Ontvangen 11 mei 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel III wordt in artikel 6, vierde lid, aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de wijze waarop loonbestanddelen worden gespecificeerd.
Bij detachering wordt vaak gebruik gemaakt van hoge premievrije dagvergoedingen om het loon in het zendland op te plussen tot het Nederlandse loon. Dat kan oplopen tot driekwart van het hele loon. Over dat deel worden geen premies afgedragen en geen rechten opgebouwd. Dit leidt tot enorme loonkostenverschillen. In de herziene richtlijn1 blijft het toeslagen/onkostenregime waar het arbeidscontract gesloten is (het zendland) van toepassing. Dus als een zendland hoge onbelaste toeslagen voor werken in het buitenland toestaat als onderdeel van het loon, waarover geen sociale zekerheidspremies worden afgedragen, zonder een verplichte onkostenvergoeding, blijft er een groot kostenvoordeel bestaan. Nederland kan daarin niet ingrijpen, maar kan wel eisen stellen aan de inzichtelijkheid van de loonbestanddelen en nadere concretisering welke bestanddelen géén onderdeel mogen zijn van het wettelijk minimumloon (wml).
Dit amendement regelt dat bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) nadere regels worden gesteld aan de wijze waarop loonbestanddelen worden gespecificeerd. Indiener beoogt hiermee dat werkgevers op de loonstrook aangeven uit welke bestanddelen de premievrije dagvergoeding bestaat, uitgesplitst per categorie, zoals onkostenvergoedingen, vergoedingen voor huisvesting, vergoedingen voor maaltijden etc. Het doel daarvan is dat de Inspectie SZW eenvoudig kan handhaven in gevallen waarin werkgevers ten onrechte bestanddelen onderdeel laten zijn van het minimumloon.
Gijs van Dijk