Gepubliceerd: 16 december 2019
Indiener(s): Paul van Meenen (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35350-VI-3.html
ID: 35350-VI-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 16 december 2019

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 5 december 2019 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 12 december 2019 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie, Verouden

Vraag (1):

Hoe wordt gegarandeerd dat de gereserveerde middelen ten behoeve van de vervolging en berechting van MH17 ondanks de kasschuif naar 2019 in voldoende mate beschikbaar blijven voor de jaren 2020 tot en met 2023?

Antwoord:

Het vinden van de waarheid en van gerechtigheid voor de 298 slachtoffers en hun nabestaanden is voor het kabinet de hoogste prioriteit. Bij Voorjaarsnota 2017 is daarom 54 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de jaren 2018 tot en met 2023. Het verloop van de vervolging en berechting en de kosten die daarmee gemoeid zijn laten zich echter moeilijk voorspellen, daarom worden de benodigde kosten en de gedane uitgaven goed gemonitord. Zo nodig wordt daarbij over de jaren heen geschoven. De afspraak is dat als er in een jaar middelen niet worden besteed deze middelen exclusief beschikbaar blijven voor het MH17-proces in latere jaren.

Vraag (2):

Wat voor consequenties heeft het aanwenden van 8,5 miljoen euro die in 2019 bestemd was voor het project intensiveringen ZSM en nu aangewend gaat worden voor de tijdelijke toelage voor advocaten in de jaren 2020 en 2021 voor de realisatie van ZSM, en in het bijzonder voor de aanwezigheid van de advocatuur op ZSM? Is er in 2020 voldoende budget om de in 2019 opgelopen vertraging rond ZSM alsnog in te lopen?

Antwoord:

Voor de intensivering van ZSM-rechtsbijstand is in 2020 en verder jaarlijks een bedrag van 10 miljoen euro beschikbaar. Doordat het project intensivering rechtsbijstand ZSM in 2019 vertraging opliep is er dit jaar sprake geweest van een onderuitputting van 8,5 miljoen euro. Dit vrijgevallen bedrag wordt nu aangewend ten behoeve van een tijdelijke toelage in 2020 en 2021 voor sociaal advocatuur. Dit heeft geen consequenties voor de intensivering van ZSM-rechtsbijstand in de jaren 2020 en verder.

Vraag (3):

Kunt u toelichten wanneer de 8,5 miljoen euro voor het project intensiveringen ZSM tot besteding zal komen? Waar komt dit budget vandaan, aangezien u aangeeft dat het nu wordt ingezet voor de toelage voor de sociaal advocatuur?

Antwoord:

Zoals in antwoord op vraag 2 is aangegeven is er in 2019 sprake van een onderuitputting van 8,5 miljoen euro op het budget intensivering rechtsbijstand. Dit bedrag zal in de jaren 2020 en 2021 worden besteed aan een tijdelijke toelage voor sociaal advocaten. Voor de intensivering van ZSM-rechtsbijstand is in 2020 en verder jaarlijks een bedrag van 10 miljoen euro beschikbaar.

Vraag (4):

Hoe verklaart u het opnieuw lagere aantal toevoegingen bij de rechtsbijstand dan begroot? Wat verklaart de dalende trend?

Antwoord:

Bij enkele rechtsgebieden is het aantal toevoegingen achter gebleven bij het aantal dat was begroot. Met name is het aantal civiele toevoegingen afgenomen. Dit hangt samen met een lagere instroom van civiele zaken bij de rechtbanken en gerechtshoven.

Vraag (5):

In hoeverre heeft u in de departementale begroting voor 2020 rekening gehouden met het afnemende aantal toevoegingen bij de rechtsbijstand?

Antwoord:

Het uitgavenkader wordt jaarlijks herijkt op basis van de nieuwe PMJ-raming «aantal toevoegingen» in het kader van de begrotingsvoorbereiding. Door deze jaarlijkse herijking wordt het uitgavenkader en verwachte realisatie gelijkgetrokken. Hierdoor houdt de departementale begroting 2020 rekening met de geprognotiseerde aantal toevoegingen bij de rechtsbijstand. Voor het geval de PMJ-raming leidt tot een verlaging van de rechtsbijstands-ramingen, worden deze gelden behouden voor investeringen in het nieuwe stelsel. Dit is conform TK-brief d.d. 9 november 2018 (Kamerstuk 31 753, nr. 155), zodat er per saldo geen verlaging van het budget rechtsbijstand is.

Vraag (6):

Wat wordt precies bedoeld met kostprijs Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)? Wat valt hier onder? Welke consequenties heeft het verlagen van de kostprijs IND?

Antwoord:

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is een agentschap dat grotendeels op basis van output wordt gefinancierd. Dat gebeurt op basis van de geproduceerde aantallen (afgehandelde aanvragen) maal de kostprijs. De kostprijs is het normbedrag waarvoor een aanvraag moet worden afgehandeld. Daaronder vallen bij de IND alle personeelskosten die noodzakelijk zijn om aanvragen af te handelen, een deel van de kosten van dienstverlening (onder andere loketten, call centra) en de variabele kosten van huisvesting en ICT.

In 2019 is gebleken dat de opslagen in de kostprijs voor dienstverlening en bedrijfsvoering te hoog waren en niet leiden tot evenredige kosten bij de IND. Daarop is besloten de opslagen te verlagen om ze in lijn te brengen met de daadwerkelijk gemaakte kosten en zo te komen tot een lagere kostprijs. Dat heeft geen gevolgen voor de afhandeling van aanvragen door de IND, daarvoor heeft de IND in de begroting 2020 structurele financiering gekregen.

Vraag (7):

Wat zijn de consequenties voor de BuHa-Os-begroting van het verhogen van de ODA-toerekening (Official Development Assistance) voor eerstejaars opvang?

Antwoord:

De consequenties voor de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn dat er in 2019 een groter deel van de ODA-uitgaven wordt gebruikt voor de opvang van eerstejaarsasielzoekers.

Vraag (8):

Hoe verhoudt de tegenvaller bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) onder 13 zich tot de onderuitputting van middelen die het COA vanuit het Ministerie van SZW ontvangt?

Antwoord:

JenV heeft een tegenvaller bij het COA omdat de bezetting bij het COA hoger is dan eerder verwacht.

Het betreft twee verschillende opdrachten. De opdracht van JenV aan het COA voor opvang en begeleiding van asielzoekers, en de opdracht van SZW aan het COA, voor de voorinburgering van asielmigranten in de AZC’s.

Vraag (9):

Blijft de onderuitputting bij de IND als gevolg van de meevallende kostprijzen beschikbaar voor de organisatie? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

De meevaller bij de IND als gevolg van de lagere kostprijzen blijft in 2019 niet bij de IND. Deze wordt ingezet om de tegenvaller in 2019 bij het COA als gevolg van de hogere bezetting te dekken.

Vraag (10):

In hoeverre komen de tegenvallers op de post Boeten en Transacties ten laste van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V)? Is niet afgesproken dat boeten, transacties, ontnemingsopbrengsten niet langer onderdeel zijn van de verantwoording van het Ministerie van J&V?

Antwoord:

Tegenvallers op de post Boeten en Transacties komen niet ten laste van de JenV-begroting. De B&T-ontvangsten worden geraamd en verantwoord op de JenV-begroting omdat JenV de beleidsverantwoordelijkheid heeft. JenV is niet budgettair verantwoordelijk voor de mee- of tegenvallers bij de B&T-ontvangsten. Afgesproken is dat mee- of tegenvallers worden verwerkt via het generale beeld. Dit geldt ook voor mee- en tegenvallers bij de ontnemingsopbrengsten. Bij de begrotingsvoorbereiding 2020 heeft het kabinet besloten tot een verhoging van de afpakraming. Het risico van deze verhoging ligt wel bij JenV.

Vraag (11):

Verwacht u de 25 miljoen euro uit de najaarsnota en de 5 miljoen euro uit de voorjaarsnota voor investeringen in het stroomstootwapen nog voor een deel in 2019 te besteden? Zo ja, waaraan worden die middelen dan precies besteed in 2019 en daarna?

Antwoord:

Zoals in de Kamerbrief van de Minister van JenV van 15 november jl. (TK 2019–2020 29 628 nr 916) vermeld, wordt de totale 30 miljoen euro in 2019 in één bijzondere bijdrage aan de politie opgenomen, zodat de politie daarmee – en met de 5 miljoen euro structureel uit de eigen begroting – de gehele uitrolfase tot en met 2025 kan dekken.

Vraag (12):

Kunt u de minderopbrengst Boeten en Transacties nader toelichten? Voor welk deel wordt de minderopbrengst verklaard door de uitstaande trajectcontrole op de A4 en voor welk deel door andere oorzaken? In hoeverre is een veranderd rijgedrag een mogelijke verklaring?

Antwoord:

Nader kwantitatief toelichten van deze minderopbrengst is lastig. De omvang van de opbrengsten is afhankelijk van vele factoren, zoals wegwerkzaamheden, maar ook o.a. het aantal voertuigen op de weg, aantal files, veranderend rijgedrag en de inzet door de politie.

Vraag (13):

Kunt u toelichten wat de afrekening van het Nidos precies behelst? Wat wordt precies afgerekend en welke afspraken liggen daaronder?

Antwoord:

Nidos wordt gefinancierd op basis van output en krijgt daarvoor gedurende het jaar op basis van het verwachte aantal alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s) een voorschot op de bijdrage uitbetaald. Na afloop van het jaar wordt op basis van de daadwerkelijke aantallen de definitieve bijdrage vastgesteld. Het verschil wordt afgerekend. In 2018 was het aantal AMV’s lager dan verwacht waardoor door Nidos een deel van de bijdrage is terugbetaald. Deze afspraken zijn vastgelegd in het subsidiebesluit Nidos.

Vraag (14):

Hoe gaat u ervoor zorgen dat de voor 2019 toegevoegde middelen voor rechtsbijstand in de begrotingsjaren 2020 en 2021 uitgegeven kunnen worden?

Antwoord:

Budget dat in 2019 niet tot besteding is gekomen, wordt via de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting van 2020. In het voorjaar van 2020 zal vervolgens de exacte verdeling over 2020 en 2021 worden vormgegeven. De Tweede Kamer wordt bij Voorjaarsnota hierover geïnformeerd.

Vraag (15):

Kunt u de in tabel 5 (Budgettaire gevolgen van beleid artikel 33) ontstane mutatie rond eigen personeel (– 14.012) en de inhuur van extern personeel (+ 18.001) verklaren? Hoe verhouden deze posten zich einde jaar – wat betreft het kerndepartement – tot de Roemernorm? Wordt de Roemernorm bij enige van de onder het ministerie vallende organisaties overschreden in 2019?

Antwoord:

Deze mutaties komen voort uit de aanpassing van de raming aan de verwachte realisatie.

Voor de mutatie rond eigen personeel geldt dat de opwaartse bijstelling van het budget met € 22,7 mln. bij Miljoenennota bij nader inzien te hoog was ingeschat, waardoor een neerwaartse bijstelling van € 14 mln. in de rede lag.

Voor externe inhuur geldt dat er sprake is van een toename van de kosten vanwege de digitalisering van de strafrechtketen (onder andere programma Alle Zaken Digitaal) en de implementatie van de AVG. Het openbaar ministerie zal dit jaar de norm van maximaal 10% externe inhuur naar verwachting dan ook overschrijden.

De norm geldt overigens niet voor alle individuele organisaties die onder het ministerie vallen, omdat het bij de ene organisatie vanwege bepaalde type activiteiten eerder voor de hand ligt dat zij meer dan 10% externe inhuur hebben, dan bij andere organisaties. Of het ministerie als geheel de norm overschrijdt, is op dit moment nog niet bekend.

Vraag (16):

Is de 16,2 miljoen euro die aan de apparaatsuitgaven van het openbaar ministerie (OM) worden toegevoegd afkomstig uit de begrotingspost die bestemd was voor ketenbrede investeringen in de digitalisering van de strafrechtketen?

Antwoord:

Ja, het openbaar ministerie heeft in 2019 een bedrag van € 16,2 mln. ontvangen uit de middelen die bestemd zijn voor de ketenbrede investeringen in de digitalisering van de strafrechtketen.

Vraag (17):

Kunt u duiden wat exact de tegenvaller op het ICT-budget van het OM van 4,7 miljoen euro was?

Antwoord:

Evenals vorig jaar kent het tekort op het ICT-budget van het openbaar ministerie verschillende oorzaken, waardoor met name de beheerkosten hoger zijn dan vooraf was geraamd. De onderliggende oorzaken zijn onder andere de toenemende druk op de legacy systemen, de hogere eisen aan de primair proces systemen en in het beheer moeten nemen van nieuwe (keten-)systemen en -applicaties.

Begin dit jaar is dit verwachte tekort ingeschat op circa € 10 mln. Bij Voorjaarsnota heeft het openbaar ministerie extra middelen ontvangen om het restant van de algemene efficiencytaakstelling terug te draaien. Een deel van deze middelen, ad € 5,3 mln., had betrekking op ICT-middelen. Om die reden is dit bedrag aangevuld met € 4,7 mln.

Vraag (18):

Kunt u duiden wat de technische herschikking van middelen van met name de Shared Service Organisaties (van circa 15 miljoen euro) omvat?

Antwoord:

Er is sprake van een verschuiving van de uitgaven op de diverse kostensoorten binnen het totale budget van het openbaar ministerie sinds 2016. De oorspronkelijke raming was hier nog niet op aangepast. Deze technische herschikking heeft inmiddels plaatsgevonden.

Er is met name sprake van een verschuiving van materiële uitgaven naar personele uitgaven. Zo was er bij de raming bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de stelselwijziging huisvesting (deze kosten vallen onder de zogenaamde Shared Service Organisaties) die vanaf 2017 tot lagere kosten leidt.

Vraag (19):

Kunt u specificeren hoe de toedeling van 42,8 miljoen euro van het budget «digitalisering strafrechtketen» aan welke organisaties voor welke doeleinden heeft plaatsgevonden?

Antwoord:

In de tweede suppletoire begroting 2019 is een bedrag van 21,1 miljoen euro voor digitalisering strafrechtketen toebedeeld naar desbetreffende artikelen. Zoals is toegelicht in de brief van 8 november 2019 worden de middelen voor de digitalisering van de strafrechtketen besteed aan drie thema’s: papier uit de keten, multimedia en dienstverlening aan de burger. Om de voor deze thema’s gestelde doelen te bereiken zijn en worden verschillende projecten uitgevoerd, zoals Alle Zaken Digitaal, Digitaal Procesdossier, Digitaal Loket Verkeer en het Ketenbreed Slachtofferportaal. De middelen worden dus niet toegekend aan organisaties maar aan projecten. Elk jaar wordt de Tweede Kamer omstreeks de maand juni geïnformeerd over de besteding van de middelen en de voortgang van het digitaliseringstraject.

Vraag (20):

Voor welke concrete vormen van ondersteuning zal de 7,2 miljoen euro voor de ondersteuning van de ABC-eilanden bij de opvang en behandeling van asielzoekers worden ingezet?

Antwoord:

In de brief van 25 september jl. (kenmerk 2019-0000466404) is uw Kamer over de besteding van de 7,2 mln. euro geïnformeerd. In deze brief is aangegeven dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid in nauw overleg met Aruba en Curaçao gekomen is tot een samenhangend pakket aan ondersteuningsmaatregelen gericht op de verdere versterking en optimalisering van de vreemdelingenketen en -processen van beide landen.

Vraag (21):

Kunt u een lijst verstrekken van landen die niet meewerken aan terugkeer van uitgeprocedeerde onderdanen met daarbij vermeld de bedragen die deze landen vanuit de BuHa-OS begroting, dan wel vanuit het Europees Ontwikkelingsfonds ontvangen?

Antwoord:

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld heeft het merendeel van het herkomstlanden geen principiële bezwaren tegen gedwongen terugkeer en werkt daar aan mee. Een aantal landen weigert mee te werken aan gedwongen terugkeer. Daarnaast is er een aantal landen dat veel voorwaarden en vragen opwerpt, of juist niet reageert op verzoeken tot terugname vaan eigen onderdanen, zodat feitelijk kan worden gesproken van tegenwerking. Het is moeilijk om een representatief beeld te geven over langere periode. Waar de samenwerking stokt, zetten Nederland en de EU uitdrukkelijk in op het komen tot effectieve werkafspraken. De samenwerking op gedwongen terugkeer met voor Nederland relevante landen is thans onvoldoende, bijvoorbeeld met Ethiopië, Irak, Iran, Somalië, Algerije en Marokko. Om een land van herkomst te bewegen tot het terugnemen van zijn onderdanen kiest het kabinet voor maatwerk op basis van de bredere bilaterale betrekkingen en onze nationale belangen daarbinnen. Dit maatwerk draait om het planmatig, al dan niet openlijk, escaleren en de-escaleren van een samenstel aan positieve en negatieve prikkels. Dat is de invulling van het beginsel «more for more» en «less for less» dat het kabinet en de Europese Raad hanteren. Elk geval is specifiek en wat effectief is verschilt. Het is maatwerk. Zoals bekend heeft Nederland in het verleden weinig bemoedigende resultaten geoogst met het openlijk negatief en bilateraal prikkelen van bijvoorbeeld Somalië en Ghana. Dat wil niet zeggen dat daarmee de inzet op het verbeteren van terugkeer stopt, integendeel. Het betekent wel dat een checklist van alleen de negatieve, openlijke prikkels die we bilateraal hanteren weinig informatief is. Naast bilaterale prikkels sluit Nederland zich aan bij EU-prikkels, zoals bijvoorbeeld in relatie met Bangladesh, dat beter is gaan samenwerken om te voorkomen dat de EU visummaatregelen zou opleggen. In februari volgend jaar treedt de herziene EU visumcode in werking, waarvan artikel 25bis mogelijkheden biedt om de medewerking aan terugkeer te verdisconteren in ruimere of krappere verleningsvoorwaarden.

Vraag (22):

Kunt u uitleggen waarom de extra middelen aanpak ondermijning en de extra middelen rechtsbijstand – die bestemd zijn voor de jaren 2020 en 2021 – geboekt worden op de begroting van 2019 (artikel 92)? Op welke wijze worden deze middelen daadwerkelijk toebedeeld aan de begrotingen van de jaren 2020 en 2021?

Antwoord:

Omdat pas laat in het begrotingsjaar (bij Najaarsnota) is besloten tot intensiveringen op de genoemde terreinen is – zoals gebruikelijk – in afwachting van concrete invulling, het budget geparkeerd op het «nog te verdelen» artikel (Artikel 92). Gelden die in enig jaar niet tot besteding komen, kunnen via de eindejaarsmarge worden toegevoegd aan de begroting van het jaar daarop. In het voorjaar van 2020 zal vervolgens de exacte verdeling over 2020 en 2021 worden vormgegeven. De Tweede Kamer wordt bij Voorjaarsnota hierover geïnformeerd.

Vraag (23):

Wordt het resterende bedrag van de taakstelling J&V op het einde van het jaar via artikel 92 verrekend met de andere bedragen op artikel 92 en gaat dat dan niet ten koste van het budget dat beschikbaar is voor de aanpak van ondermijning en de rechtsbijstand?

Antwoord:

De resterende taakstelling op artikel 92 ad 15 miljoen zal worden ingevuld met onderuitputting op de overige artikelen en met vrijval op onbestemde middelen op artikel 92.

De middelen voor ondermijning en de rechtsbijstand die in 2019 niet volledig tot besteding komen, kunnen via de eindejaarsmarge toegevoegd worden aan de JenV-begroting van 2020. (zie ook antwoord op vraag 22).

Vraag (24):

Bent u bereid de Kamer, zodra het mogelijk is, preciezer te informeren over de besteding van de beschikbaar gestelde extra budgetten voor de aanpak van ondermijning en de gesubsidieerde rechtsbijstand?

Antwoord:

Ja, zodra het mogelijk is zal ik de Kamer nader informeren over de besteding van de beschikbaar gestelde extra budgetten.

Vraag (25):

Kunt u uitsplitsen uit welke onderdelen het nog onverdeelde bedrag (192.869.000 euro) bestaat in tabel 10 (Budgettaire gevolgen van beleid artikel 92) exact is opgebouwd?

Antwoord:

Dit bedrag is als volgt opgebouwd:

Omschrijving

Bedrag x € 1.000

Extra middelen aanpak ondermijning

110.000

Extra middelen Rechtsbijstand

45.000

Overheveling onderuitputting Rechtsbijstand 2019

15.000

Invulling taakstelling met onderuitputting

38.100

Vrijval onbestemde middelen

– 11.280

Overheveling analysecapaciteit ict.

– 1.400

Overheveling extra Veiligheidsonderzoeken 2019

– 1.200

Overheveling cie. Hoekstra gelden

– 1.351

Totaal

192.869