Ontvangen 4 maart 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel G, wordt in het voorgestelde artikel 9a, eerste lid, «niet aan de betrokkene gemeld, tenzij dit noodzakelijk is gelet op het nadeel dat uit het niet melden voor de betrokkene zelf of anderen kan voortvloeien» vervangen door «aan de betrokkene of diens huisarts gemeld, tenzij betrokkene te kennen heeft gegeven geen inlichtingen te willen ontvangen, als bedoeld in artikel 449 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek».
II
In artikel IV, onderdeel A, onder 2, wordt in het met onderdeel G voorgestelde artikel 9a, eerste lid, «niet aan de betrokkene gemeld, tenzij dit noodzakelijk is gelet op het nadeel dat uit het niet melden voor de betrokkene zelf of anderen kan voortvloeien» vervangen door «aan de betrokkene of diens huisarts gemeld, tenzij betrokkene te kennen heeft gegeven geen inlichtingen te willen ontvangen, als bedoeld in artikel 449 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek».
Dit amendement beoogt dat nevenbevindingen bij bevolkingsonderzoek, die kunnen wijzen op ernstige aandoeningen wel worden gemeld aan betrokkene of de huisarts, zodat vervolgonderzoek mogelijk is. In het wetsvoorstel staat nu dat de aanbieder alleen hoeft te melden waarvoor vergunning is verleend. Dat betekent dat wanneer een röntgenoloog bij een vrouw bij een bevolkingsonderzoek borstkanker op de mammografie ziet dat er vergrote lymfeklieren zijn of dat een implantaat is gescheurd of lekt waardoor de vrouw risico loopt op de ernstige ziekte ALCL (anaplastic large cell lymphoma), hij/zij dit niet hoeft te melden omdat hij/zij immers alleen een vergunning heeft om te screenen op borstkanker. Natuurlijk is er een risico dat een vrouw ten onrechte ongerust wordt gemaakt wanneer zij voor vervolgonderzoek naar de huisarts moet gaan. Maar met voldoende goede voorlichting acht indiener vrouwen in staat zelf de afweging te maken om over te gaan tot vervolgonderzoek. Te meer daar niet melden van nevenbevindingen ernstige gevolgen kan hebben.
Ploumen