Vastgesteld 2 maart 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 10 februari 2020 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen (Kamerstuk 35 302, nr. 71).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 februari 2020 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 2 maart 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rog
De adjunct-griffier van de commissie, Witzke
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen in verband met een technische wijziging van de premievaststelling voor de vrijwillige algemene ouderdomsverzekering en de vrijwillige nabestaandenverzekering. Deze leden vragen of de Minister kan aangeven hoeveel verschillende groepen die vallen onder de Algemene Ouderdomswet (AOW) erop achteruit zijn gegaan in koopkracht door invoering van het tweeschijvenstelsel? Hoe gaat de Minister de beloofde koopkrachtplaatjes voor het jaar 2020 toch realiseren voor de groep AOW’ers en gepensioneerden? Waarom neemt de Minister weer een maatregel voor de groep AOW’ers die slecht uitpakt?
Het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) in verband met een technische wijziging van de premievaststelling voor de vrijwillige algemene ouderdomsverzekering en de vrijwillige nabestaandenverzekering heeft geen directe inkomensgevolgen voor niet-AOW-gerechtigden personen die AOW- en Anw-premie afdragen. De wijziging staat los van de hoogte van de uitkering die AOW- en Anw-uitkeringsgerechtigden ontvangen, waardoor er voor deze groepen geen sprake is van inkomenseffecten. De maatregel als zodanig staat daarom los van de raming van de koopkrachtontwikkeling waarover het kabinet frequent communiceert.
De aanpassing van het besluit Wfsv hangt samen met het belastingplan 20201, waardoor met ingang van 1 januari 2020 het tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting is geïntroduceerd. Door de invoering van het tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting is een technische verwijzing in het Besluit Wfsv inzake de vaststelling van de premie voor de vrijwillige algemene ouderdomsverzekering (AOW) en de vrijwillige nabestaandenverzekering (Anw) niet correct meer. Zonder de onderhavige aanpassing zou de premie voor de vrijwillige verzekering AOW en Anw gekoppeld zijn aan het belastbaar inkomen tot en met de (nieuwe) tweede schijf (zoals deze geldt vanaf 1 januari 2020), waardoor over een hoger belastbaar inkomen een premieplicht voor de AOW en Anw zou ontstaan dan beoogd. Met onderhavige technische aanpassing van het Besluit Wfsv wordt dit gecorrigeerd en blijft de premieheffing voor de vrijwillige verzekering AOW en Anw vergelijkbaar met de situatie voor 2020. Voor een toelichting verwijs ik naar de bijlage waarin de verwijzing naar oude en nieuwe belastingtabellen is opgenomen2.
Ik merk hierbij nog op dat indexatie van de in de inkomstenbelasting geldende schijflengtes, ertoe leidt dat premies voor de AOW en Anw in 2020 worden geheven over een belastbaar inkomen van maximaal € 34.712,–.3 In 2019 werd AOW- en Anw-premie geheven tot een maximum belastbaar inkomen van € 34.300,–. Dit leidt tot een beperkte stijging van de totale premieheffing (met ca. € 75 per jaar) indien in zowel 2019 als 2020 sprake is van een hoger belastbaar inkomen dan de hierboven gegeven maxima.