Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2022
Op 13 september jl. heeft uw Kamer de verdere behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek aangehouden. In reactie op een informatieverzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heb ik bij brief van 10 oktober jl. toegezegd de inbreng van de Kamerleden te analyseren en u voor het einde van het jaar te informeren over de verdere stappen die ik wil nemen ten aanzien van het wetsvoorstel met het daaraan verbonden tijdspad1. Met deze brief geef ik invulling aan die toezegging.
Zoals u weet, heeft de mondelinge plenaire behandeling van het wetsvoorstel op twee momenten plaatsgevonden: het eerste deel op 9 september 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 104, item 4) en het vervolg op 8 juni 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 89, item 9). Tijdens de behandeling heeft uw Kamer een groot aantal punten ingebracht. De inbreng richt zich enerzijds op de inhoud van het wetsvoorstel en anderzijds op de effecten van het wetsvoorstel. De ingenomen standpunten lopen uiteen en geven geen eenduidige richting voor aanpassingen in het wetsvoorstel. Ik schets hieronder graag de belangrijkste discussiepunten.
− Preventief gezondheidsonderzoek naar kanker
Het wetsvoorstel laat in beginsel de vergunningplicht voor het aanbieden van een preventief gezondheidsonderzoek naar kanker los. Hier was discussie over, waarbij gesproken is over het verplicht stellen van de aanwezigheid van een professionele standaard, maar ook over het handhaven van de vergunningplicht.
− Omgang met nevenbevindingen
Het wetsvoorstel sluit voor de omgang met nevenbevindingen aan bij de wijze waarop hiermee in de zorg wordt omgegaan en verbindt daar een aantal extra eisen aan. In het kort komt het erop neer dat het terugmelden van nevenbevindingen in bepaalde gevallen verboden wordt, tenzij er sprake is van gewetensnood bij de arts.
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel is gedebatteerd over het breder terugkoppelen van nevenbevindingen.
− Het informeren van gebruikers van preventief gezondheidsonderzoek
Het wetsvoorstel gaat uit van het informeren van gebruikers op basis van de algemene zorgwetgeving. Verschillende Kamerleden hebben hiervoor specifieke voorstellen ingebracht. Daarnaast zijn er zorgen geuit over potentieel wervende reclames van aanbieders van preventief gezondheidsonderzoek.
− Het aanbieden van een total body scan
Het wetsvoorstel biedt, onder voorwaarden, ruimte voor het aanbieden van een total body scan. In het debat liepen de standpunten uiteen van het aanbod mogelijk maken tot een verbod op een dergelijk aanbod.
Tot slot heeft de Kamer de zorg geuit dat het wetsvoorstel een toename van het aanbod van preventief gezondheid kan veroorzaken, met als mogelijke gevolgen daarvan het toenemen van de druk op de zorg en stijgende kosten van vervolgzorg. Ook het toenemen van gezondheidsverschillen werd als risico naar voren gebracht.
Op dit moment heb ik nog onvoldoende zicht op een aanpassing van het wetsvoorstel waarmee de hiervoor genoemde dilemma’s adequaat worden aangepakt. Ik wil daarom eerst een rondetafelgesprek met belanghebbenden organiseren, te weten de consumenten/patiënten, de zorgprofessionals en aanbieders van preventief gezondheidsonderzoek. Gezien het lange voorbereidingstraject van het wetsvoorstel ben ik benieuwd naar hun visie op de hiervoor genoemde thema’s en actuele inzichten rond de genoemde discussiepunten. Ik ben voornemens dit gesprek in het eerste kwartaal van 2023 te organiseren.
De uitkomst van het rondetafelgesprek zal ik gebruiken om de definitieve koers voor het wetsvoorstel te bepalen, waarna ik uw Kamer daarover zal informeren. Gelet op de behandeling in de Kamer kan ik mij voorstellen dat dit zal leiden tot een mogelijk ingrijpende heroverweging van het wetsvoorstel.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers