Kamerstuk 35300-XII-83

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 11 november 2019, over het begrotingsonderdeel water

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2020

Gepubliceerd: 17 december 2019
Indiener(s): Agnes Mulder (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35300-XII-83.html
ID: 35300-XII-83

Nr. 83 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 17 december 2019

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 11 november 2019 overleg gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, over:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2020 (Kamerstuk 35 300 XII);

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2020 (Kamerstuk 35 300 J);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 september 2019 inzake het Deltaprogramma 2020 (Kamerstuk 35 300 J, nr. 4);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 november 2019 inzake beantwoording vragen commissie over het Deltaprogramma 2020 (Kamerstuk 35 300 J, nr. 4) (Kamerstuk 35 300 J, nr. 6);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 november 2019 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2020 (Kamerstuk 35 300 J) (Kamerstuk 35 300 J, nr. 5);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 13 september 2019 inzake feitenanalyse veranderende kostenramingen Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) (Kamerstuk 32 698, nr. 47);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 1 oktober 2019 inzake 16e Voortgangsrapportage (VGR16) van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2) (Kamerstuk 32 698, nr. 48);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 juli 2019 inzake de Nederlandse Internationale Waterambitie (NIWA) (Kamerstuk 32 605, nr. 217);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 september 2019 inzake MIRT Overzicht 2020 (Kamerstuk 35 300 A, nr. 4);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 juli 2019 inzake de Programmatische Aanpak Grote Wateren: prioritering maatregelen (Kamerstuk 27 625, nr. 476);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 juni 2019 inzake rapport Integrale Studie Waterveiligheid en Peilbeheer IJsselmeergebied (Kamerstuk 31 710, nr. 73);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 9 september 2019 inzake stand van zaken droogte (Kamerstuk 27 625, nr. 482);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 november 2019 inzake invulling van een aantal moties en toezeggingen en stand van zaken over onder andere waterveiligheid en klimaatadaptatie (Kamerstuk 27 625, nr. 487);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 28 oktober 2019 inzake vormgeving Nationaal Water Programma 2022–2027 (Kamerstuk 35 325, nr. 1);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 juli 2019 inzake voorlopige uitkomsten pilot bezien watervergunningen (Kamerstuk 27 625, nr. 474);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 oktober 2019 inzake het Nederlands standpunt OSPAR ten aanzien van opruimen drie olieplatforms op de Noordzee (Kamerstuk 33 450, nr. 62);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 november 2019 inzake stand van zaken Chemours en uitvoering van de motie van het lid Van Brenk over de vergunning van directe lozing van 5 kilo GenX (Kamerstuk 28 089, nr. 132) (Kamerstuk 28 089, nr. 150);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 1 november 2019 inzake vermogenskostenvoet en maximaal aandeel eigen vermogen 2020–2021 drinkwaterbedrijven (Kamerstuk 27 625, nr. 484);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 29 oktober 2019 inzake reactie op verzoek commissie over drinkwaterbronnen in Nederland (Kamerstuk 27 625, nr. 485);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 november 2019 inzake loodinname via kraanwater (Kamerstukken 27 625 en 32 793, nr. 486);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 november 2019 inzake voorgenomen investeringen Programmatische Aanpak Grote Wateren (Kamerstuk 27 625, nr. 488);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 november 2019 inzake beantwoording vragen commissie over de zestiende Voortgangsrapportage (VGR16) van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2) (Kamerstuk 32 698, nr. 49).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De griffier van de commissie, Israel

Voorzitter: Schonis

Griffier: Schuurkamp

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Van Brenk, Bromet, Remco Dijkstra, Van Esch, Geurts, Laçin, Moorlag, Schonis en Wassenberg,

en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 11.01 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen allemaal. Voordat ik de vergadering open, wil ik voorstellen dat we vijf minuutjes wachten op de Minister. Zij is in aantocht. Echt waar, mevrouw Van Brenk, zij is echt in aantocht, maar ze is wat verhinderd. Ik denk dat we even vijf minuten moeten wachten tot de Minister er is. Dan zullen we beginnen met het WGO.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Beste mensen, ik kreeg net door dat de Minister nog steeds vastzit, waarschijnlijk in het verkeer – tenminste, dat neem ik wel aan – en dat zij er pas over een kwartier zal zijn. Ik ben slechts de boodschapper, mevrouw Van Brenk. Ik stel voor dat we om 11.30 uur beginnen. Het heeft niet veel zin om te beginnen als de Minister er niet bij is. We beginnen om 11.30 uur.

De vergadering wordt van 11.08 uur tot 11.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Goedemorgen allemaal. Bij dezen open ik de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat. Aan de orde is het wetgevingsoverleg Water. Dat is het natte deel van de I&W-begroting. Ik heet de Minister van harte welkom – ik heb haar excuses dat ze wat later is al aanvaard – net als de leden en de ambtelijke ondersteuning en verder iedereen hier in de zaal en de mensen thuis die dit debat volgen.

Wij hebben vandaag een wetgevingsoverleg. Dat is een ietwat bijzondere vorm. Dat wil zeggen dat wij vandaag de begrotingsvolgorde aanhouden, zoals dat in de plenaire zaal ook gebruikelijk is. Ik geef zo meteen eerst het woord aan de heer Van Aalst als woordvoerder namens de grootste oppositiepartij. Vervolgens geef ik het woord aan de heer Dijkstra als woordvoerder van de grootste coalitiepartij en dat werken we zo verder af. De leden die vandaag aan het woord komen zijn: de heer Van Aalst van de PVV, de heer Dijkstra van de VVD, mevrouw Bromet van GroenLinks, de heer Geurts van het CDA, de heer Laçin van de SP, de heer Moorlag namens de PvdA, mevrouw Van Esch namens de Partij voor de Dieren en mevrouw Van Brenk namens 50PLUS. Mijn naam is Rutger Schonis. Ik zit hier namens D66 en ik vervang de heer De Groot.

Aan het eind van de eerste termijn krijgen we een schorsing voor de lunch. Daarna zal de Minister de beantwoording doen van alle vragen die gesteld zijn in de eerste termijn. Daarna volgt een tweede termijn en net als in de plenaire zaal heeft ieder Kamerlid dan de gelegenheid een of meer moties in te dienen waarover we dan op 3 december zullen stemmen.

De spelregels voor vandaag zijn hierbij uitgelegd, met dien verstande dat ik iedereen vandaag zes interrupties toesta in de eerste termijn. Ik geef het woord aan de eerste spreker, de heer Van Aalst, voor zijn inbreng.

De heer Van Aalst (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Toen wij de agenda bekeken, dachten we even dat de commissie een foutje had gemaakt en dat de agenda van vorig jaar weer online stond. Achterstallig onderhoud, klimaatadaptatie, waterveiligheid: we hebben het er ieder jaar over en ook nu beheerst het weer de agenda. Maar laten we er met frisse moed aan beginnen.

Voorzitter. Laat ik beginnen met klimaatadaptatie. De PVV is voorstander van aanpassing aan de omstandigheden. Dat is waarom Nederland de Deltawerken heeft gebouwd en zo zijn er nog tal van voorbeelden te vinden in de vaderlandse geschiedenis. Maar dit begrip is gekaapt door de linkse deugneuzen die het voor hun eigen karretje spannen. Want van die apocalyptische horrortoekomst vol metershoge golven die door onze kustgebieden heen walsen, alsof het een islamitische invasie is, of van het beeld van dorre woestenij die onze landbouwgronden vernietigt, lijkt helemaal niets bewaarheid te worden. De zeespiegel stijgt net als voorgaande jaren amper en dit jaar viel de droogte al een heel stuk mee ten opzichte van het jaar ervoor. Maar reden genoeg voor de boze D66-klimaatgoeroes om boos met hun gebalde vuistjes in de lucht te zwaaien en hier vandaag geld te eisen voor maatregelen waarvan we nut en noodzaak nog niet eens hebben aangetoond.

Voorzitter. De PVV wil gewoon weten waaraan ons geld wordt besteed. Daarom pleiten wij keer op keer voor minder klimaatgeneuzel en meer inzet op het onderhoud van onze vaarwegen. Onze prachtige binnenvaartsector verdient dat. In plaats van dat we al ons geld stukslaan op natuurprojecten bij de rivieren die ons handenvol belastinggeld kosten, wil de PVV gewoon investeren in goede dijken. Het is een stuk efficiënter en voordeliger om een dijk te verzwaren en te verhogen dan er een nieuw broedgebied voor de groengrijze waterparelhoen aan te leggen. Waterveiligheid boven pretnatuur is onze wens.

Voorzitter. Dan de stand van het water. Het KNMI stelt al vast dat de droogte geen gevolg is geweest van klimaatverandering. Dat is een mooi gegeven. Maar wat we wel willen voorkomen, is dat al die VVD-medewerkers straks niet meer die zwaarvervuilende dieselauto's van hun Kamerleden kunnen wassen en daardoor zonder enig carrièreperspectief uit de JOVD worden gezet.

De voorzitter:

Meneer Van Aalst, ik ga u toch even onderbreken, als D66-deugneus. Ik geef het woord aan de heer Geurts, want hij heeft een interruptie voor u.

De heer Geurts (CDA):

Het CDA was nog niet aan bod gekomen, maar ik ga dat even afwachten. Ik vind dat wat de PVV-fractie hier inbrengt op dit moment wel heel plastisch wordt. De PVV-fractie ziet blijkbaar niet zo heel veel in klimaatadaptatie. Ik hoor nu de bevestiging dat dat klopt, maar dan wijs ik even op wat burgers ondergaan. Ik neem even Limburg als voorbeeld. Daar worden voortuinen compleet weggespoeld bij een clusterbui. Ik kan me niet voorstellen dat de PVV zegt: aan klimaatadaptatie hoeven we niks te doen. Maar net werd in de zijlijn gezegd: klopt. Onze burgers hebben nu gewoon te maken met klimaatverandering. Dat de waterschappen, de gemeentes en de rijksoverheid hier wat aan moeten doen, staat buiten kijf. Dus mijn vraag aan de PVV-fractie is: matig uw toon en ga eens meedenken met de burgers waarvan de voortuin door clusterbuien uitgespoeld worden.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik vind dit wel bijzonder. De heer Geurts heeft blijkbaar niet zo goed geluisterd, want volgens mij heb ik net juist namens de PVV ingebracht dat wij voorstander zijn van het aanpassen aan die omstandigheden en dat het begrip «klimaatadaptatie» juist gekaapt wordt voor heel andere doeleinden. En over die modderstromen in Limburg zijn er vorig jaar in dit wgo moties ingediend door andere partijen die wij ook gesteund hebben. In dat opzicht zijn wij het dus volledig met elkaar eens. Alleen, de PVV constateert dat klimaatadaptatie op dit moment voor totaal andere doeleinden wordt gebruikt. Bovendien kunnen wij aan hand van de stukken helemaal niet vaststellen of de gelden die daarvoor gereserveerd zijn en gebruikt worden, doeltreffend of doelmatig zijn. Ik hoor graag van de CDA-woordvoerder of hij door wil gaan met geld in een bodemloze put gooien waarvan we niet weten waar het naartoe gaat, of dat hij inderdaad alleen voor Limburg opkomt.

De heer Geurts (CDA):

Ik ben als Gelderlander ook trots op Limburg. Laat daar geen onduidelijkheid over bestaan, maar ik vind dit wel een bijzondere figuur. Het is een debattechniekje om een vraag terug te stellen, terwijl ik een heel serieuze vraag stel. De PVV-fractie is er toch wel van overtuigd dat wij maatregelen in Nederland moeten treffen? Kijk even naar de hoge zandgronden, waar al twee jaar op rij droogte is, waar de producten niet meer van het land af komen en waar de natuur verdort op deze manier. Wij hebben als samenleving toch de opdracht om te zorgen dat we het voor de landbouw en in de natuur goed doen? Dus ik vraag echt aan de PVV-fractie: matig uw toon, ga meedenken en haal er niet de hele wereld bij tot en met immigratie om dit gebeuren met z'n allen te tackelen.

De heer Van Aalst (PVV):

Laat ik beginnen met nog een keer te zeggen dat de PVV zegt: pas u aan aan de omstandigheden. Als er iets gebeurt, passen wij ons daaraan aan en treffen wij maatregelen. Nu worden dingen gebruikt en gekaapt voor allerlei andere doeleinden. Laat ik afsluiten met te zeggen dat ik het heel bijzonder vind om op dit moment uit de mond van een CDA'er te horen dat hij zich inzet voor landbouw, want als iemand zich momenteel dood moet schamen en onder de tafel moet kruipen wat de landbouw betreft, dan is het wel het CDA.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Aalst. Ik geef eerst de gelegenheid aan mevrouw Bromet. Daarna komt mevrouw Van Brenk nog met een vraag.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik hoorde de heer Van Aalst het woord «pretnatuur» bezigen. Ik vroeg me af wat hij daarmee bedoelt.

De heer Van Aalst (PVV):

Wij kiezen voor waterveiligheid. Dat betekent dat je je dijken heel goed op orde moet hebben, dat je waterveiligheid op orde moet zijn. Wij constateren nu dat we allerlei onnodige natuur aan gaan leggen waardoor dijkprojecten gigantisch uit de hand lopen. De PVV kiest eerst voor de waterveiligheid, voor eerst de dijken versterken. Het is mooi – en dat lezen wij ook – als een natuurproject vanuit toerisme et cetera een keer kan meeprofiteren, maar het kan nooit zo zijn dat het geld dat bedoeld is voor ons hoogwaterbeschermingsprogramma opgaat aan natuurprojecten.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik hoop dat de heer Van Aalst dit overlegd heeft met zijn collega Graus, die altijd vol staat voor de natuur in Nederland.

De heer Van Aalst (PVV):

Het beeld dat wij niet voor de natuur staan, is natuurlijk onzin. Natuurlijk staan wij voor de natuur. Alleen, wij constateren dat er geld gereserveerd is voor onze hoogwaterbeschermingsprogramma's en het verbeteren van onze dijken. Dat hebben wij nog steeds niet op orde. Zolang wij dat niet op orde hebben kan het niet zo zijn dat geld wegstroomt naar onzinnige natuurprojecten. Dat is ons punt. Dat is niets anders dan wat de heer Graus inbrengt.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Vorige week hebben we een gesprek gehad met de Deltacommissaris. Die gaf aan dat er iedere week 1 kilometer dijk versterkt moet worden. Die gaf ook aan dat wij, zoals ook de PVV zei, zeker na moeten denken over wat ons te wachten staat en dat wij moeten meebewegen. Het RIVM is een onderzoek gestart naar de zeespiegelstijging die wij in 2023 krijgen. Ik maak mij zorgen omdat de PVV hier een heleboel mensen wegzet als klimaatgekkies en noem maar op. Ik mag er toch van uitgaan dat de PVV dit rapport dat ons adviseert, wat de Deltacommissaris ook heel belangrijk vindt, serieus neemt.

De heer Van Aalst (PVV):

Dat is nou juist het punt dat we hier jaarlijks inbrengen: wij beperken ons tot de feiten en dat zouden we allemaal eens moeten doen. Wij hebben de Deltacommissaris weleens verweten dat je juist vanuit het Deltaplan vaak een doorkijk krijgt tot 2100. Ik meen dat dat het geval was in het eerste jaar dat ik hier deelnam aan het WGO Water. Wij zeiden toen: we kunnen het weer voor morgen niet eens voorspellen; waar zijn we nu dan mee bezig om het wel te gaan voorspellen voor 2100? Laten we ons tot nu beperken en laten we bij de feiten blijven. We moeten naar de omstandigheden kijken en op basis daarvan maatregelen treffen, waaronder het versterken van de dijken. Ik ben blij dat ook 50PLUS dat idee steunt. Laten we ons beperken tot de feiten waar we nu mee te maken hebben. Laten we ons aanpassen aan wat er gebeurt. En als we onze dijken moeten versterken – dat is op dit moment het geval – dan moeten we daarmee bezig zijn. Dan vinden wij het onzinnig om het aan andere projecten uit te geven, in plaats van aan onze waterveiligheid. Ik neem aan dat 50PLUS dat met ons eens is.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Waterveiligheid is een heel belangrijk punt voor 50PLUS, en voor heel Nederland, denk ik. Ik maak me er toch zorgen over dat de PVV hier zegt dat je niet te ver vooruit moet kijken. Het Deltaprogramma en de financiering daarvan zijn juist meerjarig omdat het van levensbelang is dat we niet meewaaien met elke nieuwe regering die er komt. Die centen zijn gegarandeerd. Onze veiligheid is daarmee dus ook geborgd. Ik kan me niet anders voorstellen dan dat ook de PVV dat zou moeten toejuichen.

De heer Van Aalst (PVV):

Die gelden waren altijd gereserveerd voor ons hoogwaardige beschermingsprogramma. En wat gebeurt er nu? Daar wordt nu ineens klimaatadaptatie bij in gefietst. Dat betekent dus dat dat soort gelden aan andere projecten wordt besteed dan puur en alleen het versterken van onze dijken. Daar hebben wij moeite mee. Daarom zeggen wij: kies er nu voor om dat geld speciaal voor onze waterveiligheid en het versterken van onze dijken te oormerken. Dan vinden we elkaar, maar wij zeggen: dat geld is niet bedoeld voor natuurprojecten, dus daar moeten we het ook niet aan uitgeven.

De heer Laçin (SP):

Ik ga het ook maar eens proberen bij de heer Van Aalst. Ik hoor hem over «pretnatuur» praten en over natuur aanleggen als daarmee wat toeristen tevreden gesteld kunnen worden. Natuur is ontzettend belangrijk voor het leven in Nederland en voor de biodiversiteit, die de afgelopen jaren enorm is achteruitgegaan. Ik zou net als mevrouw Bromet willen zeggen: ga eens met uw collega de heer Graus praten; die zegt hele andere dingen over natuur. Ik begrijp ook het volgende niet zo goed van de PVV. Ik hoor de heer Van Aalst zeggen dat we maatregelen moeten nemen als iets zich voordoet. Begrijpt de PVV dan ook dat we dan vaak te laat zijn? De heer Geurts gaf net een van de vele voorbeelden daarvan. We kijken vooruit. Dat hebben we vorige week ook met de Deltacommissaris gedaan. Dat is nodig, want de omstandigheden veranderen. Het IPCC is anderhalve maand terug met een nieuw rapport gekomen waarin wordt gesteld dat de zeespiegel stijgt. Moeten we daar volgens de PVV naar kijken, of moeten we gewoon wachten totdat er wat dijken doorbreken en dan pas kijken wat we daaraan kunnen doen?

De heer Van Aalst (PVV):

Er worden mij nu woorden in de mond gelegd. Dit slaat gewoon nergens op. Wij zeggen dat we vooruit moeten kijken, maar wij gaan inderdaad niet kijken naar het jaar 2100, want dat is gewoon kolder. Dat kun je op dit moment niet voorspellen. Wij zeggen dus: houdt u aan de feiten. Het lijkt ons een realistisch verhaal om vijf of tien jaar vooruit te kijken, maar om nu te zeggen «we gaan kijken naar 2100», dat is gewoon bullshit. Dat gaat ook niet lukken. Laten we ons gewoon beperken tot de waterveiligheid. Laten we anticiperen op wat er nu daadwerkelijk gebeurt. Het IPCC is volgens mij een voorbeeld van hoe het inderdaad... Ze hebben waarschijnlijk niet voor niets hun rapport aangepast.

De voorzitter:

De heer Laçin, wilt u daar nog op reageren?

De heer Laçin (SP):

Wat kun je hierop zeggen? De heer Van Aalst heeft het over vooruitkijken, maar toch niet te ver doorkijken. Het zijn enorm grote projecten waarover we het hebben. Het zijn enorm grote uitdagingen. Die los je niet op binnen een week of een maand. Ik hoop dat de PVV dat ook wil inzien en dat zij meedenkt over mogelijke oplossingen in plaats van dat zij hier alles bagatelliseert en neerslaat.

De voorzitter:

Dan denk ik dat u uw betoog kunt vervolgen, meneer Van Aalst. Ik geef u weer het woord.

De heer Van Aalst (PVV):

U kent de PVV natuurlijk als een constructieve en meedenkende partij.

Voorzitter. Ik was gebleven bij al die VVD'ers die zonder carrièreperspectief uit de JOVD worden gezet. Ik krijg dus graag een reactie van de Minister op de vraag hoe ze nu omgaat met de zoetwatervoorziening voor de komende periode.

Voorzitter, om niet in herhaling te vervallen door alle vragen die ik hier vorig jaar al heb gesteld opnieuw te stellen, ga ik het hier dan ook bij laten. Dat was het voor zover.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u, meneer Van Aalst, voor deze bondige en kleurrijke bijdrage. Dan geef ik nu het woord aan de heer Dijkstra namens de VVD voor zijn inbreng.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Nederland is een echt waterland. De VVD wil droge voeten houden en wil schoon drinkwater uit onze kraan. Met onze lange kustlijn en vele rivieren en wateren in ons land genieten we ook volop van het water. Maar water kan natuurlijk ook een gevaar vormen, want alleen al twee derde van Nederland ligt natuurlijk onder de zeespiegel. Het is voor Nederland belangrijk dat we ons goed weren tegen het water en eventuele overstromingen door rivieren. Nederland heeft dit goed op orde. We noemen onszelf niet voor niets «wereldleider in watermanagement». Maar er is geen reden om achterover te leunen, want onze zeespiegel gaat wellicht stijgen, op een manier waarop we het gaan merken vanaf 2050, en we hebben te maken met steeds extremere weersomstandigheden. Denk aan de hevige regenval en de extreme droogte. Door die regenbuien wisselt ook de stand van het rivierwater behoorlijk en regelmatig. De boeren hebben last van verzilting van hun bodem of ondergelopen akkers. Watermanagement is daarom erg belangrijk voor Nederland, niet alleen om droge voeten te houden, maar ook om ons te verzekeren van voldoende en schoon drinkwater voor iedereen.

Gelukkig hebben we het Deltaprogramma opgesteld om Nederland te beschermen. Daarin staan de deltaplannen voor waterveiligheid en voldoende zoetwater centraal. Nederland is daarmee ongeveer het enige land ter wereld waar investeringen in waterbeheer ook meerjarig gegarandeerd zijn, ook als het gaat om waterkwaliteit. De nieuwe normen voor waterveiligheid zijn omgezet in een investeringsprogramma om de dijken te verhogen. Nederland investeert fors in waterkwaliteit. Ook voldoende zoetwater is van groot belang, bijvoorbeeld voor de agrarische sector, maar ook voor de bv Nederland, want met elkaar verdienen we ongeveer 7 miljard euro in internationaal verband aan onze watersector. Natuurlijk zijn er dan altijd partijen die alle maatregelen die we nu nemen niet ver genoeg vinden gaan, maar die mensen wijs ik vooral op de titel van het Deltaprogramma 2020: «Doorwerken aan de delta: nuchter, alert en voorbereid». Nuchter blijven, alert zijn en voorbereid zijn. Ik denk dat dat hele mooie begrippen zijn, die ons waterbeleid ook kenmerken.

Voorzitter. Er zijn een aantal onderwerpen die ik graag wil aanstippen. Allereerst het lozen van vervuild water in lokale wateren. Het waren de waterschappen in Brabant die bij mij aan de bel hebben getrokken vanwege water dat nu in lokale wateren geloosd wordt. Dat doen ze omdat lozen in de Maas meer belasting zou kosten. Klopt dat? Voor het milieu zal het lozen in de Maas natuurlijk minder schadelijk zijn dan wanneer het lokaal in kleinere wateren komt. Herkent de Minister dit beeld? En is zij bereid eventueel samen met de waterschappen naar een oplossing te zoeken?

Het tweede punt is de stand van zaken rond droogte. Want daar waar je voor watervoorziening volledig afhankelijk bent van regen, is de afgelopen jaren relatief te weinig neerslag gevallen. Hierdoor is in deze gebieden een situatie ontstaan waarbij het neerslagtekort nog steeds vergelijkbaar is met dat van 2018. Als gevolg van twee hete en droge zomers achter elkaar zijn in deze gebieden de natuur en ook de landbouw onder druk komen te staan. Ik wil dus ook vragen of we goed zijn voorbereid op nieuwe droge zomers. Zijn er voldoende watervoorraden aanwezig om te garanderen dat de landbouw niet nogmaals in de problemen komt? Ik heb hiervoor eerder een motie ingediend – die motie heb ik op verzoek van de Minister aangehouden – om te kijken naar strategische watervoorraden. Ik wil graag weten of ik die motie nog in stemming moet brengen, of dat we het inmiddels hebben opgelost.

De voorzitter:

Voordat we daar het antwoord op zullen horen, eerst de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Ik ben heel blij om de heer Dijkstra zo veel te horen over schoon drinkwater, want daar pleiten ook wij voor. Maar het verbaast mij wel dat de VVD eigenlijk structureel tegen alle voorstellen stemt om ons water beter te beschermen, bijvoorbeeld om in Europees verband te pleiten voor een drinkwatercriterium in REACH, bijvoorbeeld om strengere eisen te stellen aan de chemische industrie en aan de lozingen, en bijvoorbeeld om te handhaven en toezicht te houden op die bedrijven. Dus hoe kan het zo zijn dat de heer Dijkstra hier pleit voor schoon drinkwater, terwijl we weten dat ons drinkwater enorm onder druk staat en hij aan de andere kant in de praktijk eigenlijk tegen alle voorstellen stemt om juist schoon drinkwater te garanderen?

De voorzitter:

Meneer Dijkstra, tekst en uitleg.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Allereerst, ons drinkwater is van uitmuntende kwaliteit. Ik denk dat we dat met elkaar eens zijn. Zeker als je het wereldwijd bekijkt, en vooral ook Europees, is ons drinkwater uitstekend. Dat komt omdat al die mensen bij de waterschappen en elders heel hard werken om te zorgen dat we het water dat we binnenhalen, goed zuiveren. Ik las vorige week nog dat de inname uit de Maas tijdelijk is stilgelegd, nu al tien dagen overigens, omdat er blijkbaar vanuit België heel veel landbouwgif de Maas binnenstroomt. We zijn daar goed op voorbereid, maar we moeten waakzaam en alert blijven op dit soort verontreinigingen. Ook moeten we natuurlijk zorgen dat we die bron aanpakken.

Dan uw vraag over waarom we de moties wel of niet steunen. Het waterbeleid hebben we in Nederland goed op orde, maar heel veel is natuurlijk ook Europees en wil je graag op Europees niveau met elkaar regelen, zeker als het gaat om zeer zorgwekkende stoffen. Je moet ook kijken wat het kan betekenen voor individuen, waterschappen en bedrijven op het moment dat je daar koppen op zet, zonder dat je direct weet wat het effect daarvan is. Ik wil de drinkwaterrekening namelijk gewoon graag laag houden. Dat is ook iets belangrijks. We moeten er allemaal van kunnen genieten en we moeten niet over hoeven op flessenwater en dergelijke. Dan zal dat zo ongeveer de oorzaak zijn waarom wij vaak tegen extra maatregelen zijn op het moment dat we het zelf al goed voor elkaar hebben.

De heer Laçin (SP):

Wij willen het drinkwater ook goedkoop houden, maar het is de grootste coalitiepartij die de btw op drinkwater heeft verhoogd van 6% naar 9%. Dus het is wel grappig dat de heer Dijkstra dat zegt. Natuurlijk hebben we goed beleid en natuurlijk is ons drinkwater van goede kwaliteit, maar mijn punt is juist dat de drinkwaterbedrijven al jarenlang al aan de bel trekken en zeggen: die kwaliteit, die we al jarenlang kunnen waarborgen, staat nu enorm onder druk. Dat heeft deels met Europa te maken, maar dat heeft deels vooral ook met ons nationale beleid te maken, bijvoorbeeld als het gaat om handhaving en controles. Op elk voorstel dat wij doen zegt de VVD: nee, dat gaan we niet doen. Het kost niet per se meer geld, het is gewoon beleid en we hebben een inspectiedienst, dus hoe kan het zo zijn dat de VVD de controles en de toelating van stoffen niet aan strengere eisen wil laten voldoen, maar hier wel nogmaals pleit voor schoon drinkwater? Wat gaan we zien van de VVD om die woorden ook echt kracht bij te zetten?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik wil ieder voorstel dat u doet echt beoordelen op de inhoud. U kunt ze niet allemaal over één kam scheren. Ik denk dat we voldoende controles hebben, maar als u er meer wil, moet u daar een voorstel voor doen. Doordat we het in Nederland goed geregeld hebben, is de kwaliteit van water heel hoog. Ik denk ook dat iedereen in die sector met passie werkt om te zorgen dat het bij de consument thuis betaalbaar blijft. Ik denk dat dat van belang is. Tegelijkertijd moeten we alert blijven op verontreiniging en op nieuwe stoffen die we kunnen meten. Ik vind het logisch dat een aantal partijen, zoals waterschappen en waterzuiveringsbedrijven, aan de bel trekken, want die willen soms de rekening niet of zeggen dat ze liever willen dat je het bij de bron aanpakt. Maar we moeten dat wel altijd in verhouding met elkaar zien, want nogmaals, ons water is schoon en goed. In 99,99% van de gevallen is dat gewoon helemaal in orde. Af en toe gaat het weleens mis en dan wordt gelukkig ook tijdig ingegrepen. Ik ben daar dus trots op. Ik denk dat we dat moeten koesteren. We moeten denk ik ook oppassen met het doorslaan in regelgeving op het moment dat dingen al goed voor elkaar zijn.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Bromet. Tenzij meneer Laçin hier nog op wil reageren? Nee. Dan mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Als je het hebt over doorslaan in regelgeving, is het natuurlijk wel heel pijnlijk dat we gisteren hebben gezien dat de drinkwaterinname uit de Maas nu al tien dagen stilligt. Ik vind het wel heel grappig dat mijn collega van de VVD, de heer Dijkstra, het heeft over landbouwgif, waar er in overleggen over landbouwgif door de VVD altijd gesproken wordt over «gewasbeschermingsmiddelen». Ik heb een concreet voorstel aan de heer Dijkstra. Wij pleiten al jaren voor een verbod op glyfosaat. Dat wordt ook ondersteund door de drinkwaterbedrijven. Hoe kijkt de heer Dijkstra daar nou tegen aan? Is in het geval van glyfosaat de landbouw belangrijker dan de beschikbaarheid van schoon drinkwater?

De voorzitter:

Meneer Dijkstra, glyfosaat.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik denk dat dat een valse tegenstelling is. Ik noemde net bewust ook de Maas. Die komt namelijk uit België. In België hebben ze het nog niet zo goed voor elkaar. Daar gebeuren dingen die wij absoluut niet zouden goedvinden. Daarom is dat ook stilgelegd. Wij willen die spullen niet in ons drinkwater hebben. Je kunt dat dan misschien wel zuiveren, maar je wilt dat gewoon niet. Hierbij pleit ik dus ook voor Europese samenwerking om te zorgen dat het aan de bron goed zit en dat andere partijen uit Duitsland, Zwitserland of België – het ligt er natuurlijk aan waar de rivier stroomt – ervoor zorgen dat dat op orde is. We moeten er uiteindelijk voor zorgen dat het drinkwater niet viezer een ander land binnenstroomt of naar de Noordzee toestroomt.

Glyfosaat is een heel andere discussie. Dat is een middel om onkruid te bestrijden. Daar ben ik geen specialist in. Ik weet wel dat het heel goed werkt. Ik weet ook dat er een aantal alternatieven zijn die behoorlijk wat bijwerkingen hebben, die je ook weer niet wilt. Maar ik denk dat we überhaupt bij bestrijdingsmiddelen altijd een beetje terughoudend moeten zijn, weloverwogen, maar dat het dan ook geen kwaad kan om ze af en toe te gebruiken. Van de invloed daarvan op drinkwater ben ik onvoldoende op de hoogte, maar ik weet wel dat ons drinkwater in 99,99% van de gevallen gewoon goed is en voldoet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dan wil ik hierbij constateren dat de VVD het geen enkel probleem vindt dat de prijs van drinkwater steeds hoger zal worden. Want aan de bronaanpak zal weinig veranderen, tenzij dat in Europees verband gebeurt. Daar ben ik hoopvol over. Ik hoop dat de VVD in het Europees Parlement dan ook een nieuw standpunt zal innemen als het gaat over landbouwgif.

De voorzitter:

Dan geef ik eerst meneer Moorlag nog het woord om een vraag te stellen.

De heer Moorlag (PvdA):

De waterkwaliteit in Nederland is niet zodanig in gevaar dat wij niet zouden kunnen beschikken over voldoende drinkwater. Er is geen acuut gevaar, maar ik zou aan de heer Dijkstra willen vragen hoe hij aankijkt tegen het sluipende gevaar van bestrijdingsmiddelen, maar ook van nitraat, in bijvoorbeeld grondwater. Maakt de heer Dijkstra zich geen zorgen over een toename van die stoffen in het oppervlakte- en grondwater, wat onze drinkwaterwinning bedreigt? En wat vindt de heer Dijkstra ervan dat de doelen van de Kaderrichtlijn Water en ook de doelen wat betreft het terugdringen van bestrijdingsmiddelen niet worden gehaald? De VVD is toch altijd de partij van het aanpakken en doorpakken. Moet hier ook niet een beetje aangepakt en doorgepakt worden?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Volgens mij gebeurt dat ook. Bij bepaalde middelen wil je natuurlijk dat het steeds minder wordt. Tegelijkertijd zie je de trend dat we steeds meer meten. Neem als voorbeeld grond. De pfas-problematiek is u ook bekend. Daar is er een norm, omdat je iets kan meten. Die is zo laag dat het in één keer overal in zit, en vervolgens kan er helemaal niks meer. Dat wil ik bij water zeker voorkomen. Ik heb vertrouwen in de kwaliteit van de partijen die die zuivering voor elkaar krijgen en dat goed meten, ook in het RIVM, dat daar adviezen over geeft. Er zitten altijd bepaalde stoffen in water die gevaarlijk zijn in bepaalde doseringen. Gelukkig zitten we daar allemaal ver onder. We moeten natuurlijk voldoen aan de Kaderrichtlijn Water, maar ik wijs er ook op dat we de tijd hebben om dat te doen. Dat hoeft niet van vandaag op morgen. Volgens mij moet dat in 2027. Laten we daar met elkaar aan werken. Laten we vertrouwen op de wetenschap en de professionals en voorkomen dat we daar als politici zelf de norm gaan stellen.

De heer Moorlag (PvdA):

De heer Dijkstra suggereert, naar mijn smaak ten onrechte, dat er wel wordt aangepakt en doorgepakt. We hebben onlangs een rapport van het PBL gehad over de doelen voor het terugdringen van bestrijdingsmiddelen. Die worden in 2023 niet gehaald. Ook het halen van de doelen in de Kaderrichtlijn Water is hoogst onzeker. Mijn vraag aan de heer Dijkstra is: als het op andere terreinen niet meer kan, is hij dan bereid om hier wel het gaspedaal in te drukken?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dan is de wedervraag: hoe dan precies, en op basis waarvan? Als het PBL stelt dat we tot 2023 hebben, maar dat we niet op koers zitten, dan wil ik dat zien. Dan wil ik dat met u samen beoordelen en lezen. Dan kunt u voorstellen doen en dan ga ik daarnaar kijken. Maar ik hoor wel meer doelstellingen die de overheid niet dreigt te halen. Soms moet je dan een tandje bij zetten en soms moet je zeggen: ik neem er wat meer tijd voor, omdat ik niet overhaast maatregelen wil nemen waar ik later spijt van krijg. Dat geldt volgens mij voor alles.

De voorzitter:

Wilt u daar nog op reageren, meneer Moorlag? Het hoeft niet, hoor.

De heer Moorlag (PvdA):

Nou, laat ik een korte opmerking maken, namelijk dat ik het niet een al te stevig verhaal vind.

De voorzitter:

Waarvan akte. Ik zag dat mevrouw Van Esch nog een vraag had.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik wil ook nog even doorgaan op de waterinname in de Maas. Er wordt nu aangegeven dat die al tien dagen stilligt, maar dit is niet de eerste keer dat dat gebeurt. Het gebeurt steeds vaker. De heer Dijkstra suggereert dat het allemaal heel goed is met ons drinkwater. Dat klinkt leuk, maar als je zo vaak meerdere keren de waterinname in de Maas moet stilleggen, vanwege het landbouwgif dat erin zit, dan kunnen we toch niet meer constateren dat het zo fantastisch gaat met het drinkwater? De Partij voor de Dieren vindt het wel heel makkelijk om dan gewoon naar België te verwijzen en te zeggen: het komt allemaal uit België, dus laat ze het daar maar oplossen. Volgens mij is dat een wel heel makkelijke. Als u drinkwater echt zo'n belangrijk onderwerp vindt, wat u wel suggereert, ben ik benieuwd hoe we dan gaan voorkomen dat we constant de waterinname in de Maas moeten gaan stilleggen met het oog op het landbouwgif dat eraan komt. U zegt wel «bij de bron aanpakken», maar ik hoor nog niet concreet hoe we dat dan bij de bron gaan aanpakken, behalve het naar België wijzen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Als de bron in België zit, dan moet je dat daar doen. Ongetwijfeld zullen de Minister of mensen die betrokken zijn bij de waterwinning, contact hebben met hun Belgische collega's om te kijken wat de oorzaak is. U zegt dat het steeds vaker gebeurt. Dat beeld herken ik niet. Maar het gebeurt wel 50 keer per jaar, heb ik gelezen. Dat is fors. Maar het is niet zo dat het nu substantieel meer is dan vroeger. Het mooie is dat ons systeem werkt. Op het moment dat we constateren dat er nu een of ander raar stofje beginnend met en p in zit, grijpen we in en leggen we het stil. Het mooie is ook dat we voor een aantal maanden voldoende hebben, vooruit kunnen. Maar je wilt dit natuurlijk niet te vaak en die voorraden wil je liever ook niet aanspreken; die heb je gewoon hard nodig. Dus laten we zorgen dat de Belgen het bij de bron aanpakken. Met het milieubeleid in Nederland lopen we op een aantal gebieden ver vooruit, waaronder op dit gebied. Daar kunt u ook van alles van vinden. Maar nogmaals: ons drinkwater is volgens mij het beste van de wereld. Dat wil ik koesteren. Dat betekent dat een bronaanpak en een Europese aanpak echt te prevaleren zijn boven allerlei nationale maatregelen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Esch, wilt u daar nog op reageren?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ja, kort. Als we hierbij een bronaanpak zouden willen, dan moeten we met misschien wel een Europese aanpak maar zeker met een Nederlandse aanpak dat landbouwgif in de Nederlandse landbouw aanpakken. Ik blijf het makkelijk vinden om alleen naar België te wijzen als we ook voor een deel onze eigen verantwoordelijkheid moeten kunnen pakken wat betreft landbouwgif dat ook wij gewoon de Maas in laten stromen. Ik moet dan dus toch constateren dat het voelt alsof de VVD drinkwater wel belangrijk vindt maar sowieso landbouwgif niet wil aanpakken. Dat blijft, in ieder geval wat ons betreft, een zeer opmerkelijk verhaal.

De voorzitter:

Waarvan akte. Meneer Dijkstra, u kunt uw betoog vervolgen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Misschien weet mevrouw Van Esch dat de Maas begint in Frankrijk. Die loopt via België naar Nederland. Dat water stroomt niet andersom. Wij hebben natuurlijk ook onze eigen verantwoordelijkheid voor wat er in Nederland in de rivier komt. Dat is ook een van de punten die ik net had: lozing van vervuild water vindt wellicht vooral plaats in lokale wateren in plaats van in de Maas. Maar ja, wat is dan beter, of niet? Dat is ook een vraag die ik net aan de Minister heb gesteld.

De voorzitter:

Meneer Dijkstra, ik hoor geen nieuwe standpunten meer, dus ik denk dat het goed is als u uw betoog vervolgt.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik kom op mijn derde punt: het Volkerak-Zoommeer. Om het land te beschermen, sluiten de stormvloedkeringen van de Deltawerken. Het water uit de Maas en de Rijn kan in die situatie de zee in stromen en hoopt zich dan op in het Haringvliet en het Hollandsch Diep. Om ook in extreme situaties overstromingen in het rivierengebied te voorkomen, is het nodig dat we voldoende waterberging hebben, een gebied waar het water, dus ook uit de rivieren, tijdelijk kan worden opgeslagen. Met het inrichten van het Volkerak-Zoommeer als een tijdelijke waterberging blijft Nederland beschermd tegen de gevolgen van extreme weersomstandigheden.

Momenteel zijn er plannen om het zoetwater uit het Volkerak-Zoommeer te gaan verzilten. Dat heeft veel vragen en ook onrust veroorzaakt. Veel boeren gebruiken het Volkerak-Zoommeer namelijk om hun gewassen te beregenen. Dat zou dan niet langer kunnen. Veel partijen, en ook recreanten, vragen eerder om zoet dan om zout water. En ook de problemen met blauwalg, die we eerder hadden, zijn opgelost. Daarbij zijn aan het verzilten van het Volkerak-Zoommeer veel kosten verbonden; ik las iets van 110 miljoen euro. Ik wil daarom weten of verzilting echt nodig is. Gezien de vele belangen en afwegingen daarin en de lessen die we met elkaar kunnen trekken uit de recente droogte, acht ik zoetwater en kwaliteit belangrijker dan ziltig natuurherstel. Graag een reactie van de Minister hierop. Ik overweeg een motie om het Volkerak-Zoommeer zoet te laten, want de VVD wil de hoeveelheid zoetwater in Nederland veiligstellen. Dit kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren. Dat is niet alleen belangrijk voor ons drinkwater maar ook voor onze economie. De landbouw, de tuinbouw en de industrie kunnen niet zonder voldoende zoetwater. Een goede kwaliteit van het oppervlaktewater, is daarbij belangrijk, en dat is het ook voor ons drinkwater.

In de brief zijn er ook heel veel andere projecten genoemd. Ik ben benieuwd, ook gezien de stikstofproblematiek, hoeveel waterprojecten op dit moment last hebben van de stikstofaanpak. Welke zijn dat? Zijn die al bekend? En kan er ook in dit soort projecten voorlopig geen ontwikkeling plaatsvinden? Het is goed dat Minister Schouten op vragen van mijn collega Weverling eerder dit jaar heeft toegezegd dat er geen nieuwe Natura 2000-gebieden worden aangewezen behalve diegene waarbij de aanwijzing al liep of waartoe we waren gesommeerd door de Europese Commissie. Is deze Minister ook bereid een pas op de plaats te maken bij de ontwikkeling van gebieden die later mogelijk een natuurstatus zouden kunnen krijgen? Neem bijvoorbeeld het Trintelzand in het Markermeer, waarbij iets van duizend voetbalvelden aan zand zou worden opgespoten. Wat doen we nou met zo'n project? Want ook dat levert natuurlijk uitstoot van stikstof op. Kan dit project dan in de vrieskist? Wilt u samen met uw collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit eens met de stofkam door de projecten heen gaan als het gaat om gebieden die mogelijk later een beschermde natuurstatus zouden kunnen krijgen? Want gezien de problematiek die we nu hebben, denk ik dat we dat moeten oplossen voordat we daarin verdergaan.

Ik citeer een aantal dingen uit uw brief. Ik las over de maatschappelijke economische meerwaarde van projecten die onder de Programmatische Aanpak Grote Wateren vallen. Komen er dan mooie terrassen voor mensen, of jachthavens? Kunnen zij daar ook echt gebruik van maken? Hebben normale mensen daar ook wat aan of is het alleen interessant voor mensen die enorm van de natuur houden en voor vogelaars? In uw brief van 8 juli lees ik ook het begrip «ecologische urgentie». Deze brief gaat over de tweede tranche projecten. Is het zinnig, zo vraag ik mij af, om geld voor sterke dijken en sterke dammen te bestemmen voor diertjes en plantjes? Hoe waakt de Minister ertegen dat natuurwaarde waterveiligheidsgeld gaat opslokken? Of komt dit alleen uit de pot die gaat over waterkwaliteit? Krijgen we voor het geld dat we uitgeven dan ook voldoende kwaliteit? Of helpen we eigenlijk alleen de ecologische adviesbureaus?

Voorzitter. Mijn laatste punt gaat over de Noordzee en het Noordzeeakkoord. Ik ben zelf bij zo'n bijeenkomst geweest. Ik lees iets in de kranten over het advies dat de commissie-Wallage gaat uitbrengen of heeft uitgebracht; daarbij werkt men aan een Noordzeeakkoord. De belangen van de zeevaart, de visserij, de natuur, de energieopwekking en Defensie moeten in een beperkte ruimte bij elkaar gebracht worden, want de Noordzee is natuurlijk overvol. En dat is best lastig. Als ik de kranten goed lees, dan mis ik een standpunt over hoe de belangen van bijvoorbeeld de internationale zeevaart, de Maritieme Strategie of Defensie – voldoende oefenterreinen – geborgd worden. Dat heb ik nog niet teruggelezen. Wat kan de Minister daarover zeggen? Ik kan me voorstellen dat deze Minister met haar collega's op de andere departementen een potje gaat stoeien om hier een gedragen voorstel van het kabinet van te maken. Wanneer volgt een reactie van het kabinet en hoe kan ik daar als Kamerlid verder op sturen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u, meneer Dijkstra. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bromet namens GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het dossier water is een veelomvattend terrein dat zich uitstrekt van drinkwater tot waterveiligheid en van de kleinste slootjes tot de grootste wateren. Ook de bijdrage die ik vandaag namens GroenLinks zal leveren gaat grofweg van kleine zaken naar zeer grote uitdagingen. Ik begin graag met klein en praktisch.

Bij de begrotingsbehandeling LNV heb ik er ook al aandacht voor gevraagd: Holwerd aan Zee. Afgelopen zomer was ik op bezoek bij de mannen in Holwerd aan Zee. Zij hebben een plan bedacht om hun dorp weer leefbaar te maken. Dat plan was niet alleen goed voor de economie, maar ook goed voor de natuur. Zij hebben een heleboel geld ingezameld, wat een enorme prestatie is voor mensen die in het dagelijks leven supermarkteigenaar zijn of boer. Ze staan klaar om te beginnen, maar hebben nog 10 miljoen te kort. Ik heb daar een paar vragen over aan de Minister. Waarom staat Holwerd aan Zee niet als volwaardig te financieren project op de PAGW-lijst? Waar richt de verkenning zich op? Er is immers al heel veel onderzoek waaruit de ecologische meerwaarde en de technische haalbaarheid van het project blijken. Aan welk criterium zou Holwerd aan Zee niet voldoen? Is er in de Programmatische Aanpak Grote Wateren tweede tranche een budget voor Holwerd aan Zee opgenomen?

En dan drinkwater. Het lijkt zo vanzelfsprekend: altijd de kraan dichtbij, altijd schoon water. Maar dat is het natuurlijk niet. In een klein aantal woningen zijn nog steeds loden leidingen aanwezig. Dat is risicovol voor baby's en kinderen. Ik weet nog dat de loden leidingen in mijn ouderlijk huis werden vervangen. Ik weet ook dat het een verantwoordelijkheid is van de huiseigenaar, maar ik zie toch ook wel een taak voor de overheid op het gebied van communicatie en voorlichting. Dat zou bijvoorbeeld via de VNG en Vewin kunnen. Ik heb het dan over het aanbod aan huiseigenaren om hun water te laten testen op lood, om huiseigenaren te laten ontdekken of zij loden leidingen hebben. Graag een reactie hierop van de Minister.

Er zijn veel andere bedreigingen van ons drinkwater. We hadden het daar in een interruptiedebatje met de VVD net al over. Twee daarvan waren er vorige week in het nieuws, want eigenlijk staan er elke week wel berichten in de krant die over drinkwater gaan. Ik kreeg een berichtje van een zeer bezorgde boerin uit Twente. Zij schreef: kan ik straks nog gewoon schoon drinkwater krijgen? Want het grondwater in Noordoost-Twente is vervuild door een lekkage van 220 miljoen sterk geconcentreerd chemisch afvalwater, net over de Duitse grens. Afvalwater wordt geïnjecteerd in leeg geproduceerde gasvelden. Ook Nederland doet dat. Het verschil met Duitsland is alleen dat Nederland het afvalwater niet zuivert en de Duitsers wel. De vraag aan de Minister: lopen onze drinkwaterbronnen ook gevaar door afvalwaterinjecties? En waarom wordt het Nederlandse afvalwater niet eerst gezuiverd? Waarom moeten omwonenden die vragen stellen aan de NAM, geheimhouding beloven in ruil voor geld?

Ook in Ommen zijn er zorgen over het drinkwater, hier vanwege een proef om de bollenteelt toe te staan in een drinkwaterwinningsgebied. Ik weet dat dit een lokaal vraagstuk is, maar ik noem het toch, omdat volgens GroenLinks drinkwater niet ten prooi mag vallen aan economisch gewin.

Dat brengt mij op de Kaderrichtlijn Water. Die is niet vrijblijvend. We moeten voldoen aan Europese doelen en het beleid lijkt vooral gericht op wat er nog kán in plaats van op wat er móét. Met de huidige plannen schieten we in een derde van de wateren tekort op het gebied van stikstof en fosfor. De vraag aan de Minister: heeft zij van de stikstofkwestie geleerd dat als je marchandeert met Europese afspraken en milieunormen, je dan keihard tegen een muur aanrijdt? Is het niet uitvoeren van de KRW het nieuwe spook van het kabinet? Hoe zit het met afrekenbaarheid, tussendoelen, sancties en verplichtingen? In Duitsland en België lopen de boetes voor het niet voldoen aan de Kaderrichtlijn Water hoog op. Is de Minister bang dat dat ook in Nederland gaat gebeuren?

In de brief van de Minister vond ik het opvallend dat zij schrijft dat de grootste winst valt te behalen met verdere vermindering van de belasting vanuit de landbouw. Welke consequenties heeft deze zin? Minder dieren?

Voorzitter. Afgelopen zomer werd mijn motie aangenomen die het kabinet vraagt om samen met lokale en regionale initiatieven die er zijn, te komen tot een nationaal veenplan, in verband met de bodemdaling. Waterpeilen zullen omhoog moeten om CO2 uit te sparen en de natuur te versterken. In het Klimaatakkoord is hier ook geld voor beschikbaar gesteld. Hoe staat het met de vorderingen van het nationaal veenplan?

Klimaatverandering vraagt een andere rol van de waterschappen: van honderden jaren water afvoeren naar water vasthouden. Het veen is hier een voorbeeld van. Hoe kijkt de Minister daarnaar? Zijn de waterschappen al helemaal klaar voor hun rol? Of hebben ze nog een zetje van de Minister nodig? En hoe kijkt zij naar de realisatie van nationale doelen, als dat bij de waterschappen tot uitvoering moet komen, dus op decentraal niveau?

Ten slotte de waterveiligheid. We plannen dertien jaar vooruit, we hebben miljarden over en we krijgen het niet georganiseerd om dat wat Nederland Nederland laat zijn, te onderhouden. Zowel waterwegen als hoogwaterbescherming zijn cruciaal en worden steeds belangrijker. En dan hebben we het nu ook nog over het stikstofspook en pfas. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de korte en middellange termijn voor de planning en uitvoering van de werkzaamheden?

Dan de toekomst. We kijken vooruit, maar niet verder dan 2050. We wonen in een land dat zakt, terwijl de zeespiegel stijgt. Ons economisch centrum, waar de meeste Nederlanders wonen, ligt onder zeeniveau. Het wordt tijd dat wij verder vooruitkijken dan alleen naar de komende 30 jaar. Gaan we pompen of verhuizen? GroenLinks wil dat er door het kabinet scenario's worden ontwikkeld voor de langere termijn, zeg de periode tussen 2050 en 2150. Wij leven dan niet meer, maar we zijn het aan onze kinderen verplicht om maatregelen voor te bereiden voor de lange termijn. Want wat ons betreft is het niet: na ons de zondvloed.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Geurts wil interrumperen. En 2050 hoop ik nog wel te halen, mevrouw Bromet! Meneer Geurts, aan u het woord.

De heer Geurts (CDA):

Laten we niet op deze manier over de toekomst gaan discussiëren.

De vraag die ik aan mevrouw Bromet wil stellen, is de volgende. Ik zag haar vandaag weer een krantenartikel uit 2018 twitteren. Dat gaat over gewasbescherming en hogere drinkwatertarieven. Dat artikel uit 2018 is indertijd gerectificeerd, want het was niet goed weergegeven. Mevrouw Bromet heeft dat aan het begin van dit jaar ook al een keer geretweet. Zij moest daarop terugkomen en heeft daar haar excuses voor aangeboden. Tot mijn stomme verbazing brengt mevrouw Bromet het vanmorgen weer in de lucht, vlak voor een WGO Water. Waarom doet mevrouw Bromet dat? Waarom retweet zij nu artikelen die inhoudelijk niet kloppen, die mevrouw Bromet in het voorjaar ook heeft teruggetrokken?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik wil het punt maken dat als wij onbekommerd doorgaan met het spuiten van gif ten behoeve van de landbouw, om de landbouwproducten goedkoper te maken, wij daarmee de prijs voor drinkwater verhogen. De zuiveringskosten worden hoger en hoger. GroenLinks vindt het belangrijk dat drinkwater betaalbaar blijft. Zoals de heer Geurts weet, vindt GroenLinks ook dat er veel te veel landbouwgif gebruikt wordt. En het spijt mij dat het nou net dit artikel was, maar het gaat om de boodschap die erachter zit: minder gif en schoon drinkwater.

De heer Geurts (CDA):

Daar komt mevrouw Bromet niet zo makkelijk mee weg. Ik begrijp hieruit dat de GroenLinksfractie het goed vindt om haar argumenten te ondersteunen door tig keer fakenieuws te retweeten. Ik vind dat onbehoorlijk. Ik vind dat dat niet kan. Ik vraag mevrouw Bromet om de samenleving daar gewoon haar excuses voor aan te bieden. Je kunt op deze manier, door je argumenten te onderbouwen met fakenieuws, geen politiek bedrijven. En dat het fakenieuws was, heeft zij zelf erkend. Want in het begin van dit jaar heeft zij excuses aangeboden voor deze tweet, voor het op die manier naar buiten brengen van dat nieuws.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik wil het CDA een aanbod doen. Ik zal het bericht verwijderen. Ik zal het opnieuw plaatsen en dan zal ik het artikeltje over de drinkwaterinname uit de Maas, dat gisteren is verschenen, erbij plaatsen. Dat is geen fakenieuws, dat is hier en nu. En dat heeft nog steeds te maken met het bespuiten van onze landbouwgronden en het duurder maken van drinkwater.

De voorzitter:

Meneer Geurts, wilt u daar nog op reageren als Twittermoderator?

De heer Geurts (CDA):

Hier kom ik niet meer overheen, voorzitter.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Mevrouw Bromet, u sprak over 2050 en zei: dan leven we niet meer. Nou, ik hoop ik wel. En ik denk het ook wel. Ik weet niet precies hoe oud u bent. Ik volg u niet op Twitter. Ik denk dat dat wel goed is, want het is allemaal wat negatief. Dat is, denk ik, een verschil tussen ons. U maakt alle mensen wel een beetje bang. U zegt dat het drinkwater niet zou deugen, dat het allemaal aan het landbouwgif ligt. Net in antwoord op een vraag van de heer Geurts zegt u: het gaat mij niet om de inhoud maar om de boodschap die ik wil overbrengen. Het stuit mij toch wel een beetje tegen de borst als u mensen daarmee op het verkeerde been zet. Dan hebt u het erover dat heel Nederland vergaat en dat we moeten pompen of verkassen. Wanneer merken we nou in Nederland voor het eerst wat van die zeespiegelstijging? Daar ben ik wel benieuwd naar.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

In antwoord op die allerlaatste vraag kan ik zeggen: daar merken we nu elke dag al wat van. Dat zijn nog geen rampen, dat zijn ongemakken. Maar wij zitten hier niet voor niks als volksvertegenwoordigers. Wij zitten hier om beleid voor de lange termijn te maken. Wij zitten hier niet om belangen van hier en nu te verdedigen ten koste van de generaties na ons. Dat heeft helemaal niets te maken met bang maken, maar dat heeft te maken met het voorzorgsbeginsel. Ik vind eigenlijk, eerlijk gezegd, dat de grootste regeringspartij zich daar ook druk over zou moeten maken. Onze waterwerken zijn allemaal tot stand gekomen nadat er grote rampen hebben plaatsgevonden. GroenLinks wil dat juist voorkomen. Regeren is vooruitzien. Dat betekent dat je nu al plannen moet maken voor rampen die ons later hopelijk niet zullen overkomen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik ben het eens met dat laatste, maar daarvoor hebben we bijvoorbeeld zo'n programma, zo'n Deltafonds. We hebben ook een Deltacommissaris. Die is laatst nog bij ons langs geweest. In antwoorden op de vragen zegt ook de Deltacommissaris: de huidige inzichten laten een versnelling van de zeespiegelstijging zien die pas na 2050 merkbaar wordt. Dus ja, we moeten natuurlijk vooruitkijken. Ja, we moeten naar die lange termijn kijken, ook naar 2050, want dan zijn u en ik er hopelijk allebei nog. Maar we moeten de mensen geen angst aanpraten. Bent u dat met mij eens?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik noemde de termijn 2050–2150. In 2050 ben ik 80 jaar – ik hoop dan nog te leven – maar in 2150 ben ik er zeker niet meer. Mijn verhaal ging nou juist over het ontwikkelen van scenario's die verder gaan dan de scenario's zoals we die tot nu toe altijd ontwikkelen. De tijd van klimaatverandering vraagt er ook om dat wij verder kijken dan de periodes waar wij tot nu toe naar hebben gekeken. Ik heb dat in een gesprek met de Deltacommissaris besproken. Ik heb hem gevraagd: hoe kijkt u ernaar? Hij vond het een heel realistisch en goed idee om dat te doen. Ik zal daarvoor met een voorstel komen in de tweede termijn.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik het woord aan de heer Geurts, namens het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Op deze elfde van de elfde, overigens ook de start van het carnavalsseizoen – als rechtgeaarde protestant ken ik mijn klassiekers, voorzitter – wil ik beginnen met het complimenteren van de Minister. De Minister fleurt helemaal weer op. In het vorige wateroverleg heb ik gesproken over de situatie in Limburg. De Minister is daarop in Limburg op werkbezoek gegaan. Dat is door mij, maar ook door de regio, gewaardeerd, heb ik begrepen. Zou de Minister ons kunnen bijpraten over de stand van zaken, ook naar aanleiding van haar werkbezoek aan Limburg?

Het volgende kopje is achterstallig onderhoud. De CDA-fractie maakt uit de stukken op dat het uitgesteld en achterstallig onderhoud van het hoogwatersysteem het afgelopen jaar opnieuw is toegenomen, tot 106 miljoen, waarvan 8 miljoen achterstallig. Het beschikbare budget voor artikel 3, beheer, onderhoud en vervanging, is echter lager dan in 2019. Uit de stukken maak ik op dat vanaf 2020 er een jaarlijks tekort wordt verwacht voor watermanagement en beheer en onderhoud van watersystemen van zo'n 20 miljoen. Kan de Minister uitleggen waarom het uitgesteld en achterstallig onderhoud voor het hoogwatersysteem ondanks de toegezegde maatregelen opnieuw is toegenomen? Hoe denkt de Minister de achterstanden te kunnen gaan inlopen? Hoe voorkomen we dergelijke achterstanden de komende jaren? Ik geef maar vast aan dat ik op dit punt een motie overweeg.

Dan het klimaat. De Deltacommissaris heeft geadviseerd over de begroting en de Minister geeft in een reactie op het advies van de Deltacommissaris aan dat zij vindt dat er twee duidelijke prioriteiten en doelen zijn, namelijk klimaatbestendigheid en waterrobuustheid bevorderen. Dat zijn mooie woorden. In Rotterdam zeggen ze: geen woorden maar daden. Dus ik vraag de Minister om aan te geven hoe dit concreet vorm moet krijgen. Welke maatregelen gaat de Minister nemen zodat klimaatbestendig en waterrobuust inrichten vanzelfsprekend gaat worden in de ruimtelijke herontwikkeling? Hoe ziet de Minister de door haar genoemde integrale doorwerking van de doelen van het Deltaprogramma? Die doelen zijn: waterveiligheid, zoetwaterbeschikbaarheid en ruimtelijke adaptatie. Hoe gaat zij ervoor zorgen dat deze op verschillende schaalniveaus doorwerking krijgen?

In het regeerakkoord is via een zogenaamde enveloppe extra budget vrijgemaakt voor natuur en waterkwaliteit. Bij de Voorjaarsnota 2018 is er 175 miljoen toegevoegd aan het Deltafonds. Voor deze projecten worden regeerakkoordmiddelen ingezet. Zou de Minister kunnen aangeven welke middelen al tot besteding zijn gekomen en welke uitgaven in 2020 en latere jaren nog worden verwacht?

Dan het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma. We hebben de 16de een voortgangsrapportage van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma ontvangen. Uit die voortgangsrapportage blijkt dat 82 van de 87 projecten voldeden aan vigerende veiligheidsnormen. Op dit moment bevinden de vijf resterende projecten zich in een realisatiefase. Mijn vraag is of we nu de conclusie moeten trekken naar aanleiding van het projectdeel Eemdijken en Zuidelijke Randmeren dat de thermisch gereinigde grond niet voldoet aan de eisen. Valt hiermee ook het doek voor het thermisch reinigen? Zo vroeg ik mij af toen ik de stukken zat te lezen. Kan de Minister toelichten wat uiteindelijk de vertraging gaat zijn, nu de resultaten van het onderzoek Eemdijken en Zuidelijke Randmeren bekend is?

Dan de aanpak van de Markermeerdijk tussen Hoorn en Amsterdam. Ik heb daar heel wat vragen over gesteld. Wat gaat er gebeuren nu het advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak, de StAB, bekend is geworden? De StAB levert flinke kritiek. Zou de Minister kunnen aangeven wat zij daarmee gaat doen? En heeft de Minister ook een beeld van de mogelijke risico's bij het project Markermeerdijken? Want wat wordt er gedaan om deze risico's tegen te gaan en hoe verhoudt de mogelijke vertraging zich tot de in de VGR15 – dat is ook een voortgangsrapportage – genoemde realistische uitvoeringsplanning?

Tot slot op dit punt, voorzitter. Ik wil graag een verduidelijking van wat er in de voortgangsrapportage op bladzijde 26 staat. Daar staat namelijk dat er een risico is dat het programma niet geheel binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma Budget 2 te realiseren is. Als ik de stijging van de programmaramingen in de afgelopen jaren zie en het genoemde budgettekort van 50 miljoen, dan lijkt een aanpassing van het budget logisch. Verwacht de Minister dat de programmaraming blijft stijgen, zoals de afgelopen rapportageperiode het geval is geweest? En zo ja, moet de conclusie dan niet zijn dat het budget gewoon moet worden verhoogd?

Voorzitter. Ik kom bij de droogte. Dachten we jarenlang dat een teveel aan water het probleem was, tegenwoordig moeten we ons ook realiseren dat een tekort aan water een probleem kan zijn. Op de hoge zandgronden van Nederland is voor het tweede jaar op rij sprake van langdurige droogte. Aan de Beleidstafel Droogte is geconcludeerd dat meer ingezet moet worden op het vasthouden van water en op een klimaatrobuust watersysteem. Jammer dat onze PVV-collega ons heeft verlaten. Hij had er nog wat van kunnen leren.

Ik ben van mening dat er een nieuwe aanpak nodig is ten aanzien van het verhogen van de grondwaterstand met name in winter en voorjaar. Het is echter ook een complexe materie, waardoor het van belang is in gebieden als Twente en de Achterhoek te starten met een structurele aanpak. Ik overweeg op dit punt een motie. Daarnaast is het belangrijk dat het voor iedereen klip-en-klaar is waar hun taken en verantwoordelijkheden liggen. Rondom grondwater is die duidelijkheid er niet. We hebben er al vaker over gesproken, maar wie gaat er nou eigenlijk over het grondwater? Zijn dat de gemeenten, de waterschappen of de provincies? Wie is er verantwoordelijk voor de scheiding tussen het hoger gelegen grondwaterpeil en het diepe grondwater?

De kwaliteit van het water gaat links en rechts achteruit. Eind 2017 heeft de Adviescommissie Water al geconcludeerd dat de achteruitgang van de grondwaterkwaliteit een urgent probleem is dat met prioriteit moet worden aangepakt en dat er een trendbreuk nodig is om te komen tot meer toekomstbestendig grondwaterbeheer. Die adviescommissie adviseert om te komen tot een integrale visie van de overheden op het grondwater, in samenspraak met drinkwaterbedrijven en onder regie van de provincies. Wil de Minister deze oproep steunen en duidelijk maken aan iedereen wie welke taak heeft?

Dan onze buurlanden. Over het oppervlaktewater heeft de Beleidstafel Droogte aangegeven dat het internationale aspect belangrijk is. Onze buurlanden Duitsland en België kunnen andere belangen hebben en we moeten de situatie niet hebben dat maatregelen in die landen bij ons tot problemen leiden. Ik denk dat iedereen hier het daarover eens is. We willen een constante aanvoer van water en dat staat door verschillende ontwikkelingen bovenstrooms onder druk. Lagere afvoeren leiden tot hogere concentraties verontreiniging. Mijn vraag is: heeft de Minister contact met haar ambtsgenoten in de buurlanden en wat zijn de resultaten daarvan, voor zover ze daar nu iets over kan meedelen?

De laatste planperiode van de Kaderrichtlijn Water gaat in. Daardoor wordt 2020 een cruciaal jaar voor de waterkwaliteit. Lidstaten zijn verplicht om iedere zes jaar stroomgebiedbeheerplannen vast te stellen, waarin de resterende opgave met bijbehorende maatregelen wordt geschetst. Volgens ons zullen in 2020 de plannen voor de laatste periode van zes jaar gemaakt moeten worden. Dat is de laatste kans om de doelen van de Kaderrichtlijn Water 2020 echt te halen. Ik zeg maar eerlijk dat ik daar een hard hoofd in heb. Ik heb daarover al eerder in een motie mijn zorgen geuit. In die motie werd de regering verzocht om in kaart te brengen of de doelen wel haalbaar zijn, welke maatregelen nodig zijn om die doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen en wat die maatregelen gaan kosten. Toen ik weer alle stukken zat te lezen, vroeg ik me af wat de ambitie van de Minister is. Kan de Minister een beeld schetsen van hoe ze dit aan denkt te gaan pakken?

De afgesproken maatregelen zijn zo hard dat waterschappen verplicht zijn om de afgesproken maatregelen ook uit te voeren, zelfs als dat betekent dat er vistrappen in droge watergangen moeten worden aangelegd. Ik krijg dat echt niet uitgelegd, nu niet en ook in de toekomst niet, maar misschien kan de Minister dat wel.

De voorzitter:

Meneer Geurts, voordat u verdergaat, heeft mevrouw Bromet hier een vraag over.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik ben blij met het belang dat het CDA hecht aan het nakomen van de Kaderrichtlijn Water. Ik hoop niet dat de inbreng van de heer Geurts een opmaat is naar het opgeven van die norm, die in de ogen van het CDA misschien wel te streng zou zijn. Het is, zoals gezegd, een Europese norm en een en ander betekent wellicht gewoon dat de milieugrenzen, net zoals in de stikstofproblematiek, bereikt zijn. Wat vindt het CDA ervan als daar maatregelen tegenover staan die ingrijpend zullen zijn voor de landbouw?

De heer Geurts (CDA):

Ik heb hier volgens mij drie of vier jaar geleden al aandacht voor gevraagd, ook in zo'n soort wetgevingsoverleg. Ik heb toen ook moties aangenomen gekregen in de Kamer, dat ik mij zorgen maakte over het halen van de Kaderrichtlijn Water en de doelen die wij hier in Nederland bedacht hebben. Ik heb net een voorbeeld gegeven. Er is afgesproken om te proberen de waterkwaliteit verder te verbeteren. Ik denk dat mevrouw Bromet het wel met mij eens moet zijn dat de waterkwaliteit in Nederland verbeterd is, met sprongen, maar dat we nu door de maatregelen die we hebben afgesproken, vistrappen in droge watergangen moeten gaan aanleggen. Ik kan dat niet uitleggen. Mevrouw Bromet misschien wel, maar ik niet.

Dan de concrete vraag die mevrouw Bromet aan het eind stelde over de landbouw. Ik betrek daar ook de land- en tuinbouw bij en denk dat we met z'n allen moeten concluderen dat de land- en tuinbouw al ongelofelijk veel gedaan heeft om die waterkwaliteit te verbeteren. Ik zal hier niet alle voorbeelden opnoemen, want de voorzitter zou zo'n lang antwoord niet leuk vinden. We moeten dus concluderen dat er al heel veel gebeurd is. Maar we moeten ook eerlijk onder ogen zien dat die doelen zo hoog zijn dat ze volgens mij onhaalbaar zijn in Nederland. Die discussie ben ik drie, vier jaar geleden al begonnen. Wat betekent dat voor de landbouw? Ik denk dat de landbouw al heel veel gedaan heeft.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Daar was ik al bang voor. Als je het betoog van de heer Geurts goed beluistert en je zou het woordje KRW in zijn betoog vervangen door Natura 2000, dan is het precies hetzelfde verhaal. We weten waar dat toe geleid heeft. GroenLinks hamert er al jaren en jaren op dat de stikstofuitstoot in Nederland veel te hoog is, dat de natuurgebieden eronder leiden. We zien nu tot wat voor enorme crisis die houding van het CDA geleid heeft. Ik wil hier alleen maar een waarschuwing uitspreken, en wel deze: als we zo doorgaan, gaan we met elkaar weer precies dezelfde kant op.

De heer Geurts (CDA):

Ik laat mij dat toch niet aanleunen op deze manier. Het is leuk politiek spel, maar in de praktijk klopt dat verhaal natuurlijk niet. Ik heb net aangegeven dat je in de Kaderrichtlijn Water geen nultolerantie kunt bereiken. Dat kan gewoon niet. De achtergrondwaardes, wat van nature in de grond zit, betekenen dat er waardes in het water komen die mensen er niet ingebracht hebben. Ga me dus nu niet aanleunen dat alles zou moeten zijn zoals GroenLinks het voorstelt; dat is gewoon niet waar. En kom dan ook eens een keer met een compliment aan de landbouw- en de tuinbouwsector voor hoeveel ze die waardes al hebben teruggebracht, en voor hoeveel kennis en geld en kunde erin gestopt is om dat te kunnen bereiken! Die erkenning komt nooit van GroenLinks en daar zou je je voor moeten schamen.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Bromet, u heeft uw zesde interruptie gehad, dus meneer Geurts kan zijn betoog vervolgen. O nee, mevrouw Van Brenk heeft op dit punt ook nog een vraag.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Het voorbeeld dat het CDA aanhaalt over vistrappen in een droog stuk: volgens mij deelt iedereen dat. Bezig zijn met onzinnige dingen, dat moeten we zeker niet doen. Maar het kan toch niet zo zijn dat het CDA zegt dat de doelen die we gesteld hebben in de Kaderrichtlijn Water onzinnig zijn. Dat is toch wel waar we in 2027 willen staan?

De heer Geurts (CDA):

Ook daarmee wordt mij nu een frame opgelegd van iets wat ik noch gezegd, noch bedoeld heb. Ik heb al drie, vier jaar geleden aangegeven dat we wel hele hoge doelen hebben gesteld in Nederland, in de delta waarin we leven, met alle activiteiten die er zijn. Ik heb net al een paar voorbeelden genoemd in antwoord op de interruptie van mevrouw Bromet van GroenLinks. Ga mij dan ook niet aanleunen dat het CDA daar van alles aan wil afdoen. Nee, het gaat erom, met nuchter en duidelijk beleid het hoogst haalbare te halen. Ik vraag me wel af of we in Nederland kunnen halen wat er nu ligt. Om een verwijt over een paar jaar te voorkomen dat het CDA er met dichte ogen naartoe is gelopen: nee, dat zijn we niet. Ik wil gewoon die discussie weer starten.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dus zegt het CDA: we gaan die doelen gewoon niet meer halen; we gaan de doelen en de normen naar beneden bijstellen. Moet ik die vrije vertaling dan toch maar hier horen?

De heer Geurts (CDA):

Nee, die vrije vertaling hoort u niet van mij. We hebben doelen gesteld. Ik heb daar net een verhaal over gehouden. Ik heb vier jaar geleden al aan het kabinet – dat was Rutte II van de VVD en de PvdA – gevraagd: laten we nou eens met z'n allen kijken wat daarvan terecht gaat komen. We gaan nu de laatste periode in, maar ik heb die analyse nog niet, en die vraag ik op. Wat betekent dat? Wat is er nodig om die doelen nog te halen? Wat voor geldmiddelen hebben we daarvoor nodig? Wat voor inspanningen hebben we daarvoor nodig? Ik denk persoonlijk, met alle kennis en kunde die ik heb, dat de doelen die er nu zijn erg hoog liggen om te halen. Maar dat wil niet zeggen dat ik nou gelijk fors terugploeg, helemaal niet. Laten we er met elkaar eerlijk naar kijken of je dat allemaal kan halen in deze delta, waar je afhankelijk bent van waterstromen uit Duitsland, van waterstromen uit Frankrijk en België en van invloeden van ons als samenleving. Het is een open vraag zonder uiteindelijk een conclusie te trekken. Maar ik denk, met alle kennis en kunde die ik heb, dat het heel moeilijk wordt om deze doelen te gaan halen. Laten we daar gewoon eerlijk over praten met z'n allen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Brenk, is dat voldoende? Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Esch, want zij heeft op dit punt ook een vraag. Niet meer? Prima. Meneer Geurts, u kunt uw betoog vervolgen.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter. Dan heb ik nog een paar kleinere onderwerpen. Het zijn grote onderwerpen, maar in mijn bijdrage wat kleiner qua tekst.

Zou de Minister ons kunnen bijpraten over de opkomende verzilting en zoetwatersituatie in Zeeland en met name de situatie op het Volkerak-Zoommeer, waar het wel/niet zout worden speelt? De CDA-fractie is van mening dat de no-regretmaatregelen voor voldoende zoetwateraanvoer in ieder geval doorgang moeten vinden. Ik vraag me af of de Minister die mening deelt.

Voorzitter. Mijn aangenomen motie over één coördinerende Minister met betrekking tot de veenbodemdalingsproblematiek – vrij vertaald, mijn woorden – werd als een probleem ervaren in het kabinet. Het was in de uitvoering lastig et cetera. Maar de motie sprak ook uit dat er vervolgonderzoek gedaan moest worden naar de ecologische, sociale en economische gevolgen van de veenbodemdaling en verzocht om daarbij gemeenten, waterschappen en provincies te betrekken. Zou de Minister kunnen aangeven hoe het met de uitvoering van dat deel van de motie staat?

Voorzitter, afrondend. Ik heb uit de media begrepen dat er een vorm van een Noordzeeakkoord ligt. Ik kan de status nog niet helemaal overzien. Is dat nou een akkoord van de voorzitter? Ik kon dat nog niet helemaal duiden. Misschien kan de Minister dat wat meer duiden en kan zij ook vertellen hoe we de uitkomst daarvan in de komende tijd in de Kamer gaan bespreken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Geurts. Er is nog een interruptie van meneer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik wil terug naar een element dat de heer Geurts eerder in zijn betoog noemde, namelijk zijn zorg over het achterstallig onderhoud. We zien dat er enorme investeringen gedaan moeten worden, zowel voor de waterkwaliteit als voor hoogwaterbeschermingsprogramma's. We zitten in een tijd dat geld ongelofelijk goedkoop is: als je op dit moment geld leent, dan krijg je geld toe. Zou je die noodzakelijke investeringen niet moeten versnellen? Dan heb ik het nog niet eens zozeer over nieuwe investeringen, maar over de zaken die in het investeringsprogramma staan. Zou je in deze tijd, waarin we hele lage kapitaalslasten hebben, niet uit een oogpunt van goed koopmanschap de investeringen moeten versnellen en ook het achterstallig onderhoud versneld moeten wegnemen?

De heer Geurts (CDA):

Dan ga ik een beetje vooruitlopen op het antwoord dat de Minister mogelijk geeft. Ik zat te denken aan een motie om bij de komende begroting en ook de Voorjaarsnota te kijken of we de geconstateerde achterstanden financieel kunnen inlopen. Ik denk dat daar best mogelijkheden toe zijn, maar ik wil eerst het antwoord van de Minister afwachten. Ik ben het met de heer Moorlag eens dat dit een belangrijk onderwerp is, want onze veiligheid hangt ervan af en ook onze waterkwaliteit. Er valt zeker met de CDA-fractie over te praten. Ik word wel altijd wat huiverig en wat voorzichtiger, als ik een PvdA'er hoor spreken over versneld geld uitgeven. Daar heb ik in het verleden wat slechtere ervaringen mee gehad.

De heer Moorlag (PvdA):

Volgens mij heeft de PvdA een heel goed trackrecord als het gaat om het oppassen op de portemonnee van de rijksoverheid. Ik noem maar solide Ministers als een Lieftinck, maar ook een Duisenberg en een Wim Kok. Laten we ook vaststellen dat het kabinet dat de overheidsfinanciën het meest uit de klauwen heeft laten lopen, het kabinet-Van Agt/Wiegel was, maar dat even terzijde. Het gaat mij, in alle oprechtheid, om het volgende. We hebben enorme investeringen te doen. We kunnen op dit moment geld krijgen tegen negatieve rente. Het gaat mij niet om het verjubelen van geld. Het gaat gewoon om zaken die al in investeringsprogramma's zijn opgenomen. Je bent vanuit goed koopmanschap toch gek als je niet probeert om dat te gaan versnellen?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Moorlag, voor dit stukje parlementaire geschiedenis. Meneer Geurts, wilt u daarop reageren?

De heer Geurts (CDA):

Ik kan er wel een hele bak parlementaire geschiedenis tegenoverstellen die een iets ander beeld geeft, maar dat wordt dan jij-bakken. Daar heb ik helemaal geen zin in. Dit onderwerp is gewoon te serieus om daarin mee te gaan. Ik denk dat wij de vraag van de heer Moorlag moeten doorgeleiden naar de Minister, om te horen hoe zij daartegen aankijkt. Wat ik ervan wilde zeggen heb ik net gezegd. Ik kan daar voor de rest niks aan toevoegen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Geurts. Dan geef ik het woord aan de heer Laçin voor zijn bijdrage.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. Water wordt steeds belangrijker op onze agenda. Als gevolg van klimaatverandering hebben we enerzijds te maken met de dreiging van een stijgende zeespiegel en extreme buien. Anderzijds heeft de droogte ons duidelijk gemaakt dat de beschikbaarheid van water niet altijd zo vanzelfsprekend is. Het lijkt erop dat we in de toekomst veel vaker de gevolgen van te veel of te weinig water te verwerken krijgen. Ik zal eerst ingaan op zaken rondom de waterkwaliteit en daarna op de waterveiligheid.

Om bij de kwaliteit beginnen en wat actuele zaken te benoemen; de afgelopen weken is het hier in Den Haag en op heel veel andere plekken gegaan over stikstof en de pfas-stoffen. Jarenlang wegkijkbeleid van verschillende kabinetten heeft ervoor gezorgd dat natuurgebieden onder druk staan en dat chemische pfas-stoffen bijna overal in ons land worden aangetroffen in de bodem. Dat heeft grote gevolgen. De noodzakelijke bouw van woningen staat onder druk. Veel mensen vrezen voor hun onderneming of baan. Ook weten we al langer dat lozingen van de industrie eraan bijdragen dat de kwaliteit van ons drinkwater onder druk komt te staan. Nu de pfas-stoffen zowat overal in de bodem aangetroffen worden, wil ik van deze Minister horen in welke mate pfas-stoffen worden aangetroffen in gebieden waar drinkwater gewonnen wordt en of drinkwaterbedrijven voldoende zijn uitgerust om deze stoffen te zuiveren, vooral als deze stoffen nog niet bekend zijn. Hebben we dit voldoende in beeld? Wat doet de Minister om zuiveringsbedrijven hierbij te helpen?

Vorige week werd bekend dat bij 100.000 tot 200.000 huishoudens het water uit de kraan te veel lood bevat, dat met name voor kleine kinderen en zuigelingen een gevaar vormt en als gevolg kan hebben dat het IQ met meerdere punten daalt. Tienduizenden kinderen en duizenden zwangere vrouwen lopen hierdoor gevaar, stelt het RIVM. De Gezondheidsraad doet een aantal suggesties om dit probleem op te lossen, zoals het opnemen van een meldplicht bij de verkoop of verhuur van woningen. De Minister heeft het in haar brief vooral over het faciliteren van het proces. Daaruit spreekt wat mij betreft nog te weinig daadkracht en urgentie om hiermee aan de slag te gaan. Is de Minister al bezig om te kijken naar mogelijkheden, bijvoorbeeld op financieel vlak, om mensen te helpen die het vervangen van de leidingen niet zelf kunnen betalen, hoewel het hun eigen verantwoordelijkheid is? De SP vindt dat elk kind kraanwater moet kunnen drinken in Nederland. Ik hoor graag van de Minister hoe zij dit voor elkaar denkt te krijgen.

Voorzitter. Al jaren stroomt vervuild chemisch afvalwater vanuit Duitsland direct het grondwater in. Het grondwater in Noordoost-Twente is vervuild met 220 miljoen liter sterk geconcentreerd chemisch afvalwater, waar GroenLinks ook al aandacht voor vroeg. Daar wordt ongezuiverd chemisch afvalwater zo in de bodem geïnjecteerd. Tegelijk zijn er drinkwaterbeschermingsgebieden in Drenthe en Twente, dicht tegen de Duitse grens. Schoon grondwater is van groot belang voor planten en dieren. Ik wil graag weten welke gevolgen deze verontreiniging heeft voor de drinkwaterbeschermingsgebieden, planten en dieren. Wat gebeurt er om dit voorkomen? En waarom is het nog steeds mogelijk dat de NAM haar afvalwater niet zuivert omdat het te duur is? De Minister moet wat ons betreft ingrijpen en dit zo snel mogelijk stoppen.

Tot slot iets uit de actualiteit, een punt dat eerder is besproken. Gisteren lazen we het bericht dat de Waterleiding Maatschappij Limburg al tien dagen is gestopt met de inname van Maaswater voor de drinkwatervoorziening, omdat het water vervuild is met hoge concentraties van een bestrijdingsmiddel dat veel gebruikt wordt in de landbouw. Ook Evides in Rotterdam is gestopt met inname. Dat moet de Minister toch wel zorgen baren, als het in Rotterdam ook stopt. Deze innamestop duurt nu al langer dan gemiddeld. Wat kan de Minister hierover zeggen? Hoe gaan we dit voorkomen? Hoe houden we rekening met langere innamestops dan gemiddeld?

Voorzitter. De heer Geurts zei het ook al: volgend jaar zal een cruciaal jaar zijn voor de kwaliteit van ons water. Dat we er nog lang niet zijn, laten de net genoemde voorbeelden zien. Volgend jaar is het jaar waarin wordt gesproken over een nieuwe beleidsnota Water en de doelen van de Kaderrichtlijn Water met de maatregelen voor stroomgebiedbeheerplannen voor de komende zes jaar, en loopt het Bestuursakkoord Water af. Hét moment wat ons betreft om door te pakken en ambitie te tonen ten aanzien van de waterkwaliteit, want door eerder genoemde problemen komt de beschikbaarheid van onze drinkwaterbronnen steeds meer onder druk te staan. Zie ook het rapport van Vewin. De doelen van de Kaderrichtlijn Water zijn nog altijd niet binnen bereik. De plannen voor de komende zes jaar zijn de laatste kans om deze toch te halen. Ook wat betreft bestrijdingsmiddelen en nitraat wordt niet aan de normen voldaan. Met de toenemende verontreiniging vanuit de industrie, medicijnresten, microplastics en drugsafval in samenhang met toenemende droogte, is het van groot belang dat de Minister regie toont; ik herhaal het nog maar een keer. Ik hoor graag aan welke concrete stappen de Minister denkt om de kwaliteit van onze drinkwaterbronnen te verbeteren en hoe zij hiertoe samenwerkt met de Minister – inmiddels – voor Milieu en Wonen en met de Minister van LNV. Tijd voor ambitie en regie. De doelen moeten concreet, afrekenbaar en helder zijn. Het is zaak dat de Minister de verschillende plannen aan elkaar koppelt, zodat er geen losse regionale lappendekens ontstaan, maar nationaal beleid dat duidelijk is voor iedereen. Is de Minister het hiermee eens? Hoe gaat zij dit vormgeven?

Voorzitter, dan over naar veiligheid. We staan als land bekend om ons watermanagement en de maatregelen die we hebben getroffen om de veiligheid te garanderen. We hadden vorige week de Deltacommissaris op bezoek en dat geeft toch wel weer vertrouwen, zo richting de toekomst. We keken samen naar 2050 en 2100. Zelfs na 2300 werd genoemd. Zo ver kunnen we dus vooruitkijken en dat is maar goed ook. De uitdagingen waar we voor staan door klimaatverandering worden steeds groter. De vraag is uiteindelijk wat we aankunnen, nu en in de toekomst. Door extremer weer en een stijgende zeespiegel wordt duidelijk dat veel mensen in een potentieel risicovol gebied wonen. Soms zie je kaarten en hoor je opinies waaruit blijkt dat hele delen van ons land geëvacueerd zouden moeten worden. We zouden helemaal geen luchthaven op zee moeten bouwen, omdat we die straks vanzelf hebben. Ik denk dat aan deze tafel alleen mevrouw Van Brenk blij wordt van dit bericht. Maar wij vinden dat we niet op die manier moeten toewerken naar een luchthaven op zee. We willen graag horen van deze Minister hoe we ervoor blijven zorgen dat we tijdig inspelen op veranderende omstandigheden en hiervoor ook voldoende financiële middelen vrijmaken.

De voorzitter:

Meneer Laçin, uw opmerking heeft toch een reactie uitgelokt bij mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik kan het niet laten, voorzitter. Een van de opmerkingen van de Deltacommissiaris was dat in het RIVM-rapport bij de stijging van de zeespiegel ook wordt gekeken naar eilanden voor de kust waarvan er misschien ook eentje met een luchthaven kan zijn. Sommige ideeën zijn dus toch niet zo gek.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Van Brenk. Wil meneer Laçin daarop reageren?

De heer Laçin (SP):

Ik weet dat mevrouw Van Brenk een heel groot voorstander is van een luchthaven op zee, daarom deze opmerking met een knipoog. Die was zeker niet verkeerd bedoeld, mevrouw Van Brenk.

De voorzitter:

Dan kunt u doorgaan.

De heer Laçin (SP):

Ik ga door, voorzitter. Het is goed dat we nu zijn gestart met een kennisprogramma en een evaluatie van de normen, maar we weten ook dat grote projecten en grote aanpassingen veel tijd vergen. Hoe houden we dat goed in de gaten, vraag ik de Minister.

Voorzitter. Vorig jaar hebben we kunnen zien wat langere periodes van droogte kunnen doen met de beschikbaarheid van zowel drinkwater als water voor natuur en landbouw. Zelfs nu nog is het water niet terug op peil. Deze periodes van droogte zullen waarschijnlijk vaker voorkomen. We hebben dus een systeem nodig dat hierop kan inspelen. Ook tasten verzilting en hogere concentraties verontreiniging als gevolg van droogte de kwaliteit van ons drinkwater aan. Hoe kunnen we toch de kwaliteit waarborgen en onze buffers vergroten? Onze nationale buffer het IJsselmeer kwam vorig jaar serieus in gevaar. Hoe gaan we internationaal om met het feit dat bovenstroomse landen buffers aanleggen, waardoor er sowieso minder water onze kant op stroomt? Spreekt de Minister hier met onze buurlanden over om vervelende verrassingen in de toekomst te voorkomen? Dat was ook de vraag van de heer Geurts, die ik hierbij onderstreep.

Voorzitter. Afrondend kunnen we concluderen dat er in 2020 veel gesproken zal worden over nieuwe plannen voor de komende jaren om de kwaliteit van ons drinkwater te verbeteren en om door te pakken als het gaat om de 1 kilometer dijkversterking per week, waar de Deltacommissaris het over had, en de uitkomsten van de stresstesten die gemeentes hebben gedaan. De Minister moet alle plannen en maatregelen aan elkaar koppelen, de regie pakken en lokale overheden aan- en waar nodig bijsturen. Dit is het moment. Als verschillende doelen de komende jaren niet worden gehaald, hebben we een groot probleem. Is de Minister dat met ons eens?

Daar wil ik het voorlopig bij laten, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Laçin. U kwam in uw achtste minuut, dus dat was helemaal goed getimed. Om te voorkomen dat ik mijzelf het woord moet geven, draag ik het voorzitterschap even over aan de heer Dijkstra.

Voorzitter: Remco Dijkstra

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Schonis. Hij spreekt namens D66 en hij heeft tien minuten.

De heer Schonis (D66):

Dank u wel, meneer Dijkstra. Voorzitter. Toen ik in 1993 als jonge student aan de Hogeschool Zeeland Aquatische Ecotechnologie ging studeren, werd mij al voorgehouden dat we de komende jaren te maken zouden krijgen met een zeespiegelstijging en wisselende neerslagpatronen. Nu ruim 25 jaar later is die voorspelling realiteit geworden. Adviseur Deltares gaf vorig jaar al aan dat de mogelijke zeespiegelstijging door het versneld smelten van poolijs Nederland dwingt om ambitieuze en drastische maatregelen te treffen, maatregelen waar we niet tot 2025 mee moeten wachten. Ook de Deltacommissaris gaf vorige week in de technische briefing duidelijk aan dat Nederland nu al kampt met verzilting, clusterregen en lange perioden van droogte.

Klimaatadaptatie is dan ook niet los te zien van waterveiligheid en zoetwaterkwaliteit. Het is ook niet voor niks dat D66 deze zomer met GroenLinks samen een initiatiefnota over klimaatadaptatie heeft ingediend. Het is goed om te horen dat vrijwel alle gemeenten een stresstest hebben uitgevoerd om te kijken of zij klimaatbestendig zijn. Ik ben heel benieuwd naar de resultaten en de volgende stappen. Kan de Minister daar iets over vertellen? Krijgen we een terugkoppeling? Horen we wat er uit die stresstesten is gekomen? Waar zitten de kwetsbaarheden? En, niet onbelangrijk, wat gaat het klimaatbestendig maken van al onze gemeenten ons straks kosten?

En dan ben ik gelijk bij mijn eerste onderwerp van vandaag aanbeland, en dat is klimaatadaptatie. Kustbescherming, ruimte voor de rivier en waterveiligheid moeten volgens D66 hand in hand gaan met de natuur. We moeten het samen met de natuur doen in plaats van ertegen te vechten. Kustbescherming kan op meerdere manieren plaatsvinden; het kan zowel landinwaarts als zeewaarts. De Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers, de CNK, heeft hierin het voortouw genomen. Zij heeft op meerdere locaties in het land op een innovatieve wijze projecten opgezet ter bevordering van de aanleg van duinen en kwelders. Kwelders functioneren niet alleen als golfremmers; ze zijn ook twee keer zo snel en zes keer zo efficiënt als het gaat om het opslaan van CO2. Ook de zandmotor bij Kijkduin, waar de natuur door middel van wind- en zeegedreven zandsuppletie bijdraagt aan de verbreding van de kust, is een goed voorbeeld van een innovatief en natuurinclusief kustbeschermingsproject. Daar hebben we er wat D66 betreft meer van nodig. Ik hoor graag van de Minister hoe ze hiermee aan de slag is. Op welke wijze wordt geborgd dat kustbeschermingsprojecten een innovatief en vooral een natuurinclusief karakter krijgen? Wordt dat bijvoorbeeld in de Nationale Omgevingsvisie geborgd?

Op dit moment vindt er een evaluatie plaats van de veiligheidsnormen van alle dijken en duinen. Op grond van de nieuwe Omgevingswet krijgen lokale overheden straks ook een verantwoordelijkheid als het gaat om het bewaken van de ruimtelijke kwaliteit in het duingebied en langs dijken. Kan de Minister uitleggen op welke manier de decentrale overheden nu al worden betrokken bij de evaluatie van de veiligheidsnormen? Wanneer straks aanpassingen nodig blijken te zijn, krijgen lagere overheden dan ook budget om de ruimtelijke kwaliteit te bewaken? Hoe organiseert de Minister de overgang van verantwoordelijkheden met betrekking tot de waterveiligheid en de ruimtelijke kwaliteit van de rijksoverheid naar de andere overheden in het kader van de Omgevingswet?

In het verlengde hiervan heeft mijn collega De Groot destijds een motie ingediend over het introduceren van een dubbele doelstelling in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, het HWBP. Naast winst op waterveiligheid moest er winst worden behaald op ruimtelijke kwaliteit. De Minister gaf in haar brief aan dat er eigenlijk al een dubbele doelstelling bestaat binnen het HWBP. Helaas ken ik talloze voorbeelden waarin dit niet wordt gerealiseerd, zoals bij de twintig deelprojecten in Limburg, de dijkversterking bij Hansweert, de dijkteruglegging Varik-Heesselt en de versterking van de dijk Spui Oost. Ja, af en toe wordt er weleens wat neergelegd bij gemeenten en omwonenden om te kijken wat dan een ruimtelijk toegevoegde waarde zou kunnen hebben, maar meestal kunnen die het tempo van het HWBP niet bijhouden of blijkt er uiteindelijk geen geld beschikbaar te zijn binnen het HWBP. Graag hoor ik hoe de Minister dit gaat verbeteren in het nieuwe HWBP: HWBP-2. Inderdaad, meneer Geurts, dat is best een lastig woord om uit te spreken.

Tot slot op dit onderwerp. In het kader van integraal riviermanagement maken wij ons niet alleen zorgen over de lage stand van de rivieren, maar ook over wat dat met de rivierbedding doet. Het heeft grote consequenties voor de bevaarbaarheid van de rivier, maar ook voor de natuur. Kan de Minister uiteenzetten hoe ze dit oppakt? Op welke manier voert ze hier overleg met betrokken organisaties, zoals Schuttevaer en WNF?

Dan kom ik bij de Kaderrichtlijn Water, de KRW. Klimaatbestendig maken heeft niet alleen betrekking op bescherming tegen hoogwater, maar ook op zaken als drinkwater en de zoetwatervoorziening. Afgelopen twee droge zomers hebben al laten zien hoe kwetsbaar onze zoetwatervoorziening kan zijn; de vorige sprekers kwamen daar ook al over te spreken. Die kwetsbaarheid is zorgwekkend. Ik vraag me hardop af of we op de juiste koers zitten om die doelen van de KRW in 2027 te halen. Die vraag kwam net ook al naar voren. Aankomend jaar worden de laatste plannen gemaakt om de finish te kunnen halen. Er zijn verschillende plannen in de maak en elke laag binnen de overheid werkt er op z'n eigen manier aan. Maar hoe gaat de Minister hierop regie houden?

De ambities in het Nationaal Waterplan, de stroomgebiedbeheerplannen en de waterplannen van de provincies, gemeenten en waterschappen moeten met elkaar sporen om de KRW-doelen te kunnen halen. De optelsom van alle maatregelen moet onderaan de streep wel een plus opleveren. Op welke manier zorgt de Minister daarvoor? Op welke manier gaat ze ervoor zorgen dat alle partijen met elkaar aan tafel zitten, van het hoogste niveau tot het laagste, om alle plannen op elkaar af te stemmen?

Dan over ons drinkwater. Welke maatregelen heeft de Minister getroffen en gaat ze nog treffen om te voorkomen dat de grondwatervoorraad verder wordt besmet met chemicaliën? Kan de Minister in de aankomende KRW-plannen prioriteit geven aan het borgen en behouden van de kwaliteit van deze voorraad? Eerder heeft D66 zijn zorgen al geuit over de stand van kleine wateren. Daarop heeft de Minister een toezegging gedaan om de nitraatmeetpunten te koppelen aan het uitvoeringsprogramma van de KRW. Daar lijkt ze uitvoering aan te geven. Maar kan de Minister uitleggen hoe de nitraatmeetpunten via het zevende actieprogramma gebruikt gaan worden voor de Kaderrichtlijn Water en waarom het gebruik van deze meetpunten voor de Kaderrichtlijn Water in dat actieprogramma geregeld gaat worden?

Tot slot op dit onderwerp. We hebben in dit land een probleem met toenemende medicijnresten in ons drinkwater. Vanwege de vergrijzing van onze bevolking kan dit alleen maar toenemen. Indertijd heeft collega De Groot een motie ingediend over de aanpak van medicijnresten in drinkwater. Nu begrijpen we dat er een publiekscampagne door apothekers zelf wordt opgezet om de dump van medicijnresten tegen te gaan. Kan de Minister toelichten hoe zij deze campagne ondersteunt?

Dan tot slot als onderwerp het Waddenfonds. Een vuurtorenhotel met zeehondencrèche op de bovenste verdieping, een blacklightgolfbaan, een biogasinstallatie voor een energiemaatschappij, de renovatie van een dorpshuis, bijdragen om interieurproducten te kunnen verkopen in de stad, en de aanschaf van een foodtruck. Dit zijn allemaal projecten die met geld uit het Waddenfonds zijn gerealiseerd. Vorige week kwam het onderzoek naar buiten van onderzoeksjournalisten van Dagblad van het Noorden, de Leeuwarder Courant, De Groene Amsterdammer en EenVandaag naar de besteding van de gelden van het Waddenfonds. Het geld lijkt nu vooral ten goede te zijn gekomen aan slimme ondernemers. In totaal is een half miljard euro uitgegeven zonder dat we inzicht hebben in wat het heeft opgeleverd voor de natuur. Het Waddenfonds is sinds 2011 niet langer alleen in beheer bij het Rijk, maar bij provincies en gemeenten. Er is nog ongeveer 200 miljoen beschikbaar tot 2026. Graag hoor ik van de Minister of zij, net als D66, reden ziet om in te grijpen. Welke middelen heeft zij hiervoor tot haar beschikking? Hoe kan zij ervoor zorgen dat deze 200 miljoen euro op transparante wijze wordt besteed aan de doelen waar het geld ook echt voor bedoeld is, namelijk het versterken van natuur in het Waddengebied?

Voorzitter. Ik hamer hier zo op omdat we een vergelijkbaar beeld zien ontstaan bij het Noordzeeakkoord, dat hiervoor ook al ter sprake kwam. Ook daar lijken de ingediende plannen meer en meer af te wijken van de uiteindelijke doelstelling. Ik kijk uit naar het uiteindelijke akkoord, maar laten we er wel voor zorgen dat het niet zo gaat als bij het Waddenfonds.

Ik zal afronden, voorzitter. Dat doe ik een beetje indachtig de stijl van mevrouw Thieme. Als Zeeuws democraat blijf ik toch van mening dat wij de geborgde zetels in de waterschapsbesturen moeten afschaffen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een vraag van mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dat klinkt als een mooie afsluiter, maar ik heb toch nog een korte vraag over het Waddenfonds. U gaf aan dat we niet kunnen vaststellen wat het voor de natuur heeft opgeleverd, maar volgens mij kunnen we toch voor een deel welzeker vaststellen wat het heeft opgeleverd voor de natuur, namelijk niks. Alle projecten die u noemt, zijn projecten waarbij je de conclusie kan trekken, zonder dat daar rapporten of onderzoeken voor nodig zijn, dat die de natuur geen goed hebben gedaan. Of die de natuur kwaad hebben gedaan, is een andere vraag, maar het aanleggen van een mooie blacklightgolfbaan zal zeker niet iets goeds voor de natuur hebben opgeleverd. Kunt u die conclusie delen met ons?

De heer Schonis (D66):

Daar kan ik vrij kort en krachtig op antwoorden: ja, ik denk dat ik dat wel met u eens kan zijn. Ik ben ook heel benieuwd hoe een foodtruck bijdraagt aan natuurherstel. Maar ik hoor dat graag van de Minister.

De voorzitter:

Dan geef ik het voorzitterschap weer terug.

Voorzitter: Schonis

De voorzitter:

Dank u. Ik was inderdaad klaar met mijn eigen bijdrage. Dan mag ik het woord geven aan de heer Moorlag voor zijn bijdrage.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Waterbeleid is een kwestie van lang vooruitzien. Sommige collega's hebben dat ook onderstreept. Gaan wij onze doelen voor de Kaderrichtlijn Water tijdig halen, in 2027? Wat gebeurt er met de zeespiegelstijging? Mevrouw Bromet noemde al het jaar 2100. Ik vind dat regeren niet alleen vooruitzien is, maar af en toe ook eens terugkijken.

Ik heb 42 jaar teruggekeken. Waarom 42 jaar? Omdat ik 42 jaar geleden mijn werkzame leven ben begonnen als bijrijder op een maaitractor bij het waterschap Hunsingo in Noord-Groningen. Ik ga op een ander moment wel uitleggen wat die functie precies behelsde, maar in vergelijking met hoe het er toen bij lag, moeten we vaststellen dat het nu veel beter is. Toen waren de Deltawerken nog niet uitgevoerd. Op 2 januari 1976 stond in Groningen het water tot aan de kruin van de dijk. De kanalen waren gewoon open riolen. In 1975, twee jaar daarvoor, was het riool bij mij in het dorp aangelegd. Voor die tijd dreef er olie op het water. Alles werd ongezuiverd in de kanalen gedumpt. De waterzuiveringsinstallatie moest nog worden gebouwd.

Ik ben het dus met de heer Geurts eens als hij zegt dat er ook wel heel veel is verbeterd, in verschillende sectoren en ook in de agrarische sector. Dat geef ik ook toe. Het gewasbeschermingsmiddel of bestrijdingsmiddel Gramoxone spoel je niet meer zo door de gootsteen, zoals ik weleens heb gedaan om een jerrycan vrij te spelen om benzine voor de brommer in te bewaren. Dat is tegenwoordig allemaal ondenkbaar, maar we hebben in deze tijd wel nieuwe uitdagingen. Er is wel een aantal sluipende gevaren, zoals de klimaatverandering, de geleidelijke verhoging van de zeespiegel, maar ook de waterkwaliteit.

Wat toen nog onbekend was, maar wat we nu wel weten, is dat niet alleen de bestrijdingsmiddelen schadelijk zijn voor de waterkwaliteit, maar ook microplastics. En dan kom ik bij mijn eerste vraag. Wat zijn de ambities van de Minister bij microplastics? Ik kreeg gisteravond een mailtje binnen van iemand die zei dat ze zelfs in de verpakking van vaatwasmachinetabletten zitten. Maar ze zitten ook in tandpasta en in theezakjes. Wat doen wij voor toekomstige generaties als wij de verwerking van microplastics op deze manier toestaan?

Bij de waterkwaliteit gaat het ook om het tijdig halen van de doelstelling van de Kaderrichtijn Water. Wat de PvdA betreft moet er absolute prioriteit worden gegeven aan onze drinkwatervoorziening. Die is echt van essentiële betekenis, maar ook de rest van het oppervlaktewater. Alle doelen moeten we halen. Mijn vraag aan de Minister is of zij daar ook prioriteit aan wil geven. Gaat zij de gebiedsvisies die zijn ontwikkeld daarbij als richtsnoer toepassen? Kan de Minister meer breed toezeggen dat het haar ambitie is om in 2020 daadwerkelijk een plan te maken waarvan vaststaat dat wij in 2027 de doelen halen? Is zij bereid om die plannen vooraf te laten toetsen op haalbaarheid en realiseerbaarheid?

Voorzitter. In een interruptie richting de heer Geurts betoogde ik al min of meer dat wij wat de PvdA-fractie betreft een versnelling gaan maken met de noodzakelijke investeringen, dus de geplande investeringen. De overheidsfinanciën staan er goed bij. De kapitaalmarkt staat er heel goed bij. Mijn vraag aan de Minister is of zij een versnelling wil gaan aanbrengen, want naarmate wij langer wachten met de investeringen, worden die alleen maar duurder. De rentestand staat op nul. De inflatie, zeker in de bouwsector, ligt op een veel hoger niveau. Zoals we in Groningen weleens zeggen: je moet wel van yesterday zijn als je nu niet de investeringen doet, in de wetenschap dat je in de komende jaren veel meer geld kwijt bent voor die investeringen.

Voorzitter. Ten slotte nog twee punten. Ten eerste de zogeheten meekoppelende belangen. We moeten de natuurdoelstellingen zien te halen. Mevrouw Bromet pleitte al voor Holwerd aan Zee. Daar ben ik het zeer mee eens. Het heeft draagvlak bij de lokale bevolking en versterkt de economie, maar het versterkt ook de natuurkwaliteit. Dat geldt wat mij betreft ook voor het Haringvliet, waar we wel zoet en zout met elkaar mengen, waardoor de vismigratie op gang komt. Mijn vraag aan de Minister is of zij bereid is om in overleg te treden met haar collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het punt van de vissers. De heer De Groot van D66 heeft zich daar ook al eens druk over gemaakt. Wij bevorderen vismigratie en maken die breuk minder hard, maar vissers vangen al die vis die op het punt staat te migreren voor de openingen weg. Dat kan toch niet? Mijn vraag aan de Minister is of ze daar actie op wil ondernemen.

Voorzitter. Mijn laatste punt gaat over de geborgde zetels. De heer Schonis zei daar al iets over. De commissie-Remkes heeft onlangs een rapport uitgebracht over het vitaliseren van de democratie. Dat speelt met name op nationaal niveau, maar er staan ook elementen in dat rapport die je zo een-op-een kunt doortrekken naar de waterschappen. Het gaat om de vraag van representativiteit, maar ook om de vraag van diversiteit. De geborgde zetels zijn geen vorm van representatieve democratie. Ze zijn een heel bijzondere vorm van representatieve democratie, waarbij je een aantal categorieën inwoners van Nederland een bevoorrechte positie geeft. Daar wil de PvdA graag vanaf. We willen ook graag dat de diversiteit bij de besturen van de waterschappen wordt verbeterd. Mijn vraag aan de Minister is of ze het daarmee eens is en of ze representativiteit en diversiteit ook als richtsnoer wil gebruiken bij het geven van opdrachten aan de commissie die moet gaan kijken naar de geborgde zetels.

Daar wil ik het in deze eerste termijn graag bij laten, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Moorlag. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Dit zijn mijn eerste woorden in de commissie voor I&W vandaag. Laat ik maar gewoon meteen van wal steken. Ik heb vandaag vier onderwerpen: boorplatforms, vismigratie, de geborgde zetels, die al zijn genoemd, en het Waddenfonds, dat ook al aan de orde is geweest.

Ik ga eerst naar boorplatforms. Het is wat ons betreft bizar dat in Engeland een aantal boorplatforms in zee zouden kunnen blijven staan in plaats van dat Engeland die troep gewoon gaat opruimen. Nederland heeft hier gelukkig wel bezwaar tegen aangetekend, maar we zijn wel benieuwd of de Minister ons kan vertellen hoever we als Nederland kunnen gaan om Engeland te dwingen die platforms op te ruimen. Kan de Minister aangeven hoeveel van die bestaande platforms eventueel in aanmerking komen voor bijvoorbeeld hergebruik? Welke garantie hebben we dat dat hergebruik echt plaatsvindt en dat dat geen excuus wordt om ontmanteling alsnog te voorkomen? En blijft de vervuiler wel betalen als een platform moet worden ontmanteld? De gasbaten gaan straks, in het Noordzeeakkoord, naar het uitkopen van vissers. Anders wordt dat bedrag dus twee keer uitgegeven.

Het punt van de geborgde zetels is al een aantal keer genoemd. Ook de Partij voor de Dieren wil af van die ondemocratische geborgde zetels in de waterschappen. D66 en 50PLUS hebben hier al eerder aandacht voor gevraagd, en nu ook mijn collega van de Partij van de Arbeid naast mij. Het onderzoek is afgelopen zomer beloofd, naar mijn weten opnieuw. Wat ons betreft duurt dat onderzoek wel heel lang. Kan er vaart mee worden gemaakt? Meerdere partijen hier hebben aangegeven ervan af te willen. Wat ons betreft gaan we zo snel mogelijk aan de gang om dat ondemocratische stukje in ons democratische bestel weg te werken.

Ik kom op de vismigratie. De Partij voor de Dieren vraagt al jaren aandacht voor goede vismigratie. Het is goed om te zien dat er steeds betere en slimmere vispassages komen. Maar er is wat ons betreft wel een extra zetje vanuit het ministerie nodig om daadwerkelijk alle vissen zonder barrières naar hun plek van bestemming te laten zwemmen. In hoeverre kan de Minister hierin een rol spelen, ook gelet op het feit dat we in de afgelopen jaren al hebben gekampt met periodes van droogte en we ook voor de toekomst al droogte kunnen voorspellen, waardoor de barrières voor de vissen alleen maar groter zullen worden? Er zijn wel maatregelen aangekondigd, maar wij zijn heel benieuwd hoe het daarmee staat. Mijn collega van de Partij van de Arbeid naast mij noemde al dat vissers gewoon voor het Haringvliet heen en weer varen om al die vissen op te vissen. Dat is de Partij voor de Dieren een doorn in het oog. We zijn benieuwd wat we daartegen kunnen doen.

Voorzitter. Ik ga door naar het Waddenfonds. Het werd al genoemd. Ik kan me aansluiten bij de frustratie die de woordvoerder van D66 uitte. Wij hebben hierover ook al Kamervragen gesteld naar aanleiding van de zorgwekkende conclusies, over de miljoenen die onder andere naar golfbanen et cetera gingen. Maar we hebben hier toch nog wel een aantal aanvullende vragen over. Die wil ik bij dezen ter sprake brengen, evenals een stukje geschiedenis. Voor dit Waddenfondsfiasco werd namelijk al in 2006 door natuurbeschermers gewaarschuwd. Wat werd gepresenteerd als een ultiem staaltje polderpolitiek, een unieke samenwerking tussen economie en natuur, is een hobbyproject voor enkele provinciebestuurders geworden. De unieke natuur in het Waddengebied is hiervan de dupe. 600 miljoen euro is wat ons betreft verbrast zonder dat de natuur er iets aan had. Wij vragen dan ook hoe dit heeft kunnen gebeuren. De eerste fout werd wat ons betreft al gemaakt in 2006, toen de Waddennatuur in de houdgreep van gasboringen terechtkwam: eerst het gebied verwoesten door er naar gas te boren en vervolgens de schade zogenaamd compenseren. De tweede fatale inschattingsfout was de motie die vroeg om een 50%-50%-verdeling van het geld voor natuur en economie. Alsof het boren naar gas niet genoeg euro's ten koste van de natuur opleverde, moest het compensatiefonds ook worden gebruikt voor economische projecten. Wat is er geworden van de doelstelling om 50% van het geld uit het Waddenfonds te steken in natuurprojecten?

Verder wil ik graag van de Minister weten of ze bereid is om het overgebleven geld – D66 noemde dat ook al – nu echt alleen maar te oormerken voor natuurprojecten. En dan heb ik het niet over een ecologisch beleefcentrum voor toeristen, maar echt over natuurherstel. Het moet dus echt alleen bestemd zijn voor de natuur. Het geld oormerken voor natuur is geen nieuw verzoek. Het gaat om een het nakomen van de belofte die al eerder bij dit fonds is gedaan.

We zijn ook benieuwd in hoeverre de Minister lering trekt uit dit Waddenfondsfiasco. Dat geldt ook voor, zoals ook werd aangegeven, het Noordzeeakkoord. Ik kan me aansluiten bij de vragen die D66 hierover heeft gesteld. In de concepttekst van het Noordzeeakkoord valt te lezen dat met de opbrengsten van de gaswinning op de Noordzee de natuur kan worden beschermd en vissers kunnen worden uitgekocht. Hiermee wordt gewoon een lock-in gecreëerd voor de fossiele industrie. We worden straks afhankelijk van de winning van fossiele brandstoffen om het zeeleven te redden. Bizar, wat ons betreft. Dat kunnen we ons met het oog op de klimaat- en natuurcrisis niet veroorloven.

De voorzitter:

Mevrouw Van Esch, u bent in uw vijfde minuut aangekomen. Dat betekent dat, als u nu nog lang door blijft gaan, dit ten koste gaat van uw tweede termijn.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik heb nog twee heel korte bijdrages. Die ga ik toch doen. Mijn tweede termijn gebruik ik dan alleen voor het indienen van moties. Mijn dank daarvoor.

De voorzitter:

Prima.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Kort. Ik wil me nog aansluiten bij de opmerking over lood in drinkwater en de zorgen die daarover zijn geuit door GroenLinks en de SP. Het is al even kort genoemd in een interruptie, maar de waterinname uit de Maas ligt door het landbouwgif al dagen stil en dat baart ons grote zorgen. Wij zijn benieuwd of de Minister hierop kan reageren en of zij met haar collega van LNV hierover in gesprek is opdat de gevaren van landbouwgif voor onze drinkwatervoorziening echt aan de orde worden gesteld en echt bij de bron worden aangepakt in plaats van dat elke keer dit soort maatregelen moet worden genomen.

En dan ben ik er. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Esch. Dan geef ik als laatste het woord aan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank, voorzitter. De doelen van de Kaderrichtlijn Water die in 2027 behaald moeten zijn, vergen nog een tandje erbij. Gaat de Minister de regie pakken, zodat de ambities in het Nationaal Waterplan, de stroomgebiedbeheerplannen en de waterplannen van provincies, gemeenten en waterschappen echt synchroon gaan lopen? Vewin vraagt om concrete maatregelen en verzoekt om prioriteit te geven aan de bescherming van de bronnen voor drinkwater, waarbij de gebiedsdossiers het uitgangspunt zijn. Kan de Minister hierop reageren?

De Minister heeft de ambitie «wereldkampioen waterkwaliteit» geformuleerd, maar hoe word je wereldkampioen? En hoe doe je dat, terwijl medicijnresten, het dumpen van drugsafval, mest en steeds weer nieuwe industriële stoffen et cetera ons steeds verder weg brengen van dat kampioenschap? Hoe gaan we dat bij die bronnen aanpakken en bij het verondiepen van plassen, als daarbij ongestoord troep en gevaarlijke stoffen via bagger gestort kunnen worden? Kan de Minister aangeven hoe onze motie die aangenomen is, uitgevoerd gaat worden? Hierover zijn ook de nodige vragen binnengekomen van de waterschappen. Zijn er alternatieven die minder overlast en risico's voor het milieu met zich mee brengen? Kan er versneld onderzoek komen naar het uitlogen van pfas vanuit diepe plassen naar het grondwater en om herverontreinigingsniveaus voor het oppervlaktewater vast te stellen?

En dan de microplastics, een van de grootste problemen van vandaag de dag. Mijn collega noemde het ook al. Tijdens de World Cleanup Day mocht ik mee met de boot de Waal op. Ik was daar samen met onze regionale waterschapbestuurder. Samen met biologen werd gekeken wat we aantroffen in het water. Je schrikt ervan: per vierkante kilometer 17.000 stukjes plastic in de bovenste 10 centimeter. Dus nogmaals: hoe gaat deze Minister realiseren dat Nederland wereldkampioen waterkwaliteit wordt?

Voorzitter. Ik wil van de Minister graag weten hoe het nu staat met de cybersecurity van de vitale waterkustwerken. We zijn weer een paar maanden verder. Kan de Minister hier iets meer over vertellen? Mijn aangenomen motie van afgelopen juni vroeg om het zo snel mogelijk behalen van de doelen die eind 2017 al behaald hadden moeten zijn. Zijn we inmiddels al stappen verder gekomen?

Tijdens het afgelopen AO Water heeft de Minister toegezegd om de Kamer in dit overleg uitgebreid te informeren over de pilot inzake het debietafhankelijk maken van lozingsvergunningen. Graag hoor ik hier meer over.

Legionella blijft in Nederland jaarlijks slachtoffers maken. We kunnen dus niet voorzichtig genoeg zijn. Is inmiddels duidelijk welke instantie toezicht houdt op de mistapparaten in de supermarkten? Tot op heden weten we zeker dat de leverancier zichzelf controleert. De Minister heeft in mei in antwoorden op mijn schriftelijke vragen toegezegd bij dit overleg te kijken welke departementen en welke toezichthouders verantwoordelijk zijn. Vandaag wil ik echt graag de duidelijkheid hebben die ik tot op heden nog niet heb gehad. De Minister heeft ook toegezegd aan de slag te gaan met het Drinkwaterbesluit ter verbetering van de regelgeving inzake legionellapreventie in zorgwoningen. Het streven was om een en ander per 2021 in te laten gaan. Ligt zij nog op schema?

Ook willen wij graag weten wat de voortgang is van het programma «medicijnresten uit water». Per jaar komt er naar schatting 140.000 kilo aan medicijnresten terecht in het oppervlaktewater. Natuurlijk gebeurt er al veel, zoals de inname van niet-gebruikte medicijnen, de filters in de zorginstellingen en de productie van beter afbreekbare medicijnen. Maar welke effecten worden er nou bereikt? En op welke wijze kan er nog meer worden bereikt? 50PLUS vraagt zich af of er niet echt iets aan de voorkant kan gebeuren, in het voorschrijfgedrag bij zowel het starten met medicijnen als bij de duur van het gebruik. Bijna 3 miljoen mensen gebruiken bloeddrukverlagers, om maar even een voorbeeldje te geven. Wij gaan uiteraard niet op de stoel van de arts zitten, maar wij vragen ons oprecht af of het soms niet een tandje minder kan. Graag horen we of de Minister hier, ook met haar collega, mogelijkheden voor ziet.

Voorzitter. Als ambassadeur van SDG 6, dat het belang van veilig en voldoende schoon water onder de aandacht brengt, wil ik vragen naar de voortgang van de Blue Deal die dit jaar op gang is gekomen. De Kamer zou daarover bericht ontvangen, maar dat is tot op heden niet gebeurd. Ik begrijp dat er enthousiasme is bij de waterschappen en ik zie de Blue Deal ook terugkomen in deze begroting, maar wonder boven wonder komt de Blue Deal niet voor in de begroting van BuHa-OS. Hoe kan dit? Ik ga ervan uit dat deze Minister, de Minister van Water die een en ander coördineert, ook haar collega aanspreekt op haar verantwoordelijkheid.

De voorzitter:

Mevrouw Van Brenk, ook u bent in uw laatste minuut beland – althans voor deze bijdrage, zeg ik in de richting van meneer Geurts! Ik wijs u erop, mevrouw Van Brenk. U kunt de tijd van uw tweede termijn gebruiken, maar dan weet u het in ieder geval.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik weet het.

De Minister is gastvrouw bij de Climate Adaptation Action Summit. Ik hoor graag wat zij daar gaat vertellen.

Over de samenwerking en de afspraken die voortvloeien uit het Bestuursakkoord Water, dat eind 2020 afloopt, wil ik van de Minister horen dat zij die gaat doorzetten en niet laat doodbloeden.

Dan de waterschappen. Wat is de stand van zaken voor wat betreft mijn aangenomen motie over de geborgde zetels? Is de Minister bereid om bij een volgend voorstel voor een nieuw belastingstelsel in ogenschouw te nemen dat een zeer breed draagvlak en brede betrokkenheid noodzakelijk is, ook van organisaties die bij het vorige voorstel niet betrokken waren?

Verder zoek ik niet alleen naar meer aandacht voor innovaties op het terrein van waterbeheer, maar ook voor innovaties op andere gebieden. Ik mis een open houding voor deze innovaties. Ik denk dan alleen al aan het CO2-neutrale asfalt. Dat mag niet worden aanbesteed omdat de aanbieder de enige is die dat aanbiedt, terwijl bijvoorbeeld een makkelijke en goedkope manier van waterkering, in plaats van zandzakken – ik heb er al eens aandacht voor gevraagd – ook nooit van de grond komt. Wat kan de Minister doen om dit te verbeteren?

Voor wat betreft het Volkerak wil ik graag aansluiten bij de VVD.

Tot slot nog een opmerking. Afgelopen week mocht ik samen met collega Moorlag de Malinese waterdelegatie ontvangen namens deze commissie. Daarbij hebben wij weer eens het belang gezien van een meerjarige financiering.

Voorzitter, dat was het.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Brenk. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik ga de vergadering schorsen tot 14.00 uur. Dan gaan we door met de beantwoording van de Minister.

De vergadering wordt van 13.14 uur tot 14.02 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder met de vergadering van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat. Aan de orde is het wetgevingsoverleg Water. Ik mag de Minister het woord geven voor de beantwoording van alle vragen van de Kamerleden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Voorzitter. Eerst nog maar een keer mijn excuses voor het feit dat ik vanmorgen wat te laat was. Toen werd er gezegd: ach, dan moet de Minister de volgende keer maar trakteren. Toen zei er al iemand: het duurt wel erg lang voordat we het volgende overleg over water hebben. Dus ik heb nu maar wat chocolaatjes meegenomen. Daar kunt u vast gebruik van maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zal ze zo ronddelen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun vragen in eerste termijn en zeker ook voor de betrokkenheid die ze allemaal elke keer weer tentoonspreiden bij het onderwerp water, of het nou gaat om te veel, te weinig of te smerig water, als ik het maar even kort samenvat. Ik zal de beantwoording ook een beetje in die blokken doen. Ik zal eerst ingaan op de waterveiligheid, de zeespiegelstijging en alles wat daarmee te maken heeft. Vervolgens zal ik ingaan op klimaatadaptie en droogte. Ik ga daarna in op de waterkwaliteit en ik pak daar ook het drinkwater bij. En dan heb ik nog een blok met de Noordzee, de Wadden en andere grote wateren. En tot slot heb ik natuurlijk nog wat bij elkaar geharkte vragen onder het blokje overige.

Voorzitter. Ik begin met de waterveiligheid en de zeespiegelstijging. Ik vind het belangrijk om te benadrukken – en dat doen we niet alleen in Nederland maar ook daarbuiten – dat we met trots kunnen zeggen dat wij de veiligste delta ter wereld zijn. Daar is al generaties lang hard aan gewerkt, dat is niet vanzelfsprekend en daar zullen we ook in de komende tijd hard voor moeten blijven knokken.

Mevrouw Van Brenk en een aantal andere Kamerleden memoreerden al dat het echt uniek is dat wij een Deltaprogramma hebben waardoor wij niet onderhevig zijn aan politieke grillen en daar constant financiële middelen voor beschikbaar hebben. Wij baseren ons op adviezen van deskundigen. Wij hebben een onafhankelijke Deltacommissaris maar ook onafhankelijke onderzoekinstituten, zoals het KNMI en Deltares. Die houden zich hiermee bezig en leveren ook bijdragen aan internationale onderzoeken, zoals het IPCC. Daar maken we ook dankbaar gebruik van. We stellen jaarlijks met u het Deltaprogramma vast en we herijken alles elke zes jaar. Daarbij maken we steeds gebruik van de meest recente wetenschappelijke inzichten. Ik vind het erg belangrijk om te benadrukken dat het Kennisprogramma Zeespiegelstijging waar we om die reden mee gestart zijn, echt nodig is. Daarom ondersteunen we de verdere ontwikkeling van die kennis ook van harte.

De heer Van Aalst is er nu niet meer. Hij zei dat hij het allemaal eigenlijk maar onzin vindt. Ik neem daar echt afstand van. Hij gebruikte woorden als «pretnatuur». Ik denk dat heel veel mensen heel veel pret, in de zin van heel veel genoegen, aan de natuur beleven. Ook het door hem gemaakte onderscheid, dat dat niet normaal zou zijn, herken ik niet.

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we zowel in financiële als in inhoudelijke zin voorbereid zijn op mogelijke verdere stijgingen van de zeespiegel? Ik noemde net al het Kennisprogramma Zeespiegelstijging waarmee onafhankelijke deskundigen ons steeds een spiegel voorhouden. Het Kennisprogramma kijkt inderdaad ruim 200 jaar vooruit. Naarmate het verder in de tijd is, wordt de onzekerheidsmarge steeds groter, maar dat neemt niet weg dat het toch verstandig is om dat wel te doen. Het Kennisprogramma draagt ook bij aan de tweede herijking van het Deltaprogramma. Die moet dus echt met wat meer diepgang plaatsvinden, ook weer richting 2027. Dan hebben we natuurlijk ook meer inzicht in de financiële aspecten.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Bromet. Net als in de eerste termijn wil ik iedereen weer zes interrupties toestaan. Mevrouw Bromet, u heeft het woord.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik had vragen gesteld over de verre toekomst, waar de Minister het nu eigenlijk ook over heeft. Ik had gevraagd om scenario's voor te bereiden. Mijn vraag is eigenlijk: wordt er in de kennisprogramma's waarvan nu sprake is, rekening gehouden met de meest donkere scenario's, waarin Nederland voor twee derde onder water gaat lopen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Er wordt inderdaad binnen heel brede bandbreedtes gekeken. Dat betekent dat met dat soort scenario's rekening wordt gehouden, voor de verre toekomst gelukkig. We verwachten dat we tot 2050 alles redelijk goed in zicht hebben. Tot 2100 wordt het een slag minder. Naar die helelangetermijnscenario's waar u op doelt, richting 2300, wordt wel met een hele grote slag om de arm gekeken, maar het wordt zeker niet vergeten.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik vraag erom, omdat we het ons nu eigenlijk helemaal niet kunnen voorstellen. De meeste mensen wonen in de Randstad, de meeste bedrijven zijn in de Randstad en we investeren volop in de infrastructuur in de Randstad, maar er kan natuurlijk een moment komen dat de kosten om de Randstad droog te houden zo hoog worden, dat het goedkoper wordt om te verhuizen naar hoger gelegen gronden. Ik weet ook niet wanneer dat zal zijn, maar ik vind het wel belangrijk dat we daar oog voor hebben. Het betekent dat je eigenlijk al eerder weg moet gaan dan dat de Randstad ondergelopen is.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Zover zullen we het natuurlijk zeker niet laten komen. We moeten de mensen ook niet onnodig angst aanjagen. Een derde van het land ligt nu al onder de zeespiegel. U zegt: moeten we pompen of verhuizen? We pompen nu ook. Kijk naar het gemaal bij IJmuiden, dat eigenlijk een heel groot deel van Noord-Holland in zijn eentje droog houdt door het water naar de zee te spuien. Daar hebben we ervaring mee. Met al die programma's en de meest actuele wetenschappelijke inzichten gaan we dat volgen. Maar we moeten ook niet onnodig angst aanjagen aan mensen.

Voorzitter. Hoe houden we de grote projecten in de gaten? Alle projecten zijn opgenomen in de begroting van ons ministerie. Op die manier kunt u ook al die grote projecten volgen.

De heer Geurts heeft specifiek aandacht gevraagd voor het uitgesteld en achterstallig onderhoud. Daar hebben we al eerder breed met elkaar over gesproken voor de wegen, vaarwegen en spoorwegen. Ik heb aangegeven dat het niet altijd alleen een probleem is van geld. We hebben bijvoorbeeld voor de vaarwegen bij deze begroting 100 miljoen extra naar voren gehaald: bovenop de 600 miljoen die we daar normaal voor uitgeven, hebben we 100 miljoen extra gedaan, om een inhaalslag te maken.

Waarom is dat niet bijvoorbeeld 200 miljoen geworden? Dat heeft te maken met het feit dat het wel maakbaar moet zijn. Daar heb je twee dingen voor nodig. Het project moet ver genoeg uitgewerkt zijn en je moet keurig alle planvoorbereidingen op orde hebben. Je moet het ook kunnen aanbesteden. Daarnaast is de tweede beperkende factor: als je wilt aanbesteden, heb je dan wel alle mensen om het uitgevoerd te krijgen? Daardoor kwamen we tot de conclusie dat we voor het komende jaar, de komende begroting, nu het maximale bedrag naar voren hebben gehaald voor de vaarwegen.

Ik heb ook gezegd dat ik op de waterwerken en de andere IenW-projecten nog bij u terugkom. Dat proberen we echt voor het einde van dit jaar en eigenlijk voor de MIRT-brief te doen. Ik hoop u dan ook te informeren of we elders nog mogelijkheden zien om dingen naar voren te halen. Maar nogmaals, bij het naar voren halen van het onderhoud is geld vaak niet eens het grootste probleem. Het grootste probleem is meer of je het überhaupt allemaal uitgevoerd krijgt, want we hebben, om maar wat te noemen, niet in één keer twee keer zoveel waterwerkers beschikbaar. Maar uw zorgen daarover deel ik. En nogmaals, we komen voor het notaoverleg MIRT graag bij u terug met een inventarisatie van de kansen, behalve dan die bij de vaarwegen.

Er is gevraagd naar de waterprojecten en de stikstofproblemen. Ik noem daarbij gelijk maar pfas, want daarover hebben verschillenden van u ook vragen gesteld. Het overzicht van alle IenW-projecten die mogelijk te maken krijgen met de stikstofproblematiek, hebt u kunnen aantreffen bij de brief van de Minister van LNV van 13 september jongstleden. Ook hier verwijs ik verder naar het notaoverleg MIRT, want wij hebben u beloofd om daaraan voorafgaand per MIRT-project aan te geven of het wordt geraakt door de stikstofproblematiek. Daar voegen we nu pfas aan toe.

Wat betekent dat grofmazig voor de projectenplanning? Dat zal nog niet tot in detail kunnen worden aangegeven, want u begrijpt ook dat dat per project een zorgvuldige analyse vergt. Welke Natura 2000-gebieden betreft dit? Welke habitatten moeten er worden beschermd en wat vraagt dat van ons? Ik verwijs u daarvoor naar het debat dat we aanstaande donderdag over de PAS- en de pfas-problematiek zullen hebben. Misschien zullen we er dan wat meer over kunnen zeggen. Maar de gevolgen voor individuele projecten zullen we u, zo goed en zo kwaad als het gaat, doen toekomen voor het notaoverleg MIRT.

De voorzitter:

Ik zie de heer Laçin zijn hand opsteken. Het volgende notaoverleg MIRT is de 25ste en dat is over precies twee weken. Ik ben zelf wel benieuwd wanneer die brief dan komt, maar misschien is dat ook de vraag van de heer Laçin. Dus ik ga hem gewoon eerst het woord geven.

De heer Laçin (SP):

Dat was niet mijn vraag, maar bij dezen is die vraag gesteld.

Ik weet heel goed dat het MIRT-overleg eraan komt, maar dat gaat over infrastructurele projecten. Aanstaande donderdag is er verder een plenair debat over de stikstof- en pfas-problematiek. Ik heb pfas bewust genoemd in combinatie met drinkwatergebieden, de gebieden waar drinkwater gewonnen wordt. Ik wil heel graag weten welke drinkwatergebieden geraakt worden door pfas. Aangezien pfas zo'n beetje in heel Nederland in de bodem wordt aangetroffen, ben ik benieuwd wat dat doet met de gebieden waar drinkwater gewonnen wordt. Hebben we dat in beeld en wat doen we daaraan met de drinkwaterbedrijven en de waterschappen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Precieze informatie daarover hebben we op dit moment nog niet, maar we zijn er wel heel erg voorzichtig mee. Daarom wordt er bij pfas ook een onderscheid gemaakt tussen... U kent het 3-7-3-principe. Maar daarom zijn natuurlijk juist bij natuur de eisen het scherpst. Je wilt de uitspoeling naar het grondwater zeker veiligstellen, maar op de kwaliteit van het drinkwater en het grondwater kom ik straks nog verder te spreken.

Wanneer voor het notaoverleg komt de brief? U weet dat we daarvoor eerst de bestuurlijke overleggen met alle regio's moeten hebben afgerond, omdat we dat samen afstemmen. Het is gebruikelijk dat de brief op dezelfde avond als het laatste bestuurlijke overleg naar u toe komt. Ik weet niet welke datum dat precies is, maar daar kom ik straks nog wel even op terug. Het zal in ieder geval over ongeveer anderhalve week zijn.

De voorzitter:

Prima. Meneer Laçin is dat voldoende antwoord op uw vraag? Ik zie u knikken. Dan kan de Minister door met haar beantwoording.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De heer Dijkstra heeft gevraagd of we niet een pas op de plaats moeten maken bij de natuurgebieden. Als we moeten kiezen tussen natuur of dijken, wat kiest de Minister dan? Hij vraagt verder of het Trintelzand niet in de vrieskist moet. Bij de waterprojecten die gekoppeld zijn aan natuur – dan hebben we het bijvoorbeeld over de Programmatische Aanpak Grote Wateren – gaat het er juist om, water- en natuurkwaliteit gelijktijdig aan te pakken. Dan is het geen keuze tussen water en natuur. Daarbij komt dat we met de Aanpak Grote Wateren de Natura 2000-gebieden en de overige natuurgebieden in de grote wateren robuuster willen maken, zodat ze externe milieudruk zoals stikstofdepositie beter kunnen opvangen. Vergeet niet dat het water zelf ook natuur is. Het water stroomt niet door of grenst niet aan een natuurgebied. Nee, dat water zelf is ook natuur. Trintelzand is ook nodig om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen. Daar komen we straks nog wel meer over te spreken. Bovendien moet u zich realiseren dat het bij de meeste van dit soort projecten niet gaat om een permanente uitstoot van stikstof, maar alleen tijdens de realisatie omdat er vrachtwagens rijden dan wel schepen varen met zand enzovoorts.

Hoe zijn de decentrale overheden nu al bezig met een evaluatie van de nationale waterveiligheidsnormen? Conform de Waterwet wordt in 2024 geëvalueerd of het nodig is om de waterveiligheidsnormen weer aan te passen. Als er echt wezenlijke veranderingen in die aannamen noodzakelijk zijn, dan doen we dat weer op basis van de wetenschappelijke inzichten, zoals ik net zei. Dat is in 2015 zo afgesproken met de waterveiligheidspartners, dus de waterschappen, provincies en gemeenten. Zij zullen bij die evaluatie worden betrokken.

De heer Geurts heeft nog gevraagd naar het HWBP, het Hoogwaterbeschermingsprogramma; ik heb het toch ook maar weer in één keer mijn mond uit gekregen. Verwacht de Minister dat de programmering blijft stijgen zoals bij de afgelopen rapportages ook het geval is geweest, en moet het budget eigenlijk niet worden verhoogd? Op dit moment zien wij dat de spanning tussen de programmaraming en het programmabudget gedurende de realisatieperiode van het programma nog binnen de bandbreedte van de totale risicoreservering blijft. In de volgende voortgangsrapportage zal ik u weer informeren over eventuele bijstellingen. Ook daar houden we de vinger steeds aan de pols.

De heer Geurts vraagt of we een beeld hebben van de mogelijke risico's bij het project Markermeerdijk. De risico's van het project en beheersmaatregelen hiervoor vallen onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerende partijen, in dit geval het hoogheemraadschap en de gecontracteerde aannemer. Ik ben op de hoogte van het risico waar u op doelt, namelijk dat het projectplan Waterwet eventueel vernietigd zou kunnen worden door de Raad van State in de lopende procedure. Die uitspraak komt waarschijnlijk in het eerste kwartaal van 2020. Daarom kan ik op dit moment geen uitspraken doen over wat mogelijke gevolgen daarvan zouden zijn. We houden u uiteraard daarvan op de hoogte.

Nog een vraag van de heer Geurts is of ik kan toelichten wat de uiteindelijke vertraging zal zijn, nu de resultaten van het onderzoek Eemdijk en Zuidelijke Randmeren bekend zijn. Het gaat over de thermisch gereinigde grond waar u vragen over heeft gesteld. Het onderzoek laat specifiek zien dat die thermisch gereinigde grond niet voldoet aan de eisen voor een grootschalige bodemtoepassing, rekening houdend met het Besluit bodemkwaliteit. Het waterschap werkt nu aan een permanente oplossing voor de verontreinigde grond. Het waterschap verwacht in de eerste helft van 2020 een inschatting te kunnen geven van de vertraging die dat uiteindelijk oplevert. De thermische grond wordt nu helemaal afgegraven en voor die grond wordt een nieuwe bestemming gezocht. De Minister voor Milieu en Wonen heeft op 5 september vragen hierover van de Kamer beantwoord. Daarbij heeft zij een aantal maatregelen aangekondigd, onder andere een meldingsplicht. Daar is nu overleg met de sector over gaande. De vraag is nu hoe je die thermisch gereinigde grond weer zo krijgt dat die aan de eisen voldoet, zodat die weer kan worden toegepast en afgezet. Dus daar is overleg over met de sector.

Ik incasseer de complimenten van de heer Geurts over de werkbezoeken aan Limburg. Het was overigens buitengewoon genoeglijk om daar op bezoek te zijn. Ik ben met open armen ontvangen. Ik vond het ook een heel nuttig en leerzaam werkbezoek. Ik heb daar niet alleen gesproken met de deskundigen en vertegenwoordigers van waterschap, gemeenten en provincie, maar ook met bewoners. Dat vond ik ook heel verhelderend. In het bestuurlijk overleg van 21 november komen wij hopelijk tot besluitvorming. Daar kan ik niet op vooruitlopen, want daar zitten we met de verschillende partijen aan tafel. Ook daar zult u in de bekende brief die volgt op die bestuurlijke overleggen MIRT, over geïnformeerd worden.

De heer Schonis heeft de vraag gesteld of ruimtelijke kwaliteit wel voldoende is meegenomen in de dijkversterkingen en in het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Hij vond eigenlijk dat dat nog beter zou kunnen. Nou is de financiering vanuit het Hoogwaterbeschermingsprogramma echt gericht op waterveiligheid. De ruimtelijke inpassing – dan onderstreep ik maar even het woordje «inpassing» – is ook subsidiabel vanuit dat HWBP. Als het verdergaat dan de ruimtelijke inpassing, dan is daar andere financiering voor nodig. Ik verwijs dan ook maar even naar de brief over de Programmatische Aanpak Grote Wateren, waarbij we ook proberen om de verschillende financieringsstromen zo veel mogelijk aan elkaar te koppelen. Aanvullende doelstellingen kunnen worden meegekoppeld en gecofinancierd door andere stakeholders. Dat is ook precies de slag die we in de toekomst meer willen gaan maken bij het Integraal Rivier Management. We moeten met elkaar nog stappen zetten om dat kader verder uit te werken, maar daar zal dit ook een uitdrukkelijk aandachtspunt in zijn.

De heer Schonis heeft ook gevraagd naar de problematiek van de bodemerosie in de rivieren. Wat gaat de Minister daaraan doen in het kader van IRM? Ik leg gelijk maar even de koppeling met dat IRM. Die aanpak is juist gestart om rivieropgaven als gevolg van de klimaatverandering en de bodemerosie aan te pakken. Mevrouw Bromet benoemde ook al even dat de zeespiegel stijgt en Nederland zakt. Dat zie je ook op andere plekken. Die bodemerosie maakt ook dat de bodem uitslijt. Ook daar moeten we in de rivieren goed naar kijken. Dat doen we samen met maatschappelijke organisaties. Er werd specifiek nog gevraagd naar het Wereld Natuur Fonds, omdat we daar in het verleden met Ruimte voor de Rivier ook goede contacten mee hebben gehad. Die heb ik onlangs ook weer op het ministerie op bezoek gehad en zit aan tafel om hier heel constructief over mee te denken. Dat geldt ook voor nieuwe partners in het Integraal Rivier Management als BLN-Schuttevaer en de binnenvaartsector, maar uiteraard ook onze universiteiten en Deltares, die meekijkt naar de pilot die we gaan doen. Niemand kan honderd procent garantie geven dat de aanpak van die harde laag gaat werken of weet zeker welke oplossing de beste is. Vandaar dat we snel gaan starten met die pilot.

Mevrouw Van Brenk, de heer Schonis en anderen vragen om een open houding te hebben voor innovaties. U noemde het voorbeeld van de BoxBarrier. Dat kan ik me ook van de vorige keer herinneren. Ook de heer Schonis heeft meerdere keren voorbeelden genoemd. Ik ben het zeer met u eens dat innovatie mogelijk moet blijven en dat wij zo veel mogelijk moeten denken in doelvoorschriften en niet in middelvoorschriften, om innovatie niet te blokkeren. Het niveau van abstractie waarop een NOVI zich bijvoorbeeld bevindt, zou bij de doelvoorschriften, de doelen die we met elkaar willen bereiken, moeten blijven. Met de collega-Minister voor Milieu en Wonen, die nu verantwoordelijk is voor de NOVI, zal ik goed contact onderhouden, zodat we zorgen dat het goed geborgd blijft. Voor de rest proberen wij bij pilotprojecten meer zicht te krijgen op wat kan opschalen: welke innovatieve start-up kan een scale-up worden? Zowel de collega voor Milieu en Wonen als ik is er zeer van geporteerd om Rijkswaterstaat dan wel ProRail in te zetten als launching customer om dingen echt van de grond te krijgen. Daarbij werken we samen met de topsector Water en de topsector Maritiem, omdat zij voor ons de linking pin met het bedrijfsleven zijn.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Van Brenk wil reageren.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik ben blij om dat te horen. Inderdaad, de Tubebarrier, maar recent heb ik ook kennis mogen maken met een slurpzak. Volgens mij zou die voor heel veel mensen wier woning dreigt onder te lopen iets moois kunnen betekenen. Maar je loopt daar dan tegenaan en mijn vraag is wat het ministerie of wat de Minister meer zou kunnen doen om deze mooie initiatieven en fantastische ontwikkelingen die hier in Nederland plaatsvinden breder bekendheid te geven. Het zou heel mooi zijn als je in dorpen waar het water naar binnen dreigt te komen, een slurpzakje voor de deur kunt leggen zodat het water niet binnenkomt.

De voorzitter:

Dank u wel mevrouw Van Brenk. Minister, de slurpzak!

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Mevrouw Van Brenk weet ons iedere keer weer te verrassen met een nieuw bijzonder voorstel. Ik ben zeer geïnteresseerd in de slurpzak, natuurlijk. Ik denk dat dit soort voorbeelden bij uitstek het belang laat zien van onze samenwerking met de topsectoren. Rijkswaterstaat en ook de waterschappen staan natuurlijk altijd open voor allerlei nieuwe ontwikkelingen. Juist in de topsectoren, waarin we samen met het Ministerie van EZK missiegedreven innovatiebeleid willen vormgeven, moeten we kijken hoe we kansrijke initiatieven kunnen ondersteunen. Staatssecretaris Keizer heeft net een brief daarover naar de Kamer gestuurd. In het kader van de topsector Water moeten we dit soort zaken goed in de gaten houden.

In de tussentijd is mij een briefje toegeschoven waarop staat vermeld dat de bestuurlijke overleggen MIRT op 20 en 21 november plaatsvinden. Ik weet niet hoe laat het laatste overleg is afgelopen, maar in de avond of anders de volgende ochtend, dus uiterlijk 22 november, krijgt u de brief met de verslagen voor het notaoverleg MIRT. U krijgt nog apart een brief over versnelling beheer en onderhoud. Dat heb ik net ook aangegeven in de richting van de heer Geurts. Ook die brief zullen we voor het notaoverleg MIRT versturen.

Voorzitter, dat waren de onderwerpen die ik had voorbereid in het kader van waterveiligheid en de zeespiegelstijging.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar mevrouw Van Brenk, want zij had een vraag gesteld over de slurpzak; ik verzin het niet zelf. Is die hiermee voldoende beantwoord? Dat is het geval, begrijp ik.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Iedereen probeert dat nu te visualiseren.

Voorzitter. Dat is een mooi bruggetje naar klimaatadaptatie en droogte, want daar kan zo'n slurpzak misschien ook nog weleens van pas komen. Klimaatadaptatie is door u allemaal benoemd als een heel belangrijk onderwerp. Iedereen heeft beschreven dat er niet alleen sprake is van een zeespiegelstijging die zorgt voor druk en verzilting, maar ook van extreme weersomstandigheden, zoals clusterbuien. De heer Geurts noemde het voorbeeld van Meerssen in Limburg, waar niet alleen tuinen onder water stonden, maar zelfs de modder in de woonkamer terechtkwam. Op meerdere plekken in het land hebben we dat soort clusterbuien al gehad. Als je gewoon het nieuws volgt, zie dat ook overal in Europa gebeuren. Neem wat er in Spanje en onlangs weer in het Verenigd Koninkrijk is gebeurd. Zeer heftige regenbuien hebben daar echt voor ontwrichting gezorgd en grote gevolgen gehad.

De eindrapportage van de Beleidstafel Droogte stuur ik aan het eind van dit jaar naar de Kamer. Daarin zal echt de nadruk liggen op structurele maatregelen voor een meer klimaatbestendige zoetwatervoorziening en de inzet op klimaatadaptatie voor eigenlijk alle watergebruikende sectoren. Overheden en watergebruikers brengen de actuele en toekomstige waterbeschikbaarheid samen in beeld als basis voor de verbetermaatregelen, zoals natuurlijk het, al dan niet met een slurpzak, beter vasthouden van water.

Voor zoetwater heb ik nog 150 miljoen beschikbaar in het Deltafonds. Volgend jaar zal ik ook een besluit nemen over aanvullende zoetwatermaatregelen, om zuiniger te zijn met water en het ook beter vast te houden. Ook voor het hoofdwatersysteem lijken er goede mogelijkheden om water beter vast te houden en ook slimmer te verdelen.

Dan de stresstesten. Daarvan hebben we vorig jaar gezegd: dat moet in 2019 gebeuren. Het ziet er goed uit. Bij werkbezoeken aan allerlei plekken in het land heb ik gemerkt hoever veel gemeenten daar al mee zijn. Circa 90% van de gemeenten is heel goed aan de slag met die stresstest en heeft goed in beeld wat er moet worden gedaan bij wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingen. Een heleboel gemeenten hebben het inmiddels ook al klaar. Zoals ik eerder heb gezegd, moet je na die stresstest de zogenoemde risicodialogen aangaan. Het gaat dan om de vraag wat er vervolgens nodig is om de knelpunten die uit de stresstest naar voren komen, aan te pakken.

De Kamer heeft zelf gelukkig de wijziging van de Waterwet in gang gezet. Ik heb die naar uw Kamer gestuurd om ook mogelijk te maken dat wij decentrale overheden hiervoor financiële hulp kunnen bieden. Dit jaar steunen we vooruitlopend daarop al drie pilotprojecten. Eentje daarvan is het project in Meerssen dat ik net al noemde. Daarnaast ben ik op bezoek geweest in Groningen, waar mensen heel enthousiast aan de slag zijn met een project voor een klimaatadaptieve wijk. En dan is er nog een project in de regio Utrecht waarin meerdere gemeenten samen optrekken. Het gaat in totaal om 5,2 miljoen. In september hebben we de bestuursovereenkomsten daarvoor getekend.

Ook internationaal lopen we natuurlijk voorop op het punt van klimaatadaptatie. Op 4 juli 2019 hebben we de Nederlandse Internationale Waterambitie aan uw Kamer aangeboden. Op 24 september jongstleden mocht ik in New York deelnemen aan de VN-klimaattop. Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar met een heel goed gevoel op terugkijk. Gelet op de grote belangstelling die daar vanuit alle delen van de wereld voor was en het niveau van de bijeenkomst die wij vanuit het Global Center on Adaptation daarvoor hadden georganiseerd, denk ik dat wij echt de goede kant op gaan. Er was belangstelling vanuit China. De Minister-President van Bangladesh, mevrouw Sjeik Hasina, en de Minister-President van Chili waren bij de hele vergadering aanwezig. Mensen uit alle delen van de wereld waren daarbij aanwezig. Ik heb ook nog even gekeken naar de gemiddelde leeftijd daar in die zaal. Ik vond het geruststellend dat het niet alleen maar jonge mensen waren die aandringen op maatregelen voor klimaatadaptatie. Het werd echt heel erg breed gedeeld.

Er zijn ook mooie nieuwe ontwikkelingen. Wij hebben natuurlijk zelf ons eigen Global Center in Rotterdam en in Groningen. Ik zou u aanraden om daar ook eens te gaan kijken. Ik heb een presentatie gehad van jongelui uit alle delen van de wereld die in Groningen daaraan werken. Zij hebben hele goede ideeën. Er is inmiddels ook een regionaal office geopend in China. Ik heb er zelf ook eentje mee mogen openen in Miami, waar nota bene een Republikeinse burgemeester het van groot belang vindt om hieraan mee te doen. Tijdens die vergadering in New York werd vanuit Noorwegen toegezegd om een center in Afrika te financieren, omdat ze het daar zelf lastiger van de grond krijgen. Ik zou er nog heel lang over door kunnen praten, maar dat doe ik nu niet. Ik heb echt goede hoop.

Mevrouw Van Brenk heeft ook gevraagd naar de action summit die wij in oktober komend jaar in Amsterdam gaan organiseren. Wat gaan we daar doen? Ik denk dat we daar een hele mooie showcase neer kunnen zetten van alles wat Nederland te bieden heeft op het gebied van watermanagement. Ik heb het dan over waterveiligheid, maar ook over waterkwaliteit. Het mooie is dat er ook vanuit allerlei andere delen van de wereld belangstelling is om ook hun goede voorbeelden in Amsterdam echt voor het voetlicht te brengen. Ik had afgelopen week nog bezoek van een collega-Minister uit Singapore, waar we ook een memorandum of understanding mee hebben, een kennisprogramma mee hebben. Ook Singapore wil graag een voorbeeld laten zien. Dit geldt voor allerlei landen in de wereld. Zo sprak ik een week daarvoor ook een Poolse collega. Iedereen is er echt wel kien op om ook hun goede ervaringen in Amsterdam te kunnen laten zien.

Ik maak het internationale aspect nog even af. Er zijn namelijk ook nog andere vragen gesteld. Hoe kijk je, dichterbij, naar je eigen buurlanden als het gaat over klimaatadaptatie en als het gaat over grondwater? Binnen de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn organiseren we een Rijnministersconferentie op 13 februari volgend jaar. Daar brengen we ook alles in stelling om samen afspraken te maken over hoe we omgaan met perioden van laagwater, extreem weer enzovoort. Ook in de Internationale Maascommissie wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor extreem laag water.

De voorzitter:

Dank u wel, Minister. Ik zag de heer Moorlag net voor een vraag. Gaat uw gang.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik hoor de Minister warme woorden spreken over internationalisering. In mijn beperkte spreektijd in de eerste termijn kon ik daar niet zozeer op ingaan. Ik verwacht ook niet onmiddellijk een reactie van de Minister. Nu heeft het Rathenau Instituut, op zich een gerenommeerd instituut, ons nog een stuk toegestuurd waarin het belang van internationalisering van die hele kennisagenda en kennisdeling wordt aangepakt. Mijn vraag aan de Minister is of ze dat zou willen omarmen. Maar als ze zegt dat ze het eerst wat verder wil bekijken, is ze dan bereid om eens een appreciatie over het stuk van het Rathenau Instituut aan de Kamer te doen toekomen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

We nemen daar natuurlijk sowieso goede nota van. Ik moet eens even kijken. Ik denk dat het geen probleem is. Ik kan alleen niet overzien dat dat heel snel gaat gebeuren, maar natuurlijk wil ik u daar best een appreciatie van doen toekomen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Brenk, heeft u ook nog een vraag?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Er is één onderdeel niet behandeld.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik ben nog niet klaar.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

O, u bent nog niet klaar. Sorry.

De voorzitter:

Dan gaat de Minister gewoon verder.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik was nog lang niet klaar met dit blok. Er is nog gevraagd hoeveel landen betrokken zijn bij de Global Commission. Dat is inmiddels opgelopen, en daar ben ik echt trots op. Vorige keer was ik al heel blij met 17 landen, maar inmiddels zijn het er 32. Ik zal de verleiding weerstaan om ze allemaal op te gaan noemen, maar het zijn er dus echt heel veel. Het gaat om landen uit alle delen van de wereld; het is dus niet zo het alleen maar de usual suspects zijn. Dan noem ik er toch een paar die erbij gekomen zijn. Het gaat om Ethiopië, om Bangladesh, dat ik net al noemde, om Vietnam, waar ik met een handelsmissie ben geweest en waarvandaan ik ben teruggekomen met de samenwerking op dit terrein, en om Zuid-Korea. Het krijgt steeds meer een sneeuwbaleffect.

De heer Schonis had niet alleen gevraagd naar het resultaat van de stresstesten, maar ook of we al inzicht hebben in de kosten. In het deltaplan is afgesproken dat alle gemeenten de resultaten van hun stresstesten openbaar maken voor hun inwoners en andere betrokkenen in het gebied. Op basis van de stresstesten gaan we de risicodialoog voeren in 2020, zodat we eind 2020 echt de opgave voor de ruimtelijke adaptatie in beeld hebben. Dan weten we ook echt meer over de kosten. Ambitie en omvang van de opgave moeten we een beetje bij elkaar brengen. Dat hangt natuurlijk ook erg af van welke keuzen er in de verschillende gebieden worden gemaakt. U weet dat we een Bestuursakkoord Klimaatadaptatie hebben gesloten. Los van de middelen die ik voor dit jaar en volgend jaar als aanjaagperiode beschikbaar heb gesteld, hebben we tot 250 miljoen in de boeken staan als bijdrage voor het bestuursakkoord.

Zijn de waterschappen klaar voor hun rol bij de klimaatadaptatie? Nou, daar ben ik erg optimistisch over. Ik ben zeer blij om te zien dat waterschappen ook echt heel goed samen optrekken met gemeenten in het ontwikkelen van die stresstesten en risicodialogen. Sommige zijn ook al verder en zijn al bezig met de uitvoeringsagenda's.

De heer Geurts heeft nog gevraagd: welke maatregelen gaat de Minister nemen zodat klimaatbestendig en waterrobuust inrichten vanzelfsprekend worden in de ruimtelijke herontwikkeling? Dat is precies het belangrijkste doel van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie. Ik merk dat iedereen er goed aan meewerkt. Om Nederland daadwerkelijk klimaatbestendig te maken moeten we natuurlijk ook met elkaar standaarden gaan ontwikkelen, zoals die er zijn van NEN en CROW voor de infrastructuur et cetera. Samen met BZK wordt er een handreiking gemaakt om gemeenten te informeren over de mogelijkheden die de bouwregelgeving biedt om eisen te stellen aan klimaatbestendig bouwen. U weet natuurlijk allemaal dat we al zoiets hebben als een watertoets, maar dat moet ook in het kader van klimaatbestendigheid benut worden.

Even kijken. Het is een integraal onderdeel van de ontwerp-NOVI. Dat heb ik net ook al vermeld. Misschien is het ook nog wel belangrijk om te vermelden dat LNV binnenkort het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw gereed heeft, met acties voor het landelijk gebied. Ik heb begrepen dat ze dat eind van dit jaar nog gaan opleveren. BZK is natuurlijk bezig met het klimaatbestendig bouwen en wonen.

De heer Van Aalst had nog specifiek gevraagd naar de zoetwatervoorziening. Hoe voorkomen we dat we in de problemen komen? Daar hebben we natuurlijk het Deltaprogramma Zoetwater voor. De hoofdlijnen daarvan zijn: een, zuinig zijn met water, twee, water beter vasthouden, en drie, als de nood aan de man komt, het water slim verdelen.

Overigens vond ik het wel grappig dat de collega uit Singapore, die ik pas op bezoek had, vertelde dat zij daar door de nood gedreven toch wat verder zijn met het zuinig omgaan met water. Waar wij gemiddeld bij het douchen niet verder komen dan een zandlopertje ophangen voor de kinderen zodat ze niet te lang onder de douche blijven staan, hebben zij daar alweer een heel digitaal programma waarbij je, als je te lang onder de douche staat, zo'n heel zielig ijsbeertje langzaam ziet wegkwijnen. Nou ja, je ziet dus wel dat er wereldwijd allerlei dingen ingezet worden om ook kinderen al jong waterbewustzijn mee te geven. Ik vond het zelf wel een leuk voorbeeld om te laten zien dat we dus niet altijd alles in Nederland hoeven uit te vinden en dat er elders op de wereld natuurlijk ook al fantastische dingen gebeuren.

Ik weet overigens niet of dit voorbeeld nou bij de heer Van Aalst zo zal resoneren, maar dat hoor ik dan achteraf wel.

(Hilariteit)

De voorzitter:

Dat zullen we vragen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Eind van dit jaar komen de hele concrete aanbevelingen van de Beleidstafel Droogte, want die gaan natuurlijk veel meer in op alle details. Ook de heer Dijkstra vroeg nog of we nou wel goed zijn voorbereid op droge zomers. Daar had de heer Van Aalst een opmerking over, namelijk dat het deze zomer toch allemaal reuze was meegevallen. Nou, dan had hij mee moeten gaan naar de werkbezoeken die ik in de Achterhoek, in Limburg en in Brabant heb gebracht, waarbij het gewoon op sommige plekken erger was dan in 2018 en waar de problemen ook nog steeds niet opgelost zijn. De natuurbeheerders zeiden: moet je nou toch kijken wat hier allemaal droog ligt. De agrariërs konden dat heel beeldend laten zien met een maïsstronk, zeg maar, die gewoon normaal was gegroeid en eentje waarbij geen beregening plaats kon vinden in het gebied. Dat scheelde gewoon de helft. Er zat niets meer van maïs aan. Het was één verpieterde ellende. Die mensen moeten we dus zeker niet vergeten, ook al merk je daar hier in het westen niet zo veel van.

Het actieprogramma van landbouw heb ik u ook al gemeld. We gaan natuurlijk met de drinkwaterbedrijven, de waterbeheerders en de provincies verder om tafel over de strategische voorraden, waarover we afspraken hebben gemaakt in de Structuurvisie Ondergrond, de Strong, om te bekijken wat er verder nodig is om het allemaal toch zo veel mogelijk efficiënt te benutten. De provincies werken natuurlijk ook aan een mogelijke regionale verdringingsreeks voor het grondwater. Het heeft geen zin om dat op landelijk niveau te doen, omdat het regionaal zo ontzettend veel verschilt.

De heer Geurts had nog specifiek gevraagd naar de Achterhoek en Twente. Nogmaals, ik ben het zeer met hem eens dat we de hoge zandgronden goed in de gaten moeten houden. Dat sluit ook aan bij het Deltaprogramma Zoetwater en bij de ruimtelijke adaptatie. In de eerste tranche, tot 2021, is er ook al extra rijksgeld voor de hoge zandgronden. Ook in de tweede tranche, vanaf 2022, komen er structurele maatregelen voor de hoge zandgronden. De voorlopige keuze wordt dit jaar gemaakt en het definitieve besluit zal over ruim een jaar vallen. Maar daar komen we ook weer en detail op terug in de eindrapportage van de Beleidstafel Droogte aan het einde van dit jaar.

De Structuurvisie Ondergrond noemde ik net al even. Het voortouw daarvan ligt bij de provincies en de drinkwaterbedrijven. De uitvoering loopt. Ook dat wordt nog verder meegenomen in het definitieve advies van de Beleidstafel Droogte.

De heer Laçin vroeg wat er gebeurt met de waterbeschikbaarheid als onze buurlanden gaan bufferen. Dat bufferen of vasthouden van water doen ze natuurlijk in tijden van wateroverlast en niet als er watertekorten zijn. Als dat meer bufferen betekent dat zij een grotere reserve hebben voor als er weer een droge tijd aan komt, dan zou dat positief uit kunnen werken op ons, omdat ze dan in die tijden van droogte niet extreem veel extra water nodig hebben. Het hangt een beetje van de manier van bufferen af, maar als ze water langer vasthouden, als die sponswerking langer doorzet – ik denk bijna aan de slurpzak van mevrouw Van Brenk – dan komt het wat later natuurlijk ook weer geleidelijker bij ons aan. Het is dan een spons die in tijden van droogte ook weer langzamer leegloopt. Meer bufferen in de buurlanden zou ons dus ook kunnen helpen, als ze het maar op een manier doen waardoor het door kan sijpelen en ze geen extra water afvangen. Het hangt er dus een beetje van af hoe u dat bedoelt. Als u doelt op de systematiek die we bij de Maas pas hebben meegemaakt, waarbij Rijkswaterstaat extra pompen moet gaan inzetten om voldoende water in onze eigen Maas te houden, omdat het allemaal in België terechtkomt, dan zeg ik: daar moeten we met elkaar goede afspraken over maken.

De heer Laçin (SP):

Ik doelde eigenlijk op het tweede voorbeeld dat de Minister geeft en dat hier kan leiden tot tekorten. Ik ben het heel erg met de Minister eens dat we daar afspraken over moeten maken, maar de vraag is of er afspraken over dit soort situaties zijn, aangezien er nu al periodes van droogte en extreme buien voorkomen. Hoe gaan we daarmee om? Zijn er hierover al afspraken met onze buurlanden?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, die afspraken zijn er, maar dat neemt niet weg dat we nu dus ook hebben gezien dat er wel extra inzet, ook van Nederland, nodig was om te zorgen dat die afspraken konden worden nagekomen. We blijven er dus wel over in gesprek, in dit geval vooral met de Belgische collega's, om te zorgen dat de afspraken waartoe in een verdrag zijn besloten, worden nagekomen.

De voorzitter:

U kunt vervolgen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Mevrouw Van Brenk heeft de vraag gesteld hoever we zijn met de pilot met debietafhankelijke lozing, waarover zij een motie had ingediend. Wij hebben een extern bureau gevraagd dit te onderzoeken. Daarin wordt gekeken naar inpassingsmogelijkheden in het staande beleid en de gevolgen hiervan voor het beoordelingsproces van de vergunningverlening en ook voor de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Er wordt ook gekeken welke extra bescherming zo'n lozingseis dan kan bieden. Een eerste beoordeling van het huidige stelsel laat zien dat er nu al een mogelijkheid is om in te grijpen bij extreem lage waterstanden, maar ik zal uw Kamer na afronding van dit externe onderzoek snel over de uitkomst informeren. Ik verwacht dat dat nog in het eerste kwartaal van 2020 zal zijn.

De heer Geurts vroeg wie er nu precies over het grondwater gaat. De Adviescommissie Water adviseert een integrale aanpak; steunt de Minister die oproep? De verantwoordelijkheidsverdeling bij grondwater is eigenlijk helder belegd: bij provincies, waterschappen en gemeenten. Maar ik zal mijn reactie op het advies van de Adviescommissie Water binnenkort naar u toe sturen, zodat we er wat meer in detail op in kunnen gaan hoe wij met dat advies om willen gaan.

Ook de heer Geurts heeft gevraagd naar de contacten met de buurlanden. Die zijn er dus. Ik noemde net al de Rijnministersconferentie. De Maas en de aanpak van laag water heb ik ook al genoemd. Ik wil in de contacten met de Länder, dus voornamelijk aan de Duitse kant, overigens ook met hen hierover in gesprek. Want dit gaat niet alleen over de stroomgebieden van de rivieren. Het is niet alleen de Rijn en de Maas. Ook als je het over grondwater hebt, is het van belang dat je met je naaste buren contact houdt. Ik ben dus van plan om dat op te gaan zetten. Dat is nieuw, maar dat gaan we wel doen.

De heer Schonis heeft gevraagd naar de gevolgen van de lage stand van de rivieren en de mindere bevaarbaarheid voor de scheepvaart. Daar heeft hij een heel terecht punt, want die droogte is vooral in 2018 gepaard gegaan met hele lage waterstanden in de rivieren en had dus ook consequenties voor de scheepvaart. Dat wordt ook meegenomen in de Beleidstafel Droogte. We hebben daarin dus ook gekeken naar de economische schade van de droogte, ook voor de scheepvaart. Ook daar gaat u iets over terugzien in het eindverslag van de Beleidstafel Droogte.

Over de contacten met de buurlanden gesproken: ik ben ten tijde van die droogte bij collega Wüst in Nordrhein-Westfalen geweest. Zijn kantoor kijkt uit op de Rijn. Die droogte heeft bij hen echt wel iets losgemaakt, omdat ze zagen dat ze daar tot en met de benzinestations maar ook de grote bedrijven eigenlijk niet meer voldoende bevoorraad konden worden, omdat er gewoon te weinig bevaarbaarheid van de Rijn was. Dat is dus een goede wake-upcall geweest.

Voorzitter, volgens mij waren dat de vragen over klimaatadaptatie en droogte.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de collega's of er nog vragen zijn. Nee. Dan gaat u door met het volgende blokje.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat is waterkwaliteit en drinkwater. Om maar meteen met de meest omvattende vraag te beginnen: hoe word je nou wereldkampioen waterkwaliteit? Dat is een hele mooie vraag. Als je ziet hoe de waterkwaliteit is verbeterd in de afgelopen twintig jaar, dan denk ik dat we goed op weg zijn. Ik vond dat meneer Moorlag daar ook mooie voorbeelden van had. Hij gaf aan hoe het ervoor stond toen hij 42 jaar geleden begon en hoe het er nu voorstaat.

Als het mag, noem ik nog een voorbeeld uit een ander deel van het land dat niemand zich nu nog kan voorstellen. Ik zie de heer Laçin zitten. Hij komt uit het Rotterdamse. In dezelfde tijd als waarover de heer Moorlag het had, was het heel gebruikelijk dat mensen, als ze bij familie in Rotterdam op bezoek gingen, een paar jerrycans water meenamen omdat het water in Rotterdam zo smerig was. De mensen die in Brabant woonden en in Rotterdam werkten, namen water mee om in Rotterdam te gebruiken voor het zetten van de koffie. Dat ligt wel heel ver achter ons, want ook in Rotterdam komt heerlijk water uit de kraan, zo kan ik u melden. We zien natuurlijk ook wat er in de natuur in het water zit. We hebben natuurlijk nog plekken waar we nog heel veel moeten doen, maar er is ook wel ontzettend veel verbeterd. We moeten nu dus vooral vasthouden aan het doorzetten van die trend. Op heel veel plekken waar water een groene soep was, is het echt wel verbeterd. Ik noem bijvoorbeeld de vissoorten: de houting is weer teruggekomen.

De ambitie is echt om keihard te blijven werken aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water. De Europese Commissie heeft overigens ook oog voor de verbetering van de waterkwaliteit in Nederland. De beoordeling van de stroomgebiedbeheerplannen door de Commissie was op heel veel punten positief, al gaf de Commissie ook wel expliciet aan dat we door moeten gaan om de druk op het milieu, vooral vanuit de landbouw, te verminderen. Het is ook niet zo dat alle doelen in 2027 gehaald moeten zijn. Het is heel belangrijk dat dan de maatregelen allemaal zijn genomen. Dat is ook mijn ambitie. Daar gaan we heel sterk mee door. Ik kan er nog meer over zeggen, maar...

De voorzitter:

Ik zie dat de chocolaatjes inmiddels zijn rondgedeeld. Dat zijn wat zoethoudertjes, maar mevrouw Bromet heeft toch nog een vraag.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dank aan de Minister daarvoor. Het was heerlijk. Ik heb nog een vraagje. De landbouw moet meer gaan doen om de waterkwaliteit te verbeteren. Waar denkt de Minister dan aan? Ziet zij ook combinaties met andere doelen die wij als samenleving voor elkaar moeten krijgen, bijvoorbeeld op het gebied van stikstof en klimaat?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb hier nog een aantal vragen voor me die mevrouw Bromet daarover heeft gesteld. Ik zal proberen om die meteen te beantwoorden. U verwees ernaar dat de landbouwsector de grootste bron is en vroeg wat we eraan gaan doen. Het PBL noemde overigens naast de landbouw ook de rioolwaterzuivering en het buitenland als bron. Met name in het Maasstroomgebied ligt er nog een flinke uitdaging voor de agrarische sector. Natuurlijk trekt de collega van LNV daar ook heel hard aan. Daarbij verwijs ik ook naar de discussie over de Programmatische Aanpak Stikstof en naar het traject van herbezinning op het mestbeleid, waar ze aan werkt.

Momenteel zoeken we samen met vertegenwoordigers uit de Maasregio naar een mix van generieke maatregelen en maatwerk, zoals ook beschreven in het Deltaplan agrarisch waterbeheer. Het PBL constateert ook dat we met de voorgenomen maatregelen weer een grote stap vooruit zetten. Ik vind dat bemoedigend, want alle makkelijke maatregelen, al het laaghangend fruit, zijn al genomen. We hebben te maken met grote regionale verschillen. De zorgen die u uitspreekt, voelen wij natuurlijk ook wel. Dat is een van de redenen waarom er versnellingstafels zijn ingesteld, onder leiding van de heer Doornbos. Een van die versnellingstafels is de versnellingstafel landbouw. Daar staat dit ook nadrukkelijk op de agenda. Vanuit het Deltaplan agrarisch waterbeheer zijn er daarom ook aanvullende middelen gekomen op de begroting. Ik zie ook kansen om de ontwikkelingen in de agrarische sector die u nu ziet, ook in relatie tot stikstof enzovoort, te laten bijdragen aan verbetering van de waterkwaliteit. Ik noemde het net ook al: we kijken natuurlijk niet alleen naar de landbouw, want er zijn ook innovaties mogelijk bij de waterzuiveringsinstallaties. Ik mocht recent op werkbezoek gaan in het Utrechtse, waar je ziet dat water veel efficiënter en veel beter gezuiverd kan worden. Ik denk dat we al met al nog een heel grote slag kunnen maken. Ik denk dat we veel vooruitgang zullen kunnen maken. Het is een lang antwoord.

De heer Moorlag vroeg nog of de Minister versnellingen wil realiseren van investeringen inzake de Kaderrichtlijn Water. U weet dat het Deltafonds meer doelstellingen kent dan de waterkwaliteit, de waterveiligheid – die hebben we net besproken – en de zoetwatervoorziening. De beschikbare middelen op de begroting zijn de komende jaren volledig belegd. U weet ook dat we daar al een flink stuk overprogrammering in hebben zitten, juist om te voorkomen dat er geld overblijft. De overprogrammering is dus al maximaal en dat betekent dat versnelling van de inzet van die middelen de komende jaren eigenlijk niet kan zonder dat die ten koste zou gaan van de andere doelstellingen van het Deltafonds. De richtlijn stelt dat alle maatregelen uiterlijk in 2027 uitgevoerd moeten zijn. Daar zet ik me voor in, maar een versnelling financieel zie ik dus niet.

De voorzitter:

Meneer Moorlag heeft nog een vraag.

De heer Moorlag (PvdA):

De versnelling die ik voor ogen heb, ziet niet alleen op de waterkwaliteit, maar ook op het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Ik heb ook gewezen op de gunstige financiële omstandigheden. Binnen het kabinet wordt er ook over gedacht om een investeringsfonds te maken om de economie robuuster te maken. We weten gewoon dat we tot 2050 uitgaven moeten doen. Als je die wat naar voren kunt halen, dan is dat zeker onder de gunstige omstandigheden van nu naar mijn smaak alleszins verantwoord. Want dan geef je waarde door aan toekomstige generaties en behoed je de toekomstige generaties voor investeringen met mogelijk veel hogere kapitaalslasten. Dat zou een goede argumentatie zijn om toch te kijken of je een aantal zaken naar voren kunt halen. Economisch is dat goed, maar het is ook goed voor toekomstige generaties. Voor de storm aanzeilen, zeg ik weleens.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan had ik de heer Moorlag niet helemaal goed begrepen. Excuus daarvoor. Ik heb gezegd dat we nog voor het notaoverleg over het MIRT naar u toe komen met wat we überhaupt nog kunnen versnellen en wat ook maakbaar is. Maar als u nu specifiek verwijst naar de situatie op de financiële markten en naar het gegeven dat geld erg goedkoop is, dan gaat dat meer in de richting van het groeifonds waar de collega's van EZK en van Financiën mee bezig zijn. Daar is het woord «infrastructuur» natuurlijk ook gevallen. Ik kan u melden dat ik daarbij natuurlijk als de bok op de haverkist zit en zal proberen om daarvoor in aanmerking te komen bij alle projecten waarbij ik denk «dat is belangrijk voor de toekomst van Nederland». En dan vat ik «infrastructuur» in de volle breedte op. Dat wil zeggen: de wegen, de spoorwegen en de vaarwegen. Maar daarbij horen zeker ook de waterwerken in brede zin, want die zijn voor het voortbestaan, voor de toekomst van Nederland van het allergrootste belang.

De heer Moorlag (PvdA):

Dan wil ik de Minister veel succes wensen met het werpen van de lasso. Ik hoop dat ze wat vangt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Die lasso, daar moet ik even over nadenken. Ik geloof niet dat ik daar zo goed in zou zijn, dus laat ik een andere... Ik blijf maar even de bok op de haverkist. Ik denk dat me dat makkelijker afgaat.

De vistrappen in drooggevallen watergangen. Natuurlijk is iedereen het erover eens dat het niet zoveel zin heeft om een vistrap te hebben in een watergang die gewoon droog staat. Dat is volgens mij ook nergens aan de hand, maar het kan natuurlijk best zo zijn dat ergens in een beek een vistrap is aangelegd die in perioden van grote droogte, zoals we die in de afgelopen zomers hebben meegemaakt, droogvalt. Maar dat wil niet zeggen dat je er niet toch het nut van zou kunnen inzien als die beek het grootste deel van het jaar wél gewoon met water is gevuld. Tegen 2021 zullen er bijna 1.000 knelpunten op het gebied van vismigratie zijn opgelost. We gaan tot 2027 door, om ervoor te zorgen dat de vissen overal kunnen komen. Ik heb er echt wel vertrouwen in dat de waterbeheerders dat op een kosteneffectieve manier gaan doen.

De concentraties meststoffen in het water zijn op heel veel plaatsen gedaald. Dat is ook ontzettend belangrijk voor de visstand. We zien dus gelukkig ook verschillende soorten vis weer terugkeren. We krijgen ook steeds meer helder water.

De heer Schonis vraagt nog: hoe worden de meetpunten van de Nitraatrichtlijn meegenomen in de Kaderrichtlijn Water-plannen? Dat is een terecht punt. Een goed beeld van de waterkwaliteit is een randvoorwaarde om de juiste maatregelen te kunnen treffen. Daarom worden die metingen van de waterkwaliteit ook gebruikt voor de keuzes omtrent welke maatregelen je neemt qua nitraat. We baseren ons op het meetprogramma dat we uitvoeren voor de Kaderrichtlijn Water. We combineren dat met de metingen die we doen in het kader van de Nitraatrichtlijn.

De heer Moorlag vroeg: wilt u de gebiedsdossiers als richtsnoer meenemen? Het korte antwoord daarop is: ja.

Dan kom ik toch weer even terug op de vismigratie. De heer Moorlag en mevrouw Van Esch hebben gevraagd of ik bereid ben om in overleg te gaan met de Minister van LNV om vismigratie te bevorderen. Daar werken we al structureel in samen. Ik noem bijvoorbeeld ook het Kierbesluit om de sluizen bij het Haringvliet weer open te zetten. En ik heb vanochtend nog een brief aan uw Kamer gestuurd met een overzicht van die maatregelen, naar aanleiding van vragen van mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie, maar ik kan me voorstellen dat u die nog niet gezien heeft.

Ik ben ook in overleg met mijn collega van LNV over de vraag of het noodzakelijk is om visserijvrije zones in te stellen. Dan gaat het natuurlijk om het voorbeeld dat volgens mij mevrouw Bromet zonet noemde, namelijk dat je geen vis gaat vangen precies achter zo'n plek waar je het openzet. Dat is wel een beetje valsspelen, zeg maar. Daar kijken we samen dus heel goed naar.

Dan heeft de heer Dijkstra een vraag gesteld over het lozen in de Maas. De waterschappen in Brabant hebben aan de bel getrokken vanwege afvalwater dat nu in lokale wateren wordt geloosd omdat dat goedkoper zou zijn. Nou, het klopt niet dat lozen op binnenwater goedkoper is. De enige uitzondering daarop is het waterschap zelf, want het waterschap betaalt geen heffingen als het op eigen water loost. Misschien wordt daar dus op gedoeld. Het lozen van afvalwater op rijkswater is voor bedrijven op basis van een verontreinigingsheffing goedkoper dan lozen op regionaal water. Voor Rijkswaterstaat is dat in 2019 afgerond € 37 per vervuilingseenheid, en voor het waterschap Brabantse Delta, beheerder van het regionale water, € 55 per vervuilingseenheid. Ik hoor het wel als daar nog nadere vragen over zijn.

Dan kom ik nu bij het onderdeel drinkwater, voorzitter.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de collega's. Zijn er geen vragen meer op dit punt? De heer Laçin heeft nog een vraag.

De heer Laçin (SP):

Jazeker, want ik heb in mijn bijdrage ook het volgende gevraagd. Deze innamestop duurt inmiddels langer dan gemiddeld. De vraag was: moeten we er rekening mee houden dat het steeds langer is? En hoe voorkomen we dat eigenlijk? Eigenlijk is het namelijk iets wat we niet willen. 50 keer per jaar is gemiddeld, maar het duurt steeds langer. Dat levert op den duur wel gevaar op, denk ik, dus hoe voorkomen we dat?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Die vragen had ik onder «drinkwater» geschaard, dus daar kom ik zo op.

De heer Laçin (SP):

Dan telt deze interruptie niet mee.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dit gaat namelijk over de inname van het water. Het had inderdaad ook in het andere blok kunnen zitten, dus ik snap de verwarring.

De voorzitter:

Mevrouw Van Brenk nog op dit punt?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Misschien komt dat ook nog bij het blokje over drinkwater. Dat kan ook. Er waren ook behoorlijk wat vragen gesteld over de microplastics. Misschien komt dat punt ook nog bij het blokje over drinkwater. Dat kan ook.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat komt ook nog.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

En de vragen over het verondiepen van plassen? Dat zijn die twee punten die ik naar voren gebracht heb met betrekking tot de vraag van de waterschappen. Komt dat punt ook nog?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het komt zeker nog, maar ik weet even niet in welk blokje. Maar we gaan bewaken dat het antwoord zeker nog komt.

De voorzitter:

Volgens mij zijn er op dit punt dan geen vragen meer. Gaat u maar verder.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan ga ik verder met het lood in het drinkwater. Daar zijn door verschillende Kamerleden vragen over gesteld. Op 6 november heeft de Gezondheidsraad mijn collega's van BZK en VWS en mij het signaleringsadvies gestuurd over loodinname via kraanwater. Daar zijn verschillende vragen over gesteld. Mevrouw Bromet stelde een vraag over het testen van drinkwater op lood door bewoners. Het allerbelangrijkst is natuurlijk dat iedereen zich weer bewust wordt van de mogelijke aanwezigheid van loden leidingen bij de koop of huur van woningen van voor 1960. Er is voorlichting beschikbaar over de manier waarop gecontroleerd kan worden of er loden leidingen aanwezig zijn. Natuurlijk is het altijd verstandig om een erkend installatiebedrijf in te schakelen. De GGD, consultatiebureaus en de drinkwaterbedrijven geven hier ook voorlichting over. Naar aanleiding van dit nieuwe advies van de Gezondheidsraad zal dit ook actiever onder de aandacht worden gebracht. Als een nieuwe eigenaar of huurder niet zeker weet of bijvoorbeeld al het lood weg is, kan hij ook het drinkwater laten testen. Ik zal ook nog navraag doen bij de drinkwatersector hoe bewoners en huiseigenaren bij die meting gefaciliteerd kunnen worden.

Ik ben het met mevrouw Bromet eens dat een goede en hernieuwde communicatie nodig is. Ik wil de Kamer graag toezeggen dit ik dit zal bespreken met de drinkwaterbedrijven en met de VNG. Ik weet niet meer wie van u tot dat laatste heeft opgeroepen, maar dat zal worden besproken. Ik weet wel dat er wordt gewerkt aan een thuistest, onder andere bij de TU Delft. Zodra die gereed is, ben ik bereid om te kijken of we ervoor kunnen zorgen dat die beschikbaar kan komen voor bewoners van huizen van voor 1960. Ik ben best geschrokken van dit bericht, net als de Kamer, denk ik.

De heer Laçin heeft in het verlengde hiervan gevraagd of de overheid nog meer gaat helpen om die loden leidingen te verwijderen. Hij gaf zelf al aan dat het de verantwoordelijkheid van de eigenaar van een pand is om dat te doen. Ik heb het net gehad over voorlichting. Daar gaat de collega van VWS mee aan de slag. Verhuurders vervangen nu vaak ook zelf al vrijwillig de loden drinkwaterleidingen. Daar zijn in het verleden ook afspraken over gemaakt met de koepelorganisaties. Die wil ik ook nog wel even tegen het licht houden. De Minister van BZK en ik zullen daar samen in optrekken. Ik denk overigens dat het nu valt onder de collega voor Milieu en Wonen. Dat maakt het wel weer heel overzichtelijk. We zullen eerder gemaakte afspraken nog eens in herinnering roepen en erop aandringen dat ze nagaan of die 100% sanering ook echt heeft plaatsgevonden. Ook gaan we kijken hoe kopers en huurders bij het aangaan van een nieuw koop- of huurcontract actief kunnen worden geïnformeerd over het al dan niet aanwezig zijn. Ik kijk even naar rechts, naar mijn staf. Gezien het grote belang van dit onderwerp kan ik me voorstellen dat, zodra we dit met alle bewindspersonen samen even op een rijtje hebben gezet en we meer weten over die thuistest en zo, we u daar nog even apart een brief over sturen. Dat lijkt me wel belangrijk.

De heer Laçin (SP):

Ik heb toch een vraag hierover. De Minister zegt dat zij ook geschokt is en dat zij het ook heel belangrijk vindt, maar ik hoor in het antwoord nog altijd geen urgentie. Onze inzet is dat we zo snel mogelijk van die leidingen af moeten. Het is natuurlijk zo geregeld dat het de verantwoordelijkheid is van de huiseigenaar. Ik heb daarom ook bewust de vraag gesteld: als we dit zo urgent en belangrijk vinden, is de Minister dan ook met haar collega's bereid om hier geld voor beschikbaar te stellen, zodat er bijvoorbeeld een subsidiemogelijkheid kan worden gecreëerd voor mensen die het niet zelf kunnen betalen? Ik heb gelezen dat het rond de € 1.500 kost om zo'n leiding te vervangen. Behoort dat tot de mogelijkheden en neemt de Minister dat mee in de plannen die gemaakt gaan worden om hier zo snel mogelijk vanaf te zijn?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik begrijp de wens van de heer Laçin, maar ik wil echt even met de collega's hierover in overleg. Ik weet bijvoorbeeld dat er van 2004 tot 2006 een rijkssubsidie is geweest voor het verwijderen van loden leidingen. Destijds hebben 14.000 mensen daarvan gebruikgemaakt. Er zijn ook gemeentelijke subsidies geweest. Er zijn ook mogelijkheden om nu aan te sluiten bij energiemaatregelen in het huis, in het kader van «van het gas af» en bodemenergie. Dat biedt misschien ook nog kansen. Dus zoals ik net aangaf, wil ik graag eerst even met de collega's van Milieu en Wonen, EZK en VWS om de tafel om te kijken hoe we met dit probleem kunnen omgaan. Dan zal ik uw Kamer daar zo snel mogelijk over informeren.

Dan de stop op de waterinname in de Maas. Allereerst, voordat mensen zich zorgen maken: de ILT en de drinkwaterbedrijven geven aan dat met de genomen maatregelen de situatie onder controle is. Dus mensen hoeven geen zorgen te hebben dat ze geen drinkwater of geen goed drinkwater meer krijgen. Dat is niet aan de orde. Om te achterhalen waar die stof precies vandaan komt, heeft Rijkswaterstaat contact met de Waalse overheden. in Wallonië wordt op dit moment intensief gezocht naar de bron van deze vervuiling. Uit de cijfers blijkt dat de innamenorm op enkele dagen is overschreden. De concentratie in de rivier lijkt gelukkig wel weer af te nemen. Omdat de bron over de grens lijkt te liggen, richten we ons op dit moment vooral op de internationale samenwerking.

Komt dat nou echt heel vaak voor en hoe ontwikkelt zich dat? Er is geen stijging van het aantal innamestops. In het Limburgse komt het jaarlijks wel vaker voor. Het is 48 keer voorgekomen in 2018. Het komt op zich vaker voor omdat we steeds meer en beter kunnen meten. Vaak duurt de innamestop ook maar kort. Door biologische monitoring wordt het voor de zekerheid gedaan totdat bekend is welke stof het is.

Lopen de drinkwaterbronnen gevaar als gevolg van afvalwaterinjecties? Dat vroegen de heer Laçin en mevrouw Bromet. Waarom wordt het water niet gezuiverd? Afvalwaterinjecties vinden plaats in lege gasvelden. Die zijn geen van alle gelegen in de buurt van een waterwingebied, een grondwaterbeschermingsgebied, een boringsvrije zone of een intrekgebied. In dit verband wil ik graag verwijzen naar wat de Minister van EZK hierover eerder aan de Kamer heeft gemeld.

Wat is de stand van zaken rond de toegezegde wijziging van regelgeving voor legionellapreventie bij zorgwoningcomplexen? Dit betreft een wijziging van het Drinkwaterbesluit. Conform de toezegging werk ik aan een wijziging van de Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater. Daarmee worden de zorgwoningcomplexen ook als prioritair aangemerkt. Dat betekent dat ze aan legionellapreventie moeten doen. Daarvoor hebben ze meer instrumenten, onder andere de inzet van de koper-zilverionisatie, waar u ook aandacht voor heeft gevraagd. De ILT houdt ook toezicht op die legionellapreventie. Er wordt nu geschreven aan de teksten. Vanaf begin volgend jaar vindt er met de betrokken organisaties overleg plaats over de conceptregelgeving. Ik noem u de Stichting Veteranenziekte, de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, ActiZ, maar uiteraard ook het Ministerie van VWS en de ILT. Internetconsultatie gaat volgens de huidige planning dan begin mei van start. De definitieve tekst zouden we dan in het najaar hebben, zodat de regelgeving op 1 januari 2021 in werking zou kunnen treden.

Ik doe nu ook maar meteen de specifieke vraag of duidelijk is wie op supermarktniveau toezicht houdt. Dat zijn de Minister van VWS en de NVWA. De vragen over de mistverneveling in het groenteschap van de supermarkt zijn onlangs door de Minister van VWS beantwoord.

De voorzitter:

Dat is ook water, maar dan op een andere manier.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Een héél andere manier.

De voorzitter:

Ik zag een vraag van meneer Laçin en daarna van mevrouw Van Brenk.

De heer Laçin (SP):

De Minister ging wel heel snel door deze punten heen. Ik heb net al een vraag gesteld over de innamestop van Maaswater. Die vraag kan ik nu herhalen. Deze stop duurt nu al langer dan gemiddeld. Moeten we hier in de toekomst vaker rekening mee houden en hoe voorkomen we dit? Die vragen blijven staan. Ik zal er meteen nog een vraag op een ander punt aan koppelen, namelijk het afvalwater. De Minister zegt dat het in lege grasvelden gebeurt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Gasvelden!

De heer Laçin (SP):

Gasvelden, ja. Dat scheelt inderdaad iets.

Er wordt een beetje snel overheen gepraat, maar zowel mevrouw Bromet als ik hebben daar aandacht voor gevraagd. Er is de afgelopen vier jaar 220 miljoen liter sterk geconcentreerd chemisch afvalwater vanuit Duitsland ons land binnengekomen. De mensen daar, boeren en omwonenden, maken zich zorgen. Ik hoor de Minister over die lekkage van 220 miljoen liter eigenlijk niks zeggen, ook al is dat vrij veel. Ik zou daar graag nog een reactie op krijgen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Over dat laatste. Ik kijk nog even naar mijn rechterzijde en dan zie ik dat daar op dit moment niet veel meer bekend is dan dat de Minister van EZK daar vragen over beantwoord heeft. Als u het goed vindt, gaan we dat even na. Ik zal u er vervolgens een schriftelijke reactie op doen toekomen, want we weten het op dit moment gewoon niet.

Moeten we in de toekomst vaker rekening houden met innamestops? Dat is ook een vraag van de heer Laçin. Dat hangt er natuurlijk van af. U gaf, meneer Laçin, zelf ook al aan dat de concentratie van stoffen al snel toeneemt als de waterstanden door droogte lager worden. Dat hebben we bijvoorbeeld in 2018 gezien toe dat dioxaan uit Duitsland hierheen kwam. Dat bleef toen net binnen de norm, maar als het nog wat langer droog was gebleven, had dat misschien ook tot een innamestop kunnen leiden. Dat is weer een reden te meer om ervoor te zorgen dat niet alleen het maximale niveau van water in de rivieren aandacht krijgt, maar ook het minimale niveau.

Het feit dat we meer kunnen meten, zal misschien sneller tot een innamestop leiden. We kunnen daardoor immers nog voorzichtiger zijn. Ik denk dat we er met elkaar, net als bij dat grensoverschrijdende plan in het Maasgebied, voor moeten zorgen dat het minder nodig zal zijn. Maar aan de andere kant is het ook wel geruststellend dat we het zo goed kunnen meten, want daardoor kunnen we iedere keer uit voorzorg overgaan tot zo'n innamestop. Drinkwaterbedrijven en Rijkswaterstaat houden het dus continu in de gaten, juist om te voorkomen dat er toch verontreinigd water wordt ingenomen.

De voorzitter:

Meneer Laçin, is daarmee uw vraag voldoende beantwoord?

De heer Laçin (SP):

Niet per se, maar...

De voorzitter:

Ik zag dat mevrouw Van Brenk nog een vraag heeft.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik wil de Minister bedanken voor haar antwoorden over legionella en voor het feit dat we geheel volgens planning op schema liggen. Maar ik zit met nog één punt, een punt dat ik de vorige keer ook aan de orde heb gesteld. Ik hoor de Minister nu hetzelfde antwoord herhalen. Ook op dit gebied zijn er innovaties. Zeker voor water geldt: wat je er niet instopt, hoef je er ook niet uit te halen. Bij koper-zilverionisatie stop je wat in het water, terwijl we ook fysische techniek hebben met UV-bestraling en dergelijke. Wordt dat ook meegenomen op dit gebied? Want nogmaals, wat je er niet instopt, hoef je er ook niet uit te halen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat is inderdaad een hele praktische insteek, die wij zelf ook hebben. Ook op dit gebied wordt zeker gekeken of er met innovaties nog nieuwe manieren mogelijk zijn waarmee je wel dezelfde graad van bescherming kunt garanderen. Daar wordt steeds naar gekeken.

Dan kom ik bij de microplastics, waar onder anderen de heer Moorlag vragen over heeft gesteld. U hebt helemaal gelijk dat het in toenemende mate een probleem aan het worden is, zeker als je denkt aan toekomstige generaties. De Minister voor Milieu en Wonen zet zich ook in Brussel heel sterk in om te voorkomen dat microplastics in het milieu terechtkomen. Ook nationaal werken we aan een aanpak. We proberen tot een meetmethode te komen en experimenteren met verschillende maatregelen. Ik noem maar even het bellenscherm. Dat hebben we niet alleen ingezet tegen verzilting, maar proberen we ook hiertegen in te zetten. We ondersteunen ook initiatieven, niet alleen op de oceaan. U hebt onlangs het initiatief kunnen zien van Boyan Slat om ook de rivieren schoner te krijgen. Daar doen we pilotprojecten mee in Nederland om te kijken hoever we daarmee kunnen komen.

De heer Moorlag (PvdA):

De Minister beschrijft een aantal maatregelen om microplastics op te ruimen, maar het gaat er eigenlijk om dat het probleem bij de bron wordt aangepakt. Dat is weliswaar niet de verantwoordelijkheid van de Minister, maar de Minister heeft er wel een belang bij, want zij zit met de gevolgen ervan. Mijn vraag aan de Minister is de volgende. In de samenleving zie je internationaal bevlogen jongeren die de oceanen willen gaan schoonmaken. Ik zeg weleens: voor sommige zaken moet je echt een gek hebben die ervoor gaat, maar het initiatief zou toch niet alleen vanuit de maatschappij moeten komen? We zouden ook bestuurders moeten hebben die er als een gek voor gaan om die microplastics uit tandpasta, theezakjes en vaatwasmachinetabletten te weren. Die rotzooi moet daar gewoon uit! Mijn vraag aan de Minister is: deelt zij die opvatting en wil ze zich daar met vuur en vlam voor gaan inzetten?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat ben ik zelf helemaal met u eens en ik kan u één ding verzekeren: ik hoef daarvoor collega Van Veldhoven echt niet achter de broek te zitten. Dat doet zij geheel uit zichzelf ook en zij is daarvoor zeer bevlogen in het Brusselse aan de slag. Ik zal haar daarin zeker graag ondersteunen waar ik kan.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

We hebben het ook nog gehad over de medicijnresten in het water. Dat is natuurlijk ook weer een belangrijke bron van zorg. In de ketenaanpak medicijnresten werk ik samen met meerdere stakeholders, waaronder de apothekers. De lopende proef rondom de inzamelweek medicijnresten vind ik heel erg goed en ik ondersteun die ook waar nodig. Zo hebben we eerder voor de inzameling een gezamenlijke poster ontwikkeld en verstuurd aan alle apothekers. Daarmee wordt het hen heel makkelijk gemaakt: ze hoeven alleen maar de aangeleverde poster op het raam te plakken. Dat soort dingen zullen we ook graag blijven ondersteunen.

Ik vind het belangrijk om ook de Green Deal duurzame zorg nog even te memoreren, tussen het Rijk en de zorgsector. Die is ook volop in uitvoering en een belangrijke pijler ervan is het terugdringen van medicijnresten in het water. Daar zijn nu ook alle onderdelen van de keten op aangesloten. De farmaceutische sector heeft sinds kort een eigen programmamanager duurzaamheid; dat vind ik heel mooi. Er is ook een speciale groep antimicrobacteriële resistentie opgericht, om resistentie tegen antibiotica tegen te gaan, denk ik. Er is ook nog een speciaal farmacotherapeutisch overleg waarin artsen, apothekers, drinkwaterbedrijven en de waterschappen met elkaar in gesprek zijn over het tegengaan van medicijnresten. Het aantal gemeenten dat medicijnresten inzamelt is gestegen tot 94%. Er zijn er nog maar twintig die het niet doen. Als die niet opschieten, gaan we misschien maar eens bekendmaken welke twintig het nog niet doen. Eind dit jaar is er een pilot in Groningen en Zoetermeer met de inzamelweek. Ik denk dat het goed is als we allemaal onze social media, retweets enzovoort daarvoor gebruiken. Veertien waterschappen hebben een community of practice gevormd. De STOWA is gestart met een innovatieprogramma microverontreiniging. Er gebeurt heel veel.

Ook hiervoor geldt waar mevrouw Van Brenk op doelde: wat je er niet in stopt hoef je er niet uit te halen; kan in het voorschrijfgedrag niet wat meer maat worden gehouden? Dat geldt dan zowel voor de dosering als voor het gemak waarmee voor zoveel maanden iets wordt besteld terwijl voor een maand misschien voldoende is. Kunnen die grootverpakkingen niet wat kleiner? Al dat soort aspecten. In de aanpak voor duurzame zorg komt echt terug of daar wat mindering in mogelijk is.

Overigens, als je Nederland en België vergelijkt wat betreft het gebruik van antibiotica, dan steken wij al heel gunstig af. Maar dat neemt niet weg dat we toch nog een tandje erbij kunnen doen. Als het niet nodig is, moet je het zeker niet voorschrijven.

Voorzitter. Dan heb ik meteen ook het medicijngebruik gehad.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de collega's of er nog vragen zijn blijven liggen. Ik ben zelf heel benieuwd naar die twintig gemeenten, maar dat zien we straks wel. Niemand meer? Dan gaan we naar het volgende blokje... O, mevrouw Van Brenk nog. Heeft u nog een vraag over dit blokje?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ja. Volgens mij werd er toch echt toegezegd dat we het nog gingen hebben over mijn vragen naar aanleiding van het verondiepen van plassen en de troep die daar gestort wordt.

De voorzitter:

Dat klopt, mevrouw Van Brenk. Maar er was niet gezegd dat dat bij dit blokje was. Dat is even de vraag, dus ik kijk naar de Minister.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Volgens mij heeft het te maken met waterkwaliteit, maar dat kan geheel aan mij liggen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

We gaan even zoeken waar die vragen gebleven zijn en ik begin ondertussen met het programma Grote Wateren.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Misschien heb ik onvoldoende opgelet, maar ik had ook nog een vraagje gesteld naar aanleiding van het verzoek dat Vewin had gedaan over prioriteit geven aan bescherming van bronnen van drinkwater, waarbij gebiedsdossiers het uitgangspunt moesten zijn.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat had ik al toegezegd aan de heer Moorlag. Het antwoord daarop was ja. Aan u allen, zeker.

De heer Dijkstra heeft nog een vraag gesteld over de ecologische urgentie van projecten. Is het nou wel zinnig om geld bestemd voor dijken en dammen te besteden aan beesten en planten? Het is de bedoeling dat de ecologie in de grote wateren na afloop van die projecten zo goed mogelijk in staat zal zijn om daar de Natura 2000-instandhoudingsdoelen te realiseren. Zonder een aanvullende inspanning dreigen natuur en ecologie daar echt te verslechteren. U weet dat dat bepaald niet de bedoeling is. Achteruitgang van de kwaliteit moet niet; we moeten tot verbetering komen. Het langer laten voortduren van de dreiging van achteruitgang vergroot de problemen alleen maar. Het zal dan ook alleen maar meer kosten om het alsnog op te lossen.

Ook hier zou ik de analogie willen gebruiken die we bij klimaatadaptie zien. Je kunt veel beter aan de voorkant proberen dit probleem op te lossen, want als je het achteraf moet repareren nadat er weer een ramp is gebeurd, dan ben je gemiddeld acht tot negen keer duurder uit. Er is natuurlijk ook een grote samenhang met de waterveiligheidsprojecten, zoals bij de grotewaterenprojecten Rivieren en bij de verzachting van de randen van het Wad. Ook daar kijken we naar een integrale aanpak en slim meekoppelen met gebiedsopgaven.

Hoe meten we de maatschappelijk-economische meerwaarde van de projecten onder de Grote Wateren? De heer Dijkstra vroeg of er mooie terrassen met jachthavens bij kwamen. Dat verschilt heel erg per project. Dat brengen we samen met de regionale partners in beeld. Als de natuur en de ecologische waterkwaliteit op orde zijn, dan is er ook ruimte voor economische ontwikkeling. Dus de goede staat van natuur- en waterkwaliteit heeft ook gewoon een economische meerwaarde. Door de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren, verbetert ook het vestigingsklimaat en zijn andere opgaven ook beter in te passen.

Over het Volkerak-Zoommeer hebt u ook bijna allemaal opmerkingen gemaakt dan wel vragen gesteld. Natuurlijk neem ik alle maatschappelijke signalen zeer serieus. Ik heb ook contact gehad met verschillende betrokkenen. Zoals we in de brief vorig jaar ook al hebben aangegeven, staat het Volkerak-Zoommeer heel erg laag op het lijstje inhoudelijke prioriteiten van de Programmatische Aanpak Grote Wateren, te weten helemaal onderaan, omdat er gewoon nog heel veel andere gebieden zijn waar meer ecologische winst te behalen valt. In de tussentijd hebben we ook met elkaar vastgesteld dat er een grote uitdaging is in dat gebied, in Zeeland en West-Brabant, om te zorgen voor voldoende zoetwater. Aangezien er voorlopig geen enkel zicht is op financiële middelen om het mogelijk zout te maken, is nu afgesproken dat het van groot belang is om met elkaar aan de slag te gaan om te zorgen dat dat zoetwater geborgd kan worden. We hebben afgesproken dat de gedeputeerde van Brabant, die voorzitter is van het gebiedsoverleg, een open gebiedsproces zal starten met alle relevante stakeholders, dus de boeren, de vissers, natuur- en milieuorganisaties en maatschappelijke organisaties, om samen aan de slag te gaan om het probleem van het zoetwatertekort op te vangen.

De voorzitter:

Daar heb ik dan zelf, namens D66, een vraag bij. Begrijp ik het goed dat de gedeputeerde uit Brabant dat gebiedsproces trekt, waarbij het doel eigenlijk is om te komen tot een goede zoetwateroplossing, en dat men van zoutwater – ik dacht dat er 2032 stond – zegt: dat zien we daarna wel?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Zeker. Wij hebben met elkaar vastgesteld dat de urgentie van het zoetwater vele malen hoger is. Dat moet nu in die gebiedscommissie samen opgepakt worden, zodat daar goede oplossingen voor komen.

Dan Holwerd aan Zee. Waar richt de verkenning zich op? Aan welke criteria zou het niet voldoen? Bij de dijkversterking Koehool-Lauwersmeer start dit jaar de verkenning in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Daarbij wordt gekeken naar kansen voor ecologie en natuurontwikkeling langs het hele dijktraject. Holwerd aan Zee wordt daarbij meegenomen. Daarbij wordt ook gekeken naar de eventuele negatieve effecten op de vaargeul naar Ameland en eventuele hieruit voortvloeiende baggerrisico's. Daarbij moeten we natuurlijk rekening houden met de wettelijke kaders van de Waterwet. Daarbinnen kunnen we vanuit het Deltafonds alleen watersysteemmaatregelen financieren die gericht zijn op waterveiligheid en een stuk ecologie.

Holwerd aan Zee is breder, want ook gericht op leefbaarheid en het tegengaan van krimp in de regio, en in mindere mate op natuurontwikkeling en ecologie. Het is wel een heel mooi voorbeeld van een initiatief vanuit de samenleving in het belang van de Waddenregio. Mevrouw Bromet noemde zelf al even het begrotingsoverleg van LNV. Daarvan heeft mijn collega al aangegeven om eerst met de regio te kijken naar de verdeling van de regiodeal, waarbij er 5 miljoen naar Holwerd aan Zee gaat en er nog een bedrag van 11 miljoen valt te verdelen. Daarnaast zetten we met de Aanpak Grote Wateren in op het verzachten van de randen van het wad. Ik noemde al de dijkversterking Koehool-Lauwersmeer, waarbij het ook over het gehele traject gaat. Dus een mogelijke koppeling van watersysteemmaatregelen uit dit project nemen we in die verkenning mee.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Stel dat je nu een van die initiatiefnemers bent van dat project Holwerd aan Zee. Je zit naar dit debat te kijken en je hebt nog 10 miljoen nodig. Wat moet je hier dan uit afleiden? Het project kan alleen doorgaan als ze dat extra geld hebben. De Minister noemt allerlei potjes waaruit het geld eventueel zou kunnen komen, maar doet geen toezegging. Ik vind de redenering als zou het meer over economie dan over ecologie gaan, een bijzondere. Zo'n verbinding heeft namelijk ook heel veel ecologische effecten. De Vogelbescherming is ook partner in het project. Natuurlijk, het is niet alleen ecologie en waterveiligheid maar ook economie. Maar als er een extra effect bij zit, moet dat toch geen argument zijn om iets niet te honoreren? Is er kans dat dit wordt opgenomen in de tweede tranche van Grote Wateren?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Daarover kan ik alleen het volgende zeggen. Waar de criteria van de Programmatische Aanpak Grote Wateren hierbij aansluiten – ik noem de verkenning van de dijkversterking en de randen van het wad – zou er voor die delen van het project financiering kunnen komen. Maar het moet er natuurlijk wel onder vallen. Ik kan niet onderdelen van de Programmatische Aanpak Grote Wateren voor andere doelen gaan inzetten. Het moet echt aan die dingen gekoppeld worden.

Er zijn een heleboel vragen gesteld over het Waddenfonds. Vandaag zijn hierover mondeling vragen gesteld, maar de leden Wassenberg en De Groot hebben hierover ook schriftelijke vragen ingediend. U weet dat het Waddenfonds gedecentraliseerd is naar de provincies en dat de besteding van de middelen een autonome bevoegdheid van de provincies is. Zij moeten een en ander wel binnen randvoorwaarden uitvoeren. De middelen moeten fiftyfifty verdeeld worden over natuur en economie, zoals overeengekomen in het bestuursakkoord. Samen hebben de provincies een gemeenschappelijke regeling getroffen waarin ook over de verantwoording van de middelen aan provinciale staten regels zijn opgenomen.

Ik heb voor de beantwoording van al die vragen over het Waddenfonds, inclusief de schriftelijke, nog wat meer tijd nodig. Op zo'n korte termijn heb ik dat eenvoudigweg niet paraat. Zeker omdat een aantal vragen specifiek over de natuur in het Waddengebied gaat, zal ik die samen met de collega van LNV moeten beantwoorden. Ik stel u voor om alle Kamervragen die schriftelijk dan wel mondeling gesteld zijn, in één keer schriftelijk te beantwoorden, samen met de collega van LNV.

De heer Dijkstra heeft een vraag gesteld over het Noordzeeakkoord. Hij heeft zijn zorgen geuit over de belangen van de scheepvaart en Defensie. Wat is de reactie van het kabinet op de teksten van de heer Wallage? Ik kan uiteraard niet ingaan op een uitgelekte tekst die nog niet in het kabinet is besproken. Uitgangspunt voor het Noordzeeakkoord is dat er bij het vinden van een balans tussen de aanleg van windparken en de belangen van de natuur en van de visserij, uiteraard ook rekening wordt gehouden met de belangen van de internationale scheepvaart en Defensie. De uiteindelijke besluitvorming over de afweging van belangen zal moeten plaatsvinden in het Programma Noordzee 2022–2027, als onderdeel van het nieuwe Nationaal Water Programma. Het doel is dat het Noordzeeakkoord daar een soort basis voor zal leggen. Juist vanwege de complexe afweging van belangen – het wordt inderdaad steeds drukker, ook op de Noordzee, zoals iemand van u zei – heeft het kabinet besloten om die gesprekken verder door te zetten in de rest van dit jaar. Ik zal u daar ook over informeren. Ik kan er nu verder niet op vooruitlopen.

Voorzitter, dit waren de vragen in dit blokje.

De voorzitter:

Dan kijk ik even naar de leden. Zijn er nog nadere vragen? Nee, dan gaan we naar het laatste.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de diepe plassen van mevrouw Van Brenk.

De voorzitter:

Diepe wateren...

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De diepe wateren met diepe gronden. Rijkswaterstaat is op dit moment voor een drietal diepe plassen aan het onderzoeken of ze voldoende geïsoleerd zijn om ook bagger in toe te passen. Het gaat dan uiteraard om licht verontreinigde bagger, want zwaarder verontreinigde bagger moet echt naar de baggerdepots. Voor overige vragen over het onderwerp pfas zou ik willen verwijzen naar het debat van aanstaande donderdag, waarbij ook collega Van Veldhoven, die hier in the lead is, aanwezig is. Maar er wordt op dit moment dus bij een drietal diepe plassen onderzoek gedaan naar wat daar mogelijk is.

Dan zijn er nog een heleboel andere losse vragen, ook van mevrouw Van Brenk.

De voorzitter:

Mevrouw Van Brenk heeft op dit punt nog een vraag.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Worden de twee vragen die vanuit de waterschappen zijn gesteld dan wel door deze Minister beantwoord? Of in ieder geval de vraag over de alternatieven met minder overlast en risico's voor het milieu? Valt daar nog iets over te zeggen? Of helemaal niets?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat moet allemaal meegenomen worden in het kader van die diepe plassen. Laten we zorgen dat we dat alvast voorbereiden, zodat daar donderdag in het debat goede antwoorden op kunnen komen, voor zover dat dan ook al bekend is.

De heer Laçin (SP):

Ik heb natuurlijk ook een vraag gesteld over drinkwaterwingebieden en pfas. Mijn vraag was: hebben we in beeld waar dat een bedreiging is en wat we daaraan kunnen doen? Moeten we dat ook tot donderdag uitstellen, of kan de Minister daar nog op reageren?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De drinkwaterbedrijven moeten hun winningen op heel veel verschillende stoffen monitoren. Pfas staat natuurlijk ook voor een heleboel verschillende stoffen. Volgens de Kaderrichtlijn Water ben je gehouden aan de eisen voor de waterkwaliteit die het mogelijk maken om ook met een eenvoudige zuivering drinkwater te produceren. Pfas-stoffen zijn heel moeilijk te verwijderen, ook uit water. Daarom is het vooral ook zaak om de bronnen van pfas aan te pakken. In dat kader heeft u vorige week informatie ontvangen over de aanvraag van Chemours. Zodra de provincie Zuid-Holland op die vergunningsaanvraag heeft besloten, zal de lozingseis van 2 kg daar ook direct gelden, en dus niet vanaf 2021. Voor nadere informatie over pfas verwijs ik echt door naar het andere debat.

Mevrouw Van Brenk heeft nog gevraagd: het huidige Bestuursakkoord loopt in 2020 af; gaat u door, of laat u het doodbloeden? Het Bestuursakkoord Water heeft ons heel veel gebracht. Gezien de uitdagingen waarvoor we staan, denk ik dat we de samenwerking met alle partners echt moeten blijven koesteren. Ik hecht er heel erg aan om dat vast te houden, want het functioneert heel erg goed. Ik heb het Bestuursakkoord Water en de samenwerking daarin pas ook bij een ander debat over verkeersveiligheid als voorbeeld genoemd van hoe ik het daar ook graag met de verschillende partners zou willen doen. Er zijn overigens ook weer nieuwe ontwikkelingen. In het Bestuursakkoord Water hebben we bijvoorbeeld cybersecurity als addendum ingebracht. Daar kom ik zo meteen nog even op. Hoe we daarmee omgaan en hoe we na 2020 een vervolg zullen geven aan het Bestuursakkoord Water, zal het komende jaar dus echt onderwerp van gesprek zijn in de Stuurgroep Water.

De heer Geurts heeft gevraagd: kan de Minister voor de projecten waarvoor regeerakkoordmiddelen worden ingezet aangeven welke middelen al tot besteding zijn gekomen en wat er in het volgende jaar en in latere jaren wordt verwacht? Met het regeerakkoord heeft het kabinet extra middelen uitgetrokken voor waterkwaliteit. Ik heb u samen met de Minister van LNV op 7 maart 2018 geïnformeerd over de wijze waarop we die middelen inzetten. Die middelen zullen niet volledig worden uitgeput in deze kabinetsperiode, want heel veel van die projecten vragen een lange aanloopperiode met de nodige onderzoeken voordat ze daadwerkelijk tot uitvoering kunnen komen.

Ik moet hier toch de parallel trekken met veel infrastructuurprojecten: het heeft gewoon een langere aanlooptijd. Maar die middelen blijven dus binnen de programma's en binnen het Deltafonds beschikbaar, zodat we op termijn een flinke stap kunnen zetten in het verbeteren van de natuur- en waterkwaliteit. Een deel van de regeerakkoordmiddelen is toegevoegd aan bestaande budgetten, waardoor een splitsing tussen reguliere middelen en middelen van het regeerakkoord niet altijd mogelijk is. Daar noem ik het voorbeeld van de Grevelingen bij. Van de 275 miljoen is 175 miljoen toegevoegd aan het Deltafonds. Onder andere voor het getij op de Grevelingen wordt 75 miljoen ingezet. Voor bronmaatregelen en extra zuivering bij rioolzuiveringsinstallaties is dit 70 miljoen. Hier en daar is het dus wel wat hybride.

Hoe staat het met het nationaal plan bodemdaling in het Klimaatakkoord? Niet geheel verrassend vraagt mevrouw Bromet daarnaar. Hoe staat het met de uitvoering van een deel van de motie? Ik denk dat het iets te kort door de bocht is om u daar nu in een paar zinnen over te informeren. Ik wil u dus voorstellen dat we dat schriftelijk doen. Dan hebt u er ook iets meer inhoud bij.

Mevrouw Van Brenk heeft nog gevraagd naar de voortgang van het programma Blue Deal. Dat ligt goed op koers. Het enthousiasme en de inzet van de waterschappen is heel hoog. Het programma groeit ook sneller dan verwacht. In maart dit jaar zijn de eerste voorstellen vastgesteld. Het gaat om elf partnerschappen in negen landen: Argentinië, Burkina Faso, Colombia, Ethiopië, Ghana, Mali, Roemenië, Mozambique en Zuid-Afrika. Dat is dus ook heel divers. De totale omvang tot 2022 is 22 miljoen. De start van de uitvoeringsfase is in april ook geformaliseerd door de Unie van Waterschappen en de deelnemende waterschappen. In mei van dit jaar is de tweede ronde van de voorstellen in concept ingediend. Dat zijn acht partnerschappen. Er zitten weer een aantal nieuwe landen bij: Kenia, de Palestijnse gebieden, Peru, Swaziland en Vietnam. De totale omvang daarvan tot 2022 is 10 miljoen. De tweede ronde heeft feedback gekregen van het reviewpanel. Die landen dienen in augustus het definitieve voorstel in. Dan zal binnenkort definitieve besluitvorming komen.

De heer Moorlag heeft nog gevraagd naar de geborgde zetels. Is de Minister het ermee eens dat er bij de evaluatie naar representativiteit en ook naar diversiteit moet worden gekeken? De commissie gaat breed kijken naar de borging van belangen en op welke wijze je dat vorm zou moeten geven.

De voorzitter:

Meneer Moorlag heeft daar nog een vraag over.

De heer Moorlag (PvdA):

Mijn vraag was of de Minister bereid was om ook diversiteit en representativiteit mee te wegen. Het antwoord van de Minister is: de commissie gaat in elk geval niet specifiek naar die zaken kijken. Ik begrijp het antwoord van de Minister niet helemaal. Volgens mij zag het niet helemaal op de inhoud van de vraag.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Representativiteit wel, maar diversiteit is natuurlijk een wat breder begrip. Dat is meer een verantwoordelijkheid van de waterschappen, van het algemeen bestuur, van partijen die daar kandidaten voor voordragen enzovoort. Diversiteit is natuurlijk niet alleen man/vrouw, afkomst, seksuele voorkeur en leeftijd, maar gaat heel ver en gaat ook over bijvoorbeeld competenties. Ik denk dat dit vooral de verantwoordelijkheid van de waterschappen zelf is en van alle partijen die daarin deelnemen. Maar de representativiteit is echt een belangrijk onderdeel.

De heer Moorlag (PvdA):

Strikt genomen heeft de Minister gelijk. Aan de andere kant is er wel een commissie-Remkes, die zich ook bekommert om dat soort vraagstukken. In de geest van dat advies zou het gewoon goed zijn om dat wel mee te nemen. We leven in een democratie, met representativiteit en diversiteit. Dat mensen zich voldoende herkennen in volksvertegenwoordigers is toch wel van belang voor de vitale democratie. Mijn vraag aan de Minister is of zij die opvatting deelt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Uiteraard deel ik uw opvatting dat diversiteit ook belangrijk is voor de volksvertegenwoordiging, maar de vraag is wie ervoor aan de lat staat om dat te regelen. Ik wil wel toezeggen om aan die commissie nog een keer het rapport van de commissie-Remkes aan te bevelen en haar te vragen om hier toch goede nota van te nemen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Hoe staat het met het onderzoek? We zijn op dit moment bezig met het benaderen van de commissieleden. Voor de benoemingscriteria verwijs ik naar de brief. We hopen nog voor het einde van dit jaar de commissieleden te benoemen. Het instellingsbesluit wil ik ook dit nog dit jaar voorleggen aan de ministerraad conform de Kaderwet adviescolleges. Daarna zal ik u uiteraard informeren over de samenstelling van de commissie en de leden, zodat dit onderzoek snel van start kan gaan.

Wat is de stand van zaken van cybersecurity bij vitale netwerken en van de doelen die eind 2017 behaald hadden moeten zijn? Ik kan u melden dat alle vitale waterwerken zijn aangesloten op het Security Operations Center van Rijkswaterstaat. Hiermee wordt het mogelijk om ongeoorloofd netwerkverkeer te detecteren. Dat is een belangrijke aanbeveling. In samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid zal ik u in aanloop van de publicatie van het Cybersecuritybeeld Nederland, dat wordt verwacht in het tweede kwartaal van 2020, nader informeren over de voortgang van cybersecurity bij ons ministerie.

In 2019 is er veel werk verzet, zoals de implementatie van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen en de uitvoering van de afspraken uit het cyberdeel van het addendum van het Bestuursakkoord Water. Ik kan u melden dat we onlangs voor het eerst een bijeenkomst hadden met alle dijkgraven van Nederland, een soort benen-op-tafelmiddag, waarbij één van de tafels ook gewijd was aan cybersecurity: hoe gaat het daarmee en hoe kunnen we daar een nieuwe push aan geven? Daar merkte ik niet alleen enthousiasme, maar proefde ik ook echt wel het gevoel van urgentie bij alle aanwezige dijkgraven dat dit echt een heel belangrijk onderdeel van hun werk is.

Even kijken. De vitaliteitsbeoordeling afvalwater. We zijn natuurlijk hard bezig met het opvolgen van alle aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Daar komen we dus nog bij u op terug.

Dan heb ik het volgens mij gehad, voorzitter.

De voorzitter:

Nog niet helemaal, want ik zie dat mevrouw Van Brenk en meneer Geurts nog een vraag willen stellen. Mevrouw Van Brenk was volgens mij als eerste.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb nog een klein puntje. Ik snap dat de Minister niet zo makkelijk kan rapporteren over wat er in de begroting van haar collega van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking staat, maar ik neem aan dat de financiering ook vanuit dat ministerie komt, ook al staat de Blue Deal in die begroting in het geheel niet genoemd?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan gaat het over de HGIS-gelden. Daar hebben wij goede afspraken over, ook met collega Kaag, die deze doelstelling zeer ondersteunt.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank. Misschien is het goed om nog te zeggen, ook tegen de collega's, dat er leuke filmpjes op staan, namens de Blue Deal. Toen wij afgelopen week de waterdelegatie uit Mali hebben ontvangen, konden we daarmee laten zien dat we daar via de Blue Deal inmiddels zo al zes waterzuiveringsinstallaties mede hebben georganiseerd. Daar was een mooi filmpje van gemaakt, dus dat was een leuke binnenkomer, waar wij, de heer Moorlag en ik, goede sier mee konden maken. Maar ik wil in ieder geval die complimenten wel aan deze Minister overbrengen.

De voorzitter:

Waarvan akte.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat is hartstikke leuk, maar ik denk dat ik die complimenten vooral ook aan alle mensen moet overbrengen die in de sector werken. Zelf had ik ook nog zo'n leuke ervaring. Afgelopen week mocht ik op een symposium spreken in De Balie in Amsterdam, georganiseerd door de Waddenvereniging, op uitnodiging van de ons allen bekende Lutz Jacobi. Daar zag je dat heel veel mensen, ook uit andere landen, nog aanwezig waren vanwege de International Water Week in Nederland. We mogen er ook heel trots op zijn dat we zoiets in Nederland voor elkaar krijgen, dat daar zoveel mensen op afkomen en dat dat zo'n goede naam heeft.

De voorzitter:

Meneer Geurts, u had nog een vraag.

De heer Geurts (CDA):

Ik had een vraag gesteld over de aangenomen motie van mij over één coördinerende Minister, maar daar zat een subdeel in dat er een vervolgonderzoek zou worden gedaan naar de ecologische, sociale en economische gevolgen van de veenbodemdaling en dat een en ander in samenwerking zal gebeuren. Mogelijk is die net beantwoord in één lijn met de bijdrage van mevrouw Bromet, want daar hoorde ik hem net voorbijkomen. Toen gaf de Minister als antwoord dat er een brief zou komen naar de Kamer. Mijn vraag is: wanneer denkt de Minister die brief te sturen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik geloof dat ik daar even in tweede termijn op terug moet komen, want ik krijg niet echt een antwoord van mijn rechterzijde. In ieder geval kan ik wel toezeggen dat we de vraag die ook door de heer Geurts is gesteld, daar uitdrukkelijk in meenemen. Daarom wilde ik het ook graag schriftelijk doen, om daar wat meer gedetailleerd op in te kunnen gaan.

De voorzitter:

Prima. Dan kijk ik nog even naar de griffie om te zien of alle vragen beantwoord zijn. Ja. Volgens mij ook. Dan zijn we daarmee aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Minister. Dank voor alle antwoorden. Ik stel voor dat we doorgaan. Of zullen we even vijf minuten schorsen om de benen te strekken, en om 16.00 uur verdergaan met de tweede termijn van de Kamer? We kunnen wel door, begrijp ik. Dan gaan we door. Dan zou ik als eerste het woord kunnen geven aan de heer Van Aalst, ware het niet dat hij inmiddels is vertrokken. Ik wil dus als eerste het woord geven aan de heer Dijkstra.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik moest zelf net eventjes een paar minuten weg, maar ik heb secondanten en ik kijk het vanavond ook nog even terug. Ik heb begrepen dat al mijn vragen zijn beantwoord. Dat seintje kreeg ik al door. Ik heb toch twee moties om wat accenten te zetten. Ik hoor later graag de reactie daarop. De eerste gaat over het Volkerak-Zoommeer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de mogelijke verzilting van het Volkerak-Zoommeer een van de maatregelen binnen de Programmatische Aanpak Grote Wateren is;

overwegende dat het verzilten van het Volkerak-Zoommeer verstrekkende gevolgen heeft voor de landbouw, de visserij en de bestaande functie van het Volkerak-Zoommeer;

overwegende dat zoetwater van groot belang is voor onze drinkwatervoorziening en voor onder anderen agrariërs om hun land te beregenen bij steeds vaker voorkomende droogteperiodes;

verzoekt de regering om bij de besluitvorming over het Volkerak-Zoommeer op korte en lange termijn met prioriteit de zoetwatervoorziening te borgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Remco Dijkstra, Geurts, Schonis en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (35 300-XII).

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Op mijn tweede punt heeft de Minister ook antwoord gegeven, maar toch dien ik de motie in. Ik kijk even wat ik er vervolgens mee doe.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Noordzee vele belangen herbergt, waaronder zeevaart, natuur, visserij, defensie en energieopwekking;

constaterende dat er gewerkt wordt aan een Noordzeeakkoord door een commissie onder leiding van de heer Wallage;

overwegende dat het een behoorlijke opgave is om al deze belangen met elkaar te verbinden en/of voldoende ruimte te laten voor ontwikkeling en gebruik;

verzoekt de regering de belangen van de (internationale) zeevaart en defensie te allen tijde prominent te borgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (35 300-XII).

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dank u wel. Veel succes met de uitvoering van dit onderdeel van deze mooie begroting.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dijkstra. Ik zie dat namens de Partij voor de Dieren de heer Wassenberg aanschuift. De heer Wassenberg was tot voor kort lid van de commissie. Dat is hij niet meer. Ik moet de collega-leden dus formeel vragen of zij toestaan dat de heer Wassenberg mevrouw Van Esch vervangt. Ik constateer dat dat inderdaad het geval is. Ik heet de heer Van Wassenberg van harte welkom. Hij kan straks de tweede termijn voor de Partij voor de Dieren doen. Hartelijk dank, meneer Dijkstra, voor uw inbreng. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bromet, voor haar tweede termijn namens GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Dank aan de Minister voor de antwoorden, in het bijzonder voor haar toezegging om werk te gaan maken van de voorlichting over lood in de drinkwaterleiding. Ik denk dat het goed is dat ze dat zo serieus neemt. Ik ben het ook niet helemaal eens met de SP, die zegt dat de Minister de urgentie niet heeft. Maar goed, zet ’m op, zou ik zeggen.

Over het tweede punt ben ik iets minder tevreden. Dat betreft de verontreiniging van het drinkwater in Noordoost-Twente en de 220 miljoen liter chemisch afvalwater. Ik zou de Minister willen verzoeken om daar toch even in te duiken en de onrust bij de bewoners daar weg te nemen.

Ik ben er ook teleurgesteld over dat de Minister niet weet hoe het staat met de nationale aanpak van het veenweidegebied. Ik ben benieuwd wat er in de schriftelijke reactie daarover terugkomt. Ik vind het ook jammer dat de Minister niet weet wanneer die schriftelijke reactie komt en ook niet wie de coördinerend Minister daarvan wordt. Dat is alweer een jaar geleden gevraagd. Daarvan zou ik dus zeggen: zet een tandje bij, een heleboel tandjes.

Ik heb twee moties. De eerste gaat over Holwerd aan Zee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Programmatische Aanpak Grote Wateren tweede tranche zich richt op het structureel ecologisch herstel van de grote wateren en dat het project Holwerd aan Zee een belangrijke bijdrage hieraan levert;

constaterende dat de financiering van Holwerd aan Zee voor een substantieel deel uit de regio en particulier geld is gedekt maar nog niet geheel is gerealiseerd;

verzoekt de regering het project Holwerd aan Zee op te nemen in de tweede tranche van de Programmatische Aanpak Grote Wateren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (35 300-XII).

Naast zijn steun heeft de heer Geurts ook nog een vraag.

De heer Geurts (CDA):

Ja, die steun horen we hier volgens het Reglement van Orde te verlenen. Ik ben op zich ook best wel fan van Holwerd aan Zee, maar ik heb de vraag aan de fractie van GroenLinks of er ook nog een amendement bij komt voor de dekking.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik heb zitten twijfelen tussen een amendement en een motie. Ik heb er nu voor gekozen om het in een motie te doen, omdat de tweede tranche nog niet belegd is. Ik kijk dus uit naar de reactie van de Minister. Als die niet naar wens is, kan ik altijd nog met een amendement komen.

De tweede motie heeft de poëtische titel «Pompen of verhuizen».

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de grote stijging van de zeespiegel nog moet komen en deze ook bij een succesvol klimaatbeleid nog decennialang zal doorzetten;

overwegende dat de bodem in Nederland op dit moment veel harder daalt dan dat de zeespiegel stijgt en dat meer pompen leidt tot nog meer daling van de bodem;

overwegende dat het huidige klimaat- en klimaatadaptatiebeleid zich richt op de periode tot 2050 en er dus geen scenario's en beleid zijn voor na 2050;

verzoekt de regering om scenario's te maken waarin investeringen in de Randstad worden afgewogen tegen de risico's van al dan niet gedeeltelijke verhuizing naar hoger gelegen gronden voor de periode 2050–2150,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (35 300-XII).

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan geef ik nu het woord aan de heer Geurts namens het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter, voor uw leiding en dank aan de Minister voor de beantwoording en voor de ondersteuning daarbij. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op de hoge zandgronden van Nederland voor het tweede jaar op rij sprake is van langdurige droogte;

overwegende dat een nieuwe aanpak nodig is ten aanzien van het verhogen van de grondwaterstand, met name in winter en voorjaar, hetgeen vraagt om een nieuwe balans tussen het voorkomen van wateroverlast, het vertragen van de waterafvoer, het vasthouden van het water in de bodem bovenstrooms door de grondeigenaren en een passend gebruik van de ruimte;

overwegende dat het gaat om een complexe materie waardoor het van belang is te starten in gebieden zoals Twente en de Achterhoek met een structurele aanpak door decentrale overheden, ondernemers en terreinbeheerders met ondersteuning door het Rijk, waar strategieën en ervaringen worden ontwikkeld voor andere delen van het land;

verzoekt de regering om in overleg te treden met de provincies en waterschappen in Rijn-Oost om de mogelijkheid van pilots te verkennen in de Achterhoek en Twente, en de Kamer binnen drie maanden over de voortgang te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Schonis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (35 300-XII).

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, nog één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de omvang van uitgesteld en achterstallig onderhoud van het hoofdwatersysteem het afgelopen jaar opnieuw is toegenomen;

overwegende dat het beschikbare budget voor beheer, onderhoud en vervanging verlaagd is en er vanaf 2022 een jaarlijks tekort wordt verwacht voor beheer en onderhoud van watersystemen;

verzoekt de regering in de komende begroting en/of Voorjaarsnota de geconstateerde achterstanden in te lopen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (35 300-XII).

Dank u wel, meneer Geurts. Ik geef nu het woord aan de heer Laçin van de SP.

De heer Laçin (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. In mijn inbreng heb ik centraal gesteld dat in de komende jaren, vooral volgend jaar, veel gesprekken zullen plaatsvinden met het oog op nieuwe akkoorden met betrekking tot waterkwaliteit en waterveiligheid. Ik vind, of – laat ik dat voorop stellen – de SP vindt, dat de Minister daarin wel de regie moet pakken en de verschillende tafels, de verschillende akkoorden, de verschillende afspraken aan elkaar moet koppelen, zodat we niet allemaal verschillende, losstaande afspraken krijgen maar er één duidelijk nationaal beleid is, waarmee het bevoegd gezag dan aan de slag gaat. Ik heb de Minister daar niet heel duidelijk over gehoord. Ik hoop dat ze daar straks bij de beantwoording nog wel op kan terugkomen en aangeeft of zij haar rol ook zo ziet.

Ik heb nog een aantal moties. Ik had nog een motie in gedachten over pfas en drinkwatergebieden. Die ga ik nu niet indienen, omdat we daarover nog geïnformeerd worden. Dan kijk ik daar nog naar.

Ik ga wel een motie indienen over de loden leidingen. In tegenstelling tot mevrouw Bromet van GroenLinks ben ik niet zo tevreden met de mate van urgentie die de Minister aangeeft. Ik ga in gesprek met mijn collega's. Is het niet urgent genoeg als het RIVM stelt dat tienduizenden kinderen en duizenden zwangere vrouwen gevaar lopen? Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog 100.00 tot 200.000 huishoudens zijn waar loden leidingen aanwezig zijn;

constaterende dat de Gezondheidsraad heeft vastgesteld dat de bewoners van deze woningen en dan met name kinderen verhoogd risico lopen, onder andere op een lager IQ en chronische aandoeningen;

overwegende dat uit de reactie van het kabinet onvoldoende urgentie spreekt;

van mening dat de overheid ervoor moet instaan dat water uit de kraan voor iedereen in Nederland veilig is;

verzoekt de regering uiterlijk het eerste kwartaal van 2020 met een concreet plan van aanpak te komen hoe deze leidingen zo snel mogelijk te vervangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (35 300-XII).

De heer Laçin (SP):

Mijn tweede motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het komend jaar de plannen worden gemaakt voor de laatste zes jaar van de Kaderrichtlijn Water;

overwegende dat er nog een flinke inspanning nodig is om de doelen te halen;

van mening dat de aanpak van bedreigingen als chemische stoffen, medicijnresten, microplastics en de invloed van klimaatverandering hierbij van essentieel belang is;

verzoekt de regering in de plannen voor de Kaderrichtlijn Water concrete maatregelen voor het aanpakken van bedreigingen voor ons drinkwater op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66 (35 300-XII).

De heer Laçin (SP):

Tot slot, voorzitter. Ik vroeg, zoals ook de heer Geurts, naar de afspraken met buurlanden over de beschikbaarheid van zoetwater. De Minister zei daarover: «Daar praten we over. Er zijn afspraken, maar die worden niet altijd even goed nagekomen. Daar moeten we ons best voor doen.» Vandaar toch een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat extreme weersomstandigheden de beschikbaarheid van zoetwater aantasten;

overwegende dat dit probleem ook in onze buurlanden speelt;

overwegende dat buurlanden hun buffers kunnen vergroten waardoor minder water stroomt naar onze drinkwatergebieden;

overwegende dat bestaande afspraken die de beschikbaarheid moeten garanderen door onze buurlanden niet altijd worden nageleefd;

verzoekt de regering om afspraken met buurlanden te maken over beschikbaarheid van zoetwater bij extreme weersomstandigheden en handhaving van huidige afspraken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67 (35 300-XII).

De heer Laçin (SP):

Daar laat ik het bij, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Laçin. Ik verzoek de heer Geurts om het voorzitterschap even waar te nemen, zodat ik een motie kan indienen.

Voorzitter: Geurts

De voorzitter:

Hierbij geef ik het woord aan de heer Schonis namens de D66-fractie.

De heer Schonis (D66):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Allereerst dank ik de Minister voor alle antwoorden. Ook ik ben op twee punten niet heel erg tevreden, dus daarover zal ik zo een motie indienen.

Ik heb nog wel één vraag, over het riviermanagement. Ik heb heel specifiek gevraagd naar de betrokkenheid van bijvoorbeeld WNF en Schuttevaer. Die zijn al langere tijd hiermee bezig, al voordat integraal riviermanagement een eigen item werd bij het ministerie. Ik heb gevraagd op welke manier zij meer actief betrokken kunnen worden bij deze problematiek.

Dat is de ene vraag. De tweede vraag is: wanneer gaan we concreet projecten uitvoeren om de rivierbeddingproblematiek aan te pakken? Daar heb ik de Minister namelijk nog niet heel veel over horen zeggen.

De twee moties die ik indien, hebben enerzijds betrekking op de Kaderrichtlijn Water en anderzijds op het Waddenfonds. Ik begin met de Kaderrichtlijn Water.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de waterkwaliteit in Nederland nog niet voldoet aan de doelen uit de Kaderrichtlijn Water;

overwegende dat de doelen van de Kaderrichtlijn Water in 2027 behaald moeten zijn;

overwegende dat de doelen alleen bereikt kunnen worden wanneer de waterplannen van alle betrokken overheden goed op elkaar zijn afgestemd;

overwegende dat het noodzakelijk is om hierop goede regie te voeren;

verzoekt de regering om voor het voeren van een goede regie op het behalen van de doelen uit de Kaderrichtlijn Water in 2027 een plan van aanpak op te stellen en dit uiterlijk in het vierde kwartaal van 2020 de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schonis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68 (35 300-XII).

Ik zie dat mevrouw Brenk van de 50PLUS-fractie de heer Schonis wil interrumperen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik wil even vragen wat de heer Schonis beoogt, want misschien bedoelen we hetzelfde. Ik heb aan de Minister gevraagd of zij regie wilde nemen omdat we zoveel verschillende plannen en gebiedsplannen hebben. De gemeenten, de provincies, de waterschappen en allerlei gremia hebben plannen en volgens mij kan er maar één de regie nemen en dat is de Minister. Vraagt D66 dan nu om een alles overkoepelend plan, om nog een apart plan naast het Nationaal Waterplan, naast de stroomgebiedbeheerplannen? Wat is exact het doel van de motie?

De heer Schonis (D66):

Het doel van de motie is niet om een nieuw plan naast al die andere plannen te zetten. Het doel is dat de Minister duidelijk maakt hoe de plannen van al die overheden op elkaar worden afgestemd onder regie van de Minister. Dat hoeft niet in een plan; dat kan bijvoorbeeld gewoon in een brief waarin ze de procesafspraken goed vastlegt. Het is dus meer een procesafspraak. Ik vraag zeker geen nieuw plan. Ik hoop dat we dan hetzelfde bedoelen, mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Absoluut, absoluut. Heel fijn. Dank u wel.

De voorzitter:

Vervolgt u met het indienen van moties, meneer Schonis.

De heer Schonis (D66):

Ja. Ik heb nog een motie over het Waddenfonds. Dat zal niet verrassen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Waddenfonds in eerste instantie is opgezet ter versterking van de natuurwaarden in het deel van het Waddengebied waar naar gas wordt geboord;

constaterende dat recent uit berichten uit de media is gebleken dat geld uit het Waddenfonds ook is gebruikt voor projecten die geen betrekking hebben op het versterken van de natuur en de ecologie in het Waddengebied;

overwegende dat nog ruim 200 miljoen euro resteert in het Waddenfonds;

verzoekt de regering om met de betrokken partijen tot striktere afspraken te komen over het besteden van het resterende geld in het Waddenfonds, waarbij het oorspronkelijke doel ervan, het versterken van de natuurwaarden in het Waddengebied, het uitgangspunt moet zijn voor de bestedingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schonis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69 (35 300-XII).

Ik geef het voorzitterschap weer aan de heer Schonis.

Voorzitter: Schonis

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Geurts, voor het waarnemen van het voorzitterschap.

We zijn aangekomen bij de tweede termijn van de heer Moorlag van de PvdA.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. We kunnen tevreden zijn met de uitkomst van dit debat, maar eigenlijk meer nog met de staat van ons waterbeheer en onze waterkwaliteit. Ik wil deze tweede termijn beginnen met te zeggen dat we daar trots op kunnen zijn. Ik vind dat we het in Nederland heel goed voor elkaar hebben. Als je de vraag stelt of het glas halfvol is of half leeg, dan zeg ik dat het zeker meer dan halfvol is. Ik heb wel nog wat zorgen over de kwaliteit van het water dat in dat meer dan halfvolle glas zit. En dan heb ik het over het drinkwater. Dat vind ik wel van vitale betekenis voor onze samenleving. Ik heb ook zorgen uitgesproken over het halen van de Kaderrichtlijn Water. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de doelen van de KRW nog niet binnen bereik zijn en binnenkort de plannen voor de periode 2022–2027 worden gemaakt;

overwegende dat de kwaliteit van het grondwater en oppervlaktewater als bronnen voor drinkwater onder toenemende druk staat en concrete maatregelen nodig zijn;

overwegende dat de gebiedsdossiers drinkwater leidraad zijn voor de doelen en de maatregelen om de drinkwaterwinning duurzaam veilig te stellen;

verzoekt de regering in de KRW-planperiode 2022–2027 prioriteit te geven aan de verbetering van de kwaliteit van drinkwaterbronnen, op basis van de gebiedsdossiers drinkwater,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70 (35 300-XII).

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Mijn tweede motie ziet op het versnellen van de noodzakelijke investeringen. Ik hecht er daarbij aan om met nadruk te zeggen dat ik dan spreek over voorfinanciering. Ik wil dus plannen die we zeker gaan uitvoeren, versnellen. Of doe extra investeringen, waarvoor er mogelijk ruimte komt in het kader van een fonds om de economische structuur te versterken. In die context moet de volgende motie worden gezien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de hoogwaterbescherming en verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater omvangrijke investeringen vergt;

overwegende dat zowel de staat van de overheidsfinanciën als de kapitaalmarkt uitermate gunstig zijn en de kans bieden op doelmatige wijze overheidsinvesteringen te doen;

verzoekt de regering tezamen met de medeoverheden de investeringen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma en ter uitvoering van de Kaderrichtlijn Water te versnellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71 (35 300-XII).

Dan dank ik de heer Moorlag voor zijn bijdrage in tweede termijn.

De heer Moorlag (PvdA):

Heb ik nog een paar seconden, voorzitter?

De voorzitter:

U heeft zelfs nog een paar minuten als het moet, maar u heeft slechts een paar seconden nodig.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik wil nog wel afsluiten met een vraag of opmerking over de geborgde zetels. Ik ben blij met de toezegging van de Minister. Ze zei: ik ben bereid om het advies van de commissie-Remkes nadrukkelijk onder de aandacht te brengen bij de commissie die ingesteld wordt. Maar bij de geborgde zetels is het naar mijn smaak wel zo dat het een afwijkende constructie is in onze democratie. We borgen namelijk, althans dat was het oogmerk, dat een bepaald belang in voldoende mate gerepresenteerd wordt. De vraag is dan wel of we kunnen stellen dat de agrarische sector, maar ook de natuur en de ondernemers, via de gangbare verkiezingen in onvoldoende mate gerepresenteerd worden. Ik heb namelijk het idee dat het natuurbelang, via Water Natuurlijk, gewoon heel goed geborgd is. Dat is dus goed geborgd via het normale lijstenstelsel, en niet via de geborgde zetel. Ik heb het idee dat de agrarische sector via de normale lijst ook goed gerepresenteerd is. Dat zou naar mijn smaak toch een beetje de toetssteen moeten zijn voor die commissie. De vraag van mij aan de Minister is: deelt zij die zienswijze?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Moorlag. Ik ben benieuwd naar het antwoord.

Meneer Wassenberg, u heeft – schrik niet – 1,5 minuut over. Ik ben benieuwd of u dat gaat redden, maar succes!

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter, ik heb 1,5 minuut en drie moties, dus een snelle rekensom leert dat dat slechts 30 seconden per motie is. Daarom steek ik snel van wal.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de doelstelling van het Waddenfonds is om de natuur in het Waddengebied te beschermen en de economie ter plaatse te versterken, volgens een fiftyfiftyverdeling van het geld tussen natuur en economie;

constaterende dat er honderden miljoenen euro's zijn verdwenen uit het Waddenfonds zonder dat de natuur er aantoonbaar op vooruit is gegaan, maar dat wel tientallen economische projecten gefinancierd zijn;

verzoekt de regering om het resterende bedrag in het Waddenfonds te oormerken voor projecten met een strikte natuurbescherming- en/of natuurhersteldoelstelling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72 (35 300-XII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat honderden miljoenen euro's zijn verdwenen uit het Waddenfonds zonder dat duidelijk is wat de effecten zijn;

constaterende dat er ondanks verschillende aanmaningen nog altijd geen werkend monitorings- en evaluatiesysteem is;

verzoekt de regering zo snel mogelijk een tussentijdse evaluatie door een onafhankelijke partij te organiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73 (35 300-XII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Verenigd Koninkrijk voornemens is om Shell toe te staan drie van zijn afgedankte boorplatforms in de Noordzee te laten staan;

constaterende dat daarmee 11.000 ton chemicaliën en olie in de natuur achterblijft;

van mening dat Shell zijn eigen rommel moet opruimen;

verzoekt de regering om internationaal alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat er geen afgedankte boorplatforms op zee achterblijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74 (35 300-XII).

De heer Wassenberg (PvdD):

Nog een laatste woord, voorzitter. Ik heb van de Minister gehoord dat de beantwoording van de schriftelijke vragen over het Waddenfonds nog even op zich laat wachten. Ik heb toch besloten om moties in te dienen. Afhankelijk van het antwoord van de Minister kan ik ze natuurlijk aanhouden. En als dadelijk de definitieve antwoorden er zijn, zou ik eventueel zelfs kunnen besluiten, als het nodig is en als het kan, om ze helemaal in te trekken. Dat is dus de reden waarom ik ze wel heb ingediend, ondanks het feit dat de vragen nog niet beantwoord zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Wassenberg, het is u op 4 seconden en 2 microseconden na gelukt.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat is toch netjes, voorzitter.

De voorzitter:

Dat is echt fantastisch. Waarvoor dank!

Mevrouw Van Brenk, u moet uw gymschoenen echt aantrekken, want u heeft in tweede termijn een halve minuut.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Ik heb drie moties. Ik ga een poging doen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Unie van Waterschappen de aanpassing van het belastingstelsel vorig jaar heeft ingetrokken wegens gebrek aan draagvlak;

overwegende dat de Unie van Waterschappen de aanpassing van het belastingstelsel nu weer op de agenda heeft gezet;

overwegende dat het eindrapport van de CAB en het daarop gebaseerde voorstel van het Uniebestuur van medio 2018 goede aanzetten bevat voor een nieuw belastingstelsel, dat recht doet aan de conclusies van het OESO-rapport van 2014;

overwegende dat het noodzakelijk is ook draagvlak te vinden bij belanghebbenden die eerder niet betrokken waren, bijvoorbeeld in de vorm van een klankbord met politieke partijen die niet vallen onder de geborgde zetels en burgerbelangenorganisaties, zoals de Consumentenbond, Vereniging Eigen Huis en woningcorporaties;

verzoekt de Minister geen voorstel in behandeling te nemen van de Unie van Waterschappen als niet vooraf duidelijk is dat er een breed draagvlak en brede betrokkenheid en inspraak zijn geweest bij het uiteindelijke voorstel voor de aanpassing van het belastingstelsel waterschappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75 (35 300-XII).

Mevrouw Van Brenk, uw tijd is ruim op.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dan laat ik die andere twee gewoon zitten.

De voorzitter:

Prima, hartstikke goed. Ik hoor de Minister zeggen: voor de volgende keer. Ja, precies.

Ik dank de collega's voor hun inbreng. Ik kijk even naar de Minister. Kunnen we gelijk overgaan tot de beantwoording?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nee, ik moet echt even overleggen. Zullen we tot 16.30 uur of zo schorsen?

De voorzitter:

Prima, tien minuten. Dan schors ik de vergadering tot 16.30 uur.

De vergadering wordt van 16.20 uur tot 16.36 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de Minister voor de beantwoording van de gestelde vragen en de appreciatie van de ingediende moties.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter. Dan zal ik eerst maar even beginnen met de paar vragen die gesteld zijn. Er is nog weer gevraagd naar het nationaal plan bodemdaling. Ik wil graag nog een keer bevestigen dat ik, samen met de Ministers van LNV en BZK de Kamer hierover nader zal informeren. Wanneer? Ik ben afhankelijk van die collega's, dus dat durf ik nu niet helemaal te zeggen, maar we doen ons best om het zo snel mogelijk te doen. Laat ik zeggen: uiterlijk in het eerste kwartaal van 2020.

Neemt de Minister de regie wel als het gaat over het verbinden van de programma's, de mijlpalen van de Kaderrichtlijn Water en de droogte? Dat vroeg de heer Laçin. Ja, ik ben zeker voornemens om die regierol op te pakken. Dat doen we bijvoorbeeld bij de afweging van de inzet van middelen binnen het Deltafonds. Dat doe ik binnen het Programmatische Aanpak Grote Wateren. Dat doe ik ook binnen het Integraal Riviermanagement, waar wij juist ook die verbindingen willen leggen. In relatie tot het Deltaprogramma verbinden we ook al die opgaven. Dus ik ben zeker van plan om die regierol goed te pakken.

De heer Schonis heeft een vraag gesteld over het Integraal Riviermanagement. Hoe zijn organisaties als Schuttevaer en het Wereldnatuurfonds erbij betrokken? Het participatieprogramma daarvan wordt nu opgezet. Het is een belangrijk onderdeel van het Integraal Riviermanagement. Dat plan wordt nu gemaakt. Schuttevaer en het Wereldnatuurfonds worden daar als belangrijke partners in betrokken.

U hebt ook gevraagd naar concrete projecten: wanneer gaat er nu iets lopen? De pilots ten aanzien van de harde laag bij Nijmegen kunnen elk moment van start gaan. In de tweede tranche van de Programmatische Aanpak Grote Wateren zitten ook rivierprojecten met een link naar het Integraal Riviermanagement. Dat geldt ook voor een aantal systeemmaatregelen voor Limburg, waarover we hopelijk in het komende bestuurlijk overleg afspraken kunnen maken. Dan zal ik u daar uiteraard in de brief voor het notaoverleg MIRT over informeren.

De heer Moorlag heeft nog een keer een cri de coeur laten horen over de geborgde zetels. Hij vroeg of ik toch bereid ben na te gaan hoe die borging van de inbreng van landbouw- en natuurpartijen op een andere manier zou kunnen plaatsvinden. Dat is nou precies onderdeel van de opdracht aan de commissie. Daar wordt u over geïnformeerd, zoals ik u heb aangegeven; ik heb het dan over de commissiesamenstelling enzovoort. Zodra wij dat rond hebben, krijgt u dat te horen.

Voorzitter, dan kom ik bij de moties. De motie op stuk nr. 59 is van de hand van de heer Dijkstra en medeondertekend door een aantal andere leden. De motie verzoekt de regering om bij de besluitvorming over het Volkerak-Zoommeer op korte en lange termijn met prioriteit de zoetwatervoorziening te borgen. Die motie wil ik oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 59 krijgt oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 60 is ook van de heer Dijkstra. Daarin wordt de regering verzocht, de belangen van de zeevaart en defensie te borgen. Die kan ik ook oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 60 krijgt ook oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 61 is van de hand van mevrouw Bromet. Zij vraagt eigenlijk om 10 miljoen uit te trekken voor het project Holwerd aan Zee. Die motie moet ik ontraden, hoe sympathiek ik het project ook vind. Mijn collega van LNV en ik hebben samen besloten om 30 miljoen te reserveren voor de MIRT-verkenning naar het dijktraject Koehool-Lauwersmeer. We nemen daarin ook de watersystemen mee en de onderdelen die gericht zijn op de ecologie van het project Holwerd aan Zee. Daarbij wordt ook gekeken naar de mogelijke effecten op het vaargeulonderhoud voor de veerverbinding van Ameland die uit het project voortvloeien. Verder moeten we ook rekening houden met de wettelijke kaders van de Waterwet. En nogmaals, waar het binnen mijn portefeuille valt, draag ik bij, en hetzelfde geldt voor de collega van LNV. Maar dit gaat te ver.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik ben toch wel teleurgesteld. Stel je voor je bent supermarkteigenaar of akkerbouwer en je gaat met z'n allen een project verzinnen. Je komt vervolgens heel ver, want je krijgt ontzettend veel middelen uit private gelden. Maar toch moet het laatste zetje van de overheid komen. En dan worden er een soort rookgordijnen opgetrokken over vaargeulen, ook al liggen er onderzoeken dat het juist een positief effect heeft op de vaargeul. Er wordt gezegd dat het niet precies aan de voorwaarden voldoet, omdat er ook een economisch aspect aan zit. Ik zou zeggen: het is juist zo waardevol als er initiatieven vanuit de samenleving komen en als die goed in elkaar zitten, moet je die ook belonen. Maar ik geef nog niet op!

De voorzitter:

De motie is ontraden. De vraag is dan of u de motie aanhoudt of...

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Nee, hoor!

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik kan alleen maar herhalen dat ik het ook een heel sympathiek project vind. Maar ik ben gebonden om binnen mijn financieringsstromen de criteria toe te passen die daarvoor gelden.

De motie op stuk nr. 62 van de hand van mevrouw Bromet vraagt om scenario's voor de Randstad. Investeren of terugtrekken? Die motie wil ik ook ontraden, want het programma voor de zeespiegelstijging bekijkt de periode 2050–2150. Er worden meerdere scenario's onderzocht en de nadruk ligt daarbij op het verkleinen van de bandbreedte van de onzekerheid. Er worden scenario's bekeken om onder andere zeewaarts of landwaarts te verdedigen, maar het is zeer onwaarschijnlijk dat dit al op deze termijn voor de Randstad gaat spelen. Het is op dit moment dus veel te specifiek en om die reden ontraad ik deze.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 62 wordt ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 63 van de hand van de heer Geurts verzoekt de regering om in overleg te treden met provincies en waterschappen in Rijn-Oost om de mogelijkheid van pilots in de Achterhoek en Twente te verkennen. Ik wil u, meneer Geurts, om enige clementie vragen, want u zegt: binnen drie maanden over de voortgang te informeren. Als we dat een beetje ruim mogen opvatten, dan zou ik deze oordeel kunnen geven. Maar ik moet natuurlijk wel met die partijen daadwerkelijk in gesprek kunnen gaan over die pilots. We doen ons best en ik zal u er uiteraard ook snel over informeren.

De heer Geurts (CDA):

Vier maanden!

De voorzitter:

Wie biedt meer?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Laten we zeggen: uiterlijk het eerste kwartaal 2020. Dan heb ik net een paar weken meer.

De heer Geurts (CDA):

Bij dezen.

De voorzitter:

Meneer Geurts, voor de helderheid. Gaat u de motie wijzigen of...?

De heer Geurts (CDA):

Nee, ik neem genoegen met de uitleg van de Minister. Die staat in het verslag en daarmee is het wat mij betreft afgedekt.

De voorzitter:

Prima. De Minister vervolgt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 64, ook van de hand van de heer Geurts. Die motie verzoekt de regering om in de komende begroting en/of Voorjaarsnota de geconstateerde achterstanden in te lopen. Ik zou de heer Geurts willen vragen om die motie aan te houden, omdat ik voor het eind van het jaar nog met nadere informatie kom over hoe snel we dingen naar voren kunnen halen en ik medio 2020 kom met informatie over de bredere budgetbehoeftes. Ik zou u daarom willen vragen om deze motie nog even aan te houden.

De heer Geurts (CDA):

Ik merk dat er iets in die chocolaatjes zit dat me mild maakt! Ik houd deze bij dezen aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor zijn motie (35 300-XII, nr. 64) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan trakteer ik, denk ik, de volgende keer weer op chocolaatjes.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 65 van de heer Laçin over het vervangen van loden leidingen. Die motie wil ik ontraden, want ik wil echt eerst even de tijd nemen om met de verantwoordelijke collega-Ministers gezamenlijk te kijken wat voor acties er nodig zijn. Wat u ook zou kunnen doen, is de motie aanhouden tot wij een gezamenlijke reactie hebben gegeven. Anders moet ik haar ontraden.

De heer Laçin (SP):

Ik begrijp het. Ik begrijp ook dat de Minister in gesprek moet. Dat heb ik ook in mijn inbreng naar voren gebracht. Daarom heb ik haar in de motie ook bewust gevraagd om in het eerste kwartaal van 2020 met een plan van aanpak te komen. Dat is over een maand of vijf en ik denk dat dat ruim voldoende tijd is voor de Minister om met haar collega's in gesprek te gaan en ook met een aanpak te komen. Ik vind dit namelijk dringend genoeg om binnen vijf maanden met een plan van aanpak te komen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Er stond ook iets over subsidies, en dat gaat toch echt over het beleidsterrein van een collega. Daarom durf ik daar ook niet zomaar op te antwoorden.

De voorzitter:

Dus u ontraadt de motie. Meneer Laçin, houdt u de motie aan?

De heer Laçin (SP):

Nee, voorzitter. Om terug te komen op wat de Minister nu zegt: in de motie staat niets over subsidie. Dat heb ik in mijn inbreng gezegd, maar ik wil gewoon een concreet plan van aanpak, algeheel, om dit probleem aan te pakken. Er staat in de motie niks over subsidie. Dat wilde ik wel even rechtzetten, omdat het er gewoon niet in staat.

Ik zie trouwens wel dat er een fout in de motie staat. Er staat 10.000 en dat moet natuurlijk 100.000 zijn. Dat is een fout van mijn kant.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nogmaals, ik doe de Kamer echt het aanbod – dat heb ik al gedaan – dat ik zo snel mogelijk met de collega's hierover in gesprek ga. Dan informeer ik de Kamer ook wat wij voor acties noodzakelijk vinden. Als de heer Laçin dát als een plan van aanpak ziet, dan is het goed, maar het gaat erom dat wij eerst met elkaar in gesprek moeten over wat wij denken dat nodig, nuttig en haalbaar is.

De voorzitter:

Prima, de motie op stuk nr. 65 wordt ontraden. We gaan door naar de motie-Laçin op stuk nr. 66.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 66 gaat over de Kaderrichtlijn Water en concrete plannen voor de bescherming van drinkwater. In de stroomgebiedsbeheerplannen en in de gebiedsdossiers komen die concrete plannen al naar voren. Ik heb ook in de richting van mevrouw Van Brenk en de heer Moorlag al toegezegd dat we die als basis nemen. Het antwoord daarop was ja. Daarom is deze motie overbodig en ontraad ik haar.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 66 wordt ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 67 van de hand van de heer Laçin. Die verzoekt de regering om afspraken met buurlanden te maken over de beschikbaarheid van zoetwater bij extreme weersomstandigheden en om handhaving van de huidige afspraken. Ik zou aan hem willen vragen om die motie aan te houden, want die afspraken lopen op dit moment en ik zal de Kamer daarover informeren.

De heer Laçin (SP):

Deze motie houd ik aan, voorzitter.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Schonis stel ik voor zijn motie (35 300-XII, nr. 68) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 68 van de hand van de heer Schonis gaat ook over de Kaderrichtlijn Water, over de regie op de plannen, uiterlijk in het vierde kwartaal. Als ik de heer Schonis goed verstaan heb dat hij de genoemde stroomgebiedsbeheerplannen ook als zodanig ziet, dan kan ik deze motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Die vraag kan ik bevestigend beantwoorden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan krijgt die oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 68 krijgt dus oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 69 van de heer Schonis verzoekt de regering om met de betrokken partijen tot striktere afspraken te komen over het besteden van het resterende geld in het Waddenfonds, waarbij het oorspronkelijke doel ervan – te weten het versterken van de natuurwaarden – het uitgangspunt moet zijn. Ik ga al die vragen over het Waddenfonds nog beantwoorden. Daarom zou ik hem willen vragen of hij die motie wil aanhouden tot hij die antwoorden heeft.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Schonis stel ik voor zijn motie (35 300-XII, nr. 69) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 70 van de hand van de heer Moorlag. Hij verzoekt de regering om in de Kaderrichtlijn Water planperiode 2022–2027 prioriteit te geven aan de verbetering van de kwaliteit van drinkwaterbronnen, op basis van die gebiedsdossiers. Daar zijn ze weer. Die motie kan ik oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Motie op stuk nr. 70 oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 71, ook van de hand van de heer Moorlag, verzoekt de regering tezamen met medeoverheden de investeringen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma en ter uitvoering van de Kaderrichtlijn Water te versnellen. Die motie ontraad ik, want het Hoogwaterbeschermingsprogramma betreft een voortrollend programma tot 2050. Het gaat om projecten die een lange voorbereidingstijd vragen. Bovendien wordt het Hoogwaterbeschermingsprogramma gefinancierd door het Rijk en de waterschappen gezamenlijk, fiftyfifty. Het openbreken van bestuurlijke afspraken daarover is dus lastig. Maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water moeten uiterlijk in 2027 uitgevoerd zijn. Wij zetten alles op alles om die maatregelen zo snel mogelijk uitgevoerd te krijgen. Ik heb de heer Moorlag goed verstaan. Ik zal de mogelijkheden van een eventueel groeifonds graag benutten als die zich voordoen. Maar verder ontraad ik de motie, want bijvoorbeeld voorfinanciering door de waterschappen zou nu ook al kunnen.

De voorzitter:

De motie op stuk 71 wordt ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan de motie op stuk nr. 72 van de hand van de heer Wassenberg. Het zal hem niet verbazen dat ik hem vraag om deze motie, die vraagt om het resterende bedrag in het Waddenfonds te oormerken, aan te houden tot de vragen daarover beantwoord zijn.

De heer Wassenberg (PvdD):

Daar had ik al op voorgesorteerd. Ik houd de motie op stuk nr. 72 aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor zijn motie (35 300-XII, nr. 72) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb hetzelfde verzoek aan de heer Wassenberg over de motie op stuk nr. 73, die de regering verzoekt zo snel mogelijk een tussentijdse evaluatie door een onafhankelijke partij te organiseren. Ik memoreer maar even dat het echt gaat om iets wat naar de provincie is gedecentraliseerd. We gaan alles goed voor u op een rijtje zetten in de beantwoording. Ik vraag u om ook deze motie tot die tijd aan te houden.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat doe ik dan ook.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor zijn motie (35 300-XII, nr. 73) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 74, die de regering verzoekt om internationaal alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat er geen afgedankte boorplatforms op zee achterblijven. Ik wil deze motie ontraden, want dat doen we namelijk al. We hebben ons echt ingespannen, ook in het kader van OSPAR. We hebben als Nederland ons eigen bezwaar extra kracht bij gezet met onafhankelijk onderzoek vanuit Denemarken en niet alleen maar gezegd dat we aansluiten bij Duitsland. We doen het zeker. Om die reden ontraad ik deze motie, want die is echt niet nodig.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 74 wordt daarmee ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Tot slot de motie op stuk nr. 75 van de hand van mevrouw Van Brenk, die de Minister verzoekt geen voorstel in behandeling te nemen van de Unie van Waterschappen als niet vooraf duidelijk is dat er een breed draagvlak en brede betrokkenheid en inspraak is geweest bij het uiteindelijke voorstel voor de aanpassing van het belastingstelsel Waterschappen. Deze motie kan ik oordeel Kamer geven.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Prima. De motie op stuk nr. 75 krijgt oordeel Kamer. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de tweede termijn van de Minister.

Ik rond af met de toezeggingen die de Minister heeft gedaan.

  • Een. De Kamer zal voor het notaoverleg MIRT – dat zal uiterlijk 22 november zijn – een brief ontvangen waarin de gevolgen van pfas voor de individuele projecten uiteen worden gezet. Dat is een brief die is gevraagd namens de hele commissie.

  • Twee. De Kamer zal voor het notaoverleg MIRT een brief ontvangen over de versnelling van beheer en onderhoud van het hele watersysteem, op verzoek van de heer Geurts.

  • Drie. Op verzoek van het lid Moorlag zal de Minister de Kamer een appreciatie doen toekomen over het rapport van het Rathenau Instituut.

  • Vier. Naar verwachting zal de Kamer in het eerste kwartaal van 2020 worden geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de lozingsvergunningen, naar aanleiding van een verzoek van mevrouw Van Brenk.

  • Vijf. De Kamer zal worden geïnformeerd hoe huiseigenaren kunnen worden gefaciliteerd met betrekking tot het vervangen van loden leidingen in hun huis en de drinkwaterkwaliteit. Hierbij zal worden ingegaan op de thuistest.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het is iets breder. Ik heb toegezegd dat ik met de collega's in overleg ga over wat er allemaal nodig is in het kader van de loden leidingen en niet alleen over het faciliteren van huiseigenaren. Dat is juist specifiek het terrein van de collega van BZK. Het is wat breder dan dat: hoe moeten we omgaan met en wat is er nodig in het kader van de problematiek van de loden leidingen? Als u het zo wilt formuleren, dan klopt het weer.

De voorzitter:

Dan doen we dat. Dan is natuurlijk nog de vraag wanneer wij als commissie een reactie daarop kunnen krijgen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat moet ik echt even met de collega's afstemmen. Ik deel het gevoel van urgentie, dus we gaan dat echt zo snel mogelijk proberen.

De voorzitter:

Prima.

  • Zes. De Minister zal de beantwoording van de Minister van EZK met betrekking tot lekkage van de 220 miljoen liter chemisch-afvalwater bezien en naar aanleiding hiervan de Kamer schriftelijk informeren over de openstaande vragen van de leden Laçin en Bromet over dit onderwerp.

  • Zeven. Alle vragen die tijdens het WGO Water zijn gesteld met betrekking tot het Waddenfonds en de besteding van de gelden van het Waddenfonds worden schriftelijk samen met tevens gestelde schriftelijke vragen van de leden Wassenberg en De Groot door de Ministers van IenW en LNV gezamenlijk beantwoord.

  • Acht. De Kamer zal schriftelijk worden geïnformeerd over de motie-Bromet over het subdeel. Dat gaat over de sociaaleconomische gevolgen van veendaling. Dat is de motie-Geurts. Dat zou gebeuren in het eerste kwartaal van volgend jaar.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Daar hadden wij de afspraak: drie, vier, vierenhalve maand.

De voorzitter:

Prima. Dat is die. Ik zie meneer Geurts knikken, dus dan komt het vast goed.

  • Negen. De Kamer zal in het tweede kwartaal van 2020 worden geïnformeerd over de voortgang van de cybersecurity bij het Ministerie van IenW naar aanleiding van een vraag van mevrouw Van Brenk.

  • Tien. De Minister zal de Kamer vóór het notaoverleg MIRT over de pilotprojecten in de tweede tranche van het Programma Grote Wateren informeren.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Kunt u die nog even herhalen?

De voorzitter:

De Minister zal de Kamer vóór het notaoverleg MIRT over de pilotprojecten... O, dat was in het kader van Integraal Riviermanagement.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

O, Integraal Riviermanagement. Dan klopt het. Ja.

De voorzitter:

Oké, die klopt ook. Die is ook genoteerd.

Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van dit wetgevingsoverleg. Ik dank de Minister en de ambtelijke staf voor de beantwoording van de vragen en uiteraard voor hun komst. Ik dank ook de Kamerleden voor hun komst.

Sluiting 16.56 uur.