Ontvangen 10 maart 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel C, wordt, onder vernummering van het eerste en tweede onderdeel tot tweede en derde onderdeel, een onderdeel ingevoegd, luidende:
1. In het tweede lid wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» gewijzigd in «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur».
B
In artikel I, onderdeel D, wordt aan artikel 11d een lid toegevoegd, luidende:
4. Indien de onderwijsinstelling die het diploma afgeeft niet langer voldoet aan het bepaalde bij of krachtens het eerste en tweede lid, kan de erkenning van het diploma als bewijsstuk worden ingetrokken.
C
Na onderdeel G wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ga
Het tweede lid van artikel 15 alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
D
Onderdeel M wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
2. In artikel 25, tweede lid, wordt «de uitzondering bedoeld in artikel 13, tweede lid» vervangen door «een uitzondering als bedoeld in de artikelen 13, tweede lid, of 25e».
E
Artikel I, onderdeel N komt te luiden:
N
Aan artikel 25a wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij gemeentelijke verordening als bedoeld in het eerste lid, kunnen aanvullend aan hetgeen is geregeld bij of krachtens artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet eisen worden gesteld aan de minimumvloeroppervlakte van een slijtlokaliteit of horecalokaliteit.
F
In artikel I wordt na onderdeel R een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ra
Aan artikel 35 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Een aanvraag voor een ontheffing wordt gesteld op een formulier of een elektronische informatiedrager, die bij regeling van Onze Minister worden vastgesteld.
G
In artikel I wordt na onderdeel S een onderdeel ingevoegd, luidende:
Sa
In artikel 41, tweede lid, aanhef, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».
H
In artikel I wordt na onderdeel Y een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ya
Artikel 44b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bij ministeriële regeling elke twee jaar het bedrag van de op te leggen boete wordt gewijzigd aan de hand van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen prijsindex. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels ten aanzien van de indexering worden vastgesteld. Aan de eerste volzin wordt geen gevolg gegeven indien het in artikel 44a, tweede lid, genoemde bedrag daarbij zou worden overschreden.
I
Na artikel X wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XA
1. Indien artikel 4.3 van de Omgevingswet later in werking treedt dan artikel I, onderdelen D en N, van deze wet, komen de onderdelen D en N van artikel I van deze wet als volgt te luiden:
A
Onderdeel D komt te luiden:
D
Artikel 10 komt te luiden:
Artikel 10
1. Een slijtlokaliteit staat niet rechtstreeks in verbinding met een neringruimte.
2. Bij ministeriële regeling worden eisen gesteld aan de minimale verbindingsruimte tussen een slijtlokaliteit en een neringruimte.
3. De bij of krachtens dit artikel gestelde eisen gelden in aanvulling op hetgeen is geregeld bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet.
B
Onderdeel N komt te luiden:
N
Aan artikel 25a wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij gemeentelijke verordening als bedoeld in het eerste lid, kunnen aanvullend aan hetgeen is geregeld bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet eisen worden gesteld aan de minimumvloeroppervlakte van een slijtlokaliteit of horecalokaliteit.
2. Indien artikel 4.3 van de Omgevingswet later in werking treedt dan artikel I, onderdelen D en N, van deze wet, wordt voor artikel 2.1 van het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2018 ingediende voorstel van wet tot aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet) (Kamerstukken 34 9896) een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.a1
De Alcoholwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 10, derde lid, wordt «bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet» vervangen door «bij of krachtens artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet».
B
In artikel 25a, derde lid, wordt «bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet» vervangen door «bij of krachtens artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet».
In de nota van wijziging worden enkele technische wijzigingen in het voorstel van wet aangebracht.
Onderdeel A
In dit onderdeel wordt voorgesteld subdelegatie mogelijk te maken voor hetgeen wordt geregeld op grond van artikel 8, tweede lid. Op grond van dat artikellid worden bij algemene maatregel van bestuur eisen gesteld aan het zedelijk gedrag van de leidinggevende van een horeca- of slijtersbedrijf en kan nader worden omgeschreven wat wordt verstaan onder «slecht levensgedrag». In artikel 8, eerste lid, onder b, is opgenomen dat een leidinggevende niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn.
Op grond van dit artikellid zijn bij algemene maatregel van bestuur onder andere eisen gesteld aan het strafblad waarover een (potentiële) leidinggevende mag beschikken. Hierbij worden ook bedragen genoemd van de maximale onvoorwaardelijke geldboete die aan een (potentieel) leidinggevende mag zijn opgelegd. De voorgestelde mogelijkheid tot subdelegatie zal in elk geval worden gebruikt om indexering van deze bedragen bij ministeriële regeling mogelijk te maken.
Onderdeel B
In dit onderdeel wordt voorgesteld de Landelijke commissie sociale hygiëne de mogelijkheid te geven om de erkenning van een diploma als bewijsstuk voor voldoende kennis en inzicht in sociale hygiëne, in te kunnen trekken. Hoewel de erkenning slechts voor een periode van vijf jaar wordt verstrekt, kan het wenselijk zijn dat wanneer blijkt dat een onderwijsinstelling niet meer aan de eisen voldoet, de erkenning kan worden ingetrokken. Dit impliceert overigens ook dat een erkenning, al dan niet onder voorwaarden, kan worden geschorst. Bij omissie was hierin nog niet voorzien in het wetsvoorstel.
Onderdeel C
Een deel van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet berust op artikel 15, tweede lid. Nu met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om dit Besluit te laten vervallen, dient naast artikel 10, ook artikel 15, tweede lid, te vervallen. Hiermee worden ook een dubbeling met het voorgestelde artikel 10 voorkomen. Bij omissie was dit nog niet in het wetsvoorstel opgenomen.
Onderdeel D
Artikel 25, tweede lid, verbiedt het om in voor publiek geopende ruimtes die geen horecavergunning hebben, toe te laten dat er alcoholhoudende drank genuttigd wordt. De huidige Drank- en Horecawet maakt al een uitzondering voor het proeven op verzoek van de klant in een slijterij. Bij omissie is in het wetsvoorstel hieraan niet de uitzondering toegevoegd voor de proeverij in slijterij. Dat wordt met dit onderdeel hersteld.
Onderdeel E
In dit onderdeel worden twee verschrijvingen hersteld in het voorgestelde artikel I, onderdeel N.
Onderdeel F
Bij ministeriële regeling worden reeds elementen voorgeschreven die de aanvraag van een ontheffing dient te bevatten. Artikel 26 bevat reeds delegatiegrondslagen voor het aanvraagformulier van de vergunning, echter voor de ontheffing bestond deze grondslag abusievelijk nog niet.
Onderdeel G
In dit onderdeel wordt voorgesteld om de verwijzing naar de Minister van Justitie en Veiligheid in artikel 41 aan te passen aan de huidige titulatuur.
Onderdeel H
In dit onderdeel wordt in de eerste plaats voorgesteld de verwijzing naar de Minister van Justitie en Veiligheid in artikel 44b aan te passen aan de huidige titulatuur. Daarnaast wordt voorgesteld aan dit artikel een lid toe te voegen. Hiermee wordt voorgesteld dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden besloten tweejaarlijkse indexatie van de boetebedragen per ministeriële regeling mogelijk te maken. Hierbij wordt ook bepaald dat deze indexatie niet verder kan gaan dan het maximale boetebedrag dat is opgenomen in artikel 44a, tweede lid.
Onderdeel I
In dit onderdeel wordt aan het wetsvoorstel een artikel toegevoegd waarmee samenloop met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is opgenomen. In het wetsvoorstel is ervan uitgegaan dat de Omgevingswet eerder of gelijktijdig met dit wetsvoorstel in werking zal treden. Met het voorgestelde artikel Xa wordt een regeling getroffen voor het geval dit wetsvoorstel eerder tot wet wordt verheven en in werking treedt dan de Omgevingswet.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis