Vastgesteld 23 januari 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave |
blz. |
|||
I. |
ALGEMEEN |
1 |
||
1. |
Inleiding |
1 |
||
2. |
Hoofdlijnen van het voorstel |
2 |
||
2.1 |
Beëindigen verplichting deelname centrale rekentoets |
2 |
||
2.2 |
Schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde |
4 |
||
2.3 |
Vervallen wettelijke taak CvTE en stichting Cito |
5 |
||
3. |
Gevolgen |
5 |
||
4. |
Financiële gevolgen |
6 |
||
5. |
Adviezen en consultatie |
6 |
De leden van de VVD-fractie lezen dat destijds het besluit is genomen om rekenen alleen voor vwo-leerlingen volwaardig mee te laten tellen, omdat het risico te groot werd geacht dat te veel leerlingen in de andere onderwijssoorten het diploma niet zouden behalen. Hoe waarborgt de regering het rekenniveau van leerlingen in deze andere onderwijsniveaus? Hoe wordt daarop gecontroleerd? Deze leden lezen eveneens dat er elk jaar gekeken is of rekenen opnieuw op een verantwoorde manier zou kunnen meetellen voor de overige schoolsoorten. Kan de regering een overzicht geven op welke manier daarnaar is gekeken, zo vragen de leden.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de afschaffing van de rekentoets in het voortgezet onderwijs (hierna: het wetsvoorstel) dat uitvoering geeft aan de motie van de leden Rog en Van Meenen1 inzake het afschaffen van de rekentoets. Met het aannemen en uitvoeren van deze motie wordt een jarenlange periode afgesloten van toenemende kritiek op de rekentoets en de manier waarop rekenen binnen het curriculum werd vormgegeven. Deze kritiek was breed gedragen door de scholen, de NVvW2 en vond ook veel weerklank binnen het parlement. Deze kritiek richtte zich niet alleen op de vormgeving van de rekentoets, maar ook op het feit dat meteen met de (verplichte) rekentoets werd gestart in plaats van eerst te beginnen met het verbeteren van het rekenonderwijs voordat een toets verplicht werd gesteld. Met het afsluiten van deze periode kan eindelijk in samenwerking met de vakvereniging en de scholen worden begonnen met het implementeren van rekenen op een andere, meer integrale manier van het verwerken van rekenen in het onderwijsprogramma die recht doet aan de gewenste veranderingen. Deze leden hebben nog wel enige vragen.
De leden van de D66-fractie zijn erg blij met het wetsvoorstel dat uitvoering geeft aan de motie van de leden Rog en Van Meenen3. Deze leden hebben met interesse kennisgenomen van de voorgestelde wetswijziging en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben onderhavig wetsvoorstel tot zich genomen. Deze leden hebben nog verschillende vragen bij het wetsvoorstel.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn niet rouwig om het afschaffen van de rekentoets in het voortgezet onderwijs als zodanig, maar zij vinden de overhaaste wijze waarop dat gebeurt niet fraai. Zij hechten aan een maximale inzet om de risico’s voor het rekenonderwijs die door dit wetsvoorstel ontstaan te ondervangen.
De leden van de VVD-fractie lezen in het wetsvoorstel een passage uit het regeerakkoord over dat de referentieniveaus tegen het licht gehouden worden. Op welke manier, anders dan met dit wetsvoorstel, is er uiting gegeven aan deze passage van het regeerakkoord?
Deze leden lezen dat de regering de voorstellen uit het adviesrapport Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs4 in zijn geheel zo spoedig mogelijk gaat uitvoeren. Op welke manier gaat de regering dat doen?
Deze leden lezen dat het doel blijft om ervoor te zorgen dat leerlingen het voortgezet onderwijs verlaten met voldoende rekenkennis en -vaardigheden voor deelname aan de samenleving en een vervolgopleiding. Hoe gaat de regering deze niveauborging meten en hoe wordt hierop toegezien, zo vragen de leden.
De leden van de CDA-fractie vragen aan te geven welke stappen de regering heeft ondernomen sinds het regeerakkoord van 2017 waarbij werd aangekondigd dat er in het voortgezet onderwijs een alternatief voor de rekentoets komt. Waarom is de ontwikkeling van dit alternatief nog niet afgerond, waardoor er op het moment van afschaffen van de rekentoets nog geen goed alternatief is gevonden voor de rekentoets terwijl in het regeerakkoord nog werd uitgegaan van inwerkingtreding van dit alternatief uiterlijk in het schooljaar 2019–2020? Waarom is niet alvast vooruitlopend op de curriculumherziening begonnen met de invoering van het alternatief voor de rekentoets zoals eerder de NVvW al bepleitte? Deze leden vragen de regering nader in te gaan op de stand van zaken van de ontwikkeling van het alternatief voor de rekentoets. Wanneer is dit alternatief gereed en wanneer kunnen de scholen hiermee gaan werken? In hoeverre is hierover contact met de NVvW? Hoe staat het met de uitvoering van de voorstellen uit het adviesrapport Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs5 dat ook uiterlijk in het schooljaar 2019–2020, tot uitvoering zou worden gebracht? Deze leden vragen een nadere toelichting. Ook benadrukken zij nogmaals het belang van het snel implementeren van deze adviezen om het rekenonderwijs verder te kunnen verbeteren.
Voornoemde leden lezen over het krappe tijdspad dat zou horen bij de uitvoering van de bovengenoemde motie van de leden Rog en van Meenen6 en de motie van de leden Van Meenen en Rog7 over de uitvoering van de voorstellen uit het adviesrapport Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs. Deze leden vragen de regering of zij met deze leden van mening is dat het krappe tijdspad eerder voortkomt uit de vertraging van de uitvoering van het regeerakkoord op dit punt aan de zijde van de regering, dan door het krappe tijdspad van de beide genoemde moties.
De leden van de D66-fractie constateren dat regering aangeeft dat er een alternatief is voor de rekentoets waarmee het niveau van rekenen wordt geborgd in het onderwijs. Dit alternatief heeft het Ministerie van OCW in samenwerking met de NVvW opgesteld in 2018. Deze leden vragen of de regering tussen het aannemen van de motie van de leden Rog en Van Meenen8 en dit wetsvoorstel scholen actief heeft gewezen op de invulling van rekenonderwijs zoals voorgeschreven in Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs9? Zo nee, waarom niet? In dit voorstel staat nadrukkelijk dat goed rekenonderwijs bevorderd kan worden in het basisonderwijs en de onderbouw van de middelbare school bij havo/vwo en bij wiskunde voor vmbo-leerlingen, aangezien het onderdeel is van de kerndoelen. Deze leden constateren dat de regering spreekt van een intentie om het schoolexamen rekenen niet te laten meewegen in de zak-slaagregeling. Kan de regering deze intentie nader duiden, wat wordt daar precies mee bedoeld?
Voornoemde leden merken op dat de regering nu al kan vaststellen dat het uitstroomniveau van rekenen divers wordt en het daardoor minder makkelijk gaat worden voor het vervolgonderwijs om studenten naar een diploma te leiden. Waar baseert de regering deze aanname op? Hoe gaat de regering voorkomen dat er extra toelatingseisen worden gesteld als gevolg van dit wetsvoorstel en hoe gaat de regering zorgen dat het vervolgonderwijs het rekenonderwijs onderhoudt, zo vragen de leden.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het vak wiskunde voldoende basis zou bieden voor het aanleren van de rekenvaardigheden uit de referentieniveaus. Zij vragen hoe deze uitspraak zich verhoudt tot de aanleiding voor het invoeren van de rekentoets, waarvan een belangrijk onderdeel was dat het vak wiskunde onvoldoende tegemoet zou komen aan het leren van rekenvaardigheden. Deze leden vragen de regering inzichtelijk te maken dat examenprogramma’s daadwerkelijk dekkend zijn voor de referentieniveaus rekenen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat door de combinatie van het afschaffen van de rekentoets per 1 augustus 2019 en de invoering van het schoolexamen rekenen per 1 augustus 2020 er een gat ontstaat van één jaar waar leerlingen zonder wiskunde het diploma kunnen behalen zonder rekentoets of het schoolexamen rekenen. Hoe groot is deze groep leerlingen? Wat zijn de gevolgen voor de waarde van het diploma van deze groep leerlingen? Kan dit consequenties hebben voor de keuzemogelijkheden of instroommogelijkheden voor leerlingen met betrekking tot het vervolgonderwijs, zo vragen de leden.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom voor leerlingen die geen eindexamen doen in het vak wiskunde (te weten sommige leerlingen van het vmbo) het nodig is toch een aparte rekentoets in te voeren. Maakt rekenen onderdeel uit van het kerndoel wiskunde voor het vmbo waaruit je voor leerlingen die geen examen doen in het vak wiskunde ook een cijfer voor rekenen kan distilleren op basis van eerder prestaties? Is het zo dat rekenen in het voortgezet onderwijs vooral wordt aangeleerd in de onderbouw en dat hierop in de bovenbouw wordt voortgeborduurd? Deze leden vragen in hoeverre het voor leerlingen die wel examen doen in wiskunde in de tussenfase, het mogelijk is voor scholen om rekenen in de bovenbouw door te laten gaan en daarna rekenen verplicht onderdeel te laten zijn van het eindexamenvak wiskunde?
Voornoemde leden lezen dat er naar wordt gestreefd de verplichting om het schoolexamen rekenen af te nemen, in te laten gaan vanaf het schooljaar 2020–2021. Is het realistisch gezien de vertraging in dit traject dat scholen dit gaan halen? Hoe lang hebben scholen nodig om het programma van toetsing en afsluiting hiervoor te kunnen opstellen? Deze leden lezen dat door de combinatie van het afschaffen van de rekentoets per 1 augustus 2019 en de invoering van het schoolexamen rekenen per 1 augustus 2020 er een gat ontstaat van één jaar waar leerlingen zonder wiskunde het diploma kunnen behalen zonder dat zij ofwel de rekentoets of het schoolexamen rekenen hoeven af te leggen. Op welke wijze kan een vervolgopleiding kijken naar de rekenvaardigheden van de student alhoewel dit geen verplichte doorstroomeis is, maar bij sommige vervolgopleidingen wel handig is om te kunnen zien wat de rekenvaardigheden van de desbetreffende leerling zijn. Is overwogen om op basis van de eerder behaalde resultaten naar aanleiding van de invulling van het kerndoel wiskunde van de desbetreffende leerling in een toevoeging/annex op het de cijferlijst aan te geven of deze vaardigheden voldoende of onvoldoende zijn, zo vragen de leden.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat voor leerlingen in het vmbo en de havo die geen eindexamen afleggen in het vak wiskunde een overgangsbepaling wordt getroffen in de vorm van een schoolexamen rekenen. De regering schrijft dat dit geen verzwaring is ten aanzien van de huidige situatie, maar dit vraagt wel «een extra inspanning van deze groep leerlingen ten opzichte van leerlingen die wel wiskunde volgen». Kan de regering dit nader toelichten? De regering schrijft dat er voor leerlingen met wiskunde niet wordt vastgehouden aan een volledige dekking van het referentieniveau, maar voor leerlingen zonder wiskunde wel. Is dit niet een verzwaring voor leerlingen zonder wiskunde in hun pakket ten opzichte van leerlingen mét wiskunde in het pakket in vergelijking met de huidige situatie? Het is «de intentie van de regering» om het resultaat van dit schoolexamen niet mee te laten wegen voor de zak- en slaagregeling voor deze groep. Kan de regering nader toelichten waarom het een «intentie» betreft en geen harde toezegging? Kan de praktische meerwaarde concreet uiteengezet worden waarom in de overgangsregeling alsnog een schoolexamen rekenen moet worden afgelegd, terwijl deze niet meetelt voor de zak/slaagregeling? Wat voor signaal geeft dit af aan leerlingen? Kan de regering toelichten hoeveel leerlingen in het vmbo en het havo geen eindexamen doen in het vak wiskunde.
De voornoemde leden zijn van mening dat er geen hogere wiskunde aan te pas hoeft te komen om leerlingen goed rekenonderwijs te bieden. Deze leden wijzen er op dat wanneer het rekenniveau van leerlingen daalt, goed rekenonderwijs helpt. Als het onderwijs goed op orde is, kan er pas goed worden getoetst. Deze leden merken op dat de Inspectie10 er op wijst dat het rekenniveau van leerlingen afgelopen twee decennia aanmerkelijk achteruit is gegaan, ondanks het bestaan van een rekentoets. Deze leden vragen daarom hoe groot de personeelstekorten zijn onder wiskundedocenten. Kan de regering uiteenzetten welke oplossingen zij voor zich ziet om deze dalende trend te keren, zo vragen de leden.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering eraan bijdraagt dat leerlingen die nog geen schoolexamen afleggen niet onnodig in de knel komen in de vervolgopleiding. Zij vragen onder meer aandacht voor de leerlingen van wie bekend is dat zij willen doorstromen naar een lerarenopleiding. Wordt voor zulke groepen bijvoorbeeld extra voorlichting ingezet, zo vragen de leden.
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering voorziet om over enkele jaren voor het mbo te regelen dat het centraal examen voor rekenen ophoudt te bestaan en dat daarvoor in de plaats instellingsexamens rekenen komen. Deze leden vragen aan te geven wanneer de regering denkt dat dit zal komen en op welke wijze dit nu al wordt voorbereid. In hoeverre is het onderwijsveld hierbij betrokken, zo vragen de leden.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de regering benadrukt dat het voor het mbo en het hoger onderwijs minder inzichtelijk wordt wat het rekenniveau is van instromende studenten vanwege onderhavig wetsvoorstel. Deze leden vragen hoe enthousiast de regering is over onderhavig wetsvoorstel. Kan de regering garanderen dat mbo-instellingen en hoger onderwijsinstellingen als gevolg van dit wetsvoorstel niet in grote getalen additionele toelatingseisen stellen voor het wiskundecijfer? Heeft onderhavig wetsvoorstel gevolgen op de extra wiskundedocenten die afgelopen jaren in het mbo zijn aangetrokken, zo vragen de leden.
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat onderhavig wetsvoorstel structureel ongeveer 2,3 miljoen euro oplevert. Wat gaat er gebeuren met deze resterende middelen, zo vragen de leden.
De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van de Raad van State het dictum: «De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.». Kan de regering ingaan op de bezwaren van de Raad van State en waarom er toch voor gekozen is om het voorstel in te dienen?
Deze leden lezen dat er zorgen zijn over het alternatief van de rekentoets bij scholen, docenten en besturen. Hoe gaat de regering deze zorgen wegnemen, behalve dat ze de zorgen meenemen in de uitwerking van het alternatief voor de rekentoets in lagere regelgeving, zo vragen de leden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat vanwege het krappe tijdspad in verband met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, het niet mogelijk is geweest het wetsvoorstel open te stellen voor internetconsultatie zoals gebruikelijk. Deze leden snappen de zorgen uit het onderwijsveld ten aanzien van de vormgeving van het alternatief en de borging van het rekenonderwijs in zowel het voortgezet onderwijs als het middelbaar beroepsonderwijs. Deze leden dringen er dan ook bij de regering op aan om hier samen met het onderwijsveld en de beroepsvereniging NVvW snel concrete stappen in te zetten. Deze leden zien graag een tijdspad hierover tegemoet van de regering.
In hoeverre is de NVvW specifiek geconsulteerd over dit wetsvoorstel? Indien dit het geval is, kan de regering weergeven wat de opmerkingen waren van de NVvW en op welke wijze deze zijn verwerkt in het onderhavige wetstraject en de komende nadere uitvoering in AMvB’s11? Indien de NVvW niet is geconsulteerd, vragen deze leden dit alsnog te doen en de inbreng van de NVvW mee te nemen in de beantwoording van deze vragen.
De leden van de D66-fractie vragen de regering waar mensen die hadden willen deelnemen aan de internetconsultatie nu terecht kunnen voor hun vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het bijzonder spijtig dat vanwege tijdgebrek er geen consultatie gepleegd kon worden. Deze leden hebben twijfels bij de legitimiteit hiervan. Hoeveel vertraging had bij onderhavig wetsvoorstel plaatsgevonden als er voor een korte periode internetconsultatie was gehouden? Heeft het schrappen van consultatie daadwerkelijk zo veel tijdswinst opgeleverd? Deze leden begrijpen dat docenten en schoolbestuurders veel vragen hebben die onbeantwoord blijven vanwege het haastige proces. Hoe kan het dat er opeens zo veel haast is bij onderhavig wetsvoorstel, terwijl al in het regeerakkoord van 2017 stond opgetekend dat de rekentoets zou worden afgeschaft, zo vragen de leden.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden