Vastgesteld 19 december 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Algemeen deel |
2 |
|
1. |
Inleiding |
3 |
2. |
De wijziging op hoofdlijnen |
4 |
Ad I. Prijsacties met meer dan 25% korting zijn niet langer toegestaan |
4 |
|
Ad. II. Regels voor verkoop op afstand van alcoholhoudende dranken |
6 |
|
Ad III. Strafbaarstelling volwassenen die alcohol doorgeven aan minderjarigen |
8 |
|
Ad IV. Uitzondering strafbaarstelling 16- en 17-jarige testkopers in het kader van toezicht |
9 |
|
Ad V. Uitzondering strafbaarstelling 14- en 15-jarige vmbo-leerlingen in het kader van horecastage |
9 |
|
Ad VI. Grondslag voor onafhankelijke positie en vergoeding Landelijke Examencommissie |
10 |
|
Ad VII. Intrekken Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet |
10 |
|
Ad VIII. Opheffen verbod op toegang slijterij door minderjarige zonder begeleiding 21+ |
11 |
|
3. |
Regeling in Europese en internationale context |
12 |
4. |
Gevolgen voor uitvoering en handhaving |
12 |
5. |
Gevolgen voor regeldruk |
13 |
6. |
Advisering en consultatie |
13 |
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Drank- en Horecawet. De wijziging volgt uit het Nationaal Preventieakkoord en de evaluatie van de Drank- en Horecawet. Deze leden onderschrijven het doel van de wetswijziging. Problematisch alcoholgebruik is voor met name jongeren gevaarlijk voor de gezondheid en de overheid heeft een taak om haar inwoners daar tegen te beschermen. De leden van de VVD-fractie vinden het ook belangrijk dat maatregelen doelmatig en werkbaar zijn en dat de maatregelen niet tot onnodige problemen leiden in uitvoering en handhaving. In dat kader hebben deze leden een aantal vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet. Zij hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen. Genoemde leden delen de mening dat problematisch alcoholgebruik voorkomen moet worden. Toch hebben deze leden hun twijfels over de doeltreffendheid van sommige maatregelen.
De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van de Drank- en Horecawet. Zij staan achter het doel om problematisch alcoholgebruik te voorkomen en staan daarom positief tegenover de voorgestelde wijzigingen van de wet. Deze leden hebben enkele vragen bij de voorgestelde maatregelen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet. Deze leden achten de aanpak van problematisch alcoholgebruik van belang. Zij hebben nog enkele vragen over de voorgestelde wijzigingen.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet. Zij hebben naar aanleiding van de wijzigingen onderstaande opmerkingen en vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet. De wijzigingen, deels ter uitwerking van het Nationaal Preventieakkoord, dragen bij aan minder problematisch alcoholgebruik in Nederland. Genoemde leden willen de regering een aantal opmerkingen en vragen over het wetsvoorstel voorleggen.
De leden van de SGP-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet. Zij erkennen en benadrukken dat iedereen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen alcoholgebruik. Maar zij vinden evenzeer dat de overheid een belangrijke verantwoordelijkheid heeft indien blijkt dat velen hun verantwoordelijkheid niet kunnen dragen. Vrijheid wordt dan een valkuil. Genoemde leden steunen daarom de voorstellen van de regering die bijdragen aan minder problematisch alcoholgebruik in Nederland. Zij maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen over de wetswijziging.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe en door wie de uitvoering van de afspraken uit het Nationaal Preventieakkoord – zoals het stoppen met alcoholreclame langs amateursportvelden – wordt gemonitord en wanneer de Kamer daarover geïnformeerd wordt.
De leden van de SP-fractie juichen voorstellen die bijdragen aan een vermindering van problematisch alcoholgebruik over het algemeen toe. De meeste voorgestelde wijzigingen van de Drank- en Horecawet kunnen deze leden dan ook zeker steunen. Zij hebben nog wel wat vragen over de uitwerking van die voorgestelde wijzigingen en de keuzes die hierbij gemaakt zijn.
Aangegeven wordt dat er voor de Nederlandse overheid ook baten zijn als het gaat om alcoholgebruik. Het gaat dan bijvoorbeeld om accijnsinkomsten bij de verkoop van alcohol. De leden van de SP-fractie vragen om een totaaloverzicht van de baten voor de overheid betreffende alcoholgebruik en alle daarmee direct verband houdende facetten. Daarbij ontvangen zij graag een overzicht van de daarbij horende financiële baten die ten behoeve komen van de overheid. Hoe verhouden deze baten zich ten opzichte van de investeringen in preventie om alcoholgebruik terug te dringen? Hoeveel wordt op jaarbasis besteed aan alcoholpreventie?
De leden van de SP-fractie constateren dat het met de handhaving van de verkoop van alcohol aan minderjarigen nog niet goed gesteld is. Is de opvatting dat door de nu voorgestelde voorliggende wijzigingen van de Drank- en Horecawet, de handhaving gaat verbeteren? Wat zijn precies de verwachtingen hierbij?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat problematisch alcoholgebruik wordt tegengegaan. Dit kan door prijzen te verhogen, de beschikbaarheid te beperken en reclame-uitingen aan banden te leggen. In het wetsvoorstel zitten enkele maatregelen om de beschikbaarheid en bereikbaarheid voor minderjarigen te beperken en een maatregel om het stunten met alcohol tegen te gaan. Genoemde leden vragen de regering waarom het wetsvoorstel geen maatregelen bevat om reclame voor alcoholhoudende dranken en beschikbaarheid in algemene zin te beperken.
In de huidige wet is de mogelijkheid opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur in het belang van de volksgezondheid regels te stellen met betrekking tot de inhoud van reclame voor alcoholhoudende drank, de doelgroepen waarop zodanige reclame is gericht, alsmede de tijd en wijze waarop en de plaats waar reclame wordt gemaakt. Deze regels kunnen verboden, beperkingen van- en voorschriften ten aanzien van reclame-uitingen bevatten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij van plan is in aanvulling op onderhavige wetswijziging gebruik te maken van deze mogelijkheid.
Genoemde leden begrijpen dat de sportsector voor grote sportevenementen met een plan komt om de koppeling tussen sport en alcohol minder vanzelfsprekend te maken. Zij vragen welke plannen er in dat verband zijn voor het Holland Heineken House tijdens de Olympische Spelen van 2020.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering geen voorstellen doet om alcoholreclame te beperken. Deze leden betreuren dat. Zij menen dat onderzoek genoegzaam heeft duidelijk gemaakt dat alcoholreclame het gebruik van alcohol onder minderjarigen sterk stimuleert. Zelfregulering van de sector heeft niet het gewenste effect. Genoemde leden menen dat wet- en regelgeving daarom noodzakelijk zijn. Zij wijzen erop dat in de huidige wet is opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen met betrekking tot alcoholreclame. Deze regels kunnen verboden, beperkingen of andere voorschriften ten aanzien van alcoholreclame bevatten. Genoemde leden vragen de regering waarom zij hiervan geen gebruik maakt en of zij van plan is om alsnog voorstellen in die richting te doen?
Ad I. Prijsacties met meer dan 25% korting zijn niet langer toegestaan
Allereerst hebben de leden van de VVD-fractie een aantal vragen over het verbod op prijsacties met meer dan 25% korting. Het doel van deze maatregel is om problematisch alcoholgebruik te voorkomen en het beoogde gevolg is een afname van het aantal problematische drinkers. 8,8% van de Nederlandse bevolking is een zware alcoholdrinker. Is er onderzoek dat aantoont dat deze problematische drinkers zich laten tegenhouden door de prijs van alcohol? Met andere woorden: kopen zij voornamelijk (sterke) drank met korting? Indien die gegevens niet voorhanden zijn, wat maakt dat de regering denkt dat de korting dit beoogde gevolg kan hebben?
Het maximeren van de korting tot maximaal 25% heeft ongetwijfeld effecten op de markt. Heeft de regering in de voorbereiding van deze wet onderzoek laten doen naar deze verwachte effecten? Zo ja, wie heeft dit onderzoek gedaan? Wat waren de belangrijkste uitkomsten en kunnen die inzichten met de Kamer gedeeld worden? Zo nee, waarom niet? In het geval dat deze analyse er niet is, verzoeken de leden van de VVD-fractie de regering in het nader verslag een dergelijke analyse op te nemen. Hoe gaat de regering de effecten van deze maatregel op de markt monitoren?
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk om te weten hoe de handhaving van de regels met betrekking tot het verbod op prijsacties geregeld gaat worden. Kan de regering de Kamer voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel een handhavingsplan sturen? Gaat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de prijs van de verstrekker monitoren als daar aanleiding voor is? Hoe komt die aanleiding tot de toezichthouder? Wie kunnen signalen melden? Hoe gaat een dergelijke melding in z’n werk? Zijn daar al structuren voor bij de toezichthouder of moeten die speciaal voor dit onderwerp van toezicht worden geïmplementeerd? Zo ja, wanneer kan dit gereed zijn? Zijn hier kosten mee gemoeid? Zo nee, vraagt dit extra capaciteit om de bestaande structuur ook te kunnen blijven gebruiken voor de oorspronkelijke taak?
De leden van de PVV-fractie constateren dat in het regeerakkoord staat dat maatregelen die genomen worden op het gebied van preventie, bewezen effectief moeten zijn. Deze leden willen weten waaruit de effectiviteit blijkt van het begrenzen van de prijsacties van alcoholhoudende producten.
Een actie is een aantrekkelijk middel om consumenten te verleiden alcoholhoudende drank op dat moment te kopen, omdat er sprake is van een prijsvoordeel, dan wel omdat de suggestie van een prijsvoordeel wordt gewekt dat binnenkort afgelopen kan zijn. Is de regering ervan op de hoogte dat er veel winkels zijn waar er alcoholhoudende dranken verkocht worden en er altijd wel ergens een prijsvoordeel is of nog zal komen, en er daarom geen noodzaak is om meer alcoholhoudende dranken in te slaan dan nodig?
De regering kiest voor het percentage van 25% om prijsacties die leiden tot een tweede of derde product gratis, te voorkomen. Kan het zijn dat deze maatregel er juist voor gaat zorgen dat mensen dan gebruik gaan maken van de aanbieding «vier halen, drie betalen»? Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het beperken van prijsacties van alcohol tot maximaal 25% korting geen maatregel is die in het kader van het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken. Deze leden vragen of deze maatregel wel is meegenomen door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in de quickscan naar de impact van het Nationaal Preventieakkoord. Of voorziet de regering dat met deze aanvullende maatregel dichter bij de ambities van het Preventieakkoord gekomen wordt?
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering het maximale kortingspercentage op alcoholische producten op 25% stelt. Waarom is gekozen voor dat percentage? Waarom is niet aangesloten bij de 50% die nu al in de Stichting Verantwoorde Alcoholconsumptie (STIVA)-code gehanteerd wordt? Genoemde leden begrijpen de wens om mensen niet door middel van kortingsacties te stimuleren meer alcohol te kopen dan ze aanvankelijk van plan waren, maar ziet de regering met het voorgestelde kortingspercentage ook het risico op een verschuiving van «twee voor de prijs van één» naar «vier voor de prijs van drie»?
Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een toelichting op de keuze om het toezicht op happy hours bij de gemeenten te laten. Hoe staat het momenteel met de handhaving door gemeenten met betrekking tot de happy hours? Hoe krijgt dit toezicht vorm en wat zijn de resultaten van dit toezicht? Hanteren alle verschillende gemeenten gelijke eisen op het terrein van happy hours en handhaven alle Nederlandse gemeenten hierop?
De wijziging wordt voorgelegd om kortingen van meer dan 25% op alcohol niet langer toe te staan. De leden van de SP-fractie vragen of hierbij specifiek kan worden aangegeven wat dit betekent voor de structurele prijs van alcoholische producten. Is het in theorie mogelijk dat er structurele kortingen op (dezelfde) alcoholproducten doorgevoerd worden? Vindt de regering een eventuele dergelijke prijsverlaging wenselijk, of moet voor dergelijke producten een minimumprijs gaan gelden?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de beperking op prijsacties met alcoholhoudende dranken. Zij vragen in dat verband op welke wijze toezicht op de naleving mogelijk is bij de derde categorie (overige prijsacties van meer dan 25% die verbonden zijn aan een periode van maximaal een maand). Kan de regering aangeven hoe vaak dergelijke prijsacties voorkomen?
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat de NVWA zorgen heeft over de haalbaarheid van het toezicht op lokaal opererende ondernemers. Wat verwacht de regering precies van gemeenten in de ondersteuning van de NVWA op dit punt?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering de verkoop van alcohol tegen stuntprijzen aan banden gaat leggen. In de wet wordt vastgelegd dat stuntprijzen/acties van supermarkten (en andere verkopers van alcohol «voor gebruik elders dan ter plaatse») niet verder mogen gaan dan 25% korting op de normale verkoopprijs. Genoemde leden constateren dat het al dan niet aan banden leggen van happy hours in de horeca een lokale bevoegdheid van gemeenten blijft. Zij vragen de regering toe te lichten waarom hiervoor is gekozen. Deelt de regering de mening dat landelijke, eenduidige regelgeving op dit punt gewenst en helderder zou zijn?
Ad. II. Regels voor verkoop op afstand van alcoholhoudende dranken
De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering de naleving van de leeftijdsgrens door verstrekkers van thuisbezorgkanalen wil verbeteren en doet daarvoor een aantal concrete voorstellen. Deze leden hebben een aantal vragen bij de aannames die de regering maakt. Zo stelt de regering dat digitalisering en de striktere regels rondom alcoholhoudende draken in winkels en horeca, zal leiden tot een toename in het aantal online aankooppogingen van alcohol door jongeren. Waarop is deze aanname gebaseerd? Hoe heeft het aantal online aankopen zich over de afgelopen jaren ontwikkeld, en dan in het bijzonder sinds de invoering van de regelgeving die het kopen van alcohol onder de 18 jaar verbiedt? Is er zicht op het aantal online aankopen dat door jongeren wordt gedaan?
Op termijn gaat een leeftijdsverificatiesysteem de controle op online verkoop van alcohol regelen. De leden van de VVD-fractie zouden graag willen weten wie dit systeem ontwikkelt. Op welke termijn is de inwerkingtreding van dit systeem voorzien? In de tussentijd zal er gewerkt worden met een systeem van een leeftijdsvraag. Hoe gaat dit in de praktijk werken? Waarom kiest de regering er niet voor hier eerst een pilot mee te doen? Na de inwerkingtreding van het leeftijdsverificatiesysteem is het op afstand via de telefoon bestellen van alcohol niet meer toegestaan. Wat is de omvang van de verkoop van alcoholhoudende dranken dat via de telefoon plaatsvindt? Welke doelgroep bestelt telefonisch? Hoe moet straks gecontroleerd worden dat er geen telefonische bestellingen meer uitgevoerd worden? Is dit handhaafbaar? Wat zegt de NVWA daarover?
Met dit wetsvoorstel wordt er een geborgde werkwijze vereist van iedere verkoper van alcoholhoudende drank op afstand. Is het de bedoeling dat elke verkoper zelf zo’n document opstelt? De regering schrijft dat er in lagere regelgeving eisen voor die werkwijze vastgesteld zullen worden. Kan de regering aangeven aan wat voor type eisen hier gedacht moet worden? Is het ook denkbaar dat er een modeldocument «geborgde werkwijze» wordt gemaakt in overleg met betrokken partijen? Zo nee, waarom niet?
De regering bestempelt alcoholhoudende drank op de zevende pagina van de memorie van toelichting als risicovol product. De leden van de VVD-fractie vragen aan de regering of dit een formele term is. Zo ja, wat zijn voorbeelden van andere risicovolle producten? En wat voor andere eisen, voorwaarden en mogelijke controle regimes gelden er voor risicovolle producten? Zo nee, wat bedoelt de regering hier met een risicovol product? Gaat van deze benaming nog enige andere juridische werking uit?
Dit wetsvoorstel stelt als eis dat de alcoholhoudende drank slechts wordt afgeleverd op het adres van de geadresseerde of bij een bedrijfsmatig ophaalpunt. Interpreteren de leden van de VVD-fractie deze maatregel goed wanneer zij stellen dat het bestellen van boodschappen, inclusief alcoholhoudende dranken, op het adres van bijvoorbeeld een vakantiehuisje (in eigen land) niet langer mogelijk is? Zo nee, hoe moeten deze leden deze maatregel dan interpreteren? Betekent het ook dat wanneer een supermarkt thuis boodschappen aflevert en de ontvanger op het moment van bezorgen niet thuis is, de boodschappen niet voor de deur achter gelaten mogen worden? Mogen deze boodschappen dan ook niet bij de buren worden bezorgd? Is het opsturen van een fles wijn als cadeautje niet meer mogelijk? De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een uitgebreide toelichting van de regering op de interpretatie en reikwijdte van deze maatregel.
Voorts regelt het wetsvoorstel de mogelijkheid van het inzetten van een fictieve identiteit voor het toezicht op de naleving van de leeftijdsgrens. Hierover schrijft de regering «er is geen andere wijze waarop de toezichthouder effectief toezicht kan houden op de naleving van de leeftijdsgrens bij de verkoop op afstand.» De leden van de VVD-fractie willen graag weten op grond waarvan en door wie die conclusie is getrokken.
De leden van de PVV-fractie constateren dat om te voorkomen dat mengformules ontstaan die de aanschaf van sterk alcoholhoudende drank toegankelijker maken, dit wetsvoorstel regelt dat ook bij online slijterijen geen andere producten dan bij fysieke slijterijen mogen worden aangeboden. Waarom past de regering de wet niet zo aan dat ook bij fysieke slijterijen andere producten verkocht mogen worden?
De naleving van de leeftijdsgrens voor verstrekking van alcohol is bij verkoop via internet veruit het laagst (9,5% in 2018). De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de effectiviteit van de maatregelen uit dit wetsvoorstel de komende jaren gemonitord wordt.
Bij bestellingen van alcoholhoudende drank via het internet moet in het vervolg een leeftijdsverificatiesysteem worden gebruikt. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven op welke wijze zij de nadere regels voor dit systeem in lagere regelgeving wil gaan vastleggen. Welke eisen zullen aan het leeftijdsverificatiesysteem worden gesteld? In overleg met welke organisaties en belanghebbenden worden deze regels opgesteld? En welke overgangstermijn vindt de regering redelijk? Welke organisatie controleert of een online aanbieder een systeem hanteert dat aan de regels voldoet?
Met de invoering van een verplicht leeftijdsverificatiesysteem wordt verkoop via de telefoon niet meer mogelijk. Genoemde leden vragen hoe de regering de handhaving hierop wil organiseren. Betekent dit ook dat maaltijden in het vervolg niet meer telefonisch te bestellen zijn, omdat hier mogelijk ook alcoholhoudende dranken bij besteld kunnen worden?
Er wordt in het vervolg een geborgde werkwijze geëist waarin de verkoper beschrijft hoe wordt gezorgd dat alcohol alleen overgedragen wordt aan personen van 18 jaar en ouder. De leden van de CDA-fractie vragen aan welke eisen deze geborgde werkwijze moet gaan voldoen. Is de regering voornemens om zelf voorbeelden van een dergelijke werkwijze te ontwikkelen die door verkopers gehanteerd kunnen worden?
In het vervolg mogen bestellingen van alcoholhoudende dranken alleen nog worden afgeleverd op het adres van de geadresseerde waarvoor de drank is bestemd, of bij een bedrijfsmatig ophaalpunt. Deze leden vragen hoe gehandhaafd kan worden op de regel dat pakketten met alcoholhoudende drank niet alsnog bij meerderjarige buren mogen worden afgeleverd.
De leden van de D66-fractie begrijpen de wens om verscherpt toezicht op online aankopen van sterke drank. Uit verschillende onderzoeken is immers gebleken dat de nalevingscijfers over het controleren van de leeftijdsgrens bij online verkopers veel te laag zijn. Deze leden kunnen zich vinden in de voorgestelde maatregelen, maar zetten wel vraagtekens bij de effectiviteit, aangezien de maatregelen alleen gelden voor Nederlandse aanbieders. Partijen die leveren vanuit het buitenland vallen buiten de nieuwe regels: zij mogen meer korting geven dan 25% en zij mogen sterke drank leveren vanaf een website die ook andere producten aanbiedt. Deelt de regering de zorg dat dit de Nederlandse aanbieders uit de markt zou kunnen prijzen? Maakt dit de Nederlandse markt niet wel heel aantrekkelijk voor buitenlandse aanbieders? Hoe effectief acht de regering de gestelde maatregelen als buitenlandse aanbieders ze gemakkelijk kunnen omzeilen?
Begrijpt de regering de zorg van Nederlandse ondernemers over een toekomstig gebrek aan een gelijk speelveld?
De leden van de SP-fractie vragen om een extra toelichting op het voorgestelde leeftijds-verificatiesysteem dat een verstrekker van alcoholhoudende drank op afstand zal gaan hanteren. Hoe zal zo’n leeftijdsverificatiesysteem er mogelijk uit gaan zien? Daarbij vragen deze leden specifiek naar welke verwachtingen er zijn omtrent de werking en betrouwbaarheid van een dergelijk systeem.
In deze paragraaf over inzet van fictieve identiteit wordt onder andere ingegaan op artikel 5:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verkoper zou een toezichthouder kunnen ontmaskeren door steeds de toezichthouder om zijn legitimatiebewijs te vragen. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een nadere toelichting op deze paragraaf. Aangegeven wordt dat als een toezichthouder wordt gevraagd het legitimatiebewijs te tonen, hij of zij dat niet hoeft te laten zien. Het is toch de bedoeling dat een verkoper bij twijfel over de leeftijd altijd een legitimatiebewijs vraagt? Hoe is het kunnen en mogen weigeren van het laten zien van een dergelijk legitimatiebewijs dan niet juist een bewijs of aanwijzing dat er iets speelt?
De leden van de ChristenUnie-fractie juichen toe dat er maatregelen worden genomen om verkoop op afstand van alcoholhoudende dranken aan minderjarigen tegen te gaan. Zij hebben echter nog wel vragen over het systeem van leeftijdsverificatie dat hierbij wordt gebruikt. Wanneer moet dit systeem operationeel zijn? Zijn dergelijke systemen nu al voorhanden, of moeten deze nog ontworpen worden? Zijn er ook ervaringen in andere landen met dergelijke systemen?
Ten aanzien van de geborgde werkwijze voor de verstrekker van alcoholhoudende drank vragen de leden van de ChristenUnie-fractie waarom er niet voor is gekozen om verstrekkers proactief de eis op te leggen dat zij deze geborgde werkwijze voorleggen aan de toezichthouder, alvorens zij alcoholhoudende dranken op afstand mogen verkopen.
De leden van de SGP-fractie steunen het voorstel om te komen tot een verificatiesysteem waarbij leeftijdscontrole bij verkoop op afstand beter wordt geregeld. Zij lezen in de memorie van toelichting dat dit systeem met een redelijke overgangstermijn in werking zal treden. Zij vragen de regering toe te lichten hoe lang de overgangstermijn zal duren. Deelt de regering de mening dat dit niet lang hoeft te duren, aangezien er al eerder een pilot is geweest met online leeftijdsverificatie?
Ad III. Strafbaarstelling volwassenen die alcohol doorgeven aan minderjarigen
De leden van de VVD-fractie constateren dat het met dit voorstel strafbaar wordt om als volwassene een minderjarige een alcoholhoudende drank te geven. Klopt het dat daarmee de verantwoordelijkheid bij de verstrekker komt te liggen, in plaats van de verkoper? Uit de memorie van toelichting blijkt dat met het strafbaar stellen van de wederverstrekking twee boetes uitgedeeld kunnen worden. Kan de regering aan de leden van de VVD-fractie aangeven hoe hoog deze boetes zullen worden?
De leden van de PVV-fractie constateren dat bijna zes jaar na invoering van de verhoging van de minimumleeftijd voor alcoholgebruik door jongeren naar 18 jaar van een cultuuromslag nog geen sprake is. Immers, in 83% van de gevallen krijgen jongeren alcohol van meerderjarige vrienden of familie. Slechts 61% van de ouders en 56% van de meerderjarigen Nederlanders vindt het normaal dat jongeren niet drinken voor hun 18e. Deze leden vragen zich af waarom er zo weinig draagvlak is onder de samenleving.
Het effect van het strafbaar stellen van wederverstrekking is dat er twee boetes kunnen worden uitgedeeld. De leden van de PVV-fractie willen weten of dit enkel geldboetes betreffen en zo ja, om welke bedragen dit zal gaan. Hoe wordt gecontroleerd of minderjarige een alcoholhoudend drankje of de alcoholvrije variant drinkt?
De leden van de CDA-fractie vragen welke boetes komen te staan op de wederverstrekking van alcohol door een volwassene aan een minderjarige, en wat de boete is die de jongere in dat geval daarnaast ook krijgt.
De leden van de D66-fractie zien de problemen rondom wederverstrekking in de horeca en op festivals, maar zij vragen zich af of het strafbaar stellen ervan de oplossing is. Kan de regering wat uitvoeriger uiteenzetten hoe deze maatregel gehandhaafd wordt en niet verwordt tot een papieren oplossing die in de praktijk weinig verschil maakt?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het aanspreken van verstrekkers en de NIX18 campagne niet toereikend zijn gebleken. Kan de regering hier nader op ingaan? Is er bijvoorbeeld een uitgebreide evaluatie gedaan naar de NIX18 campagne?
De leden van de SGP-fractie zijn blij dat met de wetswijziging wordt geregeld dat ook de wederverstrekker van alcohol strafbaar is. Het gaat om iemand ouder dan 18 jaar (niet zijnde de persoon achter de bar) die alcohol doorgeeft aan een minderjarige. Op dit moment kunnen alleen de ondernemer en de jongere zelf worden aangesproken of beboet als een jongere in de horeca of publieke ruimte wordt aangetroffen met alcohol. Genoemde leden vragen zich wel af hoe deze wetsbepaling gaat worden gecontroleerd en gehandhaafd. Het moment van wederverstrekking kan immers lastig te registreren zijn.
Ad IV. Uitzondering strafbaarstelling 16- en 17-jarige testkopers in het kader van toezicht
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met het feit dat de regering stelt dat 16- en 17-jarigen die handelen in opdracht van de toezichthouder, uitgezonderd mogen worden van de strafbaarstelling. De regering schrijft in de memorie van toelichting dat zij het van belang acht dat de inzet van testkopers met een aantal voorwaarden wordt omkleed. Vervolgens omschrijft de regering voorbeelden van dit soort voorwaarden als «wenselijk». Betekent dit dat het aan de toezichthouders (gemeenten) is om die voorwaarden verder in te vullen? Gelden daarbij minimale eisen of voorwaarden?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe vaak op dit moment toezichthouders al gebruikmaken van 16- en 17-jarige testkopers. Deze leden vragen daarnaast waarom de argumenten om 16- en 17-jarige testkopers in het kader van toezicht wel uit te zonderen van strafbaarstelling, niet gelden voor 16- en 17-jarige testkopers in het kader van naleving.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader toe te lichten waarom de voorgestelde uitzondering op de strafbaarstelling niet van toepassing is op testkopers van 16 en 17 jaar die worden ingezet bij wetenschappelijk onderzoek naar de mate van naleving van de leeftijdsgrens door verstrekkers. Zou het niet veel onduidelijkheid kunnen voorkomen om de uitzondering ook van toepassing te verklaren op nalevingsonderzoek?
Ad V. Uitzondering strafbaarstelling 14- en 15-jarige vmbo-leerlingen in het kader van horecastage
De leden van de CDA-fractie vragen of 14- en 15-jarige voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo)-leerlingen die een horeca-gerelateerde opleiding volgen, alleen in het horecarestaurant van de school mogen oefenen met het serveren van alcoholhoudende dranken, of dat deze uitzondering van de strafbaarstelling ook gaat gelden voor het bedrijf waar de jongere stage loopt.
Ad VI. Grondslag voor onafhankelijke positie en vergoeding Landelijke Examencommissie
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Landelijke commissie sociale hygiëne (Lcsh) wordt ingesteld als een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) van de Minister zonder rechtspersoonlijkheid. Hoe zit de verantwoordingsstructuur van dit zbo in elkaar? Rapporteert zij aan het agentschap of aan de Minister? Verder komt de financiering van de Landelijke Examen Commissie (LEC) vanuit het ministerie te vervallen. Klopt het dat de inschrijvingskosten dus voor rekening van de inschrijver komen? Genoemde leden horen dan graag hoe hoog de kosten van een individuele inschrijver zullen zijn. Hoe wordt voorkomen dat die kosten rechtstreeks doorbelast worden aan de consument?
De leden van de CDA-fractie vragen wat de financiële kosten zullen worden voor het verkrijgen van een inschrijving in het register van de Lcsh.
Ad VII. Intrekken Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet
De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen rondom de eisen voor inrichtingen. Waarom is gekozen om gemeenten via de Drank- en Horecawet de bevoegdheid te geven om te kunnen sturen waar wel en geen horecagelegenheden komen? Is het toekomstig omgevingsplan daar niet het uitgelezen instrument voor? Wordt het niet onduidelijk voor gemeenten en ondernemers dat straks via verschillende regels gestuurd kan worden op bestemmingen? Graag ontvangen deze leden een toelichting van de regering. Tot slot vragen zij waarom de eisen voor de minimale vloeroppervlakte via gemeentelijke verordening geregeld moeten worden. Waarom is dat geen onderdeel van de onderliggende wet gebleven?
De leden van de PVV-fractie vragen waarom de regering erop tegen is dat in slijterijen bedrijfsactiviteiten worden ontplooid die niet tot het slijtersbedrijf behoren. Waarom staat het slijterijen niet vrij om tijdens betaalde proeverijen beperkt bijpassende producten te verkopen, zoals het kaasje bij de wijn die geproefd wordt?
De leden van de CDA-fractie lezen dat met dit wetsvoorstel het Besluit waarmee aanvullend eisen aan horeca en slijterijen worden gesteld naast de algemene eisen uit het Bouwbesluit, wordt ingetrokken. Alleen het vereiste dat de slijtlokaliteit met andere bedrijfsactiviteiten gescheiden wordt door een verbindingsruimte, wordt gehandhaafd in dit wetsvoorstel. Genoemde leden vragen of de nieuwe regels die bij ministeriële regeling worden uitgewerkt volledig dezelfde zullen zijn als de huidige regels. Deze leden vragen daarnaast waarom deze vereiste niet in het Bouwbesluit opgenomen kan worden.
De leden van de D66-fractie constateren dat bedrijven in de open lucht, zoals bijvoorbeeld pretparken, veel administratieve en personele lasten ondervinden door het ontbreken van muren en een dak. Daardoor moeten pretparken op elk horecapunt een (Stichting Vakbekwaamheid Horeca) SVH-gecertificeerd medewerker hebben staan. Dit levert veel administratieve lasten op in verband met roosteren en opleiden, terwijl bijvoorbeeld overdekte beursgebouwen dit probleem niet hebben. Graag ontvangen genoemde leden een reactie.
De leden van de SP-fractie begrijpen dat het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet wordt ingetrokken en dat vanaf 2021 het Besluit bouwwerken leefomgeving gaat gelden. Graag ontvangen deze leden een overzicht van de eisen die momenteel gelden in de Drank- en Horecawet als het gaat om de inrichting, de eisen die op dit terrein gaan gelden bij het Besluit bouwwerken leefomgeving en de verschillen tussen beide besluiten. Gaan er bijvoorbeeld nieuwe eisen gelden of vervallen bepaalde bestaande eisen?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat met het wetsvoorstel de vloeroppervlakte-eis voor horecalokaliteiten van minimaal 35 vierkante meter komt te vervallen. Hierdoor zal de beschikbaarheid van alcohol in Nederland sterk toenemen, omdat het ertoe leidt dat er veel locaties bijkomen waar ter plaatse alcohol kan worden gedronken; de zogenaamde mini-cafés. Gemeenten kunnen hier weinig tegen doen, aangezien de Drank- en Horecawet werkt met een systeem van gebonden beschikkingen. Als degene die een vergunning aanvraagt voldoet aan de eisen, dan heeft hij recht op een horecavergunning.
De leden van de ChristenUnie-fractie vrezen dat door het laten vervallen van de vloeroppervlakte-eis het voor retailers heel eenvoudig wordt om naast/in hun zaak een klein café te maken, waardoor in de praktijk toch mengvormen (zoals voorgesteld in het initiatiefvoorstel van het lid Ziengs1 (VVD)) mogelijk worden gemaakt en het aantal verkooppunten van alcohol zal toenemen. Genoemde leden vinden het niet wenselijk om het aan gemeenten over te laten om nadere eisen te stellen aan het minimum-vloeroppervlakte eisen. Zij vragen de regering waarom er niet voor is gekozen om de vloeroppervlakte-eis voor horecalokaliteiten van minimaal 35 vierkante meter te handhaven.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering voorstelt om het Besluit eisen inrichting Drank- en Horecawet in te trekken om de regeldruk te verminderen. Daarmee komt de vloeroppervlakte-eis voor horecalokaliteiten van minimaal 35 vierkante meter te vervallen. Deze leden vragen zich af of dit niet strijdig is met de ambitie van het Nationaal Preventieakkoord om het aantal locaties waar alcohol kan worden verkocht te doen afnemen. Het is immers voorstelbaar dat door het schrappen van deze eis er veel locaties bijkomen waar ter plaatse alcohol kan worden geschonken. Ook wordt het voor verkopers zeer eenvoudig om in hun winkel een kleine horecalokaliteit te creëren waar alcohol wordt geschonken, waarmee het verbod op mengvormen (blurring) kan worden omzeild. De leden van de SGP-fractie vragen de regering hier nogmaals op te reflecteren en nadrukkelijk te bezien op welke wijze het verdwijnen van de vloeroppervlakte-eis kan worden ondervangen of dat het schrappen van de bepalingen op dit punt wordt teruggedraaid. Zij wijzen daarbij op het feit dat diverse gemeenten in de internetconsultatie hebben aangegeven waarde te hechten aan de minimale vloeroppervlakte voor horeca.
Ad VIII. Opheffen verbod op toegang slijterij door minderjarige zonder begeleiding 21+
De leden van de SP-fractie vinden het niet wenselijk dat de toegang voor minderjarigen tot slijterijen middels deze wijziging wordt uitgebreid. Zij begrijpen natuurlijk dat andere eisen blijven gelden, zoals leeftijdsverificatie in geval van twijfel omtrent de leeftijd, maar menen dat minderjarigen zo min mogelijk blootgesteld moeten worden aan dergelijk alcoholisch aanbod. Genoemde leden vragen nogmaals om een toelichting hierop, ook in het licht van het doel om alcoholgebruik door jongeren te minimaliseren en dan ook het minimaliseren van het in contact komen met alcohol.
De leden van de PVV-fractie vrezen dat met het beperken van de prijsactie op alcoholhoudende dranken het (in de grensregio’s) zal lonen om alcoholhoudende drank over de grens in België of Duitsland in te slaan. Deelt de regering deze mening? Zo nee, waarom niet?
De regering geeft aan dat risico- en probleemdrinkers overwegend goedkope alcoholhoudende drank kopen. Een blikje halve liter bier kost ongeveer 49 eurocent. Denkt de regering echt dat de risico- en probleemdrinkers baat zullen hebben bij het verdwijnen van de Wilde Wijn Dagen?
De leden van de SP-fractie hebben een vraag over verkoop op afstand. Deze leden begrijpen uit de memorie van toelichting dat de voorgestelde regelgeving niet van toepassing is op grensoverschrijdende situaties, omdat bezorging van alcoholhoudende dranken over het algemeen slechts over korte afstand plaats zou vinden. Genoemde leden vragen om een nader inzicht in het aantal situaties waarbij er sprake is van een grensoverschrijdende verkoop van alcohol. Is er bijvoorbeeld inzicht in de kosten die hiermee gepaard gaan? Zal daarnaast worden gemonitord wat de gevolgen voor deze grensoverschrijdende verkoop zijn na ingang van de voorgestelde wijzigingen van de wet?
De leden van de VVD-fractie verwachten dat de wijzigingen van de wet gevolgen zal hebben voor het toezicht op de wet. Daarover hebben zij een aantal vragen. Kan de regering op overzichtelijke wijze inzichtelijk maken welke toezichttaken, indien onderhavig wetsvoorstel wordt aangenomen, bij gemeenten komen te liggen en welke bij de NVWA? Zijn er nog andere toezichthouders actief? Zo ja, welke? Op welke onderdelen van de wet?
Genoemde leden zouden ook graag inzicht krijgen in het toezicht op de Drank- en Horecawet van de afgelopen jaren. Hoeveel boetes zijn in de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst per jaar, opgelegd door gemeenten in hun toezichthoudende taak op de naleving van de wet? In hoeveel gevallen heeft de NVWA in de afgelopen vijf jaar (uitgesplitst per jaar) handhavend opgetreden? In hoeveel gevallen zijn er overtredingen geconstateerd? In hoeveel gevallen is er overgegaan tot het opleggen van een boete? Op welke elementen van de wet vond die handhaving plaats?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat er voor het toezicht op de maximale korting en het toezicht voor alcoholhoudende dranken op afstand geldt dat de NVWA in een beleidsregel kan aangeven hoe zij invulling gaat geven aan dit toezichtkader. «Kan aangeven» suggereert dat dit niet noodzakelijk is. Klopt dit? Zo ja, als die beleidsregels er niet komen, hoe moet dan duidelijk worden hoe het toezicht eruit gaat zien en of de NVWA voldoende toegerust is die taak te kunnen vervullen? Zijn er nog andere manieren, naast een beleidsregel, om inhoud te geven aan de toezichttaak? Als een beleidsregel noodzakelijk is, wanneer moet een dergelijke beleidsregel klaar zijn?
Uit de handhaafbaarheids-, uitvoerbaarheids- en fraudegevoeligheidstoets (HUF-toets) blijkt dat de NVWA bezorgd is over het toezicht op lokaal opererende ondernemers voor zowel prijsacties als de verkoop op afstand. De regering schrijft die zorg te erkennen. Wat doet de regering aan deze zorg? Is die zorg in de ogen van de NVWA weggenomen door de signaalfunctie van de gemeenten nog eens te benadrukken? Zo nee, wat is er nog meer nodig? Zo ja, waarom neemt slechts het benadrukken van een signaalfunctie die zorg, die terecht is in de ogen van de leden van de VVD-fractie, ineens weg?
Tot slot, welke capaciteit is bij de NVWA beschikbaar voor de oude en nieuwe taken zoals omschreven in onderliggend wetsvoorstel? Uit de HUF-toets blijkt dat de inschatting van het tijdspad en benodigde capaciteit gemaakt is op grond van de huidige formatie. In de memorie van toelichting lezen de leden van de VVD-fractie dat dat de extra benodigde capaciteit voor de uitvoering van nieuwe taken naar verwachting 1,3 miljoen euro zal bedragen. De regering is bereid de NVWA hiervoor een passende begroting toe te kennen. Betekent dit dat de NVWA ruimte krijgt voor extra formatie? Zo ja, is dit bedrag voldoende voor de geraamde fte in de-HUF toets? Zo nee, welke taken gaat de NVWA in dat geval minder doen? Waar komt de 1,3 miljoen euro vandaan?
In de memorie van toelichting lezen de leden van de VVD-fractie op pagina twintig dat «proeverijen in alle slijtlokaliteiten van een gemeente kunnen worden toegestaan, mits deze plaatsvinden buiten de dagen en tijden waarop de desbetreffende slijterij normaal gesproken open is.» Wat wordt hier bedoeld met «buiten de dagen»? Kan een slijterij die niet open is op zondag per definitie geen proeverijen organiseren op zondag? Waarom is hier gekozen voor de systematiek van een «kan bepaling»? Op diezelfde pagina staat ook beschreven dat slijtlokaliteiten tijdens die proeverijen geen andere levensmiddelen of producten mogen verkopen. Eerder in de memorie van toelichting op de achtste pagina staat een soortgelijke formulering gericht op het voorkomen van mengformules. De leden van de VVD-fractie erkennen dat dit in de huidige wet niet mogelijk is, maar attenderen de regering op het feit dat een initiatiefvoorstel om die mogelijkheden te verruimen op dit moment in voorbereiding is en het thans voorliggende wetsvoorstel op dit punt in de toekomst kan wijzigen.
De leden van de PVV-fractie vragen of de extra benodigde capaciteit bij de NVWA, die naar verwachting € 1,3 miljoen zal bedragen, tijdig is aangetrokken.
Volgens de leden van de SP-fractie is er nog heel wat verbetering mogelijk wat betreft het huidige toezicht op de verkoop van alcohol aan minderjarigen. Daarom vragen zij naar een evaluatie van het toezicht op dit onderwerp door gemeenten de afgelopen jaren. Nu toezichthouders van gemeenten er extra taken bij krijgen, vragen genoemde leden of dit het toezicht voor de gemeenten makkelijker maakt. Is het wenselijk dat het toezicht op alcoholverkoop bij de gemeenten blijft? Kan dit niet beter bij de NVWA worden belegd?
De leden van de SGP-fractie vinden het zorgelijk dat de handhaving van de Drank- en Horecawet bij veel gemeenten nog te wensen overlaat. Zij steunen de beleidsmaatregelen die de regering neemt om de handhaving beter op orde te krijgen. Zij vragen de regering of zij het noodzakelijk acht om ook in wet- en regelgeving aanscherpingen te treffen om de handhaving te verbeteren. Welke sancties kan de regering treffen indien gemeenten niet voldoen aan hun wettelijke verplichting om een preventie- en handhavingsplan vast te stellen en uit te voeren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de kosten voor vermeerdering van de regeldruk circa 350.000 euro bedragen. Bij wie komen deze kosten terecht?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering schrijft dat zij de regels rondom de verplichte bijschrijvingen op de Drank- en Horecawet-vergunningen wilde aanpassen, maar daar toch vanaf heeft gezien. Daar hebben de leden van de VVD-fractie een aantal vragen over. Allereerst, kan de regering uitgebreid toelichten wat de toegevoegde waarde is van het bijschrijven van alle eigenaren, bestuurders en bedrijfsleiders op de Drank- en Horecawet-vergunning? De regering schrijft dat er is afgezien van het schrappen van de bijschrijvingen, omdat dit het optreden tegen ondermijning zou bemoeilijken. Kan de regering deze overweging nader toelichten? In hoeveel gevallen is ondermijning door de bijschrijvingen voorkomen? Heeft de regering overwogen om de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) onderdeel te laten uitmaken van het registratieproces in het openbare register? Zo ja, waarom is daar toch vanaf gezien? Zo nee, waarom niet? Wil de regering deze optie nog eens overwegen? Klopt het dat de wet nu zo in elkaar zit dat op bijvoorbeeld festivalterreinen en in pretparken en andere terreinen die niet ommuurd of overkapt zijn bij elke horecagelegenheid een SHV gecertificeerde medewerker moet staan? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe moet de wet voor dit soort terreinen of parken dan geïnterpreteerd worden?
De leden van de SP-fractie lezen dat in de toelichting op het onderwerp advisering en consultatie wordt genoemd dat er ook reacties zijn ontvangen van indieners die aangeven door het schrappen van het Besluit eisen inrichtingen een risico te zien in een toename van het aantal verkooppunten, verkooppunten zonder wc of hele kleine verkooppunten. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie hierop een nadere toelichting. Is de vrees voor meer verkooppunten gegrond? Wat zijn in dat kader de verwachtingen? Genoemde leden menen immers dat een dergelijke stijging van verkooppunten ongewenst is.
Daarnaast zijn er verzoeken ingediend die vragen stellen over de omvang en de effecten, zoals het uitbreiden van de regels voor prijsacties en verkoop op afstand naar verstrekkers en aanbieders die zich buiten Nederland bevinden en meer regels voor alcoholverstrekking op en in vaar- en voertuigen. De leden van de SP-fractie vragen waarom deze onderwerpen niet zijn geregeld in het voorliggende wijzigingsvoorstel.
De regering kan zich daarentegen in een aantal verzoeken om een wetswijziging vinden. Zo gaat de regering mee in het verzoek om het verbod op toegang in slijtlokaliteiten voor minderjarigen zonder begeleiding van een persoon van 21 jaar of ouder, te schrappen. Daarnaast zal de regering de regels voor het aanbieden en afleveren van sterk alcoholhoudende dranken en producten die behoren bij het slijtersbedrijf voor fysieke en online slijtlokaliteiten gelijktrekken om zo een gelijk speelveld tussen beiden te creëren. Ook kan de regering zich vinden in het toestaan van betaalde proeverijen in slijtlokaliteiten, mits deze besloten zijn en buiten de door de eigenaar van de slijtlokaliteit, binnen de grenzen van de bij of krachtens de Winkeltijdenwet vastgestelde reguliere openingstijden plaatsvinden. De leden van de SP-fractie vragen welke partijen precies deze verzoeken middels consultatie hebben gedaan en wat hun precieze bezwaren op deze punten waren.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Bakker