenst verder.
Sluiting 14.53 uur.