Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2021
Op 1 juli jl. heeft het plenaire debat over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet publieke gezondheid tot incorporatie van de Regeling 2019-nCoV (Kamerstukken 35 401) plaatsgevonden (Handelingen II 2020/21, nr. 96, debat over de wijziging van de Wet publieke gezondheid tot incorporatie van de regeling 2019-nCov). Nadien is het amendement met Kamerstuk 35 401, nr. 8 van het lid Pouw-Verweij ingediend.
Dit amendement regelt dat de aanwijzing van covid-19 als een infectieziekte behorend tot groep A komt te vervallen met ingang van het tijdstip waarop ingevolge artikel VIII van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (hierna: Twm) hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) vervalt. Volgens de indiener is landelijke regie dan niet meer nodig en behoeft covid-19 derhalve niet langer onder groep A te vallen.
Ik ontraad dit amendement. De Twm is ingegeven door het feit dat de bestrijding van de epidemie van covid-19 ertoe noodzaakte om voor langere tijd beperkende maatregelen te treffen en het niet langer passend was om die maatregelen te baseren op noodverordeningen. De democratische legitimatie van de genomen maatregelen diende te worden versterkt. Het met de Twm ingevoegde hoofdstuk Va van de Wpg is bedoeld als een specifieke regeling (lex specialis) voor de bestrijding van de epidemie ten opzichte van artikel 7 van de Wpg. Dat artikel geeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de leiding bij de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A. De Minister kan daartoe aanwijzingen geven aan de voorzitter van de veiligheidsregio, die zorg draagt voor de bestrijding van de epidemie. Het vervallen van hoofdstuk Va van de Wpg betekent niet noodzakelijkerwijs dat daarmee ook het belang van landelijke regie op grond van artikel 7 van de Wpg is komen te vervallen. Ook is na het eventueel vervallen van dit hoofdstuk behoud van de aanwijzing van covid-19 als infectieziekte behorend tot groep A van belang in verband met de onverwijlde meldingsplichten die bij een besmetting gelden. Deze meldingsplichten aan onder meer de GGD en het RIVM kunnen waarborgen dat tijdig passende maatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van patiënten en contacten om verdere verspreiding te voorkomen.
Ook in de huidige en komende fase vormt dit een cruciaal instrument om ontwikkelingen in de epidemiologische situatie nauwgezet te kunnen volgen. Daarom kan ook niet op voorhand worden bepaald dat als hoofdstuk Va van de Wpg komt te vervallen, de bepalingen die samenhangen met een A-ziekte uit de Wpg gelijktijdig gemist kunnen worden. Indien de omstandigheden wijzigen, kan door middel van een wetswijziging covid-19 in een andere ziektegroep worden ingedeeld of uit de Wpg worden gehaald.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge