Ontvangen 10 mei 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXXII komt te luiden:
ARTIKEL XXXII
De Wet tegemoetkomingen loondomein wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 10,73» vervangen door «€ 11,94».
B
Artikel 3.3, eerste lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste subonderdeel wordt «ten minste 50 procent bij een normale arbeidsduur van 40 uren per week maar minder dan 60 procent bij een normale arbeidsduur van 36 uren per week» vervangen door «ten minste 50 procent maar minder dan 60 procent».
2. In het tweede subonderdeel wordt «ten minste 60 procent bij een normale arbeidsduur van 40 uren per week maar minder dan 80 procent bij een normale arbeidsduur van 36 uren per week» vervangen door «ten minste 60 procent maar minder dan 80 procent».
3. In het derde subonderdeel wordt «ten minste 80 procent bij een normale arbeidsduur van 40 uren per week maar minder dan 100 procent bij een normale arbeidsduur van 40 uren per week» vervangen door «ten minste 80 procent maar minder dan 100 procent».
B
In artikel XXXXI, tweede lid, wordt «van artikel» vervangen door «van de artikelen» en wordt na «onderdelen a en b,» ingevoegd «en XXXII, onderdeel A, artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a,».
Onderdeel A
In de derde nota van wijziging is de wijziging van de absolute bandbreedtebedragen die in het oorspronkelijke wetsvoorstel waren opgenomen, ongedaan gemaakt. Dit heeft tot gevolg dat de absolute bandbreedtebedragen voor de aanspraak op het lage inkomensvoordeel hetzelfde blijven als de thans geldende bedragen die zijn opgenomen in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl), met dien verstande dat er bij de berekening van deze bedragen moet worden uitgegaan van een voltijds werkweek van 36 uren, in aansluiting op de invoering van het wettelijk minimumuurloon. Om tot deze absolute bedragen te komen, werd beoogd bij dezelfde nota van wijziging de relatieve bandbreedte aan te passen naar 100–112% van het wettelijk minimumuurloon. Per abuis is daarbij niet het bedrag van de ondergrens van de absolute bandbreedtebedragen aangepast. Het thans in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, opgenomen bedrag is gebaseerd op een 40-urige werkweek, terwijl dit na invoering van het wettelijk minimumuurloon dient dit te worden gebaseerd op een 36-urige werkweek. De nu voorliggende nota van wijziging herstelt deze omissie. In onderdeel A wordt de in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, genoemde absolute ondergrens vastgesteld op € 11,94 (2022). Dit bedrag is het op 1 januari 2022 geldende minimumuurloon op basis van een 36-urige werkweek vermeerderd met de vakantiebijslag van 8%. Dit bedrag komt in de plaats van het huidige bedrag van € 10,73 (2022). De in dit artikel genoemde absolute bovengrens van € 13,43 (2022) blijft ongewijzigd. Dit komt overeen met 112% van het wettelijk minimumuurloon.
Vanwege de overzichtelijkheid is artikel XXXII opnieuw vormgegeven. Feitelijk is alleen onderdeel A nieuw.
Onderdeel B
Op grond van artikel 3.1, vierde lid, van de Wtl worden de absolute bandbreedtebedragen jaarlijks aan het begin van het kalenderjaar geïndexeerd op basis van de verhoging van het reguliere wettelijk minimumloon per 1 januari van het betreffende jaar vermeerderd met de vakantiebijslag van 8%. In onderdeel B wordt mogelijk gemaakt dat bij inwerkingtreding van de Wet invoering minimumuurloon bij ministeriële regeling de absolute ondergrens van de bandbreedtebedragen, genoemd in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, wordt vastgesteld op het actuele minimumuurloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag vermeerderd met de vakantiebijslag van 8%. Daarmee wordt geregeld dat onafhankelijk van de doorlooptijd van het wetsvoorstel bij de vaststelling van de absolute ondergrens van de bandbreedtebedragen het actuele minimumuurloon na inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt aangehouden.
Kathmann Maatoug