Op 28 januari 2020 is een ministeriële regeling ex artikel 20, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid (Wpg) vastgesteld. Deze is op dezelfde dag in werking getreden onder toepassing van artikel 20, vijfde lid, van de Wpg. Tevens is deze regeling op 31 januari in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt 2020, nr 6800). In deze regeling is het novel coronavirus (2019-nCoV) aangemerkt als behorende tot groep A van de Wpg en zijn alle bepalingen van de Wpg die gelden voor infectieziekten behorende tot groep A van toepassing verklaard op de bestrijding van dit virus. Volgens artikel 20, vierde lid, van de Wpg wordt binnen acht weken na het tot stand komen van een ministeriële regeling ex artikel 20, eerste lid, van de Wpg een voorstel van wet ter incorporatie van die ministeriële regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Dat gebeurt bij dezen.
Met het aanmerken van de infectieziekte novel coronavirus (2019-nCoV) als behorende tot groep A wordt een advies opgevolgd van een bestuurlijk afstemmingsoverleg waarin onder meer de VNG en het veiligheidsberaad waren vertegenwoordigd. Het advies, volgend uit het bestuurlijk afstemmingsoverleg, was gebaseerd op een advies van het door de directeur van het RIVM/Centrum Infectieziektebestrijding bijeengeroepen zogeheten «outbreak management team» (OMT). Naast vertegenwoordigers van de belangrijkste surveillance- en bestrijdingseenheden namen in het OMT gespecialiseerde deskundigen deel.
De reden voor het aanmerken van de infectieziekte novel coronavirus (2019-nCoV) als behorende tot groep A is de volgende. In de eerste plaats ontstaat daarmee de wettelijke meldingsplicht betreffende deze infectieziekte. Indien een in Nederland werkzame arts bij een door hem onderzocht persoon novel coronavirus (2019-nCoV) vermoedt of vaststelt, dient hij dit onverwijld te melden aan de gemeentelijke gezondheidsdienst. De gemeentelijke gezondheidsdienst meldt dit dan weer onverwijld aan het RIVM/Centrum Infectieziektebestrijding. Dit is noodzakelijk om tijdig op te kunnen treden en patiënten en hun omgeving te behandelen opdat het virus zich niet verder verspreid.
In de tweede plaats zijn hiermee alle bestrijdingsbevoegdheden (hoofdstuk V) uit de Wpg geactiveerd. Van belang hierbij is vooralsnog vooral de bevoegdheid tot isolatie van geïnfecteerde (of vermoedelijk geïnfecteerde) personen. Deze maatregel wordt zo nodig toegepast door de voorzitter van de veiligheidsregio. Deze dient dit te doen in samenwerking met de GGD. De inzet van deze maatregel kan zijn vereist om te voorkomen dat het virus zich verder verspreid.
In de derde plaats wordt de Minister voor Medische Zorg met het aanmerken van deze infectieziekte als behorende tot groep A, verantwoordelijk voor de leiding van de bestrijding van deze ziekte. De daadwerkelijke individuele maatregelen, zoals isolatie, worden zo nodig toegepast door de voorzitter van de veiligheidsregio samen met de GGD. Met de centrale leiding kan een eventueel noodzakelijke landelijke uniforme aanpak makkelijker worden gerealiseerd.
Op moment van schrijven van deze toelichting is nog niet duidelijk hoe novel coronavirus (2019-nCoV) zich (mondiaal) gaat ontwikkelen en in hoeverre de inzet van bovengenoemde bevoegdheden in ons land ook werkelijk nodig zal blijken te zijn.
De regeldruk van de hierboven aangehaalde meldingsplicht voor artsen valt op dit moment moeilijk in te schatten.
Omdat het hier spoedregelgeving betreft wordt afgeweken van de vaste verandermomenten.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins