Voorgesteld 28 november 2019
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat tienduizenden AOW-gerechtigden onnodig onder het bestaansminimum leven, omdat zij géén gebruikmaken van de inkomensregeling die hun onvolledige AOW-uitkering aanvult tot het bestaansminimum;
overwegende dat ongeveer de helft van de potentieel rechthebbenden (34.000 tot 51.000 huishoudens) géén gebruikmaakt van de AIO-regeling;
voorts overwegende, dat potentieel rechthebbenden niet opgespoord en geïnformeerd kunnen worden over hun recht op uitkering door beperkte gegevensuitwisseling tussen betrokken instanties, zoals de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de Belastingdienst en het UWV;
roept de Minister op binnen drie maanden duidelijkheid te geven hoe hij het lage gebruik van de aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen gaat oplossen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Brenk
Kuzu